Ernstig ongeval
te Dirksland
Een nieuwe
„Provinciewet"
Verdere levensloop van Ds. Molentiel
27e Jaargang
CHE WEEKBLAD OP GEREFORMEERDE GRONDSLAG
VOOR DE ZUID-HOLLANDSE EN ZEEUWSE EILANDEN
MEDITATIE
Is er één
Later een ijveraar voor de zuivere leer?
Centrale Veiling
]Ki(ldelha]*nis
UIT HET
Ergerlijk geval van
dierenmishandeling
Opgave afv/ijking gewas
sen tengevolge van de
watersnood
Zaterdag 4 September 1954
No. 2332
Eedactiebureau: Pr. HENDRIKSTRAAT 14, MTDDELHAJEUSriS
TELEFOON K 1870-2017 GIRO 167930 POSTBOX 8
Voor advertentiën uitsluitend Drukkerij Telef. K 1870-2729
Na 6 uur 's avonds Telef. K 1870 - 2017
Verscblfnt tweemaal per week. Woensdag' en Zaterdag
ABOJSTNEMENTSPRUS: 1.70 PER KWARTAAL.
ADVERTENTIEPRIJS 12 cent per mm.
B^ contract speciaal tarief.
Ons bestuurs- en regeringsstelsel is
erg gecentraliseerd. Velen zouden, en
naar het ons voorkomt terecht, aan de
provinciale besturen meer regerings-
maciit zien toegewezen. Voor wetgeving
en bestuur meer de weg zien gevolgd
van decentralisatie. Opdat voor wetge
ving en bestuur aan de provinciale Over
heid een grote befekenis werd toege
kend.
Daar dit ook door de Regering werd
beseft is in de tijd een staatsecommissie
ingesteld om de Regering van advies te
dienen. Deze commissie naar haar voor
zitter dr M. J. Prinsen, de commissie
Prinsen genoemd is met haar taak ge
reed gekomen en heeft haar rapport aan
de minister van Binnenlandse Zaken Dr
Beel aangeboden. Het rapport gaat ver
gezeld van een ontwerp van een ge
heel nieuwe wet, die de commissie als
„Provinciewet" wenst aan te duiden. De
door de conunissie Prinsen voorgestelde
nieuwe wet brengt geen ingrijpende ver
anderingen. Zeker zal ze diegenen, die
aan de provincie een meer zelfstandige
en invloedrijke plaats in onze staatkun
dige verhoudingen zien toegewezen te
leurstellen:
Toch gaat de commissie wel in boven
aangeduide richting.
Een summierlijk overzicht van de wij
zigingen moge hier volgen.
In de huidige verhoudingen behoeven
alle provinciale verordeningen de goed
keuring van de centrale Regering in
Den Haag. Deze eis wil de commissie
laten vervallen. Als overbodig wil de
commissie ook laten vervallen de eis dat
de provinciale belastingverordeningen
goedgekeurd moeten worden. De com
missie gaat van het standpunt uit dat
de wet de belastingen opsomt die de
provincie mag heffen, waarbij de hef-
fingsgrenzen zijn aangegeven. Het hui
dige regeringstoezicht bestaat alleen in
een toetsing van de provinciale belas
tingverordeningen op haar juridische
juistheid. Dit acht de commissie vanwe
ge de deskundigheid van de provinciale
besturen onnodig.
De commissie wil wel behouden de
goedkeuring van de reglementen der wa
terschappen benevens haar instelling en
opheffing. Ook de vereiste goedkeuring
van de provinciale begroting wil de
commissie bestendigd zien.
Bij de huidige wetgeving is het aan
tal vergaderingen van de Provinciale
Staten bij de wet bepaald. Twee verga
deringen per jaar. Een zomervergade
ring en een wintervergadering. Acht het
College van Ged. Staten een tussentijdse
vergadering nodig, dan moet het Colle
ge van Ged. Staten daartoe de machti
ging ontvangen van de Kroon.
In dit stelsel wil de commissie Prinsen
verandering brengen door aan de Staten
de vrijheid te verlenen meer vergaderin
gen te beleggen.
Inzake de grootte van het College van
Ged. Staten doet de commissie geen uit
spraak. Wel is ze er van doordrongen
dat de taak van Ged. Staten in omvang
en gewicht zeer is toegenomen, maar ze
onthoudt zich van voorstellen tot ver
groting omdat de kans bestaat, dat bij
vergroting het college te log zou wor
den en er bestuurskracht ingeboet zou
worden.
Met de commissie voor grondwetsher
ziening verschilt de commissie Prins
ten opzichte van de positie van de Com
missaris des Konings.
Volgens de eerste commissie dient de
Commissaris belast te worden met de
uitvoering van de bevelen van de Ko-
nisg.
De commissie Prinsen meent dat met
deze positie omschrijving het accent te
veel wordt gelegd op de Commissaris
als vertegenwoordiger van het rijksge
zag.
Naar haar oordeel komt daarmee de
taak van provinciaal bestuurder in het
gedrang. De Commissaris dient als voor
zitter van Ged. Staten verantwoording
schuldig te zijn voor zijn aandeel in het
door het College gevoerde bestuur.
De verantwoordingsplicht van de le
den van het college van Ged. Staten
dient volgens de commissie te worden
uitgebreid tot het door Ged. Staten ge
voerde bestuur.
Voor een drietal bestuurlijke onderde
len zou de commissie een uitzondering
willen maken en wel:
Ie Voor het toezicht op de gemeente
besturen.
2e De beslissing in een geschil.
3e Een besluit, waartegen bij de Kroon
beroep is opengesteld.
Voor wat de voorstellen inzake het la
ten vervallen van het vereiste van goed
keuring op de verordeningen en voor
vrijheid van meerdere vergaderingen is
wijziging van de grondwet noodzakelijk.
Het nieuwe wetsontwerp brengt geen
diepgaande wijzigingen, evenmin gaat
het ver in het toekennen van meer
macht aan de Provinciale Staten, be
houdens dan het vervallen van toezicht
op nader aangeduide provinciale veror
deningen,
Toch kan het een stap worden ge
noemd is de richting van decentralisatie.
Een nieuwigheid waarop we nog de aan
dacht wensen te vestigen is de mogelijk
heid, die de commissie voorstelt tot het
instellen van commissies van voorberei-
«ng en bestand met deskundigen, die
geen lid zijn van Provinciale Staten.
Resumerend komen de voorgestelde
Wijzigingen op de het volgende vijftal
neer:
Ie De provinciale verordeningen behoe
ven niet de Koninklijke goedkeuring.
2e Afschaffing van de Grondwettelijke
Gaat om door de wijken van Jeru
zalem en ziet nu toe en verneemt
en zoekt op haar straten of ge
iemand vindt, of er één is die
recht doet, die waarheid zoekt, zo
zal Ik haar genadig zijn.
(Jeremia 5:1)
Jeremia uit de priesterstam van Levi
profeteerde van af 43 jaar vóór de ver
woesting van Jeruzalem tot verschei
dene jaren na dit geweldige feit.
Na de ondergang van stad en tempel,
week hij uit naar Egypte, w^arheen zich
zeer velen van zijn landgenoten bege
ven hadden. Ook hier ging hij voort, met
de breuk des volks aan te wijzen en hun
afgoderijen te bestraffen. Ten diepste
heeft men hem gegriefd door hem voor
een landverrader uit te maken en uit
eindelijk ging de vijandschap ze ver, dat
zij Jeremia stenigden.
Drie grote doelstellingen vinden wij in
zijn profetieën terug. In de eerste plaats
de aankondiging van de verwoesting des
tempels, omdat 't volk juist deze plaats
zo gruwelijk verontreinigd had.
Vervolgens wekte hij het volk op tot
boete en berouw opdat het oordeel zo
niet afgewend, dan toch dienen mocht
tot hun heil en ten derde heeft hij een
ontroerende troostsprake voor hen, die
met hun schuld en zonde werden uitge
dreven tot de Heere, hen de komst van
de Messias voorzeggend.
In het hoofdstuk waaruit onze tekst
is gekozen, laat de profeet wel zeer dui
delijk de grote verdorvenheid van het
Oude Bondsvolk uitkomen.
In ons tekstvers spreekt de Heere tot
Jeremia. Waarschijnlijk is daar een ge
bed van de profeet aan vooraf gegaan.
Immers heefl; hij in het vorige hoofd
stuk het oordeel moeten aankondigen.
Vreselijk zal het lot van het volk zijn.
Dit gaat niet buiten hem om. Hij heeft
het volk ondanks alles hartelijk lief. En
zijn ziel schreit als hij ziet wat straks
komen gaat. De ware boete predikers
blijven niet onverschillig onder het oor
deel, dat ze moeten aankondigen. Pau-
lus zegt zelfs: „Ik zou zelf wel wensen
verbannen te zijn van Christus vóór mijn
broederen, want ze zijn mijn maagschap
naar 't vlees.
Zo zal Jeremia, in smeking zich tot
de Heere gewend hebben. En nu ant
woordt de Heere in onze tekst op dat
gebed.
Maar op 't eerste gezicht is dit ant
woord niet erg hoopvol. Wel recht, o ja,
wel recht. Zelfs uitermate genade vol.
Ga maar heen Jeremia. Zoek maar in
heel Jenizalem, Zoek maar of ge er één
vindt, die recht doet, die waarheid zoekt,
En zo ge er één vindt. Ik zal Jeruzalem
genadig zijn. Waarlijk, dit kan en mag
en moet de Hcero eisen.
Denk aan de geschiedenis van
Abrams' voorbede voor Sodom. Op tien
rechtvaardigen strandde daar het be
houd der stad.
En wat zegt David? „Heere wie zal
verkeren In Uwe tent, wie zal klimmen
op de berg Uwer heiligheid?"
Die rein van handen en zuiver van
hart is, die zijn ziel niet op heft tot
ijdelheid en die het bedriegelijk zweert.
En nu vraagt de Heere: Geef me er
dan maar één zo!
Gans de stad zal om Zijntentwil ge
spaard blijven.
Neen, neen. Niet een mens die een
beetje of heel erg godsdienstig is. Dat
wordt niet gevraagd. Vers twee zegt
immers: „En of zij al zeggen: Zo waar
achtig als de Heere leeft, zo zweren zij
toch valselijk." Lees het hele verdere
hoofdstuk en we komen tot de ontstel
lende ontdekking, dat die éne niet in
Jeruzalem te vinden is.
Zoek hem ook vandaag, het zal te
vergeefs zijn.
Daar is niemand die God zoekt, daar
is niemand die goed doet. Wij hebben
allen gezondigd.
Weet ge de consequentie daarvan?
Dat het oordeel voortgang moet heb
ben. Bij Israël het oordeel der verban
ning.
Bij U en mij het oordeel der verban
ning uit het hemels Jeruzalem, Dat was
reeds het oordeel over de eerste mens
die gezondigd had. Hij moest het para
dijs verlaten en de dood sterven.
Dat oordeel is doorgegaan tot alle
mensen.
M. L. Is dat oordeel al eens werke
lijkheid voor 't bewust zijn van uw ziel
geworden? En hebt ge 't toen uitgeroe
pen: Uw doen is rein, Uw vonnis gans
rechtvaardig?
Wie zo in de waarachtige schuld voor
God komt, zal in deze tekst iets anders
gaan lezen. Voor die, bloeit hij open als
een geurende roos, gaat hij blinken als
een glanzende ster.
Want tochvoor 't berouw vol en
boetvaardig volk, wordt er één gevon
den, die aan de eis Gods voldoet.
En daarvoor zal de Heere Zelf nu zorg
dragen.
Voor wie met zich zelf en alle Eindere
schepselen aan 't eind komt, opent de
Heere een deur der hope.
Dit doet Jeremia in hoofdstuk 23 uit
roepen: ,,Zie de dagen komen, spreekt de
Heere, dat Ik David een rechtvaardige
spruit zal verwekken. In Zijn dagen zal
Juda verlost worden en Israël zeker wo
nen en dit zal de Naam zijn, waarmede
men Hem noemen zal: „De Heere onze
Gerechtigheid."
Jezus Christus heeft aan 't recht
Gods volkomen genoeg gedaan.
Hij getuigt van Zichzelf: Ik ben de
Weg, de Waarheid en het Leven."
Daarom zal de Heere zich over Jeru
zalem ontfermen.
Die zich in Hem verborgen weet, zal
veilig zijn voor 't gericht.
Kent ge Hem? Gelooft ge in Hem?
Welzalig is de mens wiens sterkte in
Hem is. Hij is door 't gericht heen ge
gaan. Van God verlaten geworden. In
helse smart ondergaan als de plaats
bekledende Borg voor leugenachtigen en
onrechtvaardigen.
Wie dat wonder door de kracht en
werking des H. Geestes wordt geopen
baard, gaat 't met Mac Cheyne zingen:
Nu ken ik een waarheid, zo groot als
Lgewis
Dat Jezus alleen mijn gerechtigheid is
- Nu haat ik de dood, nu verwin ik het
[graf.
Nu neemt mij geen Satan de
[zege kroon af.
Jehova Tsidkeneu. De Heere onze ge
rechtigheid.
Dirksland.
C. J. KESTING.
Brochure Alebeek
Bij Hendrik de Koning, boekverkoper
op de Voorstraat bij de Vuilpoort, „In
de Jugten Bijbel" te Dordrecht, ver
scheen in 1756 een brochure van 116
bladzijden, geschreven door Gerardus
Alebeek, lid der gemeente te Sommels-
dijk.
Het is niet moeilijk te raden waar
over het in dit geschrift ging; 1756 was
immers het jaar waarin de classis Schou-
wen-Duiveland uitspraak deed over ds
Johannes Molentiel, predikant te Som-
melsdijk, die aangeklaagd was wegens
het verkondigen van een onschriftuur-
lijke leer.
De wijdlopige titel van het geschrift
luidt: „Waaragtig en Merkwaardig
VERHAAL Van het Voorgevallene met
den Sommelsdijksen Predikant JOHAN
NES MOLENTIEL, Om de weereld te
onderrigte opdat Onkundige doon, Leu-
genagtige of Verkeerde Berigten, niet
mogen misleydt worden; Ende om de
Eere der Welmeende te Verdedigen, te
gen Valsche Beschuldiginge en Lasterin-
ge. Uytgegeven, Door eenige LIEFHEB
BERS der Waarheyd te SOMMELSDIJK
Benevens een Lijst der Stellinge en
Spreekwqse door Dominee Molentiel op
den Predikstoel gestelt ende geleert."
Aan deze brochure is het te danken,
dat ook elders in het land over de zaak
gesproken en geschreven werd. Zij had
echter te lang de geesten bezig gehou
den op de eilanden om blijvend de ge
sprekken te beheersen. Bovendien kwam
er van de zijde van ds Molentiel geen
verweer. In zijn geval was dit de beste
weg.
Onder degenen, die zich in de zaak
Molentiel gemengd hebben behoort nie
mand minder dan Theodorus van der
Groe, predikant te Kralingen. Van der
Groe, die als oud-vader ook heden op de
eilanden nog wel gelezen wordt, heeft
zich ons inziens ten opzichte van Mo
lentiel niet bijster gelukkig uitgelaten.
Hij stak de draak met de dominee van
Sommelsdijk, die hij min of meer als een
domme man beschreef.
bepaling waarbij het aantal verga
deringen van Provinciale Staten
wordt beperkt
3e Uitbreiding van de verantwoor
dingsplicht van voorzitter en leden
van Ged. Staten.
4e Vaststelling van de salarissen door
de Kroon.
5e Instelling van commissies van voor
bereiding en bijstand buiten de le
den van Prov. Staten.
We omschreven de betekenis van dit
wetsontwerp reeds als een stap nader
naar decentralisatie. Uitbreiding van de
macht van Provinciale Staten ligt er
mede aan ten grondslag, wat zeker toe
gejuicht moet worden en wat zijn om
schrijving vindt in de uitbreiding van de
verantwoordingsplicht van de Commis
saris, als voorzitter en van het College
van Ged. Staten. Al met al een stap in
de richting van provinciaal zelfbestuur,
zoals het was voor 1795. Nuttige en no
dige decentraUsatie waarbij het belang
van de Provinciale Staten slechts kan
Nu maakt Molentiel inderdaad niet de
indruk, dat hij tot de geleerdste theolo
gen van zijn tijd behoorde en te Som
melsdijk heeft hij zeker niet verstandig
gehandeld. Ook kwam hij als een jong
predikant te Sommelsdijk, hij had de
dertig jaren nog niet bereikt. Zeer
waarschijnlijk heeft de nogal driftige
Molentiel in latere jaren zijn wilde ha
ren wel kwijt geraakt want in het ver
volg van zijn diensttijd te Sommelsdijk
blijkt niets meer van moeilijkheden.
Dit zegt natuurlijk niet alles. Wij heb
ben er een vorige keer al op gewezen
hoe de kerkelijke vergaderingen er op
uit waren om conflicten zoveel mogelijk
uit de weg te gaan. Men zocht menig
maal de eenheid boven de waarheid.
Naar Amemuiden
Wij willen geen poging magen om ds
Molentiels gedrag ten aanzien van de
huiselijke omgang met zijn' vrouw en
zijn prediking goed te praten. Maar we
.willen er wel de aandacht op vestigen,
dat verdere berichten over ds Molentiel
niet ongunstig zijn.
Waarschijnlijk hebben de echtgenoten
tenslotte vrede gevonden, of althans voor
het oog der wereld in vrede geleefd.
Maria de Coup, met wie ds Molentiel
gehuwd was, overleed op 16 Juli 1772.
Het leed is dit echtpaar niet bespaard
gebleven. Zij hebben elf kinderen gehad,
waarvan slechts één dochter haar vader
heeft overleefd. Alle andere kinderen
zijn gestorven. Zal het lijden de echtge
noten dichter bij elkander hebben ge-
bralht? Men is geneigd te denken van
ja. Want toen in 1772 Maria de Coup
stierf, bleef ds Molentiel acht jaar we
duwnaar. Pas op 27 Maart 1780 her
trouwde hij, en wel met Cornelia Maria
Neeteson, weduwe van Adriaan Huyssen
koopman te Middelburg.
Johannes Molentiel stond toen al in
Amemuiden, waarheen hij in 1776 ver
trok. Op 23 November 1775 vierde hij
zijn zilveren ambtsjubileum en herdacht
hij ,,dat de algoede Alregeerder hem zo
in deze als zyn vorige Gemeente van
Goedereede, 25 jaar als zyn mond heeft
believen te gebruiken." Met het oog op
zijn vertrek preekte ds Molentiel toen
over Psalm 71 16 „lek sal henen gaen
in de mogentheden des Heeren HEB
REN: ick sal uwe gerechtigheyt ver
melden, uwe alleen."
Het orgel in de kerk te Sommelsdijk,
door de baljuw Hobius de Krijger ten
geschenke gegeven, was door Molentiel
in gebruik genomen. Bij de weder ingC'
bruikneming van het tegenwoordige in
strument, in Augustus, is er aan her
innerd, hoe dat eerste orgel in 1799 ver-
brandde.
Te Amemuiden heeft ds Molentiel nog
eens moeilijkheden met de overheid ge
had, al was dit niet van ernstige aard
In kerkelijke twisten is hij niet meer
geraakt.
En de leer, die hij verkondigde? WjJ
kunnen rel aannemen, dat Molentiel te
Sommelsdijk reeds „bijgedraaid" is, dat
hij althans de accenten in zijn predi
king heeft verlegd. Amemuiden heeft
vanouds en nog bekend gestaan
als een gemeente met degelijk gerefor
meerde inslag. Men zal daar waarlgk
geen dominee beroepen hebben, wiens
leer zo kennelijk in strijd met de belij
denis was.
Plotselinge dood
Hoe de oud-predikant van Sommel-
dijk zijn leven voleindigde, leert ons een
bericht, gedateerd 2 Mei 1793 en afkom
stig uit Amemuiden. Hierin wordt de
dood van ds Molentiel gemeld, welke op
die dag voorviel. De predikant wordt
geroemd om zijn vurigheid van geest en
zijn liefde tot het heilig dienstwerk. Hij
was al lang lijdende maar vervulde zijn
diensten steeds.
„Hier was 't zo gaat het verder
dat; zyn Wel Eerwaarde menigmaal, zo
men zegt, kruipende den Predikstoel be
klom, en door den yver voor zyn over-
lyden, beklom hy den predikstoel, en
predikte over Openb. III, 21, handelen
de alleen in dat uur over de woorden:
„die overwint" daar hy voomeemens
was, zo de Heere hem leven en krach
ten gaf, den volgenden dag des Heeren
te handelen over de volgende woorden:
ik zal hem geeven met my te zitten in
mynen troon, enz. De vervulling van
welke beloften wy vertrouwen, dat zyn
Eerwaarde zonder de uitlegging daar
van hier beneden op zynen predikstoel
te mogen doen, nu reeds ondervindt."
En dan gaat het bericht verder met
een verklaring, die ons zonder dat de
zaak er met name in genoemd wordt,
dunkt te slaan op datgvne wat te Som
melsdijk was voorgevallen: „Men kan
den overledene met ruimte (en naar
waarheid) dit getuigenis geeven, dat zyn
Eerwaarde een yveraar was voor de zui
vere leere van .'t Euangelium; dat hy
alle eigen werk en gerechtigheid, voor
zo ver men daarin iets zocht en stelde,
ten eenenmaal den bodem insloeg; en
Christus' verzoening en gerechtigheid,
als den eenigen grond der zaligheid, met
vele vrymoedigheid verkondigde; 't geen
ook van velen met genoegen en zegen
is aangehoord. En dat zyn Eerwaarde
in zyne Gemeente hooggeschat en ge
liefd werd, getuigden de traanen, die by
zyn Eerwaardes graf gestort wierden".
Van zijn weduwe en enig overgeble
ven dochter uit het eerste huwelijk wordt
gezegd, dat dezen nu het gemis van
eenen trouwhartigen en tedergeliefden
Man en Vader betreuren."
Het laatste getuigenis over ds Mo
lentiel is dus vrij wat gunstiger dan
de berichten over hem uit Sommelsdijk
in de jaren rond 1854! Moge hij inder
daad velen door zijn leer en leven ge
sticht hebben, gelijk hij er aanvankelijk
velen in Sommelsdijk door zijn gedrag
heeft ontsticht.
Veiling van Woensdag 1 Sept. 1954
Eigenheimers 10.—11.10; id. II 5.20
7.30; Gele savoije 8.11.Rode
kool 9._i2.—Sla 5.—11.—Toma
ten 20.-50.—; Kroten 5.—18.—
Komkommers 13.22.Andijvie
11.-19.-; Bloemkool 8.—30.—Stok-
snijbonenen 80.Rtabarber 6.8.
Meloenen 27.61.Suikerperen 10
Clapps 11.-28.—; R. Cl. d' Althan
40.R. Cl. Verte 40.Benoni val
16.—; Manks Codlin val 9.—11.—
Reeks van ongelukken Geen
noodlot, geen toeval Een on
uitsprekelijke troost.
In de laatste nummers van ons blad
moest melding worden gemaakt van een
lange reeks van ongelukken. Er waren
er ook bij met dodelijke afloop. Dat is
aller verschrikkelijkst. Dat grijpt de
mens aan. Gezond van huis gaan en door
een ongeluk enkele uren later zwaar ge
wond of levenloos thuis gebracht. De
toenemende mechanisatie eist veel slacht
offers, zowel in het verkeer, in de fa
briek als op het land. Méér dan in de
tijd van de trekschuit. Toen ging alles
er veel rustiger en kalmer naar toe. Een
van onze medewerkers heeft onlangs aan
de hand van de statistiek een beeld ge
geven van het grote aantal slachtoffers,
dat jaarlijks aan het jachtende verkeer
ten offer valt.
Wat hebben we Gods bewarende hand
van node. Wij hebben in het leven de
nodige voorzichtigheid te betrachten,
want ons leven is een kostelijk be
zit. Wij kunnen echter ons zelf niet be
waren. Bij voortduur ,bij ons in- en uit
gaan, bij het verkeer op de weg, bij het
omgaan met machines in de fabriek of
op het land, moesten wij ons steeds in
's Heeren bewarende hand bevelen.
Als ons een ongeluk overkomt, dan is
dat geen noodlot of toeval. Er geschiedt
niets buiten Gods voorzienig bestel.
Daarom treft het mij altijd ietwat pijn
lijk, als ik onze advertentie-kolommen
lees, dat er sprake in is van ,,een nood
lottig ongeval." Dergelijke uitdrukkingen
zijn niet op zijn plaats. Ik begrijp dat de
stellers van zo'n advertentie het wel
licht niet zo bedoelen of er niet bij door
denken en de advertentie-redactie is niet
bevoegd dit eigenmachtig te verande
ren. Maar het klopt niet. Daarom is het
misschien goed, dat uw waarnemer daar
eens op wijst.
Eerst iets over het noodlot, anders
uitgedrukt fatalisme. Dat woord komt
van het latijnse woord fatum, dat af
stamt van een ander latijns woord fari,
wat spreken betekent. Fatalisme bete
kent dus het gesprokene, het onafwend
bare, dat als een geweldige, niet te ke
ren macht het leven beheerst. De oude
heidenen geloofden hieraan; zoals de go
den het beschikt hadden, had men het
te aanvaarden. Op wijsgerig gebied is
het de leer van de Stoa, die god en we
reld vereenzelvigt en het gebeuren laat
beheersen door de strenge wet van de
causaliteit. De wijsbegeerte van Spino
za komt op hetzelfde neer. Men heeft er
maar in te berusten met doffe gelaten
heid, aan de loop der dingen valt toch
niets te veranderen. Dit is een dwaling,
geheel in strijd met de H. Schrift. Niet
een blind noodlot regeert de wereld, niet
een donkere, willekeurige macht, maar
boven alle dingen staat een heilig God,
die naar Zijn wijze raad aUe dingen leidt
en bestiert en ook het roer van ons le
ven in handen heeft. Immers belijden
wij dat geen haar van ons hoofd en geen
musje op de aarde valt, zonder de wil
van onze hemelse Vader. Daarom is het
woord „noodlot" voor de Christenbelij
der contrabande.
Een andere dwaling is die van het toe
val. In de griekse oudheid is de leer
van het toeval reeds verdedigd door Epi
curus (270 jaar v. Christus) die meen
de, dat de wereld door een toeval ont
staan was en ook door toeval geleid
wordt. God zou zich niet met de wereld
bemoeien en er zou geen orde en sa
menhang in de dingen zijn. In dezelfde
lijn bewegen zich ook de stromingen, die
de voorzienigheid Gods loochenen of be
perken. Het pelagianisme is er ook ver
want aan. Ook dit is lijnrecht in strijd
met de Heilige Schrift, die van geen toe
valligheid wil weten. De Heere regeert
in alles, op elke plaats en op ieder mo
ment.
Wel moeten vrij onderscheid maken
wanneer wij in onze omgangstaal van het
woord „toevallig" (niet in epicureïschen
zin) gebruik maken. Toevallig kwamen
we b.v. iemand tegen, toevallig gebeurde
dit of dat. In de Bijbel vinden we ook
dergelijke uitdrukkingen, b.v. in Pred.
9 11 en Ruth 2 3. Ruth kwam „toe
vallig" op de akker van Boaz en in Lu
cas 10 31 waar bij geval een priester
die weg afkwam. Dit ziet echter op het
subjectief-toevallige, waarbij men, zo
als Calvijn zegt, niet tot de eerste oor
zaak, die ver verborgen is, doordringt.
Objectief beschouwd is er geen toeval
in de wereld en de Schrift sluit het ob
jectief-toevallige geheel uit. Geluk en
ongeluk het wordt niet geleid door het
toevallige, maar door de Heere GrOd, die
alle dingen leidt en bestuurd. Noodlot
en toeval hebben we dus ten enenmale
te verwerpen.
Er kunnen in ons leven van diekleine,
nietige dingen voorkomen, die men aan
anderen niet zou durven vertellen, maar
waar de Heere duidelijk Zijn hand in
laat zien. Dat kan vaak tot grote troost
zijn. De mensen die steeds van noodlot
en toeval spreken zou ik willen aanra
den het 13e artikel van onze Nederland
se Geloofsbelijdenis eens rustig te lezen,
handelende over de voorzienigheid Gods
en de regering aller dingen. „Deze le
ring geeft ons een onuitsprekelijke
troost," zo staat er, „als wij door haar
geleerd worden dat ons niets bij geval
overkomen kan, maar door de beschik
king onzes goedertierenen en hemelsen
Vaders." Dat komt neer op een totaal
eindigen met alles in God. Dat deed ook
Job toen hij sprak: „De Heere heeft ge
geven, de Heere heeft genomen, de
Naam des Heeren zij geloofd." In de
grootste noden kan men dan nog in den
Heere roemen. Daar leert Gods volk bij
tijd en wijle wat van. Dan willen ze van
alles wat hun overkomt of overkomen
is, niets af hebben. Voor de wereld on
begrijpelijk maar toch zéker en waar.
Dat is genade. En genade valt niet voor
het grijpen.
WAARNEMER.
Arbeiöpr werd by het dorsen de
linkeraim afgerukt
Een zeer ingrijpend ongeluk had
Woensdagmorgen plaats op het dorsbe-
drijf van A. L, Bakker Zn, te Dirks
land. Deze firma werkt met diverse
combines en ook met dorsmachines om
het gewas te velde af te dorsen. Met een
van de dorsmachines was men op een
perceel tussen Herkingen en Dirksland
bezig en bijna gereed gekomen; de laat
ste losse resten moesten nog door de
machine heen. Dit bracht voor de 46-
jarige D. Roozemond te Dirksland een
groot ongeluk teweeg. Hij voerde de
restanten niet met de vork in de dors-
trommel, maar met de hand, waarbij
zijn linkerarm werd gegrepen, die tot
boven zijn elleboog werd afgerukt.
Een andere lezing is, dat hij boven op
de machine kwam uit te glijden over
losse erwten waardoor hij kwam te val
len en zijn arm in het ronsel terecht
kwam.
De heer L. Bakker A.Lzn. die juist
op het werk aanwezig was, trad direct
kordaat op en bond met doeken en een
riem de bebloede arm af. Hij gaf order
het ziekenhuis op te bellen en reed toen
ijlings met het slachtoffer naar het zie
kenhuis. Een kwartier na het ongeval lag
de heer Roozemond al op de operatie
tafel. Hij zal echter zijn linkerarm moe
ten missen. Zijn toestand is op het ogen
blik redelijk.
De heer Roozemond is vader van 9
kinderen van 4i16 jaar. Het ongeval
heeft grote deernis met de vader van
dit talrijke gezin opgewekt.
J.l. Dinsdagavond omstreeks half acht
werd aan de Hoek van St. Jacob door
twee nachtstokers en een molenbaas
(resp, de heren J. v. d. V., J. v. H. en
M. V. Z. een ergerlijk geval van dieren
mishandeling geconstateerd.
Zij hoerden gejank van een hond in
doodsnood en vonden na enig zoeken het
dier onder de zich aldaar bevindende
steiger in de rivier, met de kop boven
water. Het bleek dat het beest een ket
ting aan de hals had waaraan een gro
te steen, vermoedelijk om het dier te
laten verdrinken. Het was zeer moeilijk
de hond uit zijn benarde positie te be
vrijden, waartoe men een lange ladder
en haken moest bijeenzoeken. De ver
moedelijk© dader, een jongen van plm.
15 jaar is de redders ontsnapt. Er is
aangifte bij de politie gedaan die het
verder wel zal uitzoeken. Het is een laf
fe daad.
De Voedselcommissaris voor Zuid-
Holland maakt bekend, dat telers van
aardappelen en suikerbieten in de in
Zuid-Holland overstroomde gebieden op
gave kunnen doen bij de P.B.H, van hun
district, indien zij er van overtuigd zijn
dat het betreffende gewas tengevolge
van de watersnood ernstig afwijkt van
normaal, hetzij t.a.v. de hoeveelheid, het
zij t.a.v. de kwaliteit, dan wel van beide.
De aandacht wordt er op gevestigd,
dat uit deze aangifte op zichzelf geen
enkele aanspraak op vergoeding kan
worden ontleend.
De opgaven dienen bij voorkeur schrif
telijk te worden gedaan, zulks i.v.m. een
vlotte doorgang der overige werkzaam
heden.
Vermeld dient te worden het gewas,
de zuivere grootte en ligging van de
percelen, de te verwachten opbrengst
(bij aardappelen het ras en de kwaliteit
plus het percentage rot en ziek).
Belanghebbenden dienen er zorg voor
te dragen tijdig voor het rooien hun op
gave in te zenden, waarbij het van be
lang is het vermoedelijke tijdstip van
rooien te vermelden.