FOLKLORE EN TAAL INGEZONDEN Dieren en planten voorspellen geen koude o( zachte winters Leestafel Gebrs. de Waal Middelharnis St. Maartensdijk Telef. 19 Telef. 59 De kellnex Kaptein znobylette Model met velgremmen f 415.compleet Model met zware remnaaf f 430.compleet Fa. WITVLIET - middelharnis - telef. 2073 WEERPRAATJE Hun gedragingen zijn niet betrouwbaar Rondom de Landbouwschool Rundveehouders opgelet! Kerkregenjassen Zaterdag 6 December 1952. „BIL A N D E N - NIE U W S" BIs.8 In een paar artikeltjes zal ik toespre ken, hoe en wat wij als kinderen speel den, waarbij vanzelf de overeenkomsten en verschillen met de tegenwoordige kinderspelen ter sprake komen. Kinde ren spelen, dieren spelen engrote mensen spelen. Wie er een buitenge woon belangrijke studie over lezen wil, neme kennis van het boek van Profes sor Huizinga: Homo ludens, de spelende mens, waarop ik nog wel terugkom. Wij beschikten over heel wat minder en eenvoudiger speelgoed dan onze kin deren nu, maar of al de fijne en dure dingen onze jeugd gelukkiger maken dan hun grootouders waren met hun primitieve hulpmiddelen, betwijfel ik. Omdat spel de uiting is van de tevre den, gelukige kinderziel, die een eigen wereld van zijn fantasie schept. Het kind, dat met haar poppen moedertje speelt, is een moeder; het meisje, dat voor dienstbode speelt, is de dienende en de jongen, die met z'n makkers school tje speelt, is de meester, die baas speelt over de anderen en straft en beloont. Het a,rme knaapje, dat zijn eenvoudige houten kist op een paar simpele wielen ziet als het mooiste rijtuig, dat men zich denken kan, heeft geen dure speelgoed- wagen van Meyer en Blessing nodig. Een oude lappenpop is voor een meisje vaak een kostbaarder kindje dan de dtmrste pop uit de speelgoedwinkel. Hoofdzaak is de belevenis" door het kind zelf. Maar laat ik eerst de kinderspelen van vroeger bespreken. Daar was allereerst het„klesje spele", (in Flakkee zei men takke), waarbij degene, die „em was" een der andere kinderen moest proberen te tikken, die dan de takker was. 't Was een spel vol afwisseling, dat steeds z'n bekoring had, vooral als het takken vlug van de een op de ander overging. Dan: krupeltje spele (verstoppertje spelen). Allen verstopten zich en zodra de zoeker èr één had, was die 'em en begon het opnieuw. Of de gezochten moesten meehelpen met zoeken, tot de laatste gevonden was. Ook werden de spelers wel in twee partijen verdeeld en moesten de jongens van de ene groep de andere opsporen. Het was een echt voor- en najaars-spel in de schemer- avond, waarbij het hele dorp speelterrein was, boerenerven, tuintjes, enz. De spe lende jongens klommen over Schuttin gen en kropen door heggen, omdat ze alleen aan hun spel dachten en niet aan wat ze daarbij vernielden. En de ouderen maar klagen over die bandeloze jeugd. Een wijziging van dit spel was het honk. Dat was de plaats, waar men van uitging en waarnaar men terug moest hollen, als men gezien was door de te genstanders. Wie het eerst aan 't honk kwam, v/as de winnende partij. Een echt loopspel was ook het hoepe len in het voorjaar. In lange rijen draafden de knapen achter hun ijzeren hoepels het dorp door. Dan speelden we „paeltje verlaope", 't zelfde als stuivertje wisselen. Alle spelers hadden een plaats bij een boom, lantaarnpaal, enz. behalve een. Op een afgesproken teken liepen allen naar een andere plaats, ze verwisselden en die 'em was, probeerde dan ook een plaatsje te bemachtigen, zodat er een ander zon- DEN BOMMEL. Zangvereniging „Be Nachtegaaltjes". Men schrijft ons: Zaterdagavond 29 November j.l. gaf de zangvereniging ,,De Nachtegaaltjes" in het verenigingsgebouw een zanguit voering en een toneelspel. Een en ander is in alle opzichten een succes gewor den! In de paar jaren, dat deze vereniging bestaat heeft zij zich onder leiding van haar dirigent, de heer van den Heuvel, goed ontwikkeld. De dames in den Bom mel, die deze zangvereniging hebben op gericht, alsmede de heer van den Heu vel, die het dirigentschap op zich nam, behoeven over de oprichting van deze vereniging waarlijk geen spijt te hebben. In alle opzichten komt deze mensen veel lof toe! De prestaties dezer vereniging gaan zicht- en hoorbaar steeds vooruit. Het repertoire van zangnummers breidt zich gestadig uit en de kwaliteit van de zang neemt even gestadig toe. De dames, zangeressen, allen uniform gekleed in witte blouse en grijze rok maakten Zaterdagavond een keurige in druk. De heer van den Heuvel, gekleed in officieel zwart costuum, zoals dit een dirigent betaamt, maakte dat het geheel af was. Een zangspel, dat door kinderen werd opgevoerd, viel zowel op door de vlot heid waarmede het werd gespeeld als door de costuums en decors die er bij naar voren werden gebracht. De dames, leidsters van de zangvereniging, moeten voor dit alles wel veel tijd en toewijding hebben opgebracht om dit zo te hebben kunnen verzorgen. Alles was prima ver zorgd en maakte een zeer beschaafde in druk. Van zo iets gaat een opbouwende invloed uit! Tenslotte ook één van de bedoelingen van het verenigingsleven. De stichting voor Maatschappelijk Werk in Zuid-Holland stelde destijds een be drag beschikbaar om tot inrichting van een enigszins behoorlijk verenigingslo kaal over te gaan. Zij deed dit om het eigen verenigingsleven te helpen bevor deren en niet om vreemde gezelschap pen aan te trekken! De Nachtegaaltjes leren ons wat men sen uit eigen gemeente, onder bekwame leiding, kunnen bereiken. Vermeldenswaard van deze avond is nog dat bij elke décor-verandering 2 da mes met een guitaar op aardige wijze voor afleiding zorgden. Jammer overigens dat de zaal zo ma tig bezet was. Waarom gaat men nu niet naar een uitvoering als deze toe, waar eigen mensen van hun kunnen blijk geven. Een zaal, tot de nok toe ge vuld, kan een grote stimulans vormen voor hen, die voor ons optreden. Inmiddels: Wij verwachten in de toe komst nog veel van de Nachtegaaltjes! der bleef, die hem dan was. Bij het „overloapertje spele" moesten alle spelers naar de overzijde van de straat lopen, waarbij de vanger ze pro beerde te tikken. De getikten moesten dan meehelpen de anderen te vangen, die ze dan bij de vanger brachten om door hem getikt te worden, 't Kon er wel eens ruw naar toe gaan, want de gepakten probeerden zich vrij te worste len of hun vangers mee te steuren over de mete, de bepaalde grens, waar ze vrij waren. Een variant van dit spel is het: Her der ,laet je schaepjes go6, 't spel van de Herder en de Wolf. Er waren twee jon gens, aan iedere kant één, de herders, en de wolf stond in 't midden, de andere knapen waren de schaapjes, 't Was dan een beurtzang: Herders laet je schaepjes goö." „Ze durreve niet." „Van wie niet?" ,,Van de boöze. bo6ze weerwolf niet." ,,De boóze boóze weerwolf zit [gevangen tussen twee iezdere tangen. Hie ziejt geen zunne in geen maene. Herder, laet je schaepjes goö." Bn dan holden de schapen over, waar van de wolf er zoveel mogelijk pakte. Die waren dan uitgeschakeld. Het zin gen begon weer en dat werd net zo lang herhaald, tot er nog één jongen over bleef, die dan in 't volgende spel de wolf was. Het jonassen was een ruw en niet on gevaarlijk spel. Er werd een dubbele rij jongens opgesteld; twee aan twee haak ten ze de handen in elkaar en dan werd aan 't begin van de rij een jongen op die handen gelegd. Onder 't zingen van: ,,Toen Jonas in de walvis zat, van een, twee, drie", werd de knaap bij drie om hoog en tegelijk vooruit gegooid en weer opgevangen. Dan ging het weer verder: zingen, opg'ooien en opvangen tot de he le rij ten einde was. 't Is wel eens ge beurd dat een jongen door de handen heen op de straatstenen schoot en een hersenschudding opliep. Dan speelden we haesje-over of over- sprienge. Een jongen ging staan met gebogen hoofd en de rug omhoog: dat was de bok. Op de beurt sprongen de medespelers over de jongen heen, waar bij ze hun handen op z'n rug steunden. Stak het hoofd te ver uit, dan werd ge roepen: „Kop in de zak". Als allen ge sprongen hadden, zette de bok een ho gere rug en dan begon men opnieuw; ook werd soms een vaste mete (begin- streep van de sprong) aangegeven. Als er één de sprong niet haalde, dan v/erd hij de bok. De eigenlijke term was: hie mot stoó. Men kon ook overspriengertje doewe aan de lopende band; dan sprong elke jongen over alle jongens voor hem en ging dan op zijn beurt weer vooraan staan. Een variant van 't springspel was het: „Bok stod vast". Eén knaap ging tegen de muur staan; een tweede legde zijn hoofd in de gevouwen handen van de eerste, die hem de ogen dichthield. Dan sprong er een knaap op z'n rug en stak daarbij de hand op met een, twee ot meer vingers omhoog. Alle knapen zon gen: „Bok, bok, hoeveel horens helt den bok?" en de jongen moest raden, hoe veel vingers uitgestoken waren. Raadde hij verkeerd, dan moest hij weer staan, maar raadde hij goed, dan moest de springer voor bok spelen. Een spel, dat zowel binnenskamers als buiten gespeeld kon worden, was het ommestoó (omstaan). Een jongen of meisje stond gebogen met de hand op de rug vaak werden de ogen toege houden door een ander kind. Eén uit het er omheen staande groepje moest een tikje op de platte hand geven en dan mocht de kromstaander zich omdraaien en raden, wie het tikje gegeven had. Raadde hij goed, dan moest de aange wezene staan. Het spel was aardig, maar kon ook erg ruw worden. Dan kreeg de hand op de rug de hardste klappen en als men een paar keren misgeraden had, kon men 't heus wel zonder te lachen houden. Bij de buitenspelen hoorden ook het scheepjevaere en sloötjesprienge. Hoe veel uren hebben we als jongens ver sleten bie de waeterienge, de brede pol dersloot achter 't dorp. Als we maar een plank hadden, dan hadden we een schip. En dan met een houtje maar sturen door 't water. Prachtige schepen waren de pallesaoten (dit waren in een punt uitlopende bi:ede latten bij de boerener ven daar). Wie geen schip had, kraakte er wel het bovenste deel van zo'n palli- sade af, zeer tot ergernis van de boeren. De slootkanten trapten we in, tot erger nis van de polderopzichter, maarwe moesten toch schuutjevaere, al v/as het maar met 'n strootje. En dan 't sloöt- spriengen, een sport apart. We spron gen over allerlei sloten. Soms moest er eerst een ,,dam" ingetrapt worden, als we er bovenkants niet overheen konden. We daagden elkaar uit. Durf joe deer niet over? Wie het inderdaad niet aan dorst, die „zat in de laerze" en dat werd als een grote schande beschouwd in de erecode van de jeugd. Je zit in de laerze bie z'n wordt in 't Goerees gebruikt in de betekenis van: je doet voor hem onder, hij steekt je de loef af. De jongen, die missprong en een nat pak haalde, werd altijd onder groot gejuich en 't zingen van: deer heit 'r eên in de sloot ezete, hie, ha, ho! naar huis gebracht. Hetzelfde was het geval bij het doorzakken in 't ijs. lesje laope hoorde ook bij de jongensspelen; vaak trokken we de hele polder door. Dat er wel eens één. door het ijs zakte spreekt vanzelf, vooral bij de ,\vindgaeteii' (ned. wakken). We probeerden het ijs buugs te maken door er met veel jongens te gelijk over te lopen. Soms kraakte het geweldig, maar dat was de aardigheid van 't spel: hoe gevaarlijker, hoe mooi er. Als het ijs erg buugs was (d.i. buig zaam), zodat het golfde, dan spraken we van „'n pappiere zoldertje." Verder sleetje rieje, 't zij dat men om de beurt elkaar trok, of dat men er ajleen op uitging met de stokers (stokken met ijzeren punten eraan). Men noemde ze ook stikkers en zo'n slee 'n stikkerslee of als die klein was 'n billetikker. Op de ijsbanen zagen de schaerseriejers die sleeën liever niet, omdat de stikkers grote gaten in 't ijs maakten. Ik doe een beroep op alle lezers om mij van de oude kinderspelen een en ander mee te delen; er is nog heel wat over te vertellen. Welke Flakkeeënaar schrijft me, in welk opzicht de Flakkee- se spelen afwijken van de Goereese? F. den Eerzamen. Wassenaar. tnx DE PERS. Hoe de kellner aangeroepen moet wor den, is een vraag waarop ook Horeca (hotelbedrijf) niet het rechte antwoord weet. Het blad geeft de voorkeur aan een geruisloze" gang van zaken en vindt ook „kellner" wel aannemelijk, maar verwerpt geroep en geschreeuw, tikken tegen glazen of tafels of iets dergelijks ,,Het Nederlandse publiek heeft er iets anders op gevonden: ,,ober". Het publiek heeft zich deze aanspreekti tel eigen gemaakt, toen 't de kellners de boven hen geplaatste functionaris, de ober-kellner, met ,,ober" hoorde aanspreken. De vakman doet het steeds vreemd aan, op te merken hoe ver 't publiek met deze dwaasheid gaat, door de eerste de beste be diende met „ober" aan te spreken. Voor de man, wiens functie die van ober-kellner is, is dit een vervelende geschiedenis. Zijn functie is één der belangrijkste in het bedrijf, welke al leen kan worden toevertrouwd aan ervaring. Het is dan ook begrijpelijk, dat steeds meer van deze functiona rissen de voorkeur geven aan de Fran se naam „maltre d' hotel" of kort weg „maltre". Een tussenvorm zou zijn wanneer het bedienend manne lijk personeel met ,,chef" zou wor den aangesproken. „Chef" is echter weer een uitgesproken Frans woord, zoals ,ober" uitgesproken Duits is. Anderen keerden terug naar oude tij den en deden een pleidooi voor de invoering van de aanspreektitel- ,,Jan" en omi de aandacht van de kellner te trekken zouden deze lieden graag de roep „aannemen" bezigen. De per soneelsbonden keren zich vierkant te gen de aanspreektitel ,,Jan". De naam ,,Jan" hebben de bonden met opzet helpen wegruimen, omdat men meen de, dat deze betiteling voor een groep arbeidende mensen niet juist kan zijn. Om voor een bestelling de roep aan nemen" te bezigen, is men evenmin enthousiast. Er is toch ook geen huis vrouw die tegen de schillenophaler zegt aanpakken", terwijl weinig au tomobilisten tegen de bediende van een benzinestation simpel zullen zeg gen vullen", daarbij doelende op hun wens benzine te laden. Een mo gelijkheid om uit alle verwikkelingen te raken, zou zijn de kellner met mijnheer" te gaan aanspreken, zo als men een serveuse met juffrouw" aanspreekt. „Mijnheer" zal echter wel niet gebruikt worden omdat de meeste gasten geneigd zullen zijn ,,jij" tegen een kellner te zeggen in plaats van „U". •ff Gebruikt slechts 600/q van zijn kracht Lange levensduur Loopt meer dan 35000 km zonder revisie Leverbaar met verende voorvork Ook leverbaar op betalingsvoor waarden (Van onze weerkundige medewerker) Nu wij weer aan de vooravond van de winter staan, kunnen wij, evenals dit ieder jaar het geval is, horen spreken over v\?ilde ganzen, eikels, enz. die een zachte of strenge winter voorspellen. Heel vroeger, en daarvoor behoeven wij heus nog niet zo lang terug te gaan, wist men van hoge- en lagedrukgebie den nog niets af; evenmin beschikte men over weergegevens uit andere landen, als bijv. Rusland enz., om een koudegolf te kunnen zien aankomen. Een weers instituut, zoals in ons land het K.N.M.I. te De Bilt, was evenmin bekend, maar toch waren er mensen, en zij zijn er he den ten dage nog, die belangstelling had den voor het weersverloop. Enkelen van hen, met name onder de boerenbevolking en onder de schippers, konden uit de draaiing van de wind, soort van wolken enz. met vrij grote kans van slagen ver tellen wat voor weer er zou komen. In de achter ons liggende eeuwen zijn dan ook verschillende begrippen ontstaan, waarvan enkele in de vorm van weer rijmpjes, die thans door de wetenschap worden achterhaald. Vele van deze begrippen zitten zo diep geworteld, dat men er zelfs in onze mo derne wereld van heden nog in blijft ge loven, ook al kan aan de hand van jaren lange waarnemingen worden bewezen, dat ze onbetrouwbaar zijn. Wij noemen hier enkele rijmpjes, die op de winter betrekking hebben. Draagt het hazeken lang zijn zomerkleed, dan is de winter nog niet gereed". Dit is een rijmpje, af geleid van de gedragingen van een dier. In Duitsland heeft men een rijmpje, dat zegt, dat wanneer de muizen diep in de grond graven, de winter streng zal zijn. Ook in Frankrijk, Engeland en vermoedelijk wel in alle landen, kent men dergelijke rijmpjes. Tot op heden moet worden gezegd, dat, voorzover de wetenschap bekend, er nog geen enkel dier is, dat betrouw bare gedragingen voor een zachte of strenge winter te zien geeft. In de laatste jaren is een zekere Flo- rack in Valkenburg (L.) naar voren ge komen. Hij beweert, dat, wanneer zijn wijngaardslakken in de late herfst diep wegkruipen in de grond, een koude win ter is te verwachten. Vanaf 1942 bleek hij hiermee inderdaad enig succes te hebben geboekt, maar de laatste paar jaren waren de voorspellingen minder betrouwbaar. Hoe deze dieren zich thans gedragen, hebben wij nog niet verno men. Mogelijk dat de heer Florack nog een voorspelling doet. Wanneer het voorkomt, dat er enkele keren inder daad na b.v. veel overvliegende ganzen, diep wegkruipende wijngaardslakken, vroeg vertrekkende spreeuwen, winter lijsters enz., een koude winter volgt, maar een volgende keer juist een zachte winter (hetgeen helaas voorkomt), kun nen wij deze gedragingen niet anders dan onbetrouwbaar voor een winterver wachting noemen. Ook uit de planten en bomenwereld treffen wij rijmpjes aan. In Frankrijk zegt men: Wanneer de uien drie rokken hebben, duidt dit op een koude winter. Wanneer er veel no ten, eikels, beukenootjes enz. zijn, zou ook een koude winter zijn te verwach ten. Ook hiervan, ik mag wel zeggen helaas, is het tegendeel gebleken, want op deze verschijnselen zijn zowel zachte als koude winters gevolgd. Was het maar waar, dat er in deze tijd van het jaar dieren, planten of andere verschijn selen in de natuur zijn waar te nemen, waarvan men met zekerheid kon zeggen, dat zij voorafgingen aan een zachte of strenge winter. Een ieder, ook de weten schap, zou hiermee gediend zijn. Wij hebben b.v. ook nog. het rijmpje: „Houden de bomen hun bladeren lang. Wees voor een lange winter bang". Ben heel aardig rijmpje, maar dat is ook het enige wat wij er van kunnen zeggen, want maar zelden zaten de bladeren zo lang aan de bomen als in de herfst van 1949 ende winter verliep zacht. Er zijn enkele rijmpjes, die ook we tenschappelijk juist blijken te zijn, maar hierover een volgende keer. Zijn er onder de lezers, die menen werkelijk betrouwbare gegevens over een lange reeks van jaren waargeno- Met de komst van de maand Novem ber zijn in onze school ook de avond cursussen begonnen, 's Maandagsavonds wordt de cursus in machinaal melken gegeven en 's Woensdags van kwart voor vier tot half negen de cursus voor aardappelselecteurs. Aanvankelijk wa ren we, wat de laatste cursus betreft bang, dat niet alle gegadigden zouden kunnen worden geplaatst. Er hadden zich 29 cursisten opgegeven, terwijl we in het leslokaal maar 24 plaatsen hebben Achteraf blijkt, dat onder deze 29 lief hebbers er verscheidene waren, die er niet op hadden gerekend, dat de cursus reeds om kwart voor vier begon en dit vonden zij of hun werkgevers te vroeg. Deze cursussen worden evenwel al sinds 1946 ieder jaar op onze school gegeven, zodat nu de 7e cursus is aangevangen. Elk jaar hebben de lessen op dezelfde tijd een aanvang genomen en nimmer is dit een overwegend bezwaar gebleken. De heer Beukelman, Hoofdcontroleur van de K.Z.H, te Barendrecht geeft les tot plm. zes uur, daarna is er een half uur pauze en van half zeven tot half negen behandelen wij de teelt van aard appelen, speciaal van pootaardappelen, mjet alles wat daarbij behoort. In het algemeen hebben we gedurende al die jaren zeer weinig bezwaren tegen deze regeling gehoord, hoewel er toch elk jaar ook werknemers aan hebben deel genomen. 't Slot is, dat niet alle stoelen zijn be zet, dus mochten er nog geoefende se- lecteurs zijn op ons eiland, die zich vooral theoretisch verder in de aardap- pelziekten en de aardappelteelt willen ontwikkelen en na afloop van de cursus in het bezit willen trachten te komen van het diploma voor aardappelselecteur door deel te nemen aan 't examen, dan kunnen die zich nog wel aan de school melden. De bedoeling is dus vooral de puntjes op de i's te zetten, terwijl van de deelnemers wordt verwacht, dat ze met de praktijk van het selecteren op de hoogte zijn. De cursus in machinaal melken belooft zeker een succes te worden. Er zijn 16 deelnemers, van wie verscheidene dage lijks op hun eigen bedrijf of dat van hun baas de koeien machinaal melken. Verder zijn er onder de deelnemers en kele toekomstige emigranten, die weten dat een diploma in het machinaal mel ken voor hen in de toekomst zeer grote waarde kan hebben. Meestal wonen we zelf deze lesen bij en daardoor worden we zeker versterkt in ons idee, dat ook deze cursus voor ons eiland van grote betekenis is. We zijn er van overtuigd, dat de meeste melkers of melksters zich niet bewust zijn, hoe belangrijk het werk is, dat ze elke dag doen. Daarbij missen velen de liefde tot dit werk en beseffen ze niet, dat een goede behandeling van de koeien tijdens het melken van grote invloed is op de melkgift. Een vriende lijk woord en zachte drang bij het opzij zetten van de koeien, houd deze rustig, terwijl een schop tegen de benen, hoe goed ook bedoeld, de dieren zenuwach tig maakt, waardoor ze de melk minder goed laten schieten. Hoewel nog maar 10% van alle melkers in ons land in het bezit zijn van een melkdiploma, mogen we toch wel aannemen dat het onderwijs in het melken ook één der factoren is, die hebben meegewerkt aan de verho ging van het aantal kg botervet, dat door onze koeien per ha weiland wordt geleverd. In 1910 bedroeg dit 69 kg en in 1949 149 kg. In 40 jaar is dus de productie aan botervet per ha met 80 kg verhoogd. De voornaamste oorzaak ligt in de be tere behandeling van het grasland (be tere bemesting, betere grassoorten, be tere verzorging). Verder heeft de teelt keus bij de fokkerij zeker ook een niet gering aandeel in de verbetering gehad. De melk-controleverenigingen geven een aanwijzing aan de boeren, welke koelen het beste zijn om mee door te fokken. We kunnen gerust zeggen, dat de koeien van tegenwoordig beter ,,de kunst ver staan" het productievoer, dat ze ont vangen om te zetten in veel melk met een hoog vetgehalte, dan die van vroe ger. Ook hebben we in die 40 jaar an dere boeren gekregen, die meer open staan voor de voorlichting, doordat ze meer landbouwonderwijs hebben geno ten, terwijl de vakbladen, niet alleen veel verbeterd zijn, maar ook meer door onze landbouwers worden gelezen. Door de Directeur van het Instituut voor veeteeltkundig onderzoek T.N.O. zal in de naaste toekomst een enquête worden ingesteld naar de bruikbaar- heidsduur van de Nederlandse melkrund- veestapel. Het is van zeer groot belang te weten, hoeveel jaar de productie- Met veevoederbonnen moet tot j Maart 1953 worden volstaan! Het Ministerie van Landbouw, Visse rij en Voedselvoorziening is er van in kennis gesteld, dat veel veehouders nog niet doordrongen zouden zijn van het feit, dat de in de tweede helft van Oc tober uitgereikte rundveevoederbonnen betrekking hebben op de periode van 1 Nov. 1952 tot en met Februari 1953, zo als reeds eerder is medegedeeld. Desondanks zou men nog veelal in de mening verkeren, dat in Januari 1953 nieuwe veevoederbonnen zullen worden verstrekt. Deze opvatting kan de vee houder grote nadelen berokkenen. Eerst in de tweede helft van Februari 1953 zal de uitgifte plaats hebben van de nieuwe bonnen, waarop dan de resterende hoe veelheid van de jaartoewijzing, te weten 1/3 gedeelte, zal kunnen worden verkre gen. Men houde er derhalve rekening mede, dat men met de thans beschik baar gestelde toewijzing tot en met Fe bruari van volgend jaar zal moeten uit komen! men, te kunnen leveren, dan houd ik mij hiervoor aanbevolen. Wij blijven van mening, dat een sla gen van weervoorspellingen op langere termijn, langs wetenschappelijke weg zal moeten worden verkregen, daar de na tuur, met al haar spelingen, ons hier in de steek laat. koeien in Nederland meegaan. Door hjj Provinciaal Veevoederbureau in Zuii Holland is berekend, dat de opfokkos. ten van een 22% jarige vaars onge. veer 700bedragen. Wanneer wo nu aannemen, dat een koe na 3 lactatie. perioden naar de slager gaat, moeten deze 700.worden omgeslagen over de melk in deze 3 perioden geprodu. ceerd, welke gemiddeld 3 x 3200 kg 9600 kg bedraagt. Alleen de opfokkosten veroorzaken bij deze koe een verhoging van de kostprijs der melk van plm. 7 et. Nemen we nu b.v. aan, dat een andere koe pas na 7 lactatieperioden ongeschii(t wordt voor de melkproductie, dan heeft deze minstens 7 x 3200 kg 32.400 geproduceerd en verhogen de opfokkos" ten de kostprijs van de melk slechts met 3 cent. In werkelijkheid zal dit nog veel minder zijn, omdat in 't algemeen <Je melkproductie der koeien stijgt met de leeftijd Het is dus wel een groot econo misch belang, wanneer de naelkkoeier lang bruikbaar blijven. Het streven zal er dan ook op gericht moeten zijn om de bruikbaarheidsduur van de melk koeien te verlengen. Eerst zal men dan de oorzaken moeten leren kennen, dat vele melkkoeien slechts tot betrekke lijk jeugdige leeftijd meegaan. Zou blij ken, dat bepaalde oorzaken dikwijls lei- den tot het opruimen op jeugdige leef tijd, dan is bekend, welke zwakheden de Nederlandse melkrundveestapel aankle- ven en kan getracht worden om hierin verbetering te brengen. Onze melkveehouders, die t.b.c.-vrije bedrijven hebben, zullen zeker alle me dewerking verlenen aan het onderzoek van Prof. Dr. P. Hoekstra. Het is zeker in het belang van ons eiland wanneer bovenstaande onderwer pen op een cursus in de landbouwscliool door bij uitstek deskundigen, als onze Rijkszuivelconsulent en zijn assistent, kunnen worden besproken. MAN EN VADER. Naar wij vernemen, is er zo juist een boek verschenen over de man, zijn leven en zijn speciale moeilijkheden, getiteld Man en Vader, geschreven door zeven vooraanstaande mannen en één vrouw, In dit boek zijn aan 't woord: een pae- dagoog, een psycholoog, een psychiater, een predikant, een leider van een bureau voor huwelijks- en gezinsmoeilijkheden, een sexuoloog, een litterator. Het is ingesteld op de practijk van het leven, zodat ieder de vragen en moeilijk heden die zich in het leven van elke man en vader voordoen, er in terug vindt. Er bestond tot dusver nog geen boek speciaal voor de man en vader, waarin zijn problemen en zijn strijd, zijn bijzon dere geschapenheid en plaats in de we reld, naar voren komen. Het is tevens als 't ware een „analyse van de Man"; interessant ook voor vrouwen! KERSTSPEL door dr. J. R. Callen- bach. Uitgave van A. Voorhoeve te Bussum. De tweede druk verscheen van het door dr. Callenbach geschreven kerst spel. Bij de samenstelling is gebruik ge maakt van verzen van mevr. Roland Holst en Roel Houwing, alsook van Houwinks kerstparabel „Drie wijzen van onzen tijd". Het spel is ingedeeld in 4 taferelen. Prijs l.i „Oude liefde roest niet", door Ernst van Oosterom. Uitgave Bosch en Keuning N.V., Baarn. Dit boek verhaalt ons van Gertie, die als boerenknechtje van alles beleeft. Hij is klein van stuk, maar heeft een edel moedig hart. Bij het opgroeien trekken de meisjes hem aan; drie komen er op zijn weg, maar aan één heeft hij zijn hart verloren, n.l. aan zijn buurmeisje Greetje zijn eerste liefde. Het is een interessant boek uit de Victoriareeks, onderhoudend en boeiend. Interessant ook daarom, omdat het een blik geeft in het landelijke boerenleven, en wat de ,,knechies" er meemaken. De prijs van dit boek is gebonden slechts 1.90. Ds. Wilman, Ned. Herv. predikant, schrijft in zijn blad over: Kerkregen jassen. Zondag j.l. toen het bijna de hele dag en vooral tegen de aanvangsuren vavi Je kerkdiensten zo hard regende, is het mij duidelijk geworden dat er in onze ge meente een groot tekort bestaat aan kerkregenjassen. Het gevolg daarvan was, dat misschien een derde deel van hen, die gewoonlijk 's Zondags naar de kerk komen, deze Zondag op zijn post was. Wel hebben al de boeren een melk- regenjas, de zakenmensen een zaken- regenjas, de dames een winkelregerijas enz. enz., want regen of geen regen, ieder gaat er door naar zijn werk, maar regent het op de Zondag, dan verzuimt minstens tweederde deel der gemeente de dienst des Heren bij gebrek aan kerkregenjassen. Nu heb ik, eerlijk ge zegd, nog nooit gehoord van een zask, die zich speciaal toelegde op kerlo/e- genjassen. Zou ze er niet zijn? Dat lijkt mij uitgesloten. Bij zo'n groot tekort aan kerkregen jassen moet ze er toch wel zijn en drak beklant worden bovendien. Maar misschien weten U en ik het juiste adres niet. Wie meldt het mij? Het adres wil ik voor allen, die iv>g geen kerkregenjas hebben, graag in het volgend nummer van de Kerkklok ver melden. En voor het geval deze zaak er nog niet is, zal ik voor mijzelf een vesti gingsvergunning aanvragen. W. Wilman, Ned. Herv. pred. in Oude- schoot, je adres voor kerkregenjassen; dat klinkt. Gezien de opkomst der gemeente op die regenZondag, verwacht ik veel klan dizie uit eigen gemeente en mogelijk ook nog wel van buiten uit. Zolang deze zaak nog niet in kannen en kruiken is, is het bij Kerkeraadsbe sluit de gemeente toegestaan op regen zondagen ook in winkelregenjassen, za- kenregenjassen, melkregenjassen en welke regenjassen er maar meer mogen zijn, ter kerk te komen.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1952 | | pagina 6