ËiüvriDEri-niEuws qeRO De laatste Gonveneur-Generaal 2e Blad^-''. 'Zaterdag 31 December 1949 No. 1883 Centrale Veiling Middelharnis Enkele kanttekeningen bij de resultaten van de volkstelling, die op 31 Mei 1947 in Stad aan 't Haringvliet gehouden werd. I THEELEPELTJES j (Oud Hollands) J. KEUYELAAR DE BOERDERIJ AAN DE VAL Rondom de Landbouwschool De nieuwe iorenklok ie Middelharnis KINDERHOEKJE De hoge vertegenwoordiger van de {Croon zaj na de overdracht van de sou- vereiniteit uit Indië terugkeren. De heer Lovlnk sluit hiermede de rij van landvoogden of gouverneurs-gene raal. Meer dan drie'eeuwen lang kwa men en gingen de landvoogden van Oost-Indië. Een lange respectabele r^. pe heer Lovink is de laatste, die als zo- itanig in Indië is opgetreden. Een lange rji van onderkoningen van Indië. Waar van veleii zich verdienstelijk hebben ge maakt van Indië en ook voor het Va derland, onwillekeurig gaan onze ge dachten naar een der eerste en bekend ste, landvoogden. De stichter en grond legger van onze macht in de Archipel. J, P. Coen, de man van durf en aan pakken. De man, die voor ons land een grootste taak in Indië zag weggelegd, mits we niet versaagden. De man, die orde en rust heeft gebracht op Java. Die Portugees en Engelsman met vaak geringe macht wist te weerstaan en die aan de onderlinge strijd der Javaanse groten een einde wist te maken. Een lange rij van mannen is hem gevolgd. Neen niet allen van groot formaat. Niet allen hebben met Coens onbaatzuchtig heid het bestuur gevoerd. Niet allen 2ijn Indië ten zege geweest. Maar on der Nederlandse heerschappij met val len en opstaan is er welvaart en voor spoed gekomen in dat schone Indische 0i ter weerszijde van de evenaar. Is er door Nederland iets groots bereikt, ten voorbeeld van andere landen. In ma terieel opzicht is er zeer veel tot stand gebracht, zodat ons Bestuur in dat op zicht in de laatste decennia ten voor beeld gesteld kan worden. De Com- ps^nie in de loop der eeuwen en het Koninkrijk in de laatste honderd jaar hebben veel bijgedragen tot de ontslui ting en welvaart van deze Archipel. Ze ker de Compagnie is maar al te zeer ook het\ symbool geweest van uitbuiting ea van corruptie, van gouddorst en van machtsmisbruik. Heeft al te vaak slechts oog gehad voor eigen belangen en het lot van de Inlander te zeer ondergeschikt gemaakt aan handelswinst. Vooral de geestelijke belangen zgn door de kooplieden van de Cónnpagnie maar al te vaak verwaar loosd. Inzonderheid in de achttiende eeuw hebben de regentenkooplieden, bastaarden van de Calvinisten, door geldhonger en machtsmisbruik weinig gedaan om de Inlanders geestelijk en zedelijk te verheffen. Diefstal en corruptie zijn oorzaken van de ondergang van de Compagnie. De liberale machthebbers uit de eerste decennia van het Koninkrijk zagen ook m.aar al te zeer de ware belangen van Indië voorbtj, maar in de latere jaren is er veel, zeey veel gedaan om Indië mo reel en materieel op te heffen. Is er een welvaart gekomen, die men in andere koloniën tevergeefs moet zoeken. Indië heeft veel, zeer veel aan Neder land te danken. We verliezen hierbg ze ker niet uit het oog, dat Indië ook veel heeft bijgedragen tot de welvaart van ons Vaderland. Van Coen tot Lovink, een tijdperk van meer dan drie honderd jaar. Wat is er in die tijd veel gebeurd. Gebeurtenissen, die ons met schaamte moeten vervul len, maar anderzijds ook waar we als volk trots op mogen zijn. Indië heeft niet weinig bijgedragen aan de roem van onS Vaderland. Onze verbondenheid mét Indië heeft ons aanzien in de wereld verhoogd en ons in de Volkerenrij een plaats geschonken ver uitgaande boven onze betekenis in Europa. Maar ook schaamte moet ons vervul len. Wat zijn we als volk ver te kort ge schoten in onze geestelijke roeping ten opzichte van Indië. Het Mohamedanisme heeft er vaste voet en grote uitbreiding verkregen, maar het Christendom is er niettegen staande de opofferende arbeid der zen ding tot betrekkelijk geringe uitbrei ding gekomen. Dat is wel de grootste schuld die we tegenover dit land hebben, waar we bij de overdracht van de souvereiniteit op wijzen moeten. De politiek der neutrali teit. De neutrale Overheid. Bang om de gevoelens te kwetsen en daarbij nala tende de roeping om het Koninkrijk Gods tot uitbreiding te brengen. Stre vende naar morele verheffing van het volk, haar het gfrootste goed, het Evan gelie van Gods genade haar onthoudend. Hoe anders zouden de verhoudingen ge\yeest kunnen zijn, zo de Regering van vroeger en later zich haar taak en roeping bewust ware geweest. 'Nu zal op de troon van Buitenzorg geen Nederlander meer plaats nemen. Ons Koninkrijk is gedeeld. Indië is voor ons verloren gegaan. Het vertrek van de laatste gouverneur, de heer Lo vink is een bewijs, hoe we onze geeste lijke verplichtingen tegenover Indië hebben verzaakt. In het particuliere en door de Kerken moge een en ander zijii verricht, moge iets van die taak vervuld zijn als Rege ring verlaat de laatste gouverneur de Buitenzorgse troon, zonder haar geeste- lyke roeping vervuld te hebben. Veel is in de laatste tientallen jaren gedaan voor de verheffing~van het mo rele en geestelijke leven der Inlanders, maar aan de eis van Gods Woord, om het Rijk van Christus te bevorderen is niet voldaan. En zo daalt de laatste gouverneur van de troon van Buitenzorg en daarmede daalt Nederland vele sporten van de ladder in de rij der volkeren. Geen Nederlander op de troon van Buitenzorg betekent een aanzienlek da ling van Nederlandse prestige onder de Volken. Veiling van Vrijdag 23 December 1949. Witlof I 64.—; Witlof 11 57.—; Spruiten 46.Rode kool 13.Gr. Kroon 12.—15.— Ulenveiling van Vrydag 23 l>eo. 1949. Grove en gewone uien 23.22; Drielin- gen 22.10; Flcklers 22.50. Aanvoer 44.000 kg. DIÜ UKN TJIT INDONESIË IN ONS LAND Op Schiphol kwam Zaterdagmiddag met het K.L.M.-vliegtuig de urn met de aarde van de 22 érevelden in Indonesië aan, die in de St. Jacobskerk in Den Haag zal worden bewaard tot zij bij de andere urnen op het nationale monu ment in Amsterdam zal worden bijge zet. Bij deze plechtige overdracht waren behalve de leden van het comité van ontvangst aanwezig namens de Koningin luitenant ter zee eerste klasse C. W. Th. baron van Boetzelaer, de staatssec retarissen van marine en oorlog, schout bij nacht H. C. W. Moorman en mr W. H. Foskema Andrae, de secretaris-ge neraal van het ministerie van overzeese gebiedsdelen, de heer J. M. Kiveron en de waarnemend burgemeester van Am sterdam, wethouder B. C. Franke. Op de bewuste teldatum werd Stad aan 't Haringvliet door 1270 personen (634 mannen en 636 vrouwen) bewoond. Op 31 December 1899 bedroegen deze cijfers 1084 personen (555 mannen en 529 vrouwen.) Uit deze gegevens blijkt, dat de bevolking in een halve eeuw met ruim 17% toegenomen is. Bij de laatste volkstelling bleek, dat 9 mannen en 16 vrouwen dit is 2% der totale bevolking als alleenwonenden ge registreerd moesten worden, terwijl op 31 December 1899 als zodanig geteld werden 11 mannen en 14 vrouwen,^ het geen een percentage van 2.5 oplevert. Het verschijnsel van het alleen wonen bevindt zich dus in dalende Ifln. Op de laatste teldatum woonden 1245 personen in gezinsverband en werden 297 mannen en 19 vrouwen a.ls gezins hoofd gemeld. Het aantal huisgezinnen van twee of meer personen bedroeg bij gevolg 316, terwijl een halve eeuw ge leden Stad aan 't Haringvliet bewoond werd door 222 huisgezinnen. Hieruit is af te leiden, dat het aantal huisgeziimen toegenomen is met 42.5%, een groei, welke niet in overeenstemming is met de bevolkingsaanwas. Het aantal inwo nende eigen-, pleeg- en stiefkinderen is dan ook geringer in 1947. dan 50 jaren tevoren, want in het eerstgenoemde jaar werden in 316 gezinnen 601 kinderen en in het laatstgenoemde jaar in 222 gezin nen ook 601 kinderen geteld. In 1899 v/erden dus in 19 gezinnen 27 inwonen de kinderen aangetroffen, terwgl in 1947 in ditzelfde aantal huisgezinnen nog slechts 19 kinderen aanwezig bleken te zijn. Hoe de bevolking volgens de leeftijds groepen samengesteld is, kan uit onder staande tabel afgelezen worden, want daarin zijn in procenten van de totale bevolking de verschillende leeftijdsgroe pen opgenomen. BevoUdng^pbouw van Stad aan 't Haringvliet Letftijden 31-12-1879 11-12-1930 31-5-1947 0-10 jaar 10-20 jaar 20-30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar 50-60 jaar 60-70 jaar 70-80 jaar 80 jaar en ouder 26.3 20.6 14.6 10.2 10.8 8.6 6 2.0 0.8 21.8 19.Ö 14.8 12.0 11.8 7.8 6.9 4.3 1.6 19.2 16.2 16.5 13.0 11.0 10.6 8.3 3.7 1.5 In deze gemeente had in 1947 de groep der jongeren een geringer aandeel dan in vroegere tijden. Eigenaardig is even wel de relatieve achteruitgang der oude ren. Uit de gegevens blijkt, dat slechts de middelgroep relatief sterker gewor- TELEFOON 157 - MIDDEIiHARNIS -12-1879 31-12-1930 31-5-19^7 100 81.9 77.1 100 89.1 83.4 100 100.0 119.4 100 125.2 133.3 100 107.8 107.8 100 89.3 130.1 100 111.0 143.8 100 208.3 195.8 100 170.0 190.0 100 98.9 105.9 den is. Een en ander wordt nog ver- dijidelïjkt door de onderstaande index cijfers, waarbij uitgegaan werd van de gegevens, wellce ons ten dienste staan van de volkstelling van 31 December 1879. Indexcijfers der bevolkingssamenstelling van Stad aan 't Haringvliet 0-10 jaar 10-20 jaar 20-30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar 50-60 jaar 60-70 jaar 70r80 jaar 80 jaar en ouder totale be volking Van 1270 inwoners waren in 1947 als gehuwden geregistreerd 570 personen, terwijl verder geteld werden één geschei den van tafel en bed, twee gescheiden van echt, 17 weduwnaars en 47 wedu wen. Üe belde laatste groepen behoor den hoofdzakelijk tot de ouderen, want 31 personen waren ouder dan 70 jaar. Van de totale bevolking waren 631 per sonen ongehuwd, wanneer dit aantal verminderd wordt met dat van hen, die jonger waren dan 21 jaar blijven 85 mannen en 60 vrouwen als huwbaren over. De Stadse bevolking bleek voor ruim 73% uit de woongemeente afkomstig te zijn. De cijfers dezer groep waren 508 mannen en 436 vrouwen. De overigen moeten dus als immigranten beschouwd worden. Van hen waren de meesten af komstig uit een andere gemeente binnen de provincie Zuid-Holland, want 99 man nen en 160 vrouwen voldoen aan deze voorwaarde. Deze groep levert dus nog bijna 20.5%. Slechts 6% der bevolking kwam uit een gemeente buiten de woon- provincie. Hierbij kan opgemerkt wor den, dat Zeeland bovenaan staat met 21 personen, waarop volgen Friesland met 10 en Noord-Brabant eveneens met 10 immigranten. Betreffende de geestelijke structuur der Stadse bevolking geven onderstaan de gegevens een beeld, waarbij wederom in procenten de belijders der verschil lende kerlcelijke groepen aangegeven zijn. KerkelQke gezindten in Stad aan 't Haringvliet 31-12-1899 31-12-1930 31-5-19<7 Ned. Herv. 75.3 63.5 62.3 Ger. Kerken 26.9 24.9 Chr. Ger. Kerk 22.8 0.9 Geref. Gem. 7.9 Overige Kerken 1.7 8.6 1.8 Geen Kerkgen. 0.2 1.0 2.2 De betekenis der Ned. Herv. Kerk blijkt ook in deze gemeente gedaald te zijn. Deze achteruitgang is evenwel niet uitsluitend het gevolg van de toegeno men onkerkelijkheid, maar voor het grootste deel te verklaren door de over gang naar een ander kerkgenootschap. Van 1899 naar 1930 zijn blijkbaar velen 55 DOOR H. N OORMA N „Ik heb een brief van mijn moeder, Adri," antwoordde hij bewogen, „'k Zal hem voorlezen, al begrgp je er een deel niet van." In een was zij weer méér geïnteres seerd en zij luisterde gespannen naar de moederlijke woorden, zich niet eens er gerend aan wat zij anders „vroom ge- bazel" zou hebben genoemd. De brief van een moeder trof haar dieper dan zö wilde doen voorkomen. „Je bemerkt dus, dat het niet aan moeder ligt. Aan haar hééft het nooit gelegen." „Moet Ina nu je vader bewegen?" „'k Heb haar geschreven, dat zg heel tactisch te werk moet gaan. Vader is niet 20 gemakkelijk te bewegen en..." „Neen, dat blijkt wel," merkte zij schamper op. „'t Is me een mooie hou ding. Noem je die soms christelijk?" Ingenieur Mieras schudde het hoofd. „Uitr de brief van moeder heb je be merkt, hoe zij er over denkt. Ik heb schuld, maar mijn vader meer." „Jij hebt heel geen schuld. Intussen ben ik blij, dat je je vader niet verde digt. Zijn houding is meer dan schan- aelflk. Hij zal toch wel behoorlijk die nen te schrijven en jou vergeving vra gen. Eerder moet je er njet; heengaan. Je moet nog zoiets als zelfbewustzön bezitten." „Ik wacht op nadere berichten van Ina. De tijd kan komen, dat zij schrijft: „Grootvader wil u ontvangen," en dan ga ik er heen. Ik kan niet gaan, terwijl ik niet zeker weet, of ik bq mijn vader welkom ben." Zij had scherp geluisterd en merkte op: „Je standpunt is niet precies gelijk aan het mijne. Je bent me veel te toe gevend. Laat je vader eerst eensbehoor lijk schrijven." „Als ik maar komen mag, dan komt alles vanzelf in orde," antwoordde hij. Mevrouw Neerlandt Mieras haalde de schouders op: met haar man was, als het er op aankwam, toch niet te pra ten .Hij had nu eenmaal zijn bekrompen opvattingen, gevolg van zijn opvoeding. Hoe die geweest was, toonde de brief van zijn moeder wel zeer duidelijk. En in zo'n omgeving verkeerde nu Ina da gelijks! Och, stumperd, wat moest er op die wijze van dat kind terecht ko men! Zij zag, hoe haar man de brieven van Ina rangschikte. Hij streelde de brief van zijn moeder. Met enige verbazing bemerkte zij, hoe bewogen hij was... „We zullen zien, hoe het afloopt," zei- de zij enige tijd later. ,Maar, Piet, neem me niet kwalijk, even goede vrienden hoor, doch je moet niet-wsin,mij ver gen, dat ik met je naar< die boerderij ga. Ten slotte kan ik begrijpen, dat je naar je ouders wilt, al lijkt jouw ma nier van handelen mij verkeerd toe, maar dat Gretha en ik zulk een be krompen omgeving..." „'k Hoop, dat je van idee verandert, maar zal nooit van je vergen, dat je er heengaat", merkte hij op, vol berusting. En die houding verbaasde haar nog het meest. HOOFDSTUK XVI. De stem uit de aether. Zaterdagmorgen half elf. Met haar tevreden gelaat lag de boerin op de ruststoel, nagaande de be wegingen van Ina, die het vertrek red derde, onderwijl luchtig pratende over verschillende onderwerpen. Zij was, evenals de boerin, opge wekt. De vorige dag was de grote en veloppe uit Arnhem gekomen, waarin de brief van haar vader aan grootmoe der: „Aan mtjn lieve moeder, die ik nooit vergeten heb." Hoe had zij ge schreid van blijdschap! En met welk een van vreugde klop pend hart had zij de gesloten brief naar de boerin gebracht, met moeite kunnen de zeggen: „ZiCihier het antwoord van uw zoon." Onmiddellflk had zg daarop de kamer verlaten. Grootmoeder moegt alleen zijn uit de Chr. Ger. Kerk over gegaan naar de Geref. Kerken, die eveneens vele lid maten uit de Ned. Herv. Kerk opna men. In die jaren werd nog geen afzon derlijke vermelding gemaakt van de Ger. Gem. Wij mogen gevoegelijk aan nemen, dat de meesten van hen, die in geschreven werden onder de rubriek bekenner van een ander kerkgenoot schap, gerekend moesten worden tot de Ger. Gem. De bevolking van Stad aan 't Haring vliet is voor het grootste gedeelte inge schakeld in het arbeidsproces, want van 297 mannelijke gezinshoofden oefenen 277, d.i. ruim 93%, een beroep uit. Van het totaal aantal werkende man nen vindt bijna 62% (in 1909 66%) een bestaan in de landbouw, Werden in 1909 slechts 37 zelfstandige landbouwers ge teld, in 1947 was hun aantal gestegen tot 65, waaruit een verdere versnippe ring der bedrijven geconstrueerd kan worden. Het aantal landarbeiders be droeg in 1909 nog 188 en was bij de laatste volkstelling gedaald tot 167. Het aantal jongeren ziet weinig heil meer in "dit bedrijf en hun aantal is dan ook klein, want slechts 40.4% was jonger dan 40 jaar, welk percentage in Oolt- gensplaat nog 55 bedraagt. Ruim 75% dezer agrarische arbeiders vindt zijn be staan binnen de woongemeente. De ove- digen 61 mannen en 1 vrouw moe ten dagelijks per rijwiel naar de werk- gemeente. In verband met dit vervoer middel mag wel aangenomen worden, dat de af te leggen afstand klein is. Andere belangrijke bestaansmiddelen zijn: handel, verkeer en winkelnering (15% der werkenden), bouwnijverheid (9% der werkenden) en metaalnijver heid (4% der werkenden.) Dr J. VERSEPUT. Wanneer we in bergachitge streken komen, vragen we ons dikwijls verwon derd af, hoe op zeer ontoegankelijke plaatsen bomen kunnen groeien en vrie die bomen daar gebracht heeft. Blijven we dichter bij huis, dan is het voor ve len onzer een raadsel, hoe boven in de brede koppen van knotwilgen, vlier struiken en lysterbesseh zich weelderig ontwikkelen, terwijl toch geen mens het in zijn hoofd heeft gekregen ze op die plaats te zaaien of te poten. Het zijn de vogels, die deze bomen daar gebracht hebben. Groot is het aantal planten, die voor de verspreiding van vruchten en zaden rekenen op de hulp van vogels. In het algemeen mag men zeggen, dat sappige vruchten bestemd zijn om door vogels gegeten te worden. Vandaar dat bomen, die op ontoegankelijke plaatsen groeien, steeds besdragende planten zijn. Ze zijn daar als bes heen gebracht door gevleugelde snoepers. De zaden blijven er liggen, gemengd, met de uitwerpselen der vogels, en het volgend jaar groeien ze uit. De zaden zijn door hun eigen harde wand voldoende tegen de invloed van de verterende sappen van het darm kanaal beschermd en worden ongedeerd weer uit het darmkanaal verwijderd. Soms komt het zelfs voor, dat de zaden eerst kiemkrachtig worden, wanneer ze het darmkanaal van een dier gepasseerd zijn, zo o.a. bij de zaden van de vogel- lijm of mistletoe een woekerplant, die in Zuid Limburg óp deappel- eii peren bomen groeit. Gelukkig voor de fruitte lers komt de Mistletoe op ons eiland niet voor. In Engeland is de plant zeer populair, ze wordt dan ook uit Zuid- Limburg wel naar dat land geëxpor teerd. Met Kerstmis wordt in de En gelse huizen een tak mistletoe opgehan gen en menig jonge man houdt op die tak het oog gericht. Immers, het is een eeuwenoud gebruik, dat zij, die onder de mistletoe staat, gekust mag worden. Bij de bosvruchten zgn de zaden in staat het vogellichaam te passeren, zon der de kiemkraeht te verliezen. Hoe zoudt U, als landbouwer er over den ken, als de haver, die U Uw paarden voert, door het paard heenging en dan nog kiemkrachtig zou zijn Dit zou een bewijs zijn, dat de haver helemaal niet geleden had, doch ook, dat het paard er geen voedsel uit had gekregen. Toch komt het herhaalde malen yoor, dat in de mest van het paard nog hele haver- korrels zitten. Niet voor niets zitten de mussen in zwermen op een paarden- hoop. Na een zachte winter kunnen zich in een paardenhoop haverplanten ont wikkelen, een bevrijs dus, dat de haver- korrels ook nog kiemkraeht bezitten. Haver wordt als voedermiddel alge meen zeer hoog geschat. In samenstel ling onderscheidt het zich ook belang rijk van de andere graanvruchten, zoals tarwe, rogge en gerst. Het vetgehalte is veel hoger (tarwe plm. 2% haver plm 5%, het gehalte aan stikstofvrije er- tractief stoffen is lager) (tarwe 6.8%, haver 57.6%) het gehalte aan ruvyvezel hoger (tarwe 2%. haver 10%.) het ge halte aan asbeststanddelen eveneens iets hoger, (taiwe 1.7%, haver 3%), terwijl het gehalte aan stikstofhoudende stoffen vrijwel met dat der andere gra nen overeenstemt (plm 11%). De sa menstelling der eiwitachtige stoffen is wederom verschillend va ndie der an dere granen. Men meent in haver stikstofhoudende stoffen gevonden te hebben, die prikke lend werken op zekere zenuwcentra en daardoor het temperament zouden ver levendigen. Vroeger meende men, dat het pletten van de haver die gunstige werking op hief, bij goed gecontroleerde proeven is dit niet gebleken. Wel bleek, dat ge plette haver beter verteerd werd, dus met andere woorden, dat door het plet ten, de verschillende voedingsbestand delen beter door het paard werden op genomen. Bij navraag aan de leerlingen der school is mij gebleken, dat de mees te landbouwers voor het voeren de ha ver laten pletten, doch het percentage der boeren, die de haver nog heel voe ren, is nog zo groot, dat een aanbeve ling voor het pletten op zijn plaats is. Daarom landbouwers, voorkomt dat de gevoerde haver ongedeerd het paarden- lichaam verlaat, en laat Uw haver plet ten, de kosten hiervan vindt U terug in de verhoging van de voedingswaarde der haverkorrels. DOOD IN HET BED GEVONDEN In een pand aan de Ommoordsestraat te Rotterdam is Zondagmiddag de 46- jarige expeditie-knecht S. C. van Dorp dood in bad aangetroffen. Het onderzoek van de politie heeft aan het licht gebracht, dat in de slechts provisorisch ingerichte badkamer een gaskachel had gebrand. De gasslang was gescheurd; des lang das bovendien niet meer aangesloten op de openstaan de toevoerkraan. Aangenomen wordt derhalve, dat de man door het ont snappende gas bedwelwmd is geraakt en vervolgens in het bad is verdronken. HET VIERDE PRINSENKIND En appèl op de Nederlandse jeugd doet de Stichting Het vierde Prinsen kind ten behoeve van kinderen, die on evenredig zwaar door de oorlog werden getroffen. Zij ijvert er voor, dat op 18 Februari, de verjaardag van Prinses Marijke, ieder kind een stuiver van huis mee naar school brengt en de school hoofden voor inzamelen daarvan zorgen. Nog juist voor Kerstmis Nog juist voor Kerstmis, (Vrijdagmid dag) arriveerde te Middelharnis de nieuwe torenklok, welke de plaats zou gaan innemen van de in 1943 door de Duitsers ontstoléne. Het bleek geen eenvoudig werk om de 1250 kg wegende klok op zijn bestem ming te brengen, want, nadat men deze reeds enkele tientallen meters had op getakeld, moest zij wederom terug naar de begane grond en eerst Zaterdagmor gen kon men opnieuw het werk her vatten. 's Middags omstreeks 14 uur kwam hetgemeentebestuur tesamen met Ds Goedhart, dé kerkvoogdij der Ned. Herv Kerk en het klokken comité op het ge meentehuis bijeen. Burg. Rijnders heette allen welkom en uitte in een speech zijn vreugde over het feit, dat de klok nog juist voor Kerstmis was aangekomen. Vervolgens bracht spreker dank aan allen, die er aan hadden medegewerkt, dat alles zo op wieltjes had gelopen en wel in het bijzonder een woord van dank aan de heren Kroos en Snelleman, welke er voor hadden zorg gedragen, dat hoewel de R.T.M, de zaak in de steek had ge laten, toch de klok op tijd aanwezig was, Na deze plechtigheid begaven alle aanwezigen zich naar de toren, alwaar precies om 14.37 uur, de nieuwe klok door de oud-klokluider, de heer Iz. Zaaijer, werd ingeluid, zodat men aan de vooravond van Kerstmis toch weer de kerstklokken over Middelharnis kon horen luiden. De nieuwe klok werd gemaakt door de bekende klokkengieters, Gebrs. van Bergen te Heiligerlee en draagt als op schrift; „Door de vijand gewonnen. Doof eendracht gewonnen, Memento vivere. De Schepper ter ere." De nieuwe klok staat in toon E. Hij weegt 1250 kg, hetgeen 300 kg meer bedraagt dan de vorige. Beste jongens en meisjes! Weer ruim vijftig keren lazen jullie 't hoekje van Oom Ko; weer een goeie vijftig keren zat ik trouw aan mijn bureau, om voor jullie völ te pennen 't kinderhoekje van- de week; 'k liet (laat iedereen maar spreken) jullie nooit nog in de steek. Was 't een enkel keertje dat ik niet op Zaterdag verscheen, midden in de week op Woensdag steld' ik jullie dan tevreên. Maar laat ik daö.r over zwijgen: zonder jullie zou 't niet gaan, 't is dus beter, dat ik nu eens zeg wat jullie hebt gedaan. In. het jaar, dat nu vergaan is, kwam een stapel brieven los; vele honderden epistels bracht mij trouwe Tante Pos. Hoe zou ik-«jg. Oom gaan noemen als 'k geen neefs en nichten had, 't was een spreken tegen banken, waar niet één te luist'ren zat. 'k Heb in deze niet te klagen, jullie mógen 't hoekje wel, zelfs de oud'ren kijken weeklijks wat ik jullie wel vertel. Maand'lijks komt een stroom van [brieven van de jonge penners aan. 't Is een lust om 't al te lezen, iedereen kan 'k goed verstaan, want ook ik was vroeger schoolkind, 'k weet wat kind'ren intresseert, waar ze graag eens over praten, kinderlijk, niet te geleerd. Laat Jan maar aan mij vertellen, dat het varken is geslacht, bij hen heus op 't oude plekje (niet naar Sommelsdijk gebracht). Laat Marietje maar eens klagen over 't drukke leren thuis: aardrijkskunde, versjes^ sommen! Och Marietje, wat een'kruis! Laat gerust Truus uit gaan pakken over regen, weer en wind, waar zij dagelgks doorheen moet, en ze is nog maar een kind. Laat Comelis mij maar zeggen dat 't zo nat is op het land én dat deze droge zomer niet zo puik was in het zand. Laatik zou zo veel gaan noemen, neen, ik zeg nu meer maar niet: 't is het beste, dat alleen ik weet de vreugde en 't verdriet. Laten het geheimpjes blijven wat er in de brieven staat. Jullie weet, dat ik kan zwijgen als het daarover eens gaat. Laat ik d' and're kant eens noemen; over prijzen praten gaan, want dat is toch zeker wel iets waar w* elkander in verstaan. Waren het geen mooie boeken, was het postpapier niet fijn? Moesten daar de broers en zusters echt niet wat jaloers op zijn? Schoolétuis en vulpotloden kwamen hier en daar terecht. Drukkerijen, port'monneetjes, was 't niet alles even echt? Nu, na maanden, legt een jongen nog een keer de bouwplaat uit. Vader moet er ook aan helpen. „Prachtig, prachtig!" is 't besluit. Poësiealbums doen de ronde, iedereen moet schrijven gaan, „Van wie heb je 'tmooie ding toch?" „'k Heb met 't raads'len meegedaan!" Puzzles en notitieboekjes gingen zelfs naar Utrecht heen, en in 't hartje van Zuid-Holland steld' een prijs een nicht tevreên. Bij de Sleutelstad (bij Leiden) werd nicht Corrie blij gemaakt; tweemaal reeds, want 't is een meisje, dat nog nimmer heeft gestaakt. Ik moet nu voor ditmaal stoppen, 't Jaar verging, een nieuw breekt aan. 'k Wens dat 't jullie in 't jaar-vijftig zeer voorspoedig moge gaan. Dat de Heere ons genadig schenken mocht in 't nieuwe jaar. wat w'onszelf niet kunnen geven: kennis aan de Middelaar. Want lichamelijke voorspoed is maar voor een korte tijd. Geve Hij het goede deel ons,* zegen voor de eeuwigheid. OOM KO. P.S. Pies van L., Nieuwe Tnge. 'k Ben blij dat 't zo naar je zin is. 't Zijn mooie, kleine lettertjes. Is 't mooier dan de bouwdoos van Koos Lies H., Ouddorp. Bedankt voor de mooie kaart. Is dat in de buurt van Ouddorp? En nu voortaan niet meer vergeten, hoor! Kwalijk neem ik 't je niet. Trijnie M., Dirbsland. Nou, op 5 brie ven en 25 kaarten had je wel niet gere kend, zeker? Leuk hè, dat ze zo om je denken. 5 December was het ook de moeite waard! Zo wordt het langdurig liggen wel wat verzacht. Hoe gaat het nu? Allemaal, die aan Trijnie (hierboven) hebben geschreven, worden door haar hartelijk bedankt voor de belangstelling, die ze mocht en nog mag ontvangen. De hartelijke groeten voor allen. OOM KO, Bureau „Eilandennieuws" Middelharnis. met haar vreugde. Want vreugdevol zou de inhoud zijn. Zij had zich reeds van te voren verheugd op het blijde gelaat van de oude moeder, die „goede tijding uit een ver lan" ontving. Haar gevolgtrekking was juist ge weest. Toen zij in haar slaapkamertje de brief van haar vader had gelezen en opzettelijk er nog enige tijd had ver toefd, was zij teruggekomen, om haar grootmoeder in een zee van tranen te vinden. Tranen van blijdschap „De Heere maakt het goed met mij", had zij gezegd. „Mijn jongen heeft alles vergeven. En hij verlangt naar huis te komen." Bijna had Ina toen geantwoord: „Nu, spreek er met de boer over en' laat hem komen," maar zij zeide het niet, zich herinnerend de waarschuwing van haar vader, om tactisch op te treden. Elk ogenblik die dag was grootmoe der over de ontvangen brief begonnen, die zij wel tien keer las, niet vragend, of Ina van de inhoud kennis wilde ne men. Natuurlijk niet, Zij bleef toch een vreemde! Maar hae gaarne had zij de brief van haar vader gelezen! Des avonds was de boerin één en al opgewektheid geweest. En dat had ook de oude Mieras aangestoken, die de op merking had gemaakt, dat zijn vrouw geheel verjongde en dat het er naar leek, dat zij samen nog eens naar de stad zouden wandelen. „Arme man," had Ina gedacht, „je moest eens weten, hoe het komt, dat je vrouw zo opgewekt is! Wees niet zo dwaas, dan wordt je oude dag ook nog veraangenaamd." Zij had op de boerderij nog niet zo'n gezellige avond meegemaakt als de vo rige. Zij had vóór het orgel gezeten. De boerin had gezongen, wat zij wel meer deed, maar nooit zo opgewekt. Doch het merkwaardigste van alles was ge weest, dat Zacharias Mieras had mee- geneuried met zijn zware basstem. Later op de avond was hij nog met Ina alleen geweest. „Wat is mijn vrouw opgewekt", vond hij. „'k Heb haar in jaren niet zó ont moet, Dacht u, dat er beterschap kwam?" „Het is niet onmogelijk," had Ina ge zegd. „We moeten geduldig wachten." Om er onmiddellijk op te laten volgen: „Maar dan zal er toch nog wat moeten gebeuren." Hij had haar verbaasd aangestaard en gevraagd, wat zij bedoelde. Maar met haar raadselachtig ant woord was hij niet tevreden geweest. Dat was duidelijk op zijn gelaat te lezen. Zy had alleen gezegd: „De tijd zal het leren, Mieras. Er valt niet te forceren." Ina had een werkje voorgewend en was verdwenen. Ook die morgen had zij hem ontweken, nauwlettend zorgend, dat zij niet met hem alleen was. Eigen lijk boos op zichzelf, dat zij zich even had laten gaan. Maar des morgens had Mieras geen tijd, om praatjes te maken. Hij haastte zich met de arbeiders naar het land, waar hij nog steeds werkte als een paard. Men vond in de omgeving on zin, dat de oude nog zo zwoegde. De spraakmakende gemeente schreef het toe aan gierigheid. Hij was te vrek kig, een arbeider méér in dienst te ne men. Anderen spraken dat tegen. Men mocht van „de boer van de Val" zeggen wat men wilde, maar gierig was hij niet. Evenwel konden zij niet verklaren, dat de bijna zeventigjarige nog werkte als zijn paarden. Terwijl de boerin opgewekt praatte, tuurde Ina elk ogenblik ongemerkt de weg op, om opeens te zeggen: „Daar is Evertsen. Zou Mina al koffie hebben?" Evertsen was de brievenbesteller, die de bezorging van de naaste omgip^ing van Zuidstad voor zijn rekening had, éénmaal per dag. Zo tegen elf uur fiet ste hij altijd het erf van de boerderij op. „Mina heeft wel aan hem gedacht", antwoordde de boerin. Ina wist het ook wel. Zij moest een voorwendsel hebben, om het vertrek te verlaten. Evertsen zeide, als steeds: „Mogge, juf." En dan: „Niks voor u vandaag. Dat is wel een wonder. U hebt gister zeker voor drie dagen gehad, 't Was zo'n dikke brief." (Wordt Vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1949 | | pagina 5