Graszaadteelt <n .Sun balm ROTWnA Bertus Laanve Voorzichtigheid bij gebruik van bestrijdingsmiddelen VOOR HET BETERE FOTOWERK Verwaarloos ze niet d!e Eheamatisehe Pijnen. Anders kant U straks niet meer op of neer ieuwó UIT DE KERKEN pJW^ihanden paaf én zacht I Bladz. 2 EILANDEN-NIEUWS" Dinsdag 22 januari 195 i')^ Bevinden we ons bij de bestrijding van ziekten en plagen in land- en tuinbouw- gewassen met steeds giftiger middelen op de goede weg Velen zijn van mening dat er op deze weg geen terug meer mo gelijk is, nu het biologisch evenwicht door noodzakelijke cultuurmaatregelen grondig is verbroken Hiertegenover gaan de laatste jaren stemmen op die menen te moeten waar schuwen tegen een voortgaan op deze weg. De ervaring leert dat niet ondanks, maar juist door de intensieve chemische bestrijding insecten populaties ontstaan, die resistent zijn tegen de toegepaste middelen. Gevreesd wordt dat de thans gevolgde weg zal doodlopen. Tegenover het aanpassingsvermogen van de insec ten zal de mens vroeger of later zijn verlies moeten erkennen. Tot de sterkste aanhangers van deze laatste opvatting behoort wel dr. Brie- jèr, directeur van de plantenziekten kun dige dienst te Wageningen. Dr. Briejèr heeft in september j.l. over dit onder werp een lezing gehouden voor de voor zitters van de colleges van consulenten voor de landbouw en de directeuren van de directie van de landbouw en deze le zing is gepubliceerd in „Mededelingen van de directeur van de tuinbouw" van december 1956. Wegens plaatsgebrek kunnen we niet de gehele lezing van dr. Briejèr overne men, doch wel willen we hier enkele pas sages vermelden. In 1943 begon men in Zweden een in tensieve campagne met D.D.T. tegen vliegen Drie jaar later was het al mis. Hetzelfde gebeurde in Denemarken en ongeveer 30 andere landen. Overal had men in het begin een verbazingwekkend succes. Er waren nagenoeg geen vlie gen meer, het probleem was opgelost. Toen het na enkele jaren heer wat minder goed ging, werd de schuld ge geven aan slechte D.D.T.nalatigheid van de uitvoerder, lage temperatuur en nog veel meer Niemand wil de geloven, dat de vligen resistent geworden waren. Maar omstreeks 1947 werden dr Briejèr in een laboratorium in Denemarken vlie gen getoond, die even rustig in D.D.T. rondliepen als primitieve tovenaars op gloeiende kolen. Wat is nu met deze vliegen gebeurd? Vrijwel hetzelfde als bij aardappelen en vele andere gewassen, waarmee wij krui sen en selecteren om tot een door ons gewenst resultaat te komen Wij probe ren daar door kruisen en terugkruisen zoveel mogelijk goede eigenschappen in één ras samen te brengen. Bij die vlie gen gebeurt dat ook, alleen zijn in dit geval de eigenschappen niet gunstig voor ons, maar wel voor de vliegen. De bestrijdingscampagnes waren zeer intensief en ze werden zowel tegen de larven gericht. Vrijwel geen enkele exemplaar kon aan de aanraking met D.D.T. ontkomen De opruiming was dan ook enorm. Spo radisch biven er nog wel een paar vlie- nen over, maar wie daarop let is een kniesoor. Dat waren natuurlijk dieren, die ondanks de zorgvuldige bestrijding niet met het gif in aanraking waren ge komen. Die zullen er ongetwijfeld óók wel bij zijn geweest, maar men zag een andere categorie over het hoofd, name lijk vliegen, die wel waren geraakt, maar die niet dood gingen: de resistente exemplaren. De overgebleven dieren be stonden dus uit twee soorten: niet ge raakte èn resistente. Het percentage re sistente individuen zal hoger zijn naar mate de bestrijding intensiever is. Dit is zeer belangrijk, want het betekent, dat de populatie des te sneller in de resis tente richting wordt gedrongen naarma te de bestrijding krachtigr wordt aan gepakt. Als er nog tamelijk veel niet- resistente exemplaren overblijven neemt het aantal resistenten de nakomehngen slechts langzaam toe. De bestrijding was echter zeer intensief en er bleef dus een select gezelschap van ressistente vliegen over. Zolang er nog genoeg niet-resistente Insekten van een bepaald soort voorko men, blijft de populatie nog wel hanteer baar. Als dit niet meer zo is, zullen we in vele gevallen vastlopen. Het advies aan de praktijk moet dus niet zijn: „spuit maar zoveel mogelijk", maar: spuit zo weinig mogelijk als je durft" Vooral in de tuinbouw heeft men de neiging het zekere maar voor het onze kere te nemen en er maar flink op los te spuiten. ,,Baat het niet, dan schaadt het toch niet". Maar het schaadt juist wel. Men dient dan ook wel zeer goed te overwegen of een bestrijding absoluut noodzakelijk is. In verband hiermede zal nog veel meer onderzoek gedaan moeten worden over de vraag of bepaalde insec ten of andere dieren schade doen en hoe groot die schade kan zijn. Daarbij dient in het oog te worden gehouden, dat het in bepaalde gevallen verstandiger kan zijn jaarlijks een lichte schade te aan vaarden in plaats van gedurende enige jaren geen schade te hebben en daarna vast te lopen. Het gaat hier om grondwetten van de levende natuur, waartegen de mens machteloos is. Al wat leeft, tracht zich te handhaven tegen de verdrukking in. Juist tengevolge van de verdrukking blijven de sterkste en meest geschikte individuen in leven Populaties, die niet onder voortdurende druk staan, ver zwakken en gaan in vele gevallen ten gronde. Evolutie is niet denkbaar zonder hetgeen we narigheid en ellende zouden kunnen noemen. Daarom is ook het grootste gevaar voor de mensheid niet zijn nood, maar zijn welvaart. De nood kan de mens wijzer maken len is hij door de nood van de resistente Begin morgen die bloedzuiverende Kru- schen-kuur, om zelf te ondervinden en al spoedig! hoeveel beter ge U voelt, naar lichaam en geest. Want ook Uw stemming heeft van Rheumatische Pijnen zo te leiden. Eigenlijk vergallen die pijnen Uw hele leven, belemmeren U in Uw doen en laten. En dat terwijl hulp voor 't grijpen ligt Neem toch Kruschen. De kleine dagelijkse dosis doet wonderen. Op Vvj hele gestel. op het gebied van de bestrijdingsmidde- al iets wijzer geworden. Het is te hopen, dat men ook in krin gen van land- en tuinbouw de gevaren zal gaan inzien en dat men minder lichtvaardig zal worden bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen. Het leven is een voor ons onbegrijpe lijk wonder, waar we altijd met eerbied tegenover moeten staan, zelfs als we het moeten gaan bestrijden. Feitelijk is de noodzaak om bestrijdingsmiddelen te gebruiken een bewijs van onmacht en onwetendheid. Onmacht om de natuur lijke processen zodanig te leiden en te beheersen, dat het gebruik van bruut geweld niet nodig is. Hier past beschei denheid en het is zeker niet gerecht vaardigd om hoog op het wetenschappe lijke paard te gaan zitten Bestrijdingsmiddelen mogien we pas gebruiken als vrij geen andere weg kun nen vinden en dan nog met de nodige voorzichtigheid. Onder dit hoofd schroeft J. Tolner In „De Nieuwe Veldbode" enige artikels, die wij met toestemming van de schrijver en gezien de belangstelling voor gra.s- zaadteelt op Plakkee, overnemen. De heer Tolner vangt als volgt aan: De teelt van graszaden op enigszins grotere schaal is in ons land nog van jonge datum. Zoals bij elke jonge teelt worden kinderziekten doorgemaakt en heersen er allerlei meningen. Het leek me daarom gewenst eens een en ander mee te delen over de waarde van deze teelt voor ons land, nu en in de toe komst, asmede over de belangen, die er bij laetrokken zijn. Deze belangen kunnen we verdelen in algemene belangen en in die van de handel, verbruiker en teler, welke eer ste drie natuurlijk ook weer deel uit maken van de algemene belangen, al thans ermee zijn verrezen. Wanneer we uitgaan van de belangen indeling, dan vinden we tevens gelegen heid de waarde van deze teelt aan te tonen. Algemene belangen. Onze handelsbalans. De graszaadteelt omvat hier momenteel ca 5000 ha. Ge zien de mogelijkheden, kan dit zeker uitgebreid worden tot 25.000 ha (ca 30 procent van de teelt in Europa) of wel ca 1/3 van ons huidige tarwe-areaal, dat onderhevig is aan de grillen van een overschottenmarkt. Dit zou een waarde vertegenwoordigen van 3060 min, gul den, vrijwel geheel voor export. Hierdoor vervalt de import van graszaad, terwijl er industriële en consumptieprodukten voor teruggenomen kunnen worden. Men zal mij wellicht tegenwerpen, dat de graszaadteelt voor een belangrijk deel, vooral voor het export-deel, een speculatieve teelt is. In de eerste plaats moeten we dan opmerken dat dit met de meeste andere landbouwprodukten ook het geval is In de tweede plaats blijkt, dat de graszaadprijzen, alhoewel ze scherp kun nen dalen en stijgen, gemiddeld op een goed niveau liggen, vooral wanneer men een goede soortkeuze maakt en zorgt voor kwaliteitszaad, zoals wij dat In ons land kennen. Zoals eigenlijk de gehele landbouw, moet men deze teelt niet voor één jaar bekijken, maar over een reeks van jaren en dan blijkt, dat deze „spe culatie" volkomen verantwoord is, zo wel voor ons land als voor de boer in dividueel. Dat bij een goede soortkeuze en goede teelttechniek de genoemde uit breiding verantwoord is, staat voor mij vast, al zal zij vrij geleidelijk moeten gebeuren, om onze plaats op de wereld markt volledig te kunnen veroveren. Gezien alleen al de grote waarde voor onze handelsbalans is het de moeite waard naar dit doel te streven. Tekort aan arbeidslonen Mede door te geringe beloningsmo- gelijkheid, alsook door de aard van het werk en de levensomstandigheden kampt een deel van de landbouw met een tekort aan arbeidskrachten. De in vloed van dit „tekort" wordt soms nog verhoogd door te geringe rationalisatie, e.v. mechanisatie (over oorzaken en „schuld" zullen we 't hier niet hebben). Gezien de huidige tendens en het stre ven naar vermindering der agrarische beroepsbevolking zal dit „tekort" nog groter worden. Om deze gang van za ken het hoofd te bieden, is het niet al leen nodig te mechaniseren (wat soms gaat boven de draagkracht van de boer) doch o.m. ook het bouw- en arbeidsplan te rationaliseren en wel zodanig, dat vele manuren uit het bedrijf worden weggenomen uit de herfst (granen en vooral hakvruchten) afgesneden en de arbeidsdieptepunten In junijuli ver hoogd worden. Graszaadteelt vraagt, bij een juiste keuze van soort en perceel, niet alleen weinig arbeidsuren (de helft van gra nen, 1/5 l/o van de hakvruehten, ruw gesteld), doch heeft bovendien de ar- beids- en oogsttop in juli, op een jaar uitzonderingen na zelfs eind juni, begin juli, de „slapste" tijd op de meeste ak kerbouwbedrijven. Deze teelt komt dus in hoge mate te gemoet aan de steeds geringer worden de agrarische betere arbeidsverdeling over het produktiejaar. Dat dit ook zeer gunstig werkt op de economie van het landbouwbedrijf, waarmen aldus met de vaste arbeids- kern meer zelf kan doen en dan ook nog vooral in de klimatologisch gunsti ge maand juli, behoeft geen nader be toog, en dit temeer niet, daar we hier te doen hebben met een rationalisatie welke geen aparte kapitaalsinvestering vraagt voor machines, gebouwen enz. een probleem bfl andere gewassen, waarover vele boeren zich zware zorgen maken nu het er met de financiën niet zo best voorstaat. Mechanisatie en gebouwen Vrijwel de gehele graszaadteelt is ge mechaniseerd uit te voeren en dat met d in het algemeen normaal op de be drijven aanwezige machines Deze me chanisatie doet dus geen aparte aanslag op onze handelsbalans, noch op die van de boer zelf. Aan de bedrijfsgebouwen worden door deze teelt geen bijzondere eisen gesteld. Het zaad wordt meestal direct van het land gedorsen en bij de handel verder verwerkt en tijdelijk opgeslagen Dit b.v. in sterke tegenstelling met de, evenzeer speculatieve, aardappel- teelt met zijn moderne machines en be waarplaatsen, welke buitengewoon zwa re lasten op de bedrijven leggen, het geen economisch levensgevaarlijk kan zijn en hetgeen een teelt noodgedwon gen kan bestendigen op een omvang, welke uit economisch en rationalisatie oogpunt voor het bedrijf niet meer ver antwoord is en voor de landseconomie en volksgezondheid (voedselvoorziening) niet (meer) noodzakelijk. Ik wil in dit verband ook wflzen op de sterke uitbrei ding van de aardappel-pootgoedteelt in NED. HERV. KERK Beroepen te Boven Hardinxveld J. R. Cuperus te Doornspijk; Oosterwolde C. Treure te Ederveen; Lopik J. Spelt te Dinteloord. Bedankt: St. Maartensdijk G. van Dieren te Ede; De Bilt J. H. Cirkel te Woudenberg; Kockingen J. v. d. Haan te Waddingxveen; V/ijk bij Heusden J. van Drenth te Ooltgensplaat. ïleeuwyk Wegens vertrek naar Klaas waal, nam ds. G. J. van der Heiden af scheid, sprekende over Habakuk 3 2. In verband met het feit dat in 's-Gra- venhage, voor 't eerst sinds de Refor matio, een Roomse Burgemeester is be noemd, is er j.l, zaterdagavond van Pro testantse zijde een bezinnings-samen- komst gehouden, waarbij als spreker op traden de Haagse Ned. Herv. predikan ten ds. L. Lagerwey en ds A. J, de Jong (Scheveningen) en de Chr. Geref. predt. ds. Ravenswaaij. 's-Gravennioer: Voor de restauratie van 't kerkgebouw, boden twee gemeen teleden een gift van 3000.aan. Ds A. F. P. Pop, welke destijds de eerste predikant van Geref. richting te Middelharnis was en die de ouderen zich nog wel zullen herinneren, hoopt 28 jan. de dag te herdenken waarop hij voor 45 jaar in 't ambt werd bevestigd. Hij diende de gemeenten Sprang, El- den, Middelharnis, Ameide, Nijkerk, Vaassen, Monster, Kockengen en Schoon rewoerd. In 1952 v/erd hem emeritaat verleend en sindsdien dient hij de kleine gemeen te Randwijk als hulpprediker Ds. R de Bruin te Barneveld, die enige tijd volstrekte rust moest houden, zal volgende maand weer 1 x per zondag mogen voorgaan In de dienst des Woords GEREF. KERKEN Beroepen te Zwolle H. v. d. Wey te Bmmen; Leiderdorp T. Spilker te Maas sluis. Aangenomen naar Hemelum C. Over- deelse, cand. te Amsterdam; Krabben- dijke J. V. d. Klaauw, cand. te Amster dam; "Nagele G. W. de Jong, cand. te Kampen. Bedankt voor Lexmond, Opperdoes, Sellingen en Tijnge, cand. J. v d. Klaauw In het „Velnws Kerkblad" troffen wij een parafrase op de „Familie Doorsnee" aan zoals die in Geref. ogen er uitziet. Wij laten het stuk hier onverkort vol gen: „Spaan, de trouwe dienstbode, laat op een zondagmorgen de gong, In de hal een paar lulde lonen geven en het buitenland, waarvan onze boeren, mede door juist genoemde factoren, de dupe worden. De huiuus-baJans Volgens berekeningen van Groningen TNO is er op de himiusbalans van on ze cultuurgrond bij ons huidige teelt- plan een tekort van ruim één miljoen ton droge organische stof per Jaar. Dit tekort dient voor een optimale produk- tie te worden opgegeven De vraag Is echter hoe. Op grond van veel buiten lands onderzoek mogen^ we vaststellen, dat graszaadgewassen aan wortels en stoppels gemiddeld waarschijnlijk per ha meer dan 10 ton droge organische stof (de organische stof is ca 50 ton stalmest) meer achterlaten dan het ge middelde voor granen en hakvruchten; bij veldbeemgras, roodzwenkgras e.d. kan dit zelfs wel het dubbele bedragen. Een teelt van zegge 2500 ha graszaad zou dus betekenen 250-500.000 ton dro ge organische stof meer in de grond, waarmee dus het tekort op onze humus- balans tot de helft zou zijn terug gebracht en dat nog overwegend op de boerenbedrijven, waar de tekorten het grootst zijn. De waarde hiervan moet minstens gesteld worden op 10-20 miljoen gulden welke aan vruchtbaarheid en produktie- vermogen van onze Nederlandse bodem ten goede komen. Dit beeld wordt nog gunstiger wanneer we bedenken, dat onder de graszaadgewassen die lange ttjd de grondbedekken, geen „oude kracht" verloren gaat, terwijl de grond tevens tegen erosie wordt beschermd. Deze humus" van de wortels Is bo vendien door de grond verdeeld op een wijze als met stalmest nooit is te be reiken. De vrij diep gaande graswortels voeren bovendien nog kanaaltjes en or ganische stof naar de ondergrond. (Wordt vervolgd) De openbare lagere scholen, de gemeentelijke kweekscholen, de gementeijL vormschool en de kleuterscholen zijn nu gedurende 10 jaar bezig het tekejl derwijs te moderniseren. Het resultaat hiervan is te zien op de a.s. zaterdag te openen tentoonsli ling in Arti en Amicitiae te Amsterdam, genaamd „Kind en Kleur". Foto: Een serie koppen, die door leerlingen van de 5e klasse lagere school J maakt z^n. roept naar de bovenverdieping, waar zich de slaapkamers bevinden: ,,Me- heir en mefrouw, as u naar de ker- rek wil, is 't de hoogste tijd!" Vrij snel komt mevrouw Doorsnee naar beneden, na geruime tijd gevolgd door haar echtgenoot. Een goedaar dig man, die echter de gewoonte heeft om te bulderen. Nauwelijks in de hal aangekomen, schreeuwt hij naar zijn beide kinderen: „Liesbeth! Rob! kom als de... (nee, dat mag ik niet schrij- ven) uit jullie bed! Wtj moeten naar de kerk! Wat Is het hier toch altijd voor een heidense boel!" Liesbeth ant woordt met een benepen stemmetje, dat ze dadelijk komt ,maar Rob laat niets van zich horen. Papa Doorsnee verslikt zich van ergernis in zijn thee. ,,5jaan je wilt me zeker dood hebben met die kokende thee!" en buldert op nieuw naar boven: „Ro-ob; Ro-ob". „Man", zegt mevrouw Doorsnee, „bedaar nu eens, onze Robbie gaat naar de Engelse kerk vanmorgen en die begint pas om elf uur". Deze zach te terechtwijzing mevrouw Door snee is zacht en is zulks niet een voor treffelijke eigenschap vermag niet de ontstemming van papa Doorsnee weg te nemen. Engelse kerk? Wat zijn dat voor malle fratsen! Is hj] dan een Ier? „Main Wülem", valt Sjaan in, ;,main Willem segt altijd dat de Ieren Rooms benne". ,,Nou, dan geen Ier", vervolgt papa Doorsnee. „Ik vraag is Rob 'n Kelt, 'n Walesman, 'n Schot, 'n epis- copaal of hoe al die lui heten mogen? Mien (dit tegen zijn vrouw) heb jij Engels bloed in je aderen? Heb ik soms bij vergissing een miss getrouwd inplaats van een meisje van de Bloem gracht?" Mevrouw Doorsnee zegt zacht en is dit niet een voortreffelijke eigenschap? dat haar man dit wel beter weet, dat haar grootvader één van de 72 geschorste ouderlingen was, ztjn portret staat nog op een hoekje van de zolder. Deze herinnering ont roert papa Doorsnee. „Ja" zegt hij. ,,Jr| was van B en ik van A. Mijn overgrootvader heeft nog. in 't kot ge zeten omdat hfl een Koksiaanse domi nee (dus een volgeling van ds H. de Cock, die zich in 1834 van de Her vormde kerk afscheidde. Red.) op de deel had laten preken. Och, dat wa- ten andere tflden als tegenwoordig! Maar kom, het is tijd om naar de kerk te gaan. Waar is mijn boord! Sjaan, mijn boord! Altijd is mijn boord weg. EJn dat nog wel op zon dagmorgen, wat is dat hier toch altijd voor een heidense boel!" Na eindeloze moeite is papa Doorsnee aangekled, maar nu is er een nieuw probleem. „Ik haal het nooit meer, ik Kom te iaat. Mien, wat is het hier toch voor een huishouden!" Mien weet een op lossing ze Is zacht en is zachtheid niet een voortreffelijke eigenschap? „Man", zegt ze, „wind je toch niet zo op denk om je bloeddruk. Je kunt het beste naar ,Moria" gaan, nu je zo laat bent.,, „Morla?" buldert de heer Doorsnee, „dat Is het hervormde wijkgebouw. Ik ben toch niet hervormd? Ik ben van A en jij bent van B. Dat kan ik toch mijn grootvader niet aandoen, wiens portret op zolder staat en die een Koksiaanse dominee heeft laten pre ken op zijn deel en daarvoor in het kot heeft gezeten? Bovendien ben Ik kandidaat gesteld voor ouderling. „Main Willem", valt Sjaan in, ,,zegt altijd, as dat wij oecumenisch moeten denken". Het woord oecumenisch windt Doorsnee zo op, dat zijn met mot] vastgekregen boord weer lossprij: „Oecumenisch, Episcopaals, Schc Keltisch! Ik ben gereformeerd, n; grootvader was gereformeerd, i moet ik in ,,Moria" doen? Bovend] ben ik kandidaat ouderling". Ma: Doorsnee, bezig de losgeraakte bo; opnieuw vast te maken, weet edtmi de zaak op te lossen. „In onze kei bode heeft een artikel gestaan 01 kanselruil, beste man. En in anft kerkelijke bladen ook". Zichtbaar papa Doorsnee gerustgesteld en vi zoend met het denkbeeld vanmorg naar „Moria" te gaan. Hij leest i geen kerkelijke bladen, want hij is j abonneerd op Elsevier. Maar als de zaken zo staan, fc een kandidaat-ouderling gerust in t hervormd wijkgebouw kerken. Vf: hij echter vertrekt, is Liesbeth m; beneden gekomen. „O, papa", vleit „'t was gisteravond zo tof op die t stuif. Alleen dansen we nog ui; Maar dat komt nog, bij de hêrvom Instuif doen ze het al". Dwepei slaat ze haar overigens mooie en zegt: „Dansen, zalig!" Mevrai Doorsnee heeft inmiddels de radi kerkdienst aangezet en door de fin: kamer weerklinkt de geliefde psat „Hoe zalig is het volk, dat naan klanken hoort". Mevrouw Doorsü zingt het zachtjes mee en papa Dot snee pinkt een traan weg, want hij een gevoelig man. Dat hier een eni der niet met elkaar klopt, beseffen echter niet... „Tot zover mijn bezoek aan de fai lie Doorsnee". Jk heb u een schril beeld getekei: Het is gelukkig nog niet algemeen mji als wij het roer niet wenden en in pei prediking, in catechisatie en evangelis; tie, in een deel van ons jeugdwerk,! moed zullen missen om tegen de stroc op te roeien, zal dit God verlioei het genadiglijk! over tien jaar a!j; meen zijn. Wij ziJn hard op weg om i gereformeerde gezindheid naar de keMr te gaan! Wij hebben tegenwoordig me vensters op Askelon dan op Jeruzales Ik schrijf dit niet uit hoogheid des lia' ten, mijn geliefde broeders. Ik ben k kind van deze tijd de HEERB het' mij veel te vergeven. Maar zó kiim- we niet doorgaan. Onze tijd roept omi>. vastheid der stoere gereformeerde p» diking en om d ernst van het aloude f reformeerde leven. ,,God onzer vaderen, geeft ons 1 terug. Maranatha: ach, Heere, kom!" Naschrift: Het verblijdt ons, ookl de kring der Geref kerken een derg geluid te mogen horen. Langzamerhaii schijnt men ook daar tot de overtuigiij te komen, dat het inderdaad ,,zo 1 gaat", zoals het allerwegen de laatil| jaren te zien Is. CHR. GEREF. KERKEN Beroepen te 's-Gravenhage-Zuld, de Joode te Ede. Aangenomen naar Middelburg S. v.il Molen te Aalsmeer; Ulrum P. H. vi| Marrum te N-Amsterdam. Bedankt voor Biezelinge W. Mefi hout te Franiker; Zwijndrecht M. C, T'l nis te Urk; Deventer W. Velemaf Eindhoven; Zaandam W. de Joode'j Ede; Rotterdam N de Jong te Katwijl Bussum J. van Ravenzwaay te Schewl ningen; Opperdoes C. v. d. Weele «1 Leiden (Vervolg pag. H Prof. lezers, d tegen he ingevolgi dit geld waar me voor sub wordt g^ en dan ten. „Blij' log ste Het den. dat bewi DE VROUW VAN door HERMAN NOORMAN (6) „Als ik weg ben. Poeh, In Arnhem, 't zal me wat op die school. Kun je thuis ook niet leren?" Sjoukje zal naar de industrieschool, die .gen cursus van vier jaar heeft. Het schoolgeld is niet gering bovendien moet zij elke dag heen en weer reizen met de tram, maar Lemaire heeft het geld er voor over en zijn vrouw ook. Natuurlijk kan ik dat thuis niet le ren", zegt Sjoukje met enige minach ting in haar zachte stem, wat weet zo'n jongen daar nu van. „O, dan niet", meent Bertus onver schillig. „Veel plezier in Arnhem hoor. Je krijgt daar wel een jongen". ,,Je bent een rare", zegt .Sjoukje, weg lopend; wat is dat nu voor praat. Die gertus praat soms over dingen, waar van zij niets v/eet. Het is gebeurd, dat zij het haar moeder vertelde en die lachte toen wat: dat heb je met die jon gens, Sjoukje. Ze zijn te groot voor ser vet en te klein voor tafellaken en dan verbeelden ze zich heel wat. Dan praten ze al over meisjes en zo. Niets van aan trekken. Dat betert we!, als ze groter worden Sjoukje blijft niet lang kwaad op Bertus. Geen tien minuten later staat zij weer bij hem en praten ze gewoon over alles en nog wat. Dat gaat zo met die twee. Je zou, als je niet beter wist, menen, dat die broer en zuster zijn, zo goed kunnen ze met elkaar opschieten. En Lemaire en zijn vrouw zien dat met groot genoegen; die hebben nu eenmaal schik in de vlugge jongen. Als zij zo'n jongen hadden, wel, ze waren de wereld te rijk. En dan verlopen de dagen en de maan den. Sjouk reist elke dag naar Arnhem en Bertus werkt in de zaak en op het kantoor. Lemaire heeft bepaald een zwak voor hem, merkten de andere knechts, want hij moet hun werk niet doen, zoals zij gemeend hadden. Op de .wagen zit hij zo goed als nooit Hij werkt in het pakhuis en in het kantoortje. Zijn loon is al lang omhoog gegaan en hij kan best het geld betalen, dat de cursus vraagt, de cursus voor boekhouden en handelskennis. Hij typt vlug en zeker en weet beter met de boeken overweg dan Lemaire. Zo is hij diens rechterhand op kantoor. En Jelle, hoe Is dat? Wel, de waar heid zou te kort gedaan, indien niét ge zegd wordt, dat hij tevreden is over de gang van zaken, materieel gesproken. Bertus doet zijn werk met het grootste plezier. Hij gaat er in op, zoals Jelle en Piet de arbeid op het land liefhebben. Elk zijn meug. Zo nu en dan ontmoet Jelle Lemaire en verneemt dan niet anders dan loful- tingen van de kaashandelaar Laanveld kan gerust zijn, die Bertus, daar groeit wat uit. En mijnheer Meier moet erken nen, dat de jongen goed gekozen heeft. Op de cursus die negen maanden 's avonds gegeven wordt in dezelfde school waar hy zeven jaar onderricht genoot. Is Bertus verreweg de beste en vlugste leerling. Zijn opmerkingen geven blijk, dat hij de praktijk van de handel al aar dig dóór heeft. In elk geval, het lijkt er veel op, dat hij zich later wel redden zal. Iemand als Bertus ,och die vindt altijd wel werk. En dan ongetwijfeld werk, dat meer geeft dan het loon van een landarbeider. Die verdienen niet al te veel. Daar weet Jelle van mee te praten. Het valt niet mee zijn gezin met ere te onderhouden, al is het veel waard, dat Piet meewerkt. En Bertus brengt nu ook wat In. Hij geeft alles aan zijn moeder af wat hij verdient en moet het stellen met een zakcentje. Maar de cur sus kost nogal behoorlijk, die leerboe ken er bij gerekend. Echter, dat heeft hij nodig, wil er iets van hem terecht ko men. Dat geldt Is niet weggesmeten. Hij kan, dan zou de waarheid on recht worden aangedaan, ook niet zeg gen, dat de omgang met Lemaire het karakter van Bertus ten ongunste heeft veranderd. Wel is de jongen dezelfde ge bleven, ietwat onverschillig ten aanzien van de godsdienst, doch hij gaat geregeld mee ter kerk en bezoekt trouw de cate chisatie. De invloed van Lemaire is ech ter niet te proeven. Misschien is het wel goed geweest, dat Jelle de puntjes op de I heeft gezet, toen hij met Lemaire over Bertus sprak. Juffrouw Lemaire is al verschillende malen bij Jelles vrouw op bezoek ge weest. Dat Is aardig. Je kunt daar wel komen, want de properheid straalt je uit alles tegen, maar per saldo is het toch slechts 'n arbeidersgezin, niet? Juffrouw Lemaire echter kan dat niet schelen. En dat meisje een aardig, zacht ding, zegt moeder Laanveld, is enkele malen met haar moeder meegekomen en gaat dan met de meisjes Laanveld om, als waren die haar gelijken. Neen, je kunt van Le maire zeggen, wat je wlit, hij heeft zich zelf opgewerkt, maar pochen doet hij er niet op. Hij blijft de eenvoudige vent, die hij altijd geweest is Ja, dat meisje van Lemaire, die Sjoukje, dat is een aardig ding. Jelle heeft haar ook eens ontmoet. Op zekere dag kwam ziJ opeens bin nenrollen, om te vragen, of Jane met haar ging wandelen. Het bleek toen, dat die twee elkaar wel eens ontmoeten op het dorp. Vervelend was dat toen weer: een van ziJn meisjes zo dik bevriend met de dochter van Lemaire, het bevalt Jelle niet al te best. Maar aanmerkingen kan hij niet op het meisje maken. Zij is de beleefdheid zelf. Je kunt er eigenlijk alleen medelijden me hebben, dat zfl op groeit zonder bekend gemaakt te wor den met de weg ten leven Jane Is toen meegegaan, maar 't is geen vriendschap geworden tussen Sjoukje en Jane. Moeder heeft met Jane gepraat. Goed voor het kind zijn van zelf. Vriendelijk ook. Maar er is tussen jullie tweeën een groot verschil, neen, dat gaat niet. Toen Bertus er van hoor de, heeft die gezegd, dat het larie" was. Er waren in de kerk heel wat min der meisjes dan Sjoukje, als moeder dat maar bedenken wou... Die Sjouk Is een leukerd. Laat ze me daar op een goeie keer, toen zij geen school had, op de fiets voorbij een stuk land komen, waar Laanveld en Piet aan het werk waren. Ze stapt van haar rij wiel af en begint me een praatje met die twee. Jelle ging op haar gesnap In en moest een vermaning van zijn vader incasseren ,om toch aan het werk te denken. Maar die Sjouk blijft kletsen over alles en nog wat. Zij praat over haar school in Arnhem, over Bertus, vraagt naar de vruchten op het land. En ze gaat er eenvoudig bil zitten, als die twee schaften en hun boterham voor de dag halen. Zy zegt: „Eet smakelijk mannen" en kijkt eerbiedig toe, als die twee de handen vouwen en bidden voor hun eten, .Iets wat bij haar thuis niet ge beurt. Zü snapt lustig door en komt van Piet, die meer zegt in een kwartier dan anders In vier en twintig uur, te weten dat die de volgende week naar AniW| moet: loting voor de militie. Of hij g*; soldaat worden wil? Neen, hiJ heeft'' weinig zin in. Maar daar wordt Diï| naar gevraagd. En och, als hij er in W' ja, wat kun je er aan doen? „Het is wel eens goed, soldaat gev te zijn", meent Jelle, die er van nit'l weet te praten, want hij heeft ook uniform gedragen, 't Is alleen vervelet' wat de inkomsten betreft. Want T'»: moet dan minstens acht maanden on*; de wapenen, als hij tenminste niet W het paardenvouk terecht komt, want <»t is nog vier maanden langer. En al *i tijd moet moeder ziJn inkomsten ro'*] sen. l Dat kan Sjoukje misschien wel W'i grijpen, maar zich niet realiseren. Wan|| vader en moeder springen onbekomme'H met het geld rond. Zij zelf krijgt ve« meer zakgeld dan zij nodig heeft W zij overhoudt, brengt ze op een spaa'' bankboekje. ,,Maar komaan, daar komen we 0^ weer door," meent Jelle opgewekt. ,M Heere zorgt wel voor ons, Sjoukje. ^^'1 weten nog niet eens, of Piet er in loot' „Wanneer?" vraagt Sjoukje. Donderdag om een uur of twaalf- Musis Sacrum, weet Sjoukje dat? Vaf zelf kent ziJ die zalen. O, zo, daar. H«'i laat moet hij er zijn? Om twaalf uof Wel, dat is prachtig. Dan is ze vrij va", school. (Wordt vervolgal paar K. hoopt voor Gilst her-b; twee 2,€ hoopt Midd. het s-\ dijk, Me

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1957 | | pagina 2