Buitenland CHK. WEEKBLAD OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG VOOR DE ZUID-HOLLANDSE EN ZEEUWSE EILANDEN UIT HET LAND VAN JOHN KNOX n. MEDITATIE De woriel der zaak. EllATIDEn-IIIEUVS Bureau: Prins Hendrikstraat 122c Middelhamls, Telef. 17, Giro 167930 Postbox 8. Telefoon Drukkerij 19 ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1949 33ste JAARGANG No. 1854 Abonnementsprgs 1.50 p. kwartaal Advertentieprijs 12 et. p. millimeter. Bij contract speciaal tarief. Zoals de vorige maal reeds gezegd, zouden wrj iets gaan vertellen over het leven van de mensen van de Free Pres byterian Church in Schotland. Aller eerst dan nu iets over het kerkelijke leven. De Vrij Presbyteriaanse kerk is een kerk van gelovige leden. Dat wil niet zeggen, dat alle leden van de kerk (mondige en „doop"-leden) aangezien worden voor ware gelovigen, maar, juist omgekeerd, dat alleen diegenen, die het ware zaligmakende geloof deelachtig zijn, leden van de kerk zijn. Is men dan door de doop niet bij de kerk? Ja zeker, is men in de kerk ge boren efa gedoopt, dan is men „dooplid", maar men wordt van „dooplid" geen belijdend lid der kerk door, zoals bij ons, belijdenis des geloofs af te leggen. Lid, volwaardig lid, van de kerk wordt men pas dan, als men ten Avondmaal gaat. Dus: iedereen is verplicht om aan te gaan aan de Dis des Verbonds om lid te worden? Ja. Maar daarmede is niet gezegd, dat iedereen, die bij zichzelf zegt: „Nu, ik wil lid worden van de kerk, mondig lid tenminste, dan heb ik ook de rechten dienaangaande", de eerstvolgende keer aan de Tafel des Verbonds kan aangaan. Het Heilig Avondmaal is wel het „middel", waar door men lid wordt van de kerk, maar niet, zoals bij ons het afleggen van be lijdenis des geloofs. Want men kan niet aan het Avondmaal gaan, alleen met het doel om lid te worden. Wil men na melijk deelnemen aan het „Lords Sup per", (H. Avondmaal) dan moet men de eerste keer naar de kerkeraad, om daar rekenschap af te leggen, op welke gron den men begeerte heeft de dood des Heeren te gedenken. Men moet dus „verslag" afleggen van zijn bekering. Wordt men aangenomen, dan ontvangt men een penning,, welke aan de tafel geïnd wordt. Zonder die penning kan men dus niet ten Avondmaal gaan. De volgende keer, dat het Avondmaal bediend wordt, ontvangt men de pen ning direct; men behoeft dan niet meer ter kerkeraad te komen. Heeft men één keer een penning ontvangen, is men dus één maal aan het Avondmaal geweest, dan is men volwaardig lid der kerk. Gij zult zeggen: het is toch gevaarlijk om als kerkeraad de verantwoordelijk- lieid op zich te nemen voor het al of niet toelaten tot de Dis des Verbonds, ja, meer, men kan misschien menen op Schriftuurlijke gronden wettige bezwa ren te hebben tegen die „Avondmaals- penning", men kan zeggen, dat alleen het Woord en de ban de twee sleutelen des hemelrijks zijn, waarmee de Dienaar de toegang tot de Sacramenten ontsluit of toesluit, toch moeten wij voorzichtig zijn. En al menen ook wij op grond van Schrift en belijdenis erop tegen te moe ten zrjn, zoals wij dat uiteindelijk moe ten zijn tegen alle menselijk „onder zoek" naar de geestelijke staat des men sen, al is het zeer verantwoordelijk om de consequentie's ervan te dragen, toch moeten wij ervoor oppassen om direct met ons oordeel klaar te staan. Het is niet zo, dat men, zoals men wel eens smadelijk zegt, met de duimstok klaar zit om te meten en te wegen, neen, ver re van dat. Men behoeft niet, bij wijze van spreken, met een bepaalde hoeveel heid bevinding of met rechtvaardigma- king te komen, wil men ten Avondmaal mogen gaan. Neen, het gaat erom, wat meestal de grote strijdvraag is van al Gods volk, of God met hen begonnen is of dat zij met God „begonnen" zijn. En kan men aannemen, dat God het werk der genade in iemand verheerlijkt heeft, al is het nog zo miniem (bij wijze 'van uitdrukken want Gods werk is al tijd groot!), men zal zo iemand de pen ning niet onthouden. Trouwens, wij willen hier niet die ma nier van handelen goed- of afkeuren, maar in dit verband wel een vraag stel len, en wel die: „Wat is de betekenis van het doen van belijdenis des geloofs bij ons?" Is het niet zó, zoals onze Va deren zeggen, dat zij, die belijdenis des Geloofs afleggen, tevens da:armede toe- ,gang vragen tot het Heilig Avondmaal? Meestal is het zo gesteld bij ons, dat wij, zo al niet om dan toch eens eindelijk van de catechisatie af te zijn, dan toch uit gewoonte ons „geloof" belijden. „Men behoort nu eenmaal lid te zijn van een kerk." Realiseren wij ons echter wei, dat belijdenis des geloofs afleggen te vens is: toegang vragen tot het Heilig Avondmaal? Kunnen wij eigenlijk wel belijdenis des geloofs afleggen, als wij het zaligmakende geloof niet bezitten? Ik meen van niet! Nochtans mogen wij ons niet onttrekken aan de Gemeente des Heeren, bij welke wij krachtens on ze doop als lid behoren, door geen be lijdenis te doen. „Niet-kunnen" èn „toch-moeten" Dat moet ons uitdrijven tot God, schreeuwende: „Ik laat U niet gaan, tenzij dat Gij mij zegent." Dit is het, wat onze vaderen zeggen t.a.v. dit punt. Hoe ontaardt het afleggen van belij denis des geloofs dan niet hij velen in een dood formalisme! En bovendien, hoe is het gesteld met de bediening van het Avondmaal zelf. Openbaart zich ook daarin niet het ver val van onze dagen, dat velen aan ta fel gaan, zonder zich af te vragen, of men van Godswege wel genodigd wordt. Hoe men dan ook moge oordelen over deze Avondmaalspeiming, in ieder ge val zijn er toch velen, die op deze ma nier afgehouden worden van de Dis des Verbonds, daar zij geen Goddelijk recht hebben om toe te treden, die zich an ders een oordeel zouden eten en drinken. Dit gebruik bij de Avondmaalsviering is één van de oorzaken geweest, dat de Vrij Presbyteriaanse kerk in Schotland in 1936 niet in correspondentie trad met de Gereformeerde Gemeenten in Neder land, daartoe op last van de Generale Synode bij monde van wijlen ds G. H. Kersten uitgenodigd. Daarnaast waren er nog een paar verschillen, hoewel van minder ingrij pende aard, waarover we D.V. de vol gende keer iets van willen zeggen, waar bij we tevens nog iets nader op deze Avondmaalskwestie zullen ingaan. L. E. F. V. Duitslainid Maandagavond is Prof. Theodor Heuss, leider van de liberale vrije de mocratische partij, tot de eerste presi dent van West Duitsland gekozen. In totaal werden 800 stemmen uitge bracht, waarvan op Prof. Heuss 416. Dit aantal behaalde hij eerst bij de tweede stemming. Hij is gekozen door de Christelijke partijen, de liberalen en enkele rechts georiënteerde kleinere partijtjes. Zijn tegen candidaat was de socialist Dr -Schuhmacher. Deze verkreeg 312 stemmen. Prof. Heuss is 65 jaar en een zeer geziene beminnelijke persoonlijkheid. Hij was niet voor het nationaal socia lisme, en zelfs zijn felste tegenstanders, kunnen niets inbrengen, dat in deze te zijnen nadele pleit. Onomwonden heeft hij in zijn rede tot het volk de natio naal socialistische dictatuur aangewe zen, als oorzaak van de ellende waarin het Duitse volk zich bevindt. Ongetwijfeld is deze verkiezing voor Duitsland een feit van grote betekenis. Al staat West Duitsland onder toe zicht van zijn overwinnaars, het heeft nu weer een parlement, een president, en als de krant verschijnt, ook een kan selier met zijn ministers, dus een nieu we eigen regering, gekozen uit en door het volk. Prof. Heuss heeft in een zijner rede voeringen de geallieerden bedankt, dat zij deze weg weer voor het Duitse volk geopend hadden en hij sprak de vurige wens uit, dat het zou mogen gelukken, om Duitsland, weer een waardige plaats in de rij der Europeese volkeren te doen innemen. Prof. Heuss staat op een geheel an der standptmt, dan indertijd Hitler. Nademaal de wortel der zaak in mij gevonden wordt. (Job 19 28 b.) Het was een zeer deerniswaardige toe stand, waarin de duivel Job, onder de hoge toelating des Heeren gebracht had. Was bij die toelating het Goddelijk bevel niet gevoegd: „Verschoon' zijn leven", gewis had hij, die een mensenmoorder van de beginne was, deze godvruchtige man gretig verslonden, en zo zijn aan zijn van de aarde verdelgd. Maar zoals de triumfantelgke verkla ring van de Zone Gods voor al Zijn kin deren geldt: „de poorten der hel zullen Mijne gemeente niet overweldigen", zo was 't ook hier. Wèl kon de duivel hem martelen voor een tijd; zijn vrouw aan blazen om met hels venijn hem in zijn oprechtheid te beschimpen, en aan te zetten om God los te laten.Wèl kon die boze geest aan zijn vrienden een valse voorspiegeling geven van Jobs beproe ving, om daaruit af te leiden, dat hij in verborgen zonden geleefd had en bij gevolg een huichelaar, een bedrieger was en zulks met alle listige vonden en wei- doorwrochte redenen hem verwijten. Maar de zegepraal bleef aan de zijde van deze zwaar beproefde lijder, die uit mocht roepen: „Ook zie, in de hemel is mijn Getuige en mijn Getuige is in de hoogte." Heerlijk komt deze Godsman in dit hoofdstuk, nadat hij zijn veelbewogen toestand geschetst had, uit met een voortreffelijke geloofsbelijdenis, aan gaande zijn toekomstige staat. Ben ge lukzaligheid wachtte hem in een toeko mende wereld. Nu is zijn vlees afschu welijk en walgelijk, maar hij troost zich, dat hij uit een verrezen, heerlijk vlees God aanschouwen zal na de op standing. In een heerlijke staat, in za lige genieting, zal ik tot nirjn eeuwige troost en blijdschap mijn Verlosser en Zaligmaker aanschouwen. Ik zal Hem Zelf zien, met deze mijne ogen in een andere staat; geen ander voor mg, maar ik zal God in Christus aanschouwen. Eerst moet dit vlees teniet gedaan, van de wormen doorknaagd worden; maar daarna wordt het opgewekt tot eeuwige .heerlijkheid. Die levende Ver losser zal dat doen. Hij leeft Zelf, nadat Hij de dood is ingegaan en dezelve heeft overwonnen. Hij leeft als mijn Goël en nabestaande in de bloede. Die vlees vEin mijn vlees heeft aangenomen en daarom het recht tot verlossing had. Die mijn verloren goed terug haalde, en daarom onder het recht verteerd werd, om mijn verteerd lichaam en mijn ziel onder de heerschappij der zonde, met deze kos telijke losprijs vrij te maken en Gode onstraffelijk voor te stellen. Geen wonder, dat Job na deze heer lijke verklaring zich nu met grote vrij moedigheid tot zijn vrienden wendt, zeggende: Voorwaarals ge dat al les verstondt en ter harte naamt, dan zoudt ge zeggen: Waarom vervolgen wiij hem? Hoe durven wij een man, die een erfwachter is van de eeuwige heerlijk heid, zó vervolgen. Ge zoudt dan zien, dat ge daardoor het zwart van Gods oogappel aanraakt en u laat ophitsen door Satan om mijn lijden zwaarder, ja ondraaglijk te maken. Hoe gij u ook te gen mij moogt stellen, al hebt grj dui zend vonnissen gereed om mij te ver doemen, evenwel is de wortel der zaak in mij. Voorwaar, Jobs beproeving en ook zijn lijdzaamheid, kunnen tot troost en onderrichting voor Gods bedrukte volk op aarde dienen. Het is of Job zegt: Br is niet begeerlrjks in mijn uiterlijk; ja, ziet mij aan en wordt verbaasd; de zak kleeft aan mijn vlees vanwege de uit vloeiende etterzweren; mijne magerheid staat tegen mij op. Mijn vrienden zijn mijn bespotters; mijne dienstknechten en dienstmaagden houden mij voor een vreemde, een uitlander ben ik in hunne ogen. Ik riep mijn knecht, maar hrj antwoordde mij niet, ik smeekte tot hem met mijn mond. Mijn adem is mijn huisvrouw vreemd en de jonge kinderen versmaden mij, welker vaderen ik ver smaad zou hebben om bij de honden hunner kudde te stellen. Van binnen ben ik bestreden, moede loos en soms erg verdrietig; ik smeek om der kinderen mijns buiks wille. Ik ben soms in mijn gevoel als van God verlaten; mrj dunkt, dat Hij in een wre de tegen mij veranderd is. Ik zie de te kenen van Gods misnoegen en ik hoor de verdenkingen van mijne vrienden En nochtans de wortel der zaak waar 't om gaat, het ware levensbegin sel, is in mij. Hier zien we duidelijk, dat uit het uiterlijk aanzien uit vóór noch tegen spoed, niet kan besloten worden, of de genadewortel in de ziel geplant is. Gods volk kan zelf dat dikwijls niet opma ken, vooral niet als alles tegenloopt uit wendig en de Heere Zich verbergt in wendig. O, welk een verêeerde gevolgtrekking is er wel gemaakt uit uitwendige zege ningen en daar de gust Gods ujt afge leid betreffende de staat der genade. Evenzeer heeft de vijand en tegenpar tijder van Gods volk, uit- en inwendig, dikwijls in de diepste drukwezen, hun deeltje aan de genade beknibbeld. Ds H. (Wordt vervolgd) Hitler wilde geen verschillende Duitse staten, doch één groot Duitsland met Oostenrijk erbij. Prof. Heuss erkent de verschillende Duitse staten, met ieder een eigen be stuur, en daarboven één Rijksregering, om de gemeenschappelijke belangen te behartigen. Niet één volk en één rijk, maar wel één duitssprekend volk, sa mengesteld uit verschillende staten. Wat opvalt is dit. De christelijke en burgerlijke partijen nemen in Duitsland nu de leiding. Met geen enkel woord wordt echter gewag gemaakt, hoe het verlaten van de ordinantiën Gods, oor zaak is, van de droeve ellende, waarin het volk gekomen is, en terugkeer tot de geboden Gods, het enige middel is, dat uitkomst geven zal. Als de democratie maar hersteld wordt, en het volk democratisch gere geerd, zullen de Duitsers het wel redden. Gods Naam, Gods gebod, Gods dag, zij werden niet genoemd. Althans wfl hebben er in de bladen niet van gelezen. Amerika Te Washington is in het laatst van de vorige week en in begin van deze week de A. B. C. conferentie gehouden. (Ame- rika-Brittannië-Canada. Reeds gedurende maanden, verkeert Engeland financieel in grote moeilijkhe den, omdat het een nijpend tekort heeft aan dollars. Engeland heeft voor zich zelf, alsme de de gebieden waar het over gaat, grondstoffen en goederen nodig uit Amerika, doch kan deze niet kopen, omdat het geen dollars heeft. De oorzaak hiervan wordt gezocht in de verhouding van de waarde van het Pond Sterling tot de Dollar. Engeland eist hiertoe van Amerika verschillende opofferingen. Amerika is daartoe bereid, mits En geland zich ook opofferingen wil ge troosten. Het kostenpeil staat in Engeland te hoog, de lonen en sociale verzekeringen maken de Engelse producten zo duur, dat zij op de Amerikaanse markt niet kunnen concurreren. De lonen verlagen, en de sociale voor zieningen afschaffen, gaat niet. Vandaar dat door Amerika wordt aangedrongen, de WEiarde van het Engelse geld te ver lagen. Tegelijk met Engeland zou dan ook de waarde verlaagd worden van het Noorse, Zweedse, Deense, Nederlandse, Franse en Italiaanse geld. Het Belgische geld zou ook iets wor den verlaagd, doch niet zoveel aJs de bovengenoemde landen, terwijl het Zwit serse geld gelijk zou blijven. Gelet op de voorname plaats diehet Engelse geld in de wereldhandel inneemt (Zie voor vervolg pag. 2 Ie kolom)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1949 | | pagina 1