Graszaadteelt
<n
.Sun
balm
ROTWnA
Bertus Laanve
Voorzichtigheid
bij gebruik van
bestrijdingsmiddelen
VOOR HET BETERE FOTOWERK
Verwaarloos ze niet
d!e Eheamatisehe Pijnen.
Anders kant U straks
niet meer op of neer
ieuwó
UIT DE KERKEN
pJW^ihanden
paaf én zacht
I
Bladz. 2
EILANDEN-NIEUWS"
Dinsdag 22 januari 195
i')^
Bevinden we ons bij de bestrijding van
ziekten en plagen in land- en tuinbouw-
gewassen met steeds giftiger middelen
op de goede weg Velen zijn van mening
dat er op deze weg geen terug meer mo
gelijk is, nu het biologisch evenwicht
door noodzakelijke cultuurmaatregelen
grondig is verbroken
Hiertegenover gaan de laatste jaren
stemmen op die menen te moeten waar
schuwen tegen een voortgaan op deze
weg. De ervaring leert dat niet ondanks,
maar juist door de intensieve chemische
bestrijding insecten populaties ontstaan,
die resistent zijn tegen de toegepaste
middelen. Gevreesd wordt dat de thans
gevolgde weg zal doodlopen. Tegenover
het aanpassingsvermogen van de insec
ten zal de mens vroeger of later zijn
verlies moeten erkennen.
Tot de sterkste aanhangers van deze
laatste opvatting behoort wel dr. Brie-
jèr, directeur van de plantenziekten kun
dige dienst te Wageningen. Dr. Briejèr
heeft in september j.l. over dit onder
werp een lezing gehouden voor de voor
zitters van de colleges van consulenten
voor de landbouw en de directeuren van
de directie van de landbouw en deze le
zing is gepubliceerd in „Mededelingen
van de directeur van de tuinbouw" van
december 1956.
Wegens plaatsgebrek kunnen we niet
de gehele lezing van dr. Briejèr overne
men, doch wel willen we hier enkele pas
sages vermelden.
In 1943 begon men in Zweden een in
tensieve campagne met D.D.T. tegen
vliegen Drie jaar later was het al mis.
Hetzelfde gebeurde in Denemarken en
ongeveer 30 andere landen. Overal had
men in het begin een verbazingwekkend
succes. Er waren nagenoeg geen vlie
gen meer, het probleem was opgelost.
Toen het na enkele jaren heer wat
minder goed ging, werd de schuld ge
geven aan slechte D.D.T.nalatigheid
van de uitvoerder, lage temperatuur en
nog veel meer Niemand wil de geloven,
dat de vligen resistent geworden waren.
Maar omstreeks 1947 werden dr Briejèr
in een laboratorium in Denemarken vlie
gen getoond, die even rustig in D.D.T.
rondliepen als primitieve tovenaars op
gloeiende kolen.
Wat is nu met deze vliegen gebeurd?
Vrijwel hetzelfde als bij aardappelen en
vele andere gewassen, waarmee wij krui
sen en selecteren om tot een door ons
gewenst resultaat te komen Wij probe
ren daar door kruisen en terugkruisen
zoveel mogelijk goede eigenschappen in
één ras samen te brengen. Bij die vlie
gen gebeurt dat ook, alleen zijn in dit
geval de eigenschappen niet gunstig voor
ons, maar wel voor de vliegen.
De bestrijdingscampagnes waren zeer
intensief en ze werden zowel tegen de
larven gericht.
Vrijwel geen enkele exemplaar kon
aan de aanraking met D.D.T. ontkomen
De opruiming was dan ook enorm. Spo
radisch biven er nog wel een paar vlie-
nen over, maar wie daarop let is een
kniesoor. Dat waren natuurlijk dieren,
die ondanks de zorgvuldige bestrijding
niet met het gif in aanraking waren ge
komen. Die zullen er ongetwijfeld óók
wel bij zijn geweest, maar men zag een
andere categorie over het hoofd, name
lijk vliegen, die wel waren geraakt,
maar die niet dood gingen: de resistente
exemplaren. De overgebleven dieren be
stonden dus uit twee soorten: niet ge
raakte èn resistente. Het percentage re
sistente individuen zal hoger zijn naar
mate de bestrijding intensiever is. Dit is
zeer belangrijk, want het betekent, dat
de populatie des te sneller in de resis
tente richting wordt gedrongen naarma
te de bestrijding krachtigr wordt aan
gepakt. Als er nog tamelijk veel niet-
resistente exemplaren overblijven neemt
het aantal resistenten de nakomehngen
slechts langzaam toe. De bestrijding
was echter zeer intensief en er bleef
dus een select gezelschap van ressistente
vliegen over.
Zolang er nog genoeg niet-resistente
Insekten van een bepaald soort voorko
men, blijft de populatie nog wel hanteer
baar. Als dit niet meer zo is, zullen we
in vele gevallen vastlopen.
Het advies aan de praktijk moet dus
niet zijn: „spuit maar zoveel mogelijk",
maar: spuit zo weinig mogelijk als je
durft"
Vooral in de tuinbouw heeft men de
neiging het zekere maar voor het onze
kere te nemen en er maar flink op los te
spuiten. ,,Baat het niet, dan schaadt het
toch niet". Maar het schaadt juist wel.
Men dient dan ook wel zeer goed te
overwegen of een bestrijding absoluut
noodzakelijk is. In verband hiermede zal
nog veel meer onderzoek gedaan moeten
worden over de vraag of bepaalde insec
ten of andere dieren schade doen en hoe
groot die schade kan zijn. Daarbij dient
in het oog te worden gehouden, dat het
in bepaalde gevallen verstandiger kan
zijn jaarlijks een lichte schade te aan
vaarden in plaats van gedurende enige
jaren geen schade te hebben en daarna
vast te lopen.
Het gaat hier om grondwetten van
de levende natuur, waartegen de mens
machteloos is. Al wat leeft, tracht zich
te handhaven tegen de verdrukking in.
Juist tengevolge van de verdrukking
blijven de sterkste en meest geschikte
individuen in leven Populaties, die niet
onder voortdurende druk staan, ver
zwakken en gaan in vele gevallen ten
gronde. Evolutie is niet denkbaar zonder
hetgeen we narigheid en ellende zouden
kunnen noemen. Daarom is ook het
grootste gevaar voor de mensheid niet
zijn nood, maar zijn welvaart.
De nood kan de mens wijzer maken
len is hij door de nood van de resistente
Begin morgen die bloedzuiverende Kru-
schen-kuur, om zelf te ondervinden
en al spoedig! hoeveel beter ge U
voelt, naar lichaam en geest. Want ook
Uw stemming heeft van Rheumatische
Pijnen zo te leiden. Eigenlijk vergallen
die pijnen Uw hele leven, belemmeren
U in Uw doen en laten. En dat terwijl
hulp voor 't grijpen ligt Neem toch
Kruschen. De kleine dagelijkse dosis
doet wonderen. Op Vvj hele gestel.
op het gebied van de bestrijdingsmidde-
al iets wijzer geworden.
Het is te hopen, dat men ook in krin
gen van land- en tuinbouw de gevaren
zal gaan inzien en dat men minder
lichtvaardig zal worden bij de toepassing
van bestrijdingsmiddelen.
Het leven is een voor ons onbegrijpe
lijk wonder, waar we altijd met eerbied
tegenover moeten staan, zelfs als we
het moeten gaan bestrijden. Feitelijk is
de noodzaak om bestrijdingsmiddelen te
gebruiken een bewijs van onmacht en
onwetendheid. Onmacht om de natuur
lijke processen zodanig te leiden en te
beheersen, dat het gebruik van bruut
geweld niet nodig is. Hier past beschei
denheid en het is zeker niet gerecht
vaardigd om hoog op het wetenschappe
lijke paard te gaan zitten
Bestrijdingsmiddelen mogien we pas
gebruiken als vrij geen andere weg kun
nen vinden en dan nog met de nodige
voorzichtigheid.
Onder dit hoofd schroeft J. Tolner In
„De Nieuwe Veldbode" enige artikels,
die wij met toestemming van de schrijver
en gezien de belangstelling voor gra.s-
zaadteelt op Plakkee, overnemen. De
heer Tolner vangt als volgt aan:
De teelt van graszaden op enigszins
grotere schaal is in ons land nog van
jonge datum. Zoals bij elke jonge teelt
worden kinderziekten doorgemaakt en
heersen er allerlei meningen. Het leek
me daarom gewenst eens een en ander
mee te delen over de waarde van deze
teelt voor ons land, nu en in de toe
komst, asmede over de belangen, die
er bij laetrokken zijn.
Deze belangen kunnen we verdelen
in algemene belangen en in die van de
handel, verbruiker en teler, welke eer
ste drie natuurlijk ook weer deel uit
maken van de algemene belangen, al
thans ermee zijn verrezen.
Wanneer we uitgaan van de belangen
indeling, dan vinden we tevens gelegen
heid de waarde van deze teelt aan te
tonen.
Algemene belangen.
Onze handelsbalans. De graszaadteelt
omvat hier momenteel ca 5000 ha. Ge
zien de mogelijkheden, kan dit zeker
uitgebreid worden tot 25.000 ha (ca 30
procent van de teelt in Europa) of wel
ca 1/3 van ons huidige tarwe-areaal, dat
onderhevig is aan de grillen van een
overschottenmarkt. Dit zou een waarde
vertegenwoordigen van 3060 min, gul
den, vrijwel geheel voor export. Hierdoor
vervalt de import van graszaad, terwijl
er industriële en consumptieprodukten
voor teruggenomen kunnen worden.
Men zal mij wellicht tegenwerpen,
dat de graszaadteelt voor een belangrijk
deel, vooral voor het export-deel, een
speculatieve teelt is. In de eerste plaats
moeten we dan opmerken dat dit met de
meeste andere landbouwprodukten ook
het geval is
In de tweede plaats blijkt, dat de
graszaadprijzen, alhoewel ze scherp kun
nen dalen en stijgen, gemiddeld op een
goed niveau liggen, vooral wanneer men
een goede soortkeuze maakt en zorgt
voor kwaliteitszaad, zoals wij dat In ons
land kennen. Zoals eigenlijk de gehele
landbouw, moet men deze teelt niet voor
één jaar bekijken, maar over een reeks
van jaren en dan blijkt, dat deze „spe
culatie" volkomen verantwoord is, zo
wel voor ons land als voor de boer in
dividueel. Dat bij een goede soortkeuze
en goede teelttechniek de genoemde uit
breiding verantwoord is, staat voor mij
vast, al zal zij vrij geleidelijk moeten
gebeuren, om onze plaats op de wereld
markt volledig te kunnen veroveren.
Gezien alleen al de grote waarde voor
onze handelsbalans is het de moeite
waard naar dit doel te streven.
Tekort aan arbeidslonen
Mede door te geringe beloningsmo-
gelijkheid, alsook door de aard van het
werk en de levensomstandigheden
kampt een deel van de landbouw met
een tekort aan arbeidskrachten. De in
vloed van dit „tekort" wordt soms nog
verhoogd door te geringe rationalisatie,
e.v. mechanisatie (over oorzaken en
„schuld" zullen we 't hier niet hebben).
Gezien de huidige tendens en het stre
ven naar vermindering der agrarische
beroepsbevolking zal dit „tekort" nog
groter worden. Om deze gang van za
ken het hoofd te bieden, is het niet al
leen nodig te mechaniseren (wat soms
gaat boven de draagkracht van de boer)
doch o.m. ook het bouw- en arbeidsplan
te rationaliseren en wel zodanig, dat
vele manuren uit het bedrijf worden
weggenomen uit de herfst (granen en
vooral hakvruchten) afgesneden en de
arbeidsdieptepunten In junijuli ver
hoogd worden.
Graszaadteelt vraagt, bij een juiste
keuze van soort en perceel, niet alleen
weinig arbeidsuren (de helft van gra
nen, 1/5 l/o van de hakvruehten, ruw
gesteld), doch heeft bovendien de ar-
beids- en oogsttop in juli, op een jaar
uitzonderingen na zelfs eind juni, begin
juli, de „slapste" tijd op de meeste ak
kerbouwbedrijven.
Deze teelt komt dus in hoge mate te
gemoet aan de steeds geringer worden
de agrarische betere arbeidsverdeling
over het produktiejaar.
Dat dit ook zeer gunstig werkt op de
economie van het landbouwbedrijf,
waarmen aldus met de vaste arbeids-
kern meer zelf kan doen en dan ook
nog vooral in de klimatologisch gunsti
ge maand juli, behoeft geen nader be
toog, en dit temeer niet, daar we hier
te doen hebben met een rationalisatie
welke geen aparte kapitaalsinvestering
vraagt voor machines, gebouwen enz.
een probleem bfl andere gewassen,
waarover vele boeren zich zware zorgen
maken nu het er met de financiën niet
zo best voorstaat.
Mechanisatie en gebouwen
Vrijwel de gehele graszaadteelt is ge
mechaniseerd uit te voeren en dat met
d in het algemeen normaal op de be
drijven aanwezige machines Deze me
chanisatie doet dus geen aparte aanslag
op onze handelsbalans, noch op die van
de boer zelf.
Aan de bedrijfsgebouwen worden door
deze teelt geen bijzondere eisen gesteld.
Het zaad wordt meestal direct van het
land gedorsen en bij de handel verder
verwerkt en tijdelijk opgeslagen
Dit b.v. in sterke tegenstelling met
de, evenzeer speculatieve, aardappel-
teelt met zijn moderne machines en be
waarplaatsen, welke buitengewoon zwa
re lasten op de bedrijven leggen, het
geen economisch levensgevaarlijk kan
zijn en hetgeen een teelt noodgedwon
gen kan bestendigen op een omvang,
welke uit economisch en rationalisatie
oogpunt voor het bedrijf niet meer ver
antwoord is en voor de landseconomie
en volksgezondheid (voedselvoorziening)
niet (meer) noodzakelijk. Ik wil in dit
verband ook wflzen op de sterke uitbrei
ding van de aardappel-pootgoedteelt in
NED. HERV. KERK
Beroepen te Boven Hardinxveld J. R.
Cuperus te Doornspijk; Oosterwolde C.
Treure te Ederveen; Lopik J. Spelt te
Dinteloord.
Bedankt: St. Maartensdijk G. van
Dieren te Ede; De Bilt J. H. Cirkel te
Woudenberg; Kockingen J. v. d. Haan
te Waddingxveen; V/ijk bij Heusden J.
van Drenth te Ooltgensplaat.
ïleeuwyk Wegens vertrek naar Klaas
waal, nam ds. G. J. van der Heiden af
scheid, sprekende over Habakuk 3 2.
In verband met het feit dat in 's-Gra-
venhage, voor 't eerst sinds de Refor
matio, een Roomse Burgemeester is be
noemd, is er j.l, zaterdagavond van Pro
testantse zijde een bezinnings-samen-
komst gehouden, waarbij als spreker op
traden de Haagse Ned. Herv. predikan
ten ds. L. Lagerwey en ds A. J, de Jong
(Scheveningen) en de Chr. Geref. predt.
ds. Ravenswaaij.
's-Gravennioer: Voor de restauratie
van 't kerkgebouw, boden twee gemeen
teleden een gift van 3000.aan.
Ds A. F. P. Pop, welke destijds de
eerste predikant van Geref. richting te
Middelharnis was en die de ouderen zich
nog wel zullen herinneren, hoopt 28 jan.
de dag te herdenken waarop hij voor 45
jaar in 't ambt werd bevestigd.
Hij diende de gemeenten Sprang, El-
den, Middelharnis, Ameide, Nijkerk,
Vaassen, Monster, Kockengen en Schoon
rewoerd.
In 1952 v/erd hem emeritaat verleend
en sindsdien dient hij de kleine gemeen
te Randwijk als hulpprediker
Ds. R de Bruin te Barneveld, die enige
tijd volstrekte rust moest houden, zal
volgende maand weer 1 x per zondag
mogen voorgaan In de dienst des Woords
GEREF. KERKEN
Beroepen te Zwolle H. v. d. Wey te
Bmmen; Leiderdorp T. Spilker te Maas
sluis.
Aangenomen naar Hemelum C. Over-
deelse, cand. te Amsterdam; Krabben-
dijke J. V. d. Klaauw, cand. te Amster
dam; "Nagele G. W. de Jong, cand. te
Kampen.
Bedankt voor Lexmond, Opperdoes,
Sellingen en Tijnge, cand. J. v d. Klaauw
In het „Velnws Kerkblad" troffen wij
een parafrase op de „Familie Doorsnee"
aan zoals die in Geref. ogen er uitziet.
Wij laten het stuk hier onverkort vol
gen:
„Spaan, de trouwe dienstbode, laat
op een zondagmorgen de gong, In de
hal een paar lulde lonen geven en
het buitenland, waarvan onze boeren,
mede door juist genoemde factoren, de
dupe worden.
De huiuus-baJans
Volgens berekeningen van Groningen
TNO is er op de himiusbalans van on
ze cultuurgrond bij ons huidige teelt-
plan een tekort van ruim één miljoen
ton droge organische stof per Jaar. Dit
tekort dient voor een optimale produk-
tie te worden opgegeven De vraag Is
echter hoe. Op grond van veel buiten
lands onderzoek mogen^ we vaststellen,
dat graszaadgewassen aan wortels en
stoppels gemiddeld waarschijnlijk per
ha meer dan 10 ton droge organische
stof (de organische stof is ca 50 ton
stalmest) meer achterlaten dan het ge
middelde voor granen en hakvruchten;
bij veldbeemgras, roodzwenkgras e.d.
kan dit zelfs wel het dubbele bedragen.
Een teelt van zegge 2500 ha graszaad
zou dus betekenen 250-500.000 ton dro
ge organische stof meer in de grond,
waarmee dus het tekort op onze humus-
balans tot de helft zou zijn terug
gebracht en dat nog overwegend op de
boerenbedrijven, waar de tekorten het
grootst zijn.
De waarde hiervan moet minstens
gesteld worden op 10-20 miljoen gulden
welke aan vruchtbaarheid en produktie-
vermogen van onze Nederlandse bodem
ten goede komen. Dit beeld wordt nog
gunstiger wanneer we bedenken, dat
onder de graszaadgewassen die lange
ttjd de grondbedekken, geen „oude
kracht" verloren gaat, terwijl de grond
tevens tegen erosie wordt beschermd.
Deze humus" van de wortels Is bo
vendien door de grond verdeeld op een
wijze als met stalmest nooit is te be
reiken. De vrij diep gaande graswortels
voeren bovendien nog kanaaltjes en or
ganische stof naar de ondergrond.
(Wordt vervolgd)
De openbare lagere scholen, de gemeentelijke kweekscholen, de gementeijL
vormschool en de kleuterscholen zijn nu gedurende 10 jaar bezig het tekejl
derwijs te moderniseren.
Het resultaat hiervan is te zien op de a.s. zaterdag te openen tentoonsli
ling in Arti en Amicitiae te Amsterdam, genaamd „Kind en Kleur".
Foto: Een serie koppen, die door leerlingen van de 5e klasse lagere school J
maakt z^n.
roept naar de bovenverdieping, waar
zich de slaapkamers bevinden: ,,Me-
heir en mefrouw, as u naar de ker-
rek wil, is 't de hoogste tijd!" Vrij
snel komt mevrouw Doorsnee naar
beneden, na geruime tijd gevolgd
door haar echtgenoot. Een goedaar
dig man, die echter de gewoonte heeft
om te bulderen. Nauwelijks in de hal
aangekomen, schreeuwt hij naar zijn
beide kinderen: „Liesbeth! Rob! kom
als de... (nee, dat mag ik niet schrij-
ven) uit jullie bed! Wtj moeten naar
de kerk! Wat Is het hier toch altijd
voor een heidense boel!" Liesbeth ant
woordt met een benepen stemmetje,
dat ze dadelijk komt ,maar Rob laat
niets van zich horen. Papa Doorsnee
verslikt zich van ergernis in zijn thee.
,,5jaan je wilt me zeker dood hebben
met die kokende thee!" en buldert op
nieuw naar boven: „Ro-ob; Ro-ob".
„Man", zegt mevrouw Doorsnee,
„bedaar nu eens, onze Robbie gaat
naar de Engelse kerk vanmorgen en
die begint pas om elf uur". Deze zach
te terechtwijzing mevrouw Door
snee is zacht en is zulks niet een voor
treffelijke eigenschap vermag niet
de ontstemming van papa Doorsnee
weg te nemen.
Engelse kerk? Wat zijn dat voor
malle fratsen! Is hj] dan een Ier?
„Main Wülem", valt Sjaan in, ;,main
Willem segt altijd dat de Ieren Rooms
benne". ,,Nou, dan geen Ier", vervolgt
papa Doorsnee. „Ik vraag is Rob 'n
Kelt, 'n Walesman, 'n Schot, 'n epis-
copaal of hoe al die lui heten mogen?
Mien (dit tegen zijn vrouw) heb jij
Engels bloed in je aderen? Heb ik
soms bij vergissing een miss getrouwd
inplaats van een meisje van de Bloem
gracht?" Mevrouw Doorsnee zegt
zacht en is dit niet een voortreffelijke
eigenschap? dat haar man dit wel
beter weet, dat haar grootvader één
van de 72 geschorste ouderlingen was,
ztjn portret staat nog op een hoekje
van de zolder. Deze herinnering ont
roert papa Doorsnee. „Ja" zegt hij.
,,Jr| was van B en ik van A. Mijn
overgrootvader heeft nog. in 't kot ge
zeten omdat hfl een Koksiaanse domi
nee (dus een volgeling van ds H. de
Cock, die zich in 1834 van de Her
vormde kerk afscheidde. Red.) op de
deel had laten preken. Och, dat wa-
ten andere tflden als tegenwoordig!
Maar kom, het is tijd om naar de
kerk te gaan. Waar is mijn boord!
Sjaan, mijn boord! Altijd is mijn
boord weg. EJn dat nog wel op zon
dagmorgen, wat is dat hier toch altijd
voor een heidense boel!" Na eindeloze
moeite is papa Doorsnee aangekled,
maar nu is er een nieuw probleem.
„Ik haal het nooit meer, ik Kom te
iaat. Mien, wat is het hier toch voor
een huishouden!" Mien weet een op
lossing ze Is zacht en is zachtheid
niet een voortreffelijke eigenschap?
„Man", zegt ze, „wind je toch niet zo
op denk om je bloeddruk. Je kunt het
beste naar ,Moria" gaan, nu je zo
laat bent.,,
„Morla?" buldert de heer Doorsnee,
„dat Is het hervormde wijkgebouw. Ik
ben toch niet hervormd? Ik ben van
A en jij bent van B. Dat kan ik toch
mijn grootvader niet aandoen, wiens
portret op zolder staat en die een
Koksiaanse dominee heeft laten pre
ken op zijn deel en daarvoor in het
kot heeft gezeten? Bovendien ben Ik
kandidaat gesteld voor ouderling.
„Main Willem", valt Sjaan in, ,,zegt
altijd, as dat wij oecumenisch moeten
denken".
Het woord oecumenisch windt
Doorsnee zo op, dat zijn met mot]
vastgekregen boord weer lossprij:
„Oecumenisch, Episcopaals, Schc
Keltisch! Ik ben gereformeerd, n;
grootvader was gereformeerd, i
moet ik in ,,Moria" doen? Bovend]
ben ik kandidaat ouderling". Ma:
Doorsnee, bezig de losgeraakte bo;
opnieuw vast te maken, weet edtmi
de zaak op te lossen. „In onze kei
bode heeft een artikel gestaan 01
kanselruil, beste man. En in anft
kerkelijke bladen ook". Zichtbaar
papa Doorsnee gerustgesteld en vi
zoend met het denkbeeld vanmorg
naar „Moria" te gaan. Hij leest i
geen kerkelijke bladen, want hij is j
abonneerd op Elsevier.
Maar als de zaken zo staan, fc
een kandidaat-ouderling gerust in t
hervormd wijkgebouw kerken. Vf:
hij echter vertrekt, is Liesbeth m;
beneden gekomen. „O, papa", vleit
„'t was gisteravond zo tof op die t
stuif. Alleen dansen we nog ui;
Maar dat komt nog, bij de hêrvom
Instuif doen ze het al". Dwepei
slaat ze haar overigens mooie
en zegt: „Dansen, zalig!" Mevrai
Doorsnee heeft inmiddels de radi
kerkdienst aangezet en door de fin:
kamer weerklinkt de geliefde psat
„Hoe zalig is het volk, dat naan
klanken hoort". Mevrouw Doorsü
zingt het zachtjes mee en papa Dot
snee pinkt een traan weg, want hij
een gevoelig man. Dat hier een eni
der niet met elkaar klopt, beseffen
echter niet...
„Tot zover mijn bezoek aan de fai
lie Doorsnee".
Jk heb u een schril beeld getekei:
Het is gelukkig nog niet algemeen mji
als wij het roer niet wenden en in pei
prediking, in catechisatie en evangelis;
tie, in een deel van ons jeugdwerk,!
moed zullen missen om tegen de stroc
op te roeien, zal dit God verlioei
het genadiglijk! over tien jaar a!j;
meen zijn. Wij ziJn hard op weg om i
gereformeerde gezindheid naar de keMr
te gaan! Wij hebben tegenwoordig me
vensters op Askelon dan op Jeruzales
Ik schrijf dit niet uit hoogheid des lia'
ten, mijn geliefde broeders. Ik ben k
kind van deze tijd de HEERB het'
mij veel te vergeven. Maar zó kiim-
we niet doorgaan. Onze tijd roept omi>.
vastheid der stoere gereformeerde p»
diking en om d ernst van het aloude f
reformeerde leven.
,,God onzer vaderen, geeft ons 1
terug.
Maranatha: ach, Heere, kom!"
Naschrift: Het verblijdt ons, ookl
de kring der Geref kerken een derg
geluid te mogen horen. Langzamerhaii
schijnt men ook daar tot de overtuigiij
te komen, dat het inderdaad ,,zo 1
gaat", zoals het allerwegen de laatil|
jaren te zien Is.
CHR. GEREF. KERKEN
Beroepen te 's-Gravenhage-Zuld,
de Joode te Ede.
Aangenomen naar Middelburg S. v.il
Molen te Aalsmeer; Ulrum P. H. vi|
Marrum te N-Amsterdam.
Bedankt voor Biezelinge W. Mefi
hout te Franiker; Zwijndrecht M. C, T'l
nis te Urk; Deventer W. Velemaf
Eindhoven; Zaandam W. de Joode'j
Ede; Rotterdam N de Jong te Katwijl
Bussum J. van Ravenzwaay te Schewl
ningen; Opperdoes C. v. d. Weele «1
Leiden
(Vervolg pag. H
Prof.
lezers, d
tegen he
ingevolgi
dit geld
waar me
voor sub
wordt g^
en dan
ten.
„Blij'
log
ste
Het
den.
dat
bewi
DE VROUW VAN
door HERMAN NOORMAN
(6)
„Als ik weg ben. Poeh, In Arnhem,
't zal me wat op die school. Kun je
thuis ook niet leren?"
Sjoukje zal naar de industrieschool,
die .gen cursus van vier jaar heeft. Het
schoolgeld is niet gering bovendien moet
zij elke dag heen en weer reizen met
de tram, maar Lemaire heeft het geld
er voor over en zijn vrouw ook.
Natuurlijk kan ik dat thuis niet le
ren", zegt Sjoukje met enige minach
ting in haar zachte stem, wat weet zo'n
jongen daar nu van.
„O, dan niet", meent Bertus onver
schillig. „Veel plezier in Arnhem hoor.
Je krijgt daar wel een jongen".
,,Je bent een rare", zegt .Sjoukje, weg
lopend; wat is dat nu voor praat. Die
gertus praat soms over dingen, waar
van zij niets v/eet. Het is gebeurd, dat
zij het haar moeder vertelde en die
lachte toen wat: dat heb je met die jon
gens, Sjoukje. Ze zijn te groot voor ser
vet en te klein voor tafellaken en dan
verbeelden ze zich heel wat. Dan praten
ze al over meisjes en zo. Niets van aan
trekken. Dat betert we!, als ze groter
worden
Sjoukje blijft niet lang kwaad op
Bertus. Geen tien minuten later staat
zij weer bij hem en praten ze gewoon
over alles en nog wat. Dat gaat zo met
die twee. Je zou, als je niet beter wist,
menen, dat die broer en zuster zijn, zo
goed kunnen ze met elkaar opschieten.
En Lemaire en zijn vrouw zien dat met
groot genoegen; die hebben nu eenmaal
schik in de vlugge jongen. Als zij zo'n
jongen hadden, wel, ze waren de wereld
te rijk.
En dan verlopen de dagen en de maan
den. Sjouk reist elke dag naar Arnhem
en Bertus werkt in de zaak en op het
kantoor. Lemaire heeft bepaald een
zwak voor hem, merkten de andere
knechts, want hij moet hun werk niet
doen, zoals zij gemeend hadden. Op de
.wagen zit hij zo goed als nooit Hij werkt
in het pakhuis en in het kantoortje. Zijn
loon is al lang omhoog gegaan en hij
kan best het geld betalen, dat de cursus
vraagt, de cursus voor boekhouden en
handelskennis. Hij typt vlug en zeker en
weet beter met de boeken overweg dan
Lemaire. Zo is hij diens rechterhand op
kantoor.
En Jelle, hoe Is dat? Wel, de waar
heid zou te kort gedaan, indien niét ge
zegd wordt, dat hij tevreden is over de
gang van zaken, materieel gesproken.
Bertus doet zijn werk met het grootste
plezier. Hij gaat er in op, zoals Jelle en
Piet de arbeid op het land liefhebben.
Elk zijn meug.
Zo nu en dan ontmoet Jelle Lemaire
en verneemt dan niet anders dan loful-
tingen van de kaashandelaar Laanveld
kan gerust zijn, die Bertus, daar groeit
wat uit. En mijnheer Meier moet erken
nen, dat de jongen goed gekozen heeft.
Op de cursus die negen maanden 's
avonds gegeven wordt in dezelfde school
waar hy zeven jaar onderricht genoot.
Is Bertus verreweg de beste en vlugste
leerling. Zijn opmerkingen geven blijk,
dat hij de praktijk van de handel al aar
dig dóór heeft. In elk geval, het lijkt er
veel op, dat hij zich later wel redden
zal. Iemand als Bertus ,och die vindt
altijd wel werk. En dan ongetwijfeld
werk, dat meer geeft dan het loon van
een landarbeider. Die verdienen niet al
te veel.
Daar weet Jelle van mee te praten.
Het valt niet mee zijn gezin met ere te
onderhouden, al is het veel waard, dat
Piet meewerkt. En Bertus brengt nu
ook wat In. Hij geeft alles aan zijn
moeder af wat hij verdient en moet het
stellen met een zakcentje. Maar de cur
sus kost nogal behoorlijk, die leerboe
ken er bij gerekend. Echter, dat heeft hij
nodig, wil er iets van hem terecht ko
men. Dat geldt Is niet weggesmeten.
Hij kan, dan zou de waarheid on
recht worden aangedaan, ook niet zeg
gen, dat de omgang met Lemaire het
karakter van Bertus ten ongunste heeft
veranderd. Wel is de jongen dezelfde ge
bleven, ietwat onverschillig ten aanzien
van de godsdienst, doch hij gaat geregeld
mee ter kerk en bezoekt trouw de cate
chisatie. De invloed van Lemaire is ech
ter niet te proeven. Misschien is het wel
goed geweest, dat Jelle de puntjes op de
I heeft gezet, toen hij met Lemaire over
Bertus sprak.
Juffrouw Lemaire is al verschillende
malen bij Jelles vrouw op bezoek ge
weest. Dat Is aardig. Je kunt daar wel
komen, want de properheid straalt je uit
alles tegen, maar per saldo is het toch
slechts 'n arbeidersgezin, niet? Juffrouw
Lemaire echter kan dat niet schelen. En
dat meisje een aardig, zacht ding, zegt
moeder Laanveld, is enkele malen met
haar moeder meegekomen en gaat dan
met de meisjes Laanveld om, als waren
die haar gelijken. Neen, je kunt van Le
maire zeggen, wat je wlit, hij heeft zich
zelf opgewerkt, maar pochen doet hij er
niet op. Hij blijft de eenvoudige vent,
die hij altijd geweest is
Ja, dat meisje van Lemaire, die
Sjoukje, dat is een aardig ding. Jelle
heeft haar ook eens ontmoet.
Op zekere dag kwam ziJ opeens bin
nenrollen, om te vragen, of Jane met
haar ging wandelen. Het bleek toen, dat
die twee elkaar wel eens ontmoeten op
het dorp. Vervelend was dat toen weer:
een van ziJn meisjes zo dik bevriend met
de dochter van Lemaire, het bevalt Jelle
niet al te best. Maar aanmerkingen kan
hij niet op het meisje maken. Zij is de
beleefdheid zelf. Je kunt er eigenlijk
alleen medelijden me hebben, dat zfl op
groeit zonder bekend gemaakt te wor
den met de weg ten leven
Jane Is toen meegegaan, maar 't is
geen vriendschap geworden tussen
Sjoukje en Jane. Moeder heeft met Jane
gepraat. Goed voor het kind zijn van
zelf. Vriendelijk ook. Maar er is tussen
jullie tweeën een groot verschil, neen,
dat gaat niet. Toen Bertus er van hoor
de, heeft die gezegd, dat het larie"
was. Er waren in de kerk heel wat min
der meisjes dan Sjoukje, als moeder dat
maar bedenken wou...
Die Sjouk Is een leukerd. Laat ze me
daar op een goeie keer, toen zij geen
school had, op de fiets voorbij een stuk
land komen, waar Laanveld en Piet aan
het werk waren. Ze stapt van haar rij
wiel af en begint me een praatje met
die twee. Jelle ging op haar gesnap In
en moest een vermaning van zijn vader
incasseren ,om toch aan het werk te
denken. Maar die Sjouk blijft kletsen
over alles en nog wat. Zij praat over
haar school in Arnhem, over Bertus,
vraagt naar de vruchten op het land. En
ze gaat er eenvoudig bil zitten, als die
twee schaften en hun boterham voor de
dag halen. Zy zegt: „Eet smakelijk
mannen" en kijkt eerbiedig toe, als die
twee de handen vouwen en bidden voor
hun eten, .Iets wat bij haar thuis niet ge
beurt.
Zü snapt lustig door en komt van
Piet, die meer zegt in een kwartier dan
anders In vier en twintig uur, te weten
dat die de volgende week naar AniW|
moet: loting voor de militie. Of hij g*;
soldaat worden wil? Neen, hiJ heeft''
weinig zin in. Maar daar wordt Diï|
naar gevraagd. En och, als hij er in W'
ja, wat kun je er aan doen?
„Het is wel eens goed, soldaat gev
te zijn", meent Jelle, die er van nit'l
weet te praten, want hij heeft ook
uniform gedragen, 't Is alleen vervelet'
wat de inkomsten betreft. Want T'»:
moet dan minstens acht maanden on*;
de wapenen, als hij tenminste niet W
het paardenvouk terecht komt, want <»t
is nog vier maanden langer. En al *i
tijd moet moeder ziJn inkomsten ro'*]
sen. l
Dat kan Sjoukje misschien wel W'i
grijpen, maar zich niet realiseren. Wan||
vader en moeder springen onbekomme'H
met het geld rond. Zij zelf krijgt ve«
meer zakgeld dan zij nodig heeft W
zij overhoudt, brengt ze op een spaa''
bankboekje.
,,Maar komaan, daar komen we 0^
weer door," meent Jelle opgewekt. ,M
Heere zorgt wel voor ons, Sjoukje. ^^'1
weten nog niet eens, of Piet er in loot'
„Wanneer?" vraagt Sjoukje.
Donderdag om een uur of twaalf-
Musis Sacrum, weet Sjoukje dat? Vaf
zelf kent ziJ die zalen. O, zo, daar. H«'i
laat moet hij er zijn? Om twaalf uof
Wel, dat is prachtig. Dan is ze vrij va",
school.
(Wordt vervolgal
paar
K.
hoopt
voor
Gilst
her-b;
twee
2,€
hoopt
Midd.
het s-\
dijk,
Me