Ernstig ongeval te Dirksland Een nieuwe „Provinciewet" Verdere levensloop van Ds. Molentiel 27e Jaargang CHE WEEKBLAD OP GEREFORMEERDE GRONDSLAG VOOR DE ZUID-HOLLANDSE EN ZEEUWSE EILANDEN MEDITATIE Is er één Later een ijveraar voor de zuivere leer? Centrale Veiling ]Ki(ldelha]*nis UIT HET Ergerlijk geval van dierenmishandeling Opgave afv/ijking gewas sen tengevolge van de watersnood Zaterdag 4 September 1954 No. 2332 Eedactiebureau: Pr. HENDRIKSTRAAT 14, MTDDELHAJEUSriS TELEFOON K 1870-2017 GIRO 167930 POSTBOX 8 Voor advertentiën uitsluitend Drukkerij Telef. K 1870-2729 Na 6 uur 's avonds Telef. K 1870 - 2017 Verscblfnt tweemaal per week. Woensdag' en Zaterdag ABOJSTNEMENTSPRUS: 1.70 PER KWARTAAL. ADVERTENTIEPRIJS 12 cent per mm. B^ contract speciaal tarief. Ons bestuurs- en regeringsstelsel is erg gecentraliseerd. Velen zouden, en naar het ons voorkomt terecht, aan de provinciale besturen meer regerings- maciit zien toegewezen. Voor wetgeving en bestuur meer de weg zien gevolgd van decentralisatie. Opdat voor wetge ving en bestuur aan de provinciale Over heid een grote befekenis werd toege kend. Daar dit ook door de Regering werd beseft is in de tijd een staatsecommissie ingesteld om de Regering van advies te dienen. Deze commissie naar haar voor zitter dr M. J. Prinsen, de commissie Prinsen genoemd is met haar taak ge reed gekomen en heeft haar rapport aan de minister van Binnenlandse Zaken Dr Beel aangeboden. Het rapport gaat ver gezeld van een ontwerp van een ge heel nieuwe wet, die de commissie als „Provinciewet" wenst aan te duiden. De door de conunissie Prinsen voorgestelde nieuwe wet brengt geen ingrijpende ver anderingen. Zeker zal ze diegenen, die aan de provincie een meer zelfstandige en invloedrijke plaats in onze staatkun dige verhoudingen zien toegewezen te leurstellen: Toch gaat de commissie wel in boven aangeduide richting. Een summierlijk overzicht van de wij zigingen moge hier volgen. In de huidige verhoudingen behoeven alle provinciale verordeningen de goed keuring van de centrale Regering in Den Haag. Deze eis wil de commissie laten vervallen. Als overbodig wil de commissie ook laten vervallen de eis dat de provinciale belastingverordeningen goedgekeurd moeten worden. De com missie gaat van het standpunt uit dat de wet de belastingen opsomt die de provincie mag heffen, waarbij de hef- fingsgrenzen zijn aangegeven. Het hui dige regeringstoezicht bestaat alleen in een toetsing van de provinciale belas tingverordeningen op haar juridische juistheid. Dit acht de commissie vanwe ge de deskundigheid van de provinciale besturen onnodig. De commissie wil wel behouden de goedkeuring van de reglementen der wa terschappen benevens haar instelling en opheffing. Ook de vereiste goedkeuring van de provinciale begroting wil de commissie bestendigd zien. Bij de huidige wetgeving is het aan tal vergaderingen van de Provinciale Staten bij de wet bepaald. Twee verga deringen per jaar. Een zomervergade ring en een wintervergadering. Acht het College van Ged. Staten een tussentijdse vergadering nodig, dan moet het Colle ge van Ged. Staten daartoe de machti ging ontvangen van de Kroon. In dit stelsel wil de commissie Prinsen verandering brengen door aan de Staten de vrijheid te verlenen meer vergaderin gen te beleggen. Inzake de grootte van het College van Ged. Staten doet de commissie geen uit spraak. Wel is ze er van doordrongen dat de taak van Ged. Staten in omvang en gewicht zeer is toegenomen, maar ze onthoudt zich van voorstellen tot ver groting omdat de kans bestaat, dat bij vergroting het college te log zou wor den en er bestuurskracht ingeboet zou worden. Met de commissie voor grondwetsher ziening verschilt de commissie Prins ten opzichte van de positie van de Com missaris des Konings. Volgens de eerste commissie dient de Commissaris belast te worden met de uitvoering van de bevelen van de Ko- nisg. De commissie Prinsen meent dat met deze positie omschrijving het accent te veel wordt gelegd op de Commissaris als vertegenwoordiger van het rijksge zag. Naar haar oordeel komt daarmee de taak van provinciaal bestuurder in het gedrang. De Commissaris dient als voor zitter van Ged. Staten verantwoording schuldig te zijn voor zijn aandeel in het door het College gevoerde bestuur. De verantwoordingsplicht van de le den van het college van Ged. Staten dient volgens de commissie te worden uitgebreid tot het door Ged. Staten ge voerde bestuur. Voor een drietal bestuurlijke onderde len zou de commissie een uitzondering willen maken en wel: Ie Voor het toezicht op de gemeente besturen. 2e De beslissing in een geschil. 3e Een besluit, waartegen bij de Kroon beroep is opengesteld. Voor wat de voorstellen inzake het la ten vervallen van het vereiste van goed keuring op de verordeningen en voor vrijheid van meerdere vergaderingen is wijziging van de grondwet noodzakelijk. Het nieuwe wetsontwerp brengt geen diepgaande wijzigingen, evenmin gaat het ver in het toekennen van meer macht aan de Provinciale Staten, be houdens dan het vervallen van toezicht op nader aangeduide provinciale veror deningen, Toch kan het een stap worden ge noemd is de richting van decentralisatie. Een nieuwigheid waarop we nog de aan dacht wensen te vestigen is de mogelijk heid, die de commissie voorstelt tot het instellen van commissies van voorberei- «ng en bestand met deskundigen, die geen lid zijn van Provinciale Staten. Resumerend komen de voorgestelde Wijzigingen op de het volgende vijftal neer: Ie De provinciale verordeningen behoe ven niet de Koninklijke goedkeuring. 2e Afschaffing van de Grondwettelijke Gaat om door de wijken van Jeru zalem en ziet nu toe en verneemt en zoekt op haar straten of ge iemand vindt, of er één is die recht doet, die waarheid zoekt, zo zal Ik haar genadig zijn. (Jeremia 5:1) Jeremia uit de priesterstam van Levi profeteerde van af 43 jaar vóór de ver woesting van Jeruzalem tot verschei dene jaren na dit geweldige feit. Na de ondergang van stad en tempel, week hij uit naar Egypte, w^arheen zich zeer velen van zijn landgenoten bege ven hadden. Ook hier ging hij voort, met de breuk des volks aan te wijzen en hun afgoderijen te bestraffen. Ten diepste heeft men hem gegriefd door hem voor een landverrader uit te maken en uit eindelijk ging de vijandschap ze ver, dat zij Jeremia stenigden. Drie grote doelstellingen vinden wij in zijn profetieën terug. In de eerste plaats de aankondiging van de verwoesting des tempels, omdat 't volk juist deze plaats zo gruwelijk verontreinigd had. Vervolgens wekte hij het volk op tot boete en berouw opdat het oordeel zo niet afgewend, dan toch dienen mocht tot hun heil en ten derde heeft hij een ontroerende troostsprake voor hen, die met hun schuld en zonde werden uitge dreven tot de Heere, hen de komst van de Messias voorzeggend. In het hoofdstuk waaruit onze tekst is gekozen, laat de profeet wel zeer dui delijk de grote verdorvenheid van het Oude Bondsvolk uitkomen. In ons tekstvers spreekt de Heere tot Jeremia. Waarschijnlijk is daar een ge bed van de profeet aan vooraf gegaan. Immers heefl; hij in het vorige hoofd stuk het oordeel moeten aankondigen. Vreselijk zal het lot van het volk zijn. Dit gaat niet buiten hem om. Hij heeft het volk ondanks alles hartelijk lief. En zijn ziel schreit als hij ziet wat straks komen gaat. De ware boete predikers blijven niet onverschillig onder het oor deel, dat ze moeten aankondigen. Pau- lus zegt zelfs: „Ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus vóór mijn broederen, want ze zijn mijn maagschap naar 't vlees. Zo zal Jeremia, in smeking zich tot de Heere gewend hebben. En nu ant woordt de Heere in onze tekst op dat gebed. Maar op 't eerste gezicht is dit ant woord niet erg hoopvol. Wel recht, o ja, wel recht. Zelfs uitermate genade vol. Ga maar heen Jeremia. Zoek maar in heel Jenizalem, Zoek maar of ge er één vindt, die recht doet, die waarheid zoekt, En zo ge er één vindt. Ik zal Jeruzalem genadig zijn. Waarlijk, dit kan en mag en moet de Hcero eisen. Denk aan de geschiedenis van Abrams' voorbede voor Sodom. Op tien rechtvaardigen strandde daar het be houd der stad. En wat zegt David? „Heere wie zal verkeren In Uwe tent, wie zal klimmen op de berg Uwer heiligheid?" Die rein van handen en zuiver van hart is, die zijn ziel niet op heft tot ijdelheid en die het bedriegelijk zweert. En nu vraagt de Heere: Geef me er dan maar één zo! Gans de stad zal om Zijntentwil ge spaard blijven. Neen, neen. Niet een mens die een beetje of heel erg godsdienstig is. Dat wordt niet gevraagd. Vers twee zegt immers: „En of zij al zeggen: Zo waar achtig als de Heere leeft, zo zweren zij toch valselijk." Lees het hele verdere hoofdstuk en we komen tot de ontstel lende ontdekking, dat die éne niet in Jeruzalem te vinden is. Zoek hem ook vandaag, het zal te vergeefs zijn. Daar is niemand die God zoekt, daar is niemand die goed doet. Wij hebben allen gezondigd. Weet ge de consequentie daarvan? Dat het oordeel voortgang moet heb ben. Bij Israël het oordeel der verban ning. Bij U en mij het oordeel der verban ning uit het hemels Jeruzalem, Dat was reeds het oordeel over de eerste mens die gezondigd had. Hij moest het para dijs verlaten en de dood sterven. Dat oordeel is doorgegaan tot alle mensen. M. L. Is dat oordeel al eens werke lijkheid voor 't bewust zijn van uw ziel geworden? En hebt ge 't toen uitgeroe pen: Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig? Wie zo in de waarachtige schuld voor God komt, zal in deze tekst iets anders gaan lezen. Voor die, bloeit hij open als een geurende roos, gaat hij blinken als een glanzende ster. Want tochvoor 't berouw vol en boetvaardig volk, wordt er één gevon den, die aan de eis Gods voldoet. En daarvoor zal de Heere Zelf nu zorg dragen. Voor wie met zich zelf en alle Eindere schepselen aan 't eind komt, opent de Heere een deur der hope. Dit doet Jeremia in hoofdstuk 23 uit roepen: ,,Zie de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik David een rechtvaardige spruit zal verwekken. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël zeker wo nen en dit zal de Naam zijn, waarmede men Hem noemen zal: „De Heere onze Gerechtigheid." Jezus Christus heeft aan 't recht Gods volkomen genoeg gedaan. Hij getuigt van Zichzelf: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven." Daarom zal de Heere zich over Jeru zalem ontfermen. Die zich in Hem verborgen weet, zal veilig zijn voor 't gericht. Kent ge Hem? Gelooft ge in Hem? Welzalig is de mens wiens sterkte in Hem is. Hij is door 't gericht heen ge gaan. Van God verlaten geworden. In helse smart ondergaan als de plaats bekledende Borg voor leugenachtigen en onrechtvaardigen. Wie dat wonder door de kracht en werking des H. Geestes wordt geopen baard, gaat 't met Mac Cheyne zingen: Nu ken ik een waarheid, zo groot als Lgewis Dat Jezus alleen mijn gerechtigheid is - Nu haat ik de dood, nu verwin ik het [graf. Nu neemt mij geen Satan de [zege kroon af. Jehova Tsidkeneu. De Heere onze ge rechtigheid. Dirksland. C. J. KESTING. Brochure Alebeek Bij Hendrik de Koning, boekverkoper op de Voorstraat bij de Vuilpoort, „In de Jugten Bijbel" te Dordrecht, ver scheen in 1756 een brochure van 116 bladzijden, geschreven door Gerardus Alebeek, lid der gemeente te Sommels- dijk. Het is niet moeilijk te raden waar over het in dit geschrift ging; 1756 was immers het jaar waarin de classis Schou- wen-Duiveland uitspraak deed over ds Johannes Molentiel, predikant te Som- melsdijk, die aangeklaagd was wegens het verkondigen van een onschriftuur- lijke leer. De wijdlopige titel van het geschrift luidt: „Waaragtig en Merkwaardig VERHAAL Van het Voorgevallene met den Sommelsdijksen Predikant JOHAN NES MOLENTIEL, Om de weereld te onderrigte opdat Onkundige doon, Leu- genagtige of Verkeerde Berigten, niet mogen misleydt worden; Ende om de Eere der Welmeende te Verdedigen, te gen Valsche Beschuldiginge en Lasterin- ge. Uytgegeven, Door eenige LIEFHEB BERS der Waarheyd te SOMMELSDIJK Benevens een Lijst der Stellinge en Spreekwqse door Dominee Molentiel op den Predikstoel gestelt ende geleert." Aan deze brochure is het te danken, dat ook elders in het land over de zaak gesproken en geschreven werd. Zij had echter te lang de geesten bezig gehou den op de eilanden om blijvend de ge sprekken te beheersen. Bovendien kwam er van de zijde van ds Molentiel geen verweer. In zijn geval was dit de beste weg. Onder degenen, die zich in de zaak Molentiel gemengd hebben behoort nie mand minder dan Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen. Van der Groe, die als oud-vader ook heden op de eilanden nog wel gelezen wordt, heeft zich ons inziens ten opzichte van Mo lentiel niet bijster gelukkig uitgelaten. Hij stak de draak met de dominee van Sommelsdijk, die hij min of meer als een domme man beschreef. bepaling waarbij het aantal verga deringen van Provinciale Staten wordt beperkt 3e Uitbreiding van de verantwoor dingsplicht van voorzitter en leden van Ged. Staten. 4e Vaststelling van de salarissen door de Kroon. 5e Instelling van commissies van voor bereiding en bijstand buiten de le den van Prov. Staten. We omschreven de betekenis van dit wetsontwerp reeds als een stap nader naar decentralisatie. Uitbreiding van de macht van Provinciale Staten ligt er mede aan ten grondslag, wat zeker toe gejuicht moet worden en wat zijn om schrijving vindt in de uitbreiding van de verantwoordingsplicht van de Commis saris, als voorzitter en van het College van Ged. Staten. Al met al een stap in de richting van provinciaal zelfbestuur, zoals het was voor 1795. Nuttige en no dige decentraUsatie waarbij het belang van de Provinciale Staten slechts kan Nu maakt Molentiel inderdaad niet de indruk, dat hij tot de geleerdste theolo gen van zijn tijd behoorde en te Som melsdijk heeft hij zeker niet verstandig gehandeld. Ook kwam hij als een jong predikant te Sommelsdijk, hij had de dertig jaren nog niet bereikt. Zeer waarschijnlijk heeft de nogal driftige Molentiel in latere jaren zijn wilde ha ren wel kwijt geraakt want in het ver volg van zijn diensttijd te Sommelsdijk blijkt niets meer van moeilijkheden. Dit zegt natuurlijk niet alles. Wij heb ben er een vorige keer al op gewezen hoe de kerkelijke vergaderingen er op uit waren om conflicten zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Men zocht menig maal de eenheid boven de waarheid. Naar Amemuiden Wij willen geen poging magen om ds Molentiels gedrag ten aanzien van de huiselijke omgang met zijn' vrouw en zijn prediking goed te praten. Maar we .willen er wel de aandacht op vestigen, dat verdere berichten over ds Molentiel niet ongunstig zijn. Waarschijnlijk hebben de echtgenoten tenslotte vrede gevonden, of althans voor het oog der wereld in vrede geleefd. Maria de Coup, met wie ds Molentiel gehuwd was, overleed op 16 Juli 1772. Het leed is dit echtpaar niet bespaard gebleven. Zij hebben elf kinderen gehad, waarvan slechts één dochter haar vader heeft overleefd. Alle andere kinderen zijn gestorven. Zal het lijden de echtge noten dichter bij elkander hebben ge- bralht? Men is geneigd te denken van ja. Want toen in 1772 Maria de Coup stierf, bleef ds Molentiel acht jaar we duwnaar. Pas op 27 Maart 1780 her trouwde hij, en wel met Cornelia Maria Neeteson, weduwe van Adriaan Huyssen koopman te Middelburg. Johannes Molentiel stond toen al in Amemuiden, waarheen hij in 1776 ver trok. Op 23 November 1775 vierde hij zijn zilveren ambtsjubileum en herdacht hij ,,dat de algoede Alregeerder hem zo in deze als zyn vorige Gemeente van Goedereede, 25 jaar als zyn mond heeft believen te gebruiken." Met het oog op zijn vertrek preekte ds Molentiel toen over Psalm 71 16 „lek sal henen gaen in de mogentheden des Heeren HEB REN: ick sal uwe gerechtigheyt ver melden, uwe alleen." Het orgel in de kerk te Sommelsdijk, door de baljuw Hobius de Krijger ten geschenke gegeven, was door Molentiel in gebruik genomen. Bij de weder ingC' bruikneming van het tegenwoordige in strument, in Augustus, is er aan her innerd, hoe dat eerste orgel in 1799 ver- brandde. Te Amemuiden heeft ds Molentiel nog eens moeilijkheden met de overheid ge had, al was dit niet van ernstige aard In kerkelijke twisten is hij niet meer geraakt. En de leer, die hij verkondigde? WjJ kunnen rel aannemen, dat Molentiel te Sommelsdijk reeds „bijgedraaid" is, dat hij althans de accenten in zijn predi king heeft verlegd. Amemuiden heeft vanouds en nog bekend gestaan als een gemeente met degelijk gerefor meerde inslag. Men zal daar waarlgk geen dominee beroepen hebben, wiens leer zo kennelijk in strijd met de belij denis was. Plotselinge dood Hoe de oud-predikant van Sommel- dijk zijn leven voleindigde, leert ons een bericht, gedateerd 2 Mei 1793 en afkom stig uit Amemuiden. Hierin wordt de dood van ds Molentiel gemeld, welke op die dag voorviel. De predikant wordt geroemd om zijn vurigheid van geest en zijn liefde tot het heilig dienstwerk. Hij was al lang lijdende maar vervulde zijn diensten steeds. „Hier was 't zo gaat het verder dat; zyn Wel Eerwaarde menigmaal, zo men zegt, kruipende den Predikstoel be klom, en door den yver voor zyn over- lyden, beklom hy den predikstoel, en predikte over Openb. III, 21, handelen de alleen in dat uur over de woorden: „die overwint" daar hy voomeemens was, zo de Heere hem leven en krach ten gaf, den volgenden dag des Heeren te handelen over de volgende woorden: ik zal hem geeven met my te zitten in mynen troon, enz. De vervulling van welke beloften wy vertrouwen, dat zyn Eerwaarde zonder de uitlegging daar van hier beneden op zynen predikstoel te mogen doen, nu reeds ondervindt." En dan gaat het bericht verder met een verklaring, die ons zonder dat de zaak er met name in genoemd wordt, dunkt te slaan op datgvne wat te Som melsdijk was voorgevallen: „Men kan den overledene met ruimte (en naar waarheid) dit getuigenis geeven, dat zyn Eerwaarde een yveraar was voor de zui vere leere van .'t Euangelium; dat hy alle eigen werk en gerechtigheid, voor zo ver men daarin iets zocht en stelde, ten eenenmaal den bodem insloeg; en Christus' verzoening en gerechtigheid, als den eenigen grond der zaligheid, met vele vrymoedigheid verkondigde; 't geen ook van velen met genoegen en zegen is aangehoord. En dat zyn Eerwaarde in zyne Gemeente hooggeschat en ge liefd werd, getuigden de traanen, die by zyn Eerwaardes graf gestort wierden". Van zijn weduwe en enig overgeble ven dochter uit het eerste huwelijk wordt gezegd, dat dezen nu het gemis van eenen trouwhartigen en tedergeliefden Man en Vader betreuren." Het laatste getuigenis over ds Mo lentiel is dus vrij wat gunstiger dan de berichten over hem uit Sommelsdijk in de jaren rond 1854! Moge hij inder daad velen door zijn leer en leven ge sticht hebben, gelijk hij er aanvankelijk velen in Sommelsdijk door zijn gedrag heeft ontsticht. Veiling van Woensdag 1 Sept. 1954 Eigenheimers 10.—11.10; id. II 5.20 7.30; Gele savoije 8.11.Rode kool 9._i2.—Sla 5.—11.—Toma ten 20.-50.—; Kroten 5.—18.— Komkommers 13.22.Andijvie 11.-19.-; Bloemkool 8.—30.—Stok- snijbonenen 80.Rtabarber 6.8. Meloenen 27.61.Suikerperen 10 Clapps 11.-28.—; R. Cl. d' Althan 40.R. Cl. Verte 40.Benoni val 16.—; Manks Codlin val 9.—11.— Reeks van ongelukken Geen noodlot, geen toeval Een on uitsprekelijke troost. In de laatste nummers van ons blad moest melding worden gemaakt van een lange reeks van ongelukken. Er waren er ook bij met dodelijke afloop. Dat is aller verschrikkelijkst. Dat grijpt de mens aan. Gezond van huis gaan en door een ongeluk enkele uren later zwaar ge wond of levenloos thuis gebracht. De toenemende mechanisatie eist veel slacht offers, zowel in het verkeer, in de fa briek als op het land. Méér dan in de tijd van de trekschuit. Toen ging alles er veel rustiger en kalmer naar toe. Een van onze medewerkers heeft onlangs aan de hand van de statistiek een beeld ge geven van het grote aantal slachtoffers, dat jaarlijks aan het jachtende verkeer ten offer valt. Wat hebben we Gods bewarende hand van node. Wij hebben in het leven de nodige voorzichtigheid te betrachten, want ons leven is een kostelijk be zit. Wij kunnen echter ons zelf niet be waren. Bij voortduur ,bij ons in- en uit gaan, bij het verkeer op de weg, bij het omgaan met machines in de fabriek of op het land, moesten wij ons steeds in 's Heeren bewarende hand bevelen. Als ons een ongeluk overkomt, dan is dat geen noodlot of toeval. Er geschiedt niets buiten Gods voorzienig bestel. Daarom treft het mij altijd ietwat pijn lijk, als ik onze advertentie-kolommen lees, dat er sprake in is van ,,een nood lottig ongeval." Dergelijke uitdrukkingen zijn niet op zijn plaats. Ik begrijp dat de stellers van zo'n advertentie het wel licht niet zo bedoelen of er niet bij door denken en de advertentie-redactie is niet bevoegd dit eigenmachtig te verande ren. Maar het klopt niet. Daarom is het misschien goed, dat uw waarnemer daar eens op wijst. Eerst iets over het noodlot, anders uitgedrukt fatalisme. Dat woord komt van het latijnse woord fatum, dat af stamt van een ander latijns woord fari, wat spreken betekent. Fatalisme bete kent dus het gesprokene, het onafwend bare, dat als een geweldige, niet te ke ren macht het leven beheerst. De oude heidenen geloofden hieraan; zoals de go den het beschikt hadden, had men het te aanvaarden. Op wijsgerig gebied is het de leer van de Stoa, die god en we reld vereenzelvigt en het gebeuren laat beheersen door de strenge wet van de causaliteit. De wijsbegeerte van Spino za komt op hetzelfde neer. Men heeft er maar in te berusten met doffe gelaten heid, aan de loop der dingen valt toch niets te veranderen. Dit is een dwaling, geheel in strijd met de H. Schrift. Niet een blind noodlot regeert de wereld, niet een donkere, willekeurige macht, maar boven alle dingen staat een heilig God, die naar Zijn wijze raad aUe dingen leidt en bestiert en ook het roer van ons le ven in handen heeft. Immers belijden wij dat geen haar van ons hoofd en geen musje op de aarde valt, zonder de wil van onze hemelse Vader. Daarom is het woord „noodlot" voor de Christenbelij der contrabande. Een andere dwaling is die van het toe val. In de griekse oudheid is de leer van het toeval reeds verdedigd door Epi curus (270 jaar v. Christus) die meen de, dat de wereld door een toeval ont staan was en ook door toeval geleid wordt. God zou zich niet met de wereld bemoeien en er zou geen orde en sa menhang in de dingen zijn. In dezelfde lijn bewegen zich ook de stromingen, die de voorzienigheid Gods loochenen of be perken. Het pelagianisme is er ook ver want aan. Ook dit is lijnrecht in strijd met de Heilige Schrift, die van geen toe valligheid wil weten. De Heere regeert in alles, op elke plaats en op ieder mo ment. Wel moeten vrij onderscheid maken wanneer wij in onze omgangstaal van het woord „toevallig" (niet in epicureïschen zin) gebruik maken. Toevallig kwamen we b.v. iemand tegen, toevallig gebeurde dit of dat. In de Bijbel vinden we ook dergelijke uitdrukkingen, b.v. in Pred. 9 11 en Ruth 2 3. Ruth kwam „toe vallig" op de akker van Boaz en in Lu cas 10 31 waar bij geval een priester die weg afkwam. Dit ziet echter op het subjectief-toevallige, waarbij men, zo als Calvijn zegt, niet tot de eerste oor zaak, die ver verborgen is, doordringt. Objectief beschouwd is er geen toeval in de wereld en de Schrift sluit het ob jectief-toevallige geheel uit. Geluk en ongeluk het wordt niet geleid door het toevallige, maar door de Heere GrOd, die alle dingen leidt en bestuurd. Noodlot en toeval hebben we dus ten enenmale te verwerpen. Er kunnen in ons leven van diekleine, nietige dingen voorkomen, die men aan anderen niet zou durven vertellen, maar waar de Heere duidelijk Zijn hand in laat zien. Dat kan vaak tot grote troost zijn. De mensen die steeds van noodlot en toeval spreken zou ik willen aanra den het 13e artikel van onze Nederland se Geloofsbelijdenis eens rustig te lezen, handelende over de voorzienigheid Gods en de regering aller dingen. „Deze le ring geeft ons een onuitsprekelijke troost," zo staat er, „als wij door haar geleerd worden dat ons niets bij geval overkomen kan, maar door de beschik king onzes goedertierenen en hemelsen Vaders." Dat komt neer op een totaal eindigen met alles in God. Dat deed ook Job toen hij sprak: „De Heere heeft ge geven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd." In de grootste noden kan men dan nog in den Heere roemen. Daar leert Gods volk bij tijd en wijle wat van. Dan willen ze van alles wat hun overkomt of overkomen is, niets af hebben. Voor de wereld on begrijpelijk maar toch zéker en waar. Dat is genade. En genade valt niet voor het grijpen. WAARNEMER. Arbeiöpr werd by het dorsen de linkeraim afgerukt Een zeer ingrijpend ongeluk had Woensdagmorgen plaats op het dorsbe- drijf van A. L, Bakker Zn, te Dirks land. Deze firma werkt met diverse combines en ook met dorsmachines om het gewas te velde af te dorsen. Met een van de dorsmachines was men op een perceel tussen Herkingen en Dirksland bezig en bijna gereed gekomen; de laat ste losse resten moesten nog door de machine heen. Dit bracht voor de 46- jarige D. Roozemond te Dirksland een groot ongeluk teweeg. Hij voerde de restanten niet met de vork in de dors- trommel, maar met de hand, waarbij zijn linkerarm werd gegrepen, die tot boven zijn elleboog werd afgerukt. Een andere lezing is, dat hij boven op de machine kwam uit te glijden over losse erwten waardoor hij kwam te val len en zijn arm in het ronsel terecht kwam. De heer L. Bakker A.Lzn. die juist op het werk aanwezig was, trad direct kordaat op en bond met doeken en een riem de bebloede arm af. Hij gaf order het ziekenhuis op te bellen en reed toen ijlings met het slachtoffer naar het zie kenhuis. Een kwartier na het ongeval lag de heer Roozemond al op de operatie tafel. Hij zal echter zijn linkerarm moe ten missen. Zijn toestand is op het ogen blik redelijk. De heer Roozemond is vader van 9 kinderen van 4i16 jaar. Het ongeval heeft grote deernis met de vader van dit talrijke gezin opgewekt. J.l. Dinsdagavond omstreeks half acht werd aan de Hoek van St. Jacob door twee nachtstokers en een molenbaas (resp, de heren J. v. d. V., J. v. H. en M. V. Z. een ergerlijk geval van dieren mishandeling geconstateerd. Zij hoerden gejank van een hond in doodsnood en vonden na enig zoeken het dier onder de zich aldaar bevindende steiger in de rivier, met de kop boven water. Het bleek dat het beest een ket ting aan de hals had waaraan een gro te steen, vermoedelijk om het dier te laten verdrinken. Het was zeer moeilijk de hond uit zijn benarde positie te be vrijden, waartoe men een lange ladder en haken moest bijeenzoeken. De ver moedelijk© dader, een jongen van plm. 15 jaar is de redders ontsnapt. Er is aangifte bij de politie gedaan die het verder wel zal uitzoeken. Het is een laf fe daad. De Voedselcommissaris voor Zuid- Holland maakt bekend, dat telers van aardappelen en suikerbieten in de in Zuid-Holland overstroomde gebieden op gave kunnen doen bij de P.B.H, van hun district, indien zij er van overtuigd zijn dat het betreffende gewas tengevolge van de watersnood ernstig afwijkt van normaal, hetzij t.a.v. de hoeveelheid, het zij t.a.v. de kwaliteit, dan wel van beide. De aandacht wordt er op gevestigd, dat uit deze aangifte op zichzelf geen enkele aanspraak op vergoeding kan worden ontleend. De opgaven dienen bij voorkeur schrif telijk te worden gedaan, zulks i.v.m. een vlotte doorgang der overige werkzaam heden. Vermeld dient te worden het gewas, de zuivere grootte en ligging van de percelen, de te verwachten opbrengst (bij aardappelen het ras en de kwaliteit plus het percentage rot en ziek). Belanghebbenden dienen er zorg voor te dragen tijdig voor het rooien hun op gave in te zenden, waarbij het van be lang is het vermoedelijke tijdstip van rooien te vermelden.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1954 | | pagina 1