ËiüvriDEri-niEuws
qeRO
De laatste
Gonveneur-Generaal
2e Blad^-''. 'Zaterdag 31 December 1949
No. 1883
Centrale Veiling Middelharnis
Enkele kanttekeningen bij de resultaten van de
volkstelling, die op 31 Mei 1947 in Stad
aan 't Haringvliet gehouden werd.
I THEELEPELTJES
j (Oud Hollands)
J. KEUYELAAR
DE BOERDERIJ
AAN
DE VAL
Rondom de
Landbouwschool
De nieuwe iorenklok
ie Middelharnis
KINDERHOEKJE
De hoge vertegenwoordiger van de
{Croon zaj na de overdracht van de sou-
vereiniteit uit Indië terugkeren.
De heer Lovlnk sluit hiermede de rij
van landvoogden of gouverneurs-gene
raal. Meer dan drie'eeuwen lang kwa
men en gingen de landvoogden van
Oost-Indië. Een lange respectabele r^.
pe heer Lovink is de laatste, die als zo-
itanig in Indië is opgetreden. Een lange
rji van onderkoningen van Indië. Waar
van veleii zich verdienstelijk hebben ge
maakt van Indië en ook voor het Va
derland, onwillekeurig gaan onze ge
dachten naar een der eerste en bekend
ste, landvoogden. De stichter en grond
legger van onze macht in de Archipel.
J, P. Coen, de man van durf en aan
pakken. De man, die voor ons land een
grootste taak in Indië zag weggelegd,
mits we niet versaagden. De man, die
orde en rust heeft gebracht op Java.
Die Portugees en Engelsman met vaak
geringe macht wist te weerstaan en die
aan de onderlinge strijd der Javaanse
groten een einde wist te maken. Een
lange rij van mannen is hem gevolgd.
Neen niet allen van groot formaat. Niet
allen hebben met Coens onbaatzuchtig
heid het bestuur gevoerd. Niet allen
2ijn Indië ten zege geweest. Maar on
der Nederlandse heerschappij met val
len en opstaan is er welvaart en voor
spoed gekomen in dat schone Indische
0i ter weerszijde van de evenaar. Is
er door Nederland iets groots bereikt,
ten voorbeeld van andere landen. In ma
terieel opzicht is er zeer veel tot stand
gebracht, zodat ons Bestuur in dat op
zicht in de laatste decennia ten voor
beeld gesteld kan worden. De Com-
ps^nie in de loop der eeuwen en het
Koninkrijk in de laatste honderd jaar
hebben veel bijgedragen tot de ontslui
ting en welvaart van deze Archipel. Ze
ker de Compagnie is maar al te zeer
ook het\ symbool geweest van uitbuiting
ea van corruptie, van gouddorst en van
machtsmisbruik.
Heeft al te vaak slechts oog gehad
voor eigen belangen en het lot van de
Inlander te zeer ondergeschikt gemaakt
aan handelswinst. Vooral de geestelijke
belangen zgn door de kooplieden van de
Cónnpagnie maar al te vaak verwaar
loosd. Inzonderheid in de achttiende
eeuw hebben de regentenkooplieden,
bastaarden van de Calvinisten, door
geldhonger en machtsmisbruik weinig
gedaan om de Inlanders geestelijk en
zedelijk te verheffen.
Diefstal en corruptie zijn oorzaken
van de ondergang van de Compagnie.
De liberale machthebbers uit de eerste
decennia van het Koninkrijk zagen ook
m.aar al te zeer de ware belangen van
Indië voorbtj, maar in de latere jaren is
er veel, zeey veel gedaan om Indië mo
reel en materieel op te heffen. Is er een
welvaart gekomen, die men in andere
koloniën tevergeefs moet zoeken.
Indië heeft veel, zeer veel aan Neder
land te danken. We verliezen hierbg ze
ker niet uit het oog, dat Indië ook veel
heeft bijgedragen tot de welvaart van
ons Vaderland.
Van Coen tot Lovink, een tijdperk van
meer dan drie honderd jaar. Wat is er
in die tijd veel gebeurd. Gebeurtenissen,
die ons met schaamte moeten vervul
len, maar anderzijds ook waar we als
volk trots op mogen zijn. Indië heeft
niet weinig bijgedragen aan de roem
van onS Vaderland. Onze verbondenheid
mét Indië heeft ons aanzien in de wereld
verhoogd en ons in de Volkerenrij een
plaats geschonken ver uitgaande boven
onze betekenis in Europa.
Maar ook schaamte moet ons vervul
len. Wat zijn we als volk ver te kort ge
schoten in onze geestelijke roeping ten
opzichte van Indië.
Het Mohamedanisme heeft er vaste
voet en grote uitbreiding verkregen,
maar het Christendom is er niettegen
staande de opofferende arbeid der zen
ding tot betrekkelijk geringe uitbrei
ding gekomen.
Dat is wel de grootste schuld die we
tegenover dit land hebben, waar we bij
de overdracht van de souvereiniteit op
wijzen moeten. De politiek der neutrali
teit. De neutrale Overheid. Bang om de
gevoelens te kwetsen en daarbij nala
tende de roeping om het Koninkrijk
Gods tot uitbreiding te brengen. Stre
vende naar morele verheffing van het
volk, haar het gfrootste goed, het Evan
gelie van Gods genade haar onthoudend.
Hoe anders zouden de verhoudingen
ge\yeest kunnen zijn, zo de Regering
van vroeger en later zich haar taak en
roeping bewust ware geweest.
'Nu zal op de troon van Buitenzorg
geen Nederlander meer plaats nemen.
Ons Koninkrijk is gedeeld. Indië is
voor ons verloren gegaan. Het vertrek
van de laatste gouverneur, de heer Lo
vink is een bewijs, hoe we onze geeste
lijke verplichtingen tegenover Indië
hebben verzaakt.
In het particuliere en door de Kerken
moge een en ander zijii verricht, moge
iets van die taak vervuld zijn als Rege
ring verlaat de laatste gouverneur de
Buitenzorgse troon, zonder haar geeste-
lyke roeping vervuld te hebben.
Veel is in de laatste tientallen jaren
gedaan voor de verheffing~van het mo
rele en geestelijke leven der Inlanders,
maar aan de eis van Gods Woord, om
het Rijk van Christus te bevorderen is
niet voldaan.
En zo daalt de laatste gouverneur van
de troon van Buitenzorg en daarmede
daalt Nederland vele sporten van de
ladder in de rij der volkeren.
Geen Nederlander op de troon van
Buitenzorg betekent een aanzienlek da
ling van Nederlandse prestige onder de
Volken.
Veiling van Vrijdag 23 December 1949.
Witlof I 64.—; Witlof 11 57.—;
Spruiten 46.Rode kool 13.Gr.
Kroon 12.—15.—
Ulenveiling van Vrydag 23 l>eo. 1949.
Grove en gewone uien 23.22; Drielin-
gen 22.10; Flcklers 22.50.
Aanvoer 44.000 kg.
DIÜ UKN TJIT INDONESIË IN ONS
LAND
Op Schiphol kwam Zaterdagmiddag
met het K.L.M.-vliegtuig de urn met de
aarde van de 22 érevelden in Indonesië
aan, die in de St. Jacobskerk in Den
Haag zal worden bewaard tot zij bij de
andere urnen op het nationale monu
ment in Amsterdam zal worden bijge
zet.
Bij deze plechtige overdracht waren
behalve de leden van het comité van
ontvangst aanwezig namens de Koningin
luitenant ter zee eerste klasse C. W.
Th. baron van Boetzelaer, de staatssec
retarissen van marine en oorlog, schout
bij nacht H. C. W. Moorman en mr W.
H. Foskema Andrae, de secretaris-ge
neraal van het ministerie van overzeese
gebiedsdelen, de heer J. M. Kiveron en
de waarnemend burgemeester van Am
sterdam, wethouder B. C. Franke.
Op de bewuste teldatum werd Stad
aan 't Haringvliet door 1270 personen
(634 mannen en 636 vrouwen) bewoond.
Op 31 December 1899 bedroegen deze
cijfers 1084 personen (555 mannen en
529 vrouwen.) Uit deze gegevens blijkt,
dat de bevolking in een halve eeuw met
ruim 17% toegenomen is.
Bij de laatste volkstelling bleek, dat 9
mannen en 16 vrouwen dit is 2% der
totale bevolking als alleenwonenden ge
registreerd moesten worden, terwijl op
31 December 1899 als zodanig geteld
werden 11 mannen en 14 vrouwen,^ het
geen een percentage van 2.5 oplevert.
Het verschijnsel van het alleen wonen
bevindt zich dus in dalende Ifln.
Op de laatste teldatum woonden 1245
personen in gezinsverband en werden
297 mannen en 19 vrouwen a.ls gezins
hoofd gemeld. Het aantal huisgezinnen
van twee of meer personen bedroeg bij
gevolg 316, terwijl een halve eeuw ge
leden Stad aan 't Haringvliet bewoond
werd door 222 huisgezinnen. Hieruit is
af te leiden, dat het aantal huisgeziimen
toegenomen is met 42.5%, een groei,
welke niet in overeenstemming is met
de bevolkingsaanwas. Het aantal inwo
nende eigen-, pleeg- en stiefkinderen is
dan ook geringer in 1947. dan 50 jaren
tevoren, want in het eerstgenoemde jaar
werden in 316 gezinnen 601 kinderen en
in het laatstgenoemde jaar in 222 gezin
nen ook 601 kinderen geteld. In 1899
v/erden dus in 19 gezinnen 27 inwonen
de kinderen aangetroffen, terwgl in 1947
in ditzelfde aantal huisgezinnen nog
slechts 19 kinderen aanwezig bleken te
zijn.
Hoe de bevolking volgens de leeftijds
groepen samengesteld is, kan uit onder
staande tabel afgelezen worden, want
daarin zijn in procenten van de totale
bevolking de verschillende leeftijdsgroe
pen opgenomen.
BevoUdng^pbouw van
Stad aan 't Haringvliet
Letftijden 31-12-1879 11-12-1930 31-5-1947
0-10 jaar
10-20 jaar
20-30 jaar
30-40 jaar
40-50 jaar
50-60 jaar
60-70 jaar
70-80 jaar
80 jaar en
ouder
26.3
20.6
14.6
10.2
10.8
8.6
6
2.0
0.8
21.8
19.Ö
14.8
12.0
11.8
7.8
6.9
4.3
1.6
19.2
16.2
16.5
13.0
11.0
10.6
8.3
3.7
1.5
In deze gemeente had in 1947 de groep
der jongeren een geringer aandeel dan
in vroegere tijden. Eigenaardig is even
wel de relatieve achteruitgang der oude
ren. Uit de gegevens blijkt, dat slechts
de middelgroep relatief sterker gewor-
TELEFOON 157 - MIDDEIiHARNIS
-12-1879
31-12-1930
31-5-19^7
100
81.9
77.1
100
89.1
83.4
100
100.0
119.4
100
125.2
133.3
100
107.8
107.8
100
89.3
130.1
100
111.0
143.8
100
208.3
195.8
100
170.0
190.0
100
98.9
105.9
den is. Een en ander wordt nog ver-
dijidelïjkt door de onderstaande index
cijfers, waarbij uitgegaan werd van de
gegevens, wellce ons ten dienste staan
van de volkstelling van 31 December
1879.
Indexcijfers der bevolkingssamenstelling
van Stad aan 't Haringvliet
0-10 jaar
10-20 jaar
20-30 jaar
30-40 jaar
40-50 jaar
50-60 jaar
60-70 jaar
70r80 jaar
80 jaar en
ouder
totale be
volking
Van 1270 inwoners waren in 1947 als
gehuwden geregistreerd 570 personen,
terwijl verder geteld werden één geschei
den van tafel en bed, twee gescheiden
van echt, 17 weduwnaars en 47 wedu
wen. Üe belde laatste groepen behoor
den hoofdzakelijk tot de ouderen, want
31 personen waren ouder dan 70 jaar.
Van de totale bevolking waren 631 per
sonen ongehuwd, wanneer dit aantal
verminderd wordt met dat van hen, die
jonger waren dan 21 jaar blijven 85
mannen en 60 vrouwen als huwbaren
over.
De Stadse bevolking bleek voor ruim
73% uit de woongemeente afkomstig te
zijn. De cijfers dezer groep waren 508
mannen en 436 vrouwen. De overigen
moeten dus als immigranten beschouwd
worden. Van hen waren de meesten af
komstig uit een andere gemeente binnen
de provincie Zuid-Holland, want 99 man
nen en 160 vrouwen voldoen aan deze
voorwaarde. Deze groep levert dus nog
bijna 20.5%. Slechts 6% der bevolking
kwam uit een gemeente buiten de woon-
provincie. Hierbij kan opgemerkt wor
den, dat Zeeland bovenaan staat met 21
personen, waarop volgen Friesland met
10 en Noord-Brabant eveneens met 10
immigranten.
Betreffende de geestelijke structuur
der Stadse bevolking geven onderstaan
de gegevens een beeld, waarbij wederom
in procenten de belijders der verschil
lende kerlcelijke groepen aangegeven
zijn.
KerkelQke gezindten in
Stad aan 't Haringvliet
31-12-1899 31-12-1930 31-5-19<7
Ned. Herv. 75.3 63.5 62.3
Ger. Kerken 26.9 24.9
Chr. Ger. Kerk 22.8 0.9
Geref. Gem. 7.9
Overige Kerken 1.7 8.6 1.8
Geen Kerkgen. 0.2 1.0 2.2
De betekenis der Ned. Herv. Kerk
blijkt ook in deze gemeente gedaald te
zijn. Deze achteruitgang is evenwel niet
uitsluitend het gevolg van de toegeno
men onkerkelijkheid, maar voor het
grootste deel te verklaren door de over
gang naar een ander kerkgenootschap.
Van 1899 naar 1930 zijn blijkbaar velen
55
DOOR H.
N OORMA N
„Ik heb een brief van mijn moeder,
Adri," antwoordde hij bewogen, „'k Zal
hem voorlezen, al begrgp je er een deel
niet van."
In een was zij weer méér geïnteres
seerd en zij luisterde gespannen naar de
moederlijke woorden, zich niet eens er
gerend aan wat zij anders „vroom ge-
bazel" zou hebben genoemd. De brief
van een moeder trof haar dieper dan
zö wilde doen voorkomen.
„Je bemerkt dus, dat het niet aan
moeder ligt. Aan haar hééft het nooit
gelegen."
„Moet Ina nu je vader bewegen?"
„'k Heb haar geschreven, dat zg heel
tactisch te werk moet gaan. Vader is
niet 20 gemakkelijk te bewegen en..."
„Neen, dat blijkt wel," merkte zij
schamper op. „'t Is me een mooie hou
ding. Noem je die soms christelijk?"
Ingenieur Mieras schudde het hoofd.
„Uitr de brief van moeder heb je be
merkt, hoe zij er over denkt. Ik heb
schuld, maar mijn vader meer."
„Jij hebt heel geen schuld. Intussen
ben ik blij, dat je je vader niet verde
digt. Zijn houding is meer dan schan-
aelflk. Hij zal toch wel behoorlijk die
nen te schrijven en jou vergeving vra
gen. Eerder moet je er njet; heengaan.
Je moet nog zoiets als zelfbewustzön
bezitten."
„Ik wacht op nadere berichten van
Ina. De tijd kan komen, dat zij schrijft:
„Grootvader wil u ontvangen," en dan
ga ik er heen. Ik kan niet gaan, terwijl
ik niet zeker weet, of ik bq mijn vader
welkom ben."
Zij had scherp geluisterd en merkte
op: „Je standpunt is niet precies gelijk
aan het mijne. Je bent me veel te toe
gevend. Laat je vader eerst eensbehoor
lijk schrijven."
„Als ik maar komen mag, dan komt
alles vanzelf in orde," antwoordde hij.
Mevrouw Neerlandt Mieras haalde de
schouders op: met haar man was, als
het er op aankwam, toch niet te pra
ten .Hij had nu eenmaal zijn bekrompen
opvattingen, gevolg van zijn opvoeding.
Hoe die geweest was, toonde de brief
van zijn moeder wel zeer duidelijk. En
in zo'n omgeving verkeerde nu Ina da
gelijks! Och, stumperd, wat moest er
op die wijze van dat kind terecht ko
men!
Zij zag, hoe haar man de brieven van
Ina rangschikte. Hij streelde de brief
van zijn moeder. Met enige verbazing
bemerkte zij, hoe bewogen hij was...
„We zullen zien, hoe het afloopt," zei-
de zij enige tijd later. ,Maar, Piet, neem
me niet kwalijk, even goede vrienden
hoor, doch je moet niet-wsin,mij ver
gen, dat ik met je naar< die boerderij
ga. Ten slotte kan ik begrijpen, dat je
naar je ouders wilt, al lijkt jouw ma
nier van handelen mij verkeerd toe,
maar dat Gretha en ik zulk een be
krompen omgeving..."
„'k Hoop, dat je van idee verandert,
maar zal nooit van je vergen, dat je er
heengaat", merkte hij op, vol berusting.
En die houding verbaasde haar nog
het meest.
HOOFDSTUK XVI.
De stem uit de aether.
Zaterdagmorgen half elf.
Met haar tevreden gelaat lag de
boerin op de ruststoel, nagaande de be
wegingen van Ina, die het vertrek red
derde, onderwijl luchtig pratende over
verschillende onderwerpen.
Zij was, evenals de boerin, opge
wekt. De vorige dag was de grote en
veloppe uit Arnhem gekomen, waarin
de brief van haar vader aan grootmoe
der: „Aan mtjn lieve moeder, die ik
nooit vergeten heb." Hoe had zij ge
schreid van blijdschap!
En met welk een van vreugde klop
pend hart had zij de gesloten brief naar
de boerin gebracht, met moeite kunnen
de zeggen: „ZiCihier het antwoord van
uw zoon."
Onmiddellflk had zg daarop de kamer
verlaten. Grootmoeder moegt alleen zijn
uit de Chr. Ger. Kerk over gegaan naar
de Geref. Kerken, die eveneens vele lid
maten uit de Ned. Herv. Kerk opna
men. In die jaren werd nog geen afzon
derlijke vermelding gemaakt van de
Ger. Gem. Wij mogen gevoegelijk aan
nemen, dat de meesten van hen, die in
geschreven werden onder de rubriek
bekenner van een ander kerkgenoot
schap, gerekend moesten worden tot de
Ger. Gem.
De bevolking van Stad aan 't Haring
vliet is voor het grootste gedeelte inge
schakeld in het arbeidsproces, want van
297 mannelijke gezinshoofden oefenen
277, d.i. ruim 93%, een beroep uit.
Van het totaal aantal werkende man
nen vindt bijna 62% (in 1909 66%) een
bestaan in de landbouw, Werden in 1909
slechts 37 zelfstandige landbouwers ge
teld, in 1947 was hun aantal gestegen
tot 65, waaruit een verdere versnippe
ring der bedrijven geconstrueerd kan
worden. Het aantal landarbeiders be
droeg in 1909 nog 188 en was bij de
laatste volkstelling gedaald tot 167. Het
aantal jongeren ziet weinig heil meer in
"dit bedrijf en hun aantal is dan ook
klein, want slechts 40.4% was jonger
dan 40 jaar, welk percentage in Oolt-
gensplaat nog 55 bedraagt. Ruim 75%
dezer agrarische arbeiders vindt zijn be
staan binnen de woongemeente. De ove-
digen 61 mannen en 1 vrouw moe
ten dagelijks per rijwiel naar de werk-
gemeente. In verband met dit vervoer
middel mag wel aangenomen worden,
dat de af te leggen afstand klein is.
Andere belangrijke bestaansmiddelen
zijn: handel, verkeer en winkelnering
(15% der werkenden), bouwnijverheid
(9% der werkenden) en metaalnijver
heid (4% der werkenden.)
Dr J. VERSEPUT.
Wanneer we in bergachitge streken
komen, vragen we ons dikwijls verwon
derd af, hoe op zeer ontoegankelijke
plaatsen bomen kunnen groeien en vrie
die bomen daar gebracht heeft. Blijven
we dichter bij huis, dan is het voor ve
len onzer een raadsel, hoe boven in de
brede koppen van knotwilgen, vlier
struiken en lysterbesseh zich weelderig
ontwikkelen, terwijl toch geen mens het
in zijn hoofd heeft gekregen ze op die
plaats te zaaien of te poten. Het zijn de
vogels, die deze bomen daar gebracht
hebben. Groot is het aantal planten, die
voor de verspreiding van vruchten en
zaden rekenen op de hulp van vogels.
In het algemeen mag men zeggen, dat
sappige vruchten bestemd zijn om door
vogels gegeten te worden. Vandaar dat
bomen, die op ontoegankelijke plaatsen
groeien, steeds besdragende planten zijn.
Ze zijn daar als bes heen gebracht door
gevleugelde snoepers. De zaden blijven
er liggen, gemengd, met de uitwerpselen
der vogels, en het volgend jaar groeien
ze uit. De zaden zijn door hun eigen
harde wand voldoende tegen de invloed
van de verterende sappen van het darm
kanaal beschermd en worden ongedeerd
weer uit het darmkanaal verwijderd.
Soms komt het zelfs voor, dat de zaden
eerst kiemkrachtig worden, wanneer ze
het darmkanaal van een dier gepasseerd
zijn, zo o.a. bij de zaden van de vogel-
lijm of mistletoe een woekerplant, die
in Zuid Limburg óp deappel- eii peren
bomen groeit. Gelukkig voor de fruitte
lers komt de Mistletoe op ons eiland
niet voor. In Engeland is de plant zeer
populair, ze wordt dan ook uit Zuid-
Limburg wel naar dat land geëxpor
teerd. Met Kerstmis wordt in de En
gelse huizen een tak mistletoe opgehan
gen en menig jonge man houdt op die
tak het oog gericht. Immers, het is een
eeuwenoud gebruik, dat zij, die onder de
mistletoe staat, gekust mag worden.
Bij de bosvruchten zgn de zaden in
staat het vogellichaam te passeren, zon
der de kiemkraeht te verliezen. Hoe
zoudt U, als landbouwer er over den
ken, als de haver, die U Uw paarden
voert, door het paard heenging en dan
nog kiemkrachtig zou zijn Dit zou een
bewijs zijn, dat de haver helemaal niet
geleden had, doch ook, dat het paard
er geen voedsel uit had gekregen. Toch
komt het herhaalde malen yoor, dat in
de mest van het paard nog hele haver-
korrels zitten. Niet voor niets zitten de
mussen in zwermen op een paarden-
hoop. Na een zachte winter kunnen zich
in een paardenhoop haverplanten ont
wikkelen, een bevrijs dus, dat de haver-
korrels ook nog kiemkraeht bezitten.
Haver wordt als voedermiddel alge
meen zeer hoog geschat. In samenstel
ling onderscheidt het zich ook belang
rijk van de andere graanvruchten, zoals
tarwe, rogge en gerst. Het vetgehalte
is veel hoger (tarwe plm. 2% haver plm
5%, het gehalte aan stikstofvrije er-
tractief stoffen is lager) (tarwe 6.8%,
haver 57.6%) het gehalte aan ruvyvezel
hoger (tarwe 2%. haver 10%.) het ge
halte aan asbeststanddelen eveneens
iets hoger, (taiwe 1.7%, haver 3%),
terwijl het gehalte aan stikstofhoudende
stoffen vrijwel met dat der andere gra
nen overeenstemt (plm 11%). De sa
menstelling der eiwitachtige stoffen is
wederom verschillend va ndie der an
dere granen.
Men meent in haver stikstofhoudende
stoffen gevonden te hebben, die prikke
lend werken op zekere zenuwcentra en
daardoor het temperament zouden ver
levendigen.
Vroeger meende men, dat het pletten
van de haver die gunstige werking op
hief, bij goed gecontroleerde proeven is
dit niet gebleken. Wel bleek, dat ge
plette haver beter verteerd werd, dus
met andere woorden, dat door het plet
ten, de verschillende voedingsbestand
delen beter door het paard werden op
genomen. Bij navraag aan de leerlingen
der school is mij gebleken, dat de mees
te landbouwers voor het voeren de ha
ver laten pletten, doch het percentage
der boeren, die de haver nog heel voe
ren, is nog zo groot, dat een aanbeve
ling voor het pletten op zijn plaats is.
Daarom landbouwers, voorkomt dat de
gevoerde haver ongedeerd het paarden-
lichaam verlaat, en laat Uw haver plet
ten, de kosten hiervan vindt U terug
in de verhoging van de voedingswaarde
der haverkorrels.
DOOD IN HET BED GEVONDEN
In een pand aan de Ommoordsestraat
te Rotterdam is Zondagmiddag de 46-
jarige expeditie-knecht S. C. van Dorp
dood in bad aangetroffen.
Het onderzoek van de politie heeft aan
het licht gebracht, dat in de slechts
provisorisch ingerichte badkamer een
gaskachel had gebrand. De gasslang
was gescheurd; des lang das bovendien
niet meer aangesloten op de openstaan
de toevoerkraan. Aangenomen wordt
derhalve, dat de man door het ont
snappende gas bedwelwmd is geraakt
en vervolgens in het bad is verdronken.
HET VIERDE PRINSENKIND
En appèl op de Nederlandse jeugd
doet de Stichting Het vierde Prinsen
kind ten behoeve van kinderen, die on
evenredig zwaar door de oorlog werden
getroffen. Zij ijvert er voor, dat op 18
Februari, de verjaardag van Prinses
Marijke, ieder kind een stuiver van huis
mee naar school brengt en de school
hoofden voor inzamelen daarvan zorgen.
Nog juist voor Kerstmis
Nog juist voor Kerstmis, (Vrijdagmid
dag) arriveerde te Middelharnis de
nieuwe torenklok, welke de plaats zou
gaan innemen van de in 1943 door de
Duitsers ontstoléne.
Het bleek geen eenvoudig werk om de
1250 kg wegende klok op zijn bestem
ming te brengen, want, nadat men deze
reeds enkele tientallen meters had op
getakeld, moest zij wederom terug naar
de begane grond en eerst Zaterdagmor
gen kon men opnieuw het werk her
vatten.
's Middags omstreeks 14 uur kwam
hetgemeentebestuur tesamen met Ds
Goedhart, dé kerkvoogdij der Ned. Herv
Kerk en het klokken comité op het ge
meentehuis bijeen.
Burg. Rijnders heette allen welkom en
uitte in een speech zijn vreugde over
het feit, dat de klok nog juist voor
Kerstmis was aangekomen. Vervolgens
bracht spreker dank aan allen, die er
aan hadden medegewerkt, dat alles zo
op wieltjes had gelopen en wel in het
bijzonder een woord van dank aan de
heren Kroos en Snelleman, welke er
voor hadden zorg gedragen, dat hoewel
de R.T.M, de zaak in de steek had ge
laten, toch de klok op tijd aanwezig
was,
Na deze plechtigheid begaven alle
aanwezigen zich naar de toren, alwaar
precies om 14.37 uur, de nieuwe klok
door de oud-klokluider, de heer Iz.
Zaaijer, werd ingeluid, zodat men aan
de vooravond van Kerstmis toch weer
de kerstklokken over Middelharnis kon
horen luiden.
De nieuwe klok werd gemaakt door
de bekende klokkengieters, Gebrs. van
Bergen te Heiligerlee en draagt als op
schrift;
„Door de vijand gewonnen.
Doof eendracht gewonnen,
Memento vivere.
De Schepper ter ere."
De nieuwe klok staat in toon E.
Hij weegt 1250 kg, hetgeen 300 kg
meer bedraagt dan de vorige.
Beste jongens en meisjes!
Weer ruim vijftig keren lazen
jullie 't hoekje van Oom Ko;
weer een goeie vijftig keren
zat ik trouw aan mijn bureau,
om voor jullie völ te pennen
't kinderhoekje van- de week;
'k liet (laat iedereen maar spreken)
jullie nooit nog in de steek.
Was 't een enkel keertje dat ik
niet op Zaterdag verscheen,
midden in de week op Woensdag
steld' ik jullie dan tevreên.
Maar laat ik daö.r over zwijgen:
zonder jullie zou 't niet gaan,
't is dus beter, dat ik nu eens
zeg wat jullie hebt gedaan.
In. het jaar, dat nu vergaan is,
kwam een stapel brieven los;
vele honderden epistels
bracht mij trouwe Tante Pos.
Hoe zou ik-«jg. Oom gaan noemen
als 'k geen neefs en nichten had,
't was een spreken tegen banken,
waar niet één te luist'ren zat.
'k Heb in deze niet te klagen,
jullie mógen 't hoekje wel,
zelfs de oud'ren kijken weeklijks
wat ik jullie wel vertel.
Maand'lijks komt een stroom van
[brieven
van de jonge penners aan.
't Is een lust om 't al te lezen,
iedereen kan 'k goed verstaan,
want ook ik was vroeger schoolkind,
'k weet wat kind'ren intresseert,
waar ze graag eens over praten,
kinderlijk, niet te geleerd.
Laat Jan maar aan mij vertellen,
dat het varken is geslacht,
bij hen heus op 't oude plekje
(niet naar Sommelsdijk gebracht).
Laat Marietje maar eens klagen
over 't drukke leren thuis:
aardrijkskunde, versjes^ sommen!
Och Marietje, wat een'kruis!
Laat gerust Truus uit gaan pakken
over regen, weer en wind,
waar zij dagelgks doorheen moet,
en ze is nog maar een kind.
Laat Comelis mij maar zeggen
dat 't zo nat is op het land
én dat deze droge zomer
niet zo puik was in het zand.
Laatik zou zo veel gaan noemen,
neen, ik zeg nu meer maar niet:
't is het beste, dat alleen ik
weet de vreugde en 't verdriet.
Laten het geheimpjes blijven
wat er in de brieven staat.
Jullie weet, dat ik kan zwijgen
als het daarover eens gaat.
Laat ik d' and're kant eens noemen;
over prijzen praten gaan,
want dat is toch zeker wel iets
waar w* elkander in verstaan.
Waren het geen mooie boeken,
was het postpapier niet fijn?
Moesten daar de broers en zusters
echt niet wat jaloers op zijn?
Schoolétuis en vulpotloden
kwamen hier en daar terecht.
Drukkerijen, port'monneetjes,
was 't niet alles even echt?
Nu, na maanden, legt een jongen
nog een keer de bouwplaat uit.
Vader moet er ook aan helpen.
„Prachtig, prachtig!" is 't besluit.
Poësiealbums doen de ronde,
iedereen moet schrijven gaan,
„Van wie heb je 'tmooie ding toch?"
„'k Heb met 't raads'len meegedaan!"
Puzzles en notitieboekjes
gingen zelfs naar Utrecht heen,
en in 't hartje van Zuid-Holland
steld' een prijs een nicht tevreên.
Bij de Sleutelstad (bij Leiden)
werd nicht Corrie blij gemaakt;
tweemaal reeds, want 't is een meisje,
dat nog nimmer heeft gestaakt.
Ik moet nu voor ditmaal stoppen,
't Jaar verging, een nieuw breekt aan.
'k Wens dat 't jullie in 't jaar-vijftig
zeer voorspoedig moge gaan.
Dat de Heere ons genadig
schenken mocht in 't nieuwe jaar.
wat w'onszelf niet kunnen geven:
kennis aan de Middelaar.
Want lichamelijke voorspoed
is maar voor een korte tijd.
Geve Hij het goede deel ons,*
zegen voor de eeuwigheid.
OOM KO.
P.S.
Pies van L., Nieuwe Tnge. 'k Ben blij
dat 't zo naar je zin is. 't Zijn mooie,
kleine lettertjes. Is 't mooier dan de
bouwdoos van Koos
Lies H., Ouddorp. Bedankt voor de
mooie kaart. Is dat in de buurt van
Ouddorp? En nu voortaan niet meer
vergeten, hoor! Kwalijk neem ik 't je
niet.
Trijnie M., Dirbsland. Nou, op 5 brie
ven en 25 kaarten had je wel niet gere
kend, zeker? Leuk hè, dat ze zo om je
denken. 5 December was het ook de
moeite waard! Zo wordt het langdurig
liggen wel wat verzacht. Hoe gaat het
nu?
Allemaal, die aan Trijnie (hierboven)
hebben geschreven, worden door haar
hartelijk bedankt voor de belangstelling,
die ze mocht en nog mag ontvangen.
De hartelijke groeten voor allen.
OOM KO,
Bureau „Eilandennieuws"
Middelharnis.
met haar vreugde. Want vreugdevol zou
de inhoud zijn. Zij had zich reeds van te
voren verheugd op het blijde gelaat van
de oude moeder, die „goede tijding uit
een ver lan" ontving.
Haar gevolgtrekking was juist ge
weest. Toen zij in haar slaapkamertje
de brief van haar vader had gelezen en
opzettelijk er nog enige tijd had ver
toefd, was zij teruggekomen, om haar
grootmoeder in een zee van tranen te
vinden.
Tranen van blijdschap
„De Heere maakt het goed met mij",
had zij gezegd. „Mijn jongen heeft alles
vergeven. En hij verlangt naar huis te
komen."
Bijna had Ina toen geantwoord: „Nu,
spreek er met de boer over en' laat hem
komen," maar zij zeide het niet, zich
herinnerend de waarschuwing van haar
vader, om tactisch op te treden.
Elk ogenblik die dag was grootmoe
der over de ontvangen brief begonnen,
die zij wel tien keer las, niet vragend,
of Ina van de inhoud kennis wilde ne
men. Natuurlijk niet, Zij bleef toch een
vreemde! Maar hae gaarne had zij de
brief van haar vader gelezen!
Des avonds was de boerin één en al
opgewektheid geweest. En dat had ook
de oude Mieras aangestoken, die de op
merking had gemaakt, dat zijn vrouw
geheel verjongde en dat het er naar
leek, dat zij samen nog eens naar de
stad zouden wandelen.
„Arme man," had Ina gedacht, „je
moest eens weten, hoe het komt, dat
je vrouw zo opgewekt is! Wees niet zo
dwaas, dan wordt je oude dag ook nog
veraangenaamd."
Zij had op de boerderij nog niet zo'n
gezellige avond meegemaakt als de vo
rige. Zij had vóór het orgel gezeten. De
boerin had gezongen, wat zij wel meer
deed, maar nooit zo opgewekt. Doch
het merkwaardigste van alles was ge
weest, dat Zacharias Mieras had mee-
geneuried met zijn zware basstem.
Later op de avond was hij nog met
Ina alleen geweest.
„Wat is mijn vrouw opgewekt", vond
hij. „'k Heb haar in jaren niet zó ont
moet, Dacht u, dat er beterschap
kwam?"
„Het is niet onmogelijk," had Ina ge
zegd. „We moeten geduldig wachten."
Om er onmiddellijk op te laten volgen:
„Maar dan zal er toch nog wat moeten
gebeuren."
Hij had haar verbaasd aangestaard en
gevraagd, wat zij bedoelde.
Maar met haar raadselachtig ant
woord was hij niet tevreden geweest.
Dat was duidelijk op zijn gelaat te
lezen.
Zy had alleen gezegd: „De tijd zal het
leren, Mieras. Er valt niet te forceren."
Ina had een werkje voorgewend en
was verdwenen. Ook die morgen had
zij hem ontweken, nauwlettend zorgend,
dat zij niet met hem alleen was. Eigen
lijk boos op zichzelf, dat zij zich even
had laten gaan.
Maar des morgens had Mieras geen
tijd, om praatjes te maken. Hij haastte
zich met de arbeiders naar het land,
waar hij nog steeds werkte als een
paard. Men vond in de omgeving on
zin, dat de oude nog zo zwoegde.
De spraakmakende gemeente schreef
het toe aan gierigheid. Hij was te vrek
kig, een arbeider méér in dienst te ne
men. Anderen spraken dat tegen. Men
mocht van „de boer van de Val" zeggen
wat men wilde, maar gierig was hij
niet. Evenwel konden zij niet verklaren,
dat de bijna zeventigjarige nog werkte
als zijn paarden.
Terwijl de boerin opgewekt praatte,
tuurde Ina elk ogenblik ongemerkt de
weg op, om opeens te zeggen: „Daar is
Evertsen. Zou Mina al koffie hebben?"
Evertsen was de brievenbesteller, die
de bezorging van de naaste omgip^ing
van Zuidstad voor zijn rekening had,
éénmaal per dag. Zo tegen elf uur fiet
ste hij altijd het erf van de boerderij
op.
„Mina heeft wel aan hem gedacht",
antwoordde de boerin.
Ina wist het ook wel. Zij moest een
voorwendsel hebben, om het vertrek
te verlaten.
Evertsen zeide, als steeds: „Mogge,
juf." En dan: „Niks voor u vandaag.
Dat is wel een wonder. U hebt gister
zeker voor drie dagen gehad, 't Was
zo'n dikke brief."
(Wordt Vervolgd)