Juiste vormen in het
Staatsbestuur
Buitenland
z. -«-
MEDITATIE
Dragende de Doornenkroon
Tragisch ongeval met
dodeli|ke afloo'p
EiiAnDEn-niEui/s
Bureau: Prins Hendrikstraat 122c
Middelhamis, Telef. 17, Giro 167930
Postbox 8. Telefoon Drukkerij 19
CHR. WEEKBLAD OP GEREFORMEERDEN GRONDSLAG
voor ZUID-HOLLANDSCHE en ZEEUWSCHE EILANDEN
ZATERDAG 20 MAART 1948 20e JAARGANG No. 1703
Abpnnementsprijs 1.50 p. kwartaal
Advertentieprijs 12 et. p. millimeter
Bij coiitract speciaal tarief.
Onlangs heeft onze Minister-Presi
dent, tevens Minister van Binnenlandfee
Zaken, bij de herziening van een wet, de
uitdrukking „onze minister" vervangen
door „de minister." Deze vrijziging is in
de Staten-Generaal niet opgevallen. Er
is althans geen woord van gerept. Dit
ogenschijnlijk onbeduidende feit is een
van de vele bewijzen, hoe slordig in deze
tijd met ons staatsrecht wordt omge
sprongen.
Dit laatste althans is van het feit de
aannemelijkste verklaring. Anders zou
men daarin een poging moeten zien om
ongemerkt dit staatsrecht te wijzigen.
De minister zal wel het formulier ken
nen voor de wetten, zoals ze worden af
gekondigd (art. 74): „Wij Koning(in)
der Nederlanden enz. Zo is het, dat Wij,
den Kafid van State gehoord, en met ge
meen overleg der Staten-Generaal, heb
ben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze
„enz." Volgt de inhoud van de wet,
waarin dienovereenkomstig wordt ge
sproken van „Onze'minister."
In de tekst van de wet is dus feitelijk
de Koningin aan het woord, en niet de
heer Beel. Waar de wet aan een minis
ter, met de uitvoering van de wet be
last, zekere bevoegdheden opdraagt,
past de term ,,Onze minister", omdat de
Koning (in) aan het woord is, en niet de
minister. Deze mag en moet het aange
nomen ontwerp van zijn contraseign
voorzien, nadat hij het wetsontwerp, op
last van en namens de Koningin heeft
verdedigd, maar hij is en blijft lastheb
ber, al is het een zeer deftige lastheb
ber, van de Koningin, die hem elk ogen
blik „naar welgevallen", zonder opgave
van redenen, kan ontslaan. Hij heeft dan
niet het recht van een minder belang
rijk ambtenaar, een beroep op een rech
terlijke instantie. Ministers zijn in dit
opzicht ambtenaren zonder rechtsposi
tie.
De wetgever spreekt dus in dit ver
band krachtens de Grondwet door de
mond van het „onschendbaar"; dat is
niet aan enig ander orgaan verantwoor
delijk rioofd van de Staat. Als zodanig
spreekt dat Hoofd van de Staat van
„Onze" minister. De minister is „manus
ministra", de',dienende hand, van de
Kroon, meer niet. Zo draagt de Ko
ningin, sprekende in de pluralis maje-
statis, aan „Onze minister" de zorg op
voor wat daarin wordt voorgeschreven.
Waarom moest dit worden gewijzigd,
zonder dat de grondwettelijke vorm van
de wet werd en kon worden veranderd?
Men kan slechts ernaar raden, en als
het een poging is geweest om langs een
omweg een herziening binnen te smok
kelen van de constitutionele verhouding
tussen Kroon en ministers, geeft het
blijk van een ontoelaatbare misgreep.
Deze, in wezen belangrijke, misgreep
of vergissing kan echter een waarschu
wing zijn, dat op staatkundig gebied de
handhaving van de goede vormen van
belang is.
Er is, om dezelfde reden, meermalen
op gewezen, dat men in Nederland het
woord „regering" veelal gebruikt, wan
neer men spreekt van de Raad van Mi
nisters of het Kabinet.
In een vergadering van de Staten-
Generaal en ook elders spreekt men van
„de regering", wanneer ^en minister
spreekt of wordt toegesproken, doch dat
is alleen juist; wanneer de minister op
treedt als vertegenwoordiger en last
hebber van de Kroon. De minister op
zich zelf heeft wel feitelijke macht,
maar deze is altijd van de bevoegdheid
der Kroon afgeleid.
Er valt hier ook nog iets te zeggen
over de verhouding van ministers tot de
politieke partij, waartoe zij behoren.
Hier moet men vooral letten op het ver
schil tussen het Engelse en het Neder
lands-Belgische staatsrecht. In het eer
ste is de formateur van het Kabinet, de
Prime Minister, tevens partijleider en
lid van het Parlement; hier niet. Een
maal minister wordende, moet hij uit de
volksvertegenwoordiging verdwijnen. Hij
kan wel lid blijven van zijn partij, doch
West Europees Verdrag
Op de verschillende vragen, welke in
de laatste weken werden gedaan, is nu
nog onverwachts een antwoord gegeven.
Van communistische zijde, schreef
men reeds weken aaneen, dat aan die
landen welke door Amerika geholpen
werden, dobr middel van het Marshall
plan, tevens de verplichting werd opg'e-
legd. zich militair te verbinden, tegen
over Rusland.
De rede welke Bevin; enige weken ge
leden gehouden heeft, is ook nu in e^
duidelijker daglicht komen te staan.
Engeland, Frankrijk, Luxemburg, België
en Nederland hebben Woensdagmiddag
te Brussel een
Vijfmogendheden verdrag
ondertekend. Dit verdrag behelst econo-
mischcj sociale en culturele samenwer
king, onderlinge militaire bijstand in
geval van een aanval in Europa en
voorts inatelling van een Consultatieve
raad, di&Édvies zal geven, over alle on
derwerpen, die op deze landen betrek
king hebben.
De artikelen, een, twee en drie, han
delen over de samenwerking en samen
stelling op het economisch, sociaal» en
cultureel terrein.
Artikel vier zegt dat indien ëén der
partijen het voorwerp zou zijn van een
gewapende aanval in Europa, de overige
partijen in overeenstemming met Arti
kel 51 van het Handvest der Verenigde
Naties, aan de aangevallen partij, alle
militaire en andere hulp en bijstand zal
verlenen, welke in haar vermogen is.
Door deze toetreding heeft Nederland
voor de komende 50 jaar, zijn neutrali-
teits politiek opgegeven en zich mili
tair, aan de genoemde vier andere lan
den verbonden.
Deze daad is een keerpunt in onze ge
schiedenis. Hoe gewichtig ook, een ieder
die het verloop der buitenlandse politiek
gedurende de laatste tien jaren heeft
gade geslagen, zal moeten erkennen,
dat deze verdragsluiting een logisch ge
volg is van de omstandigheden. Poli
tiek gezien zegt men, dat Nederland
niet anders heeft kunnen en mogen
handelen.
De Verhouding der militaire machten,
is van dien aard geworden, dat het mi
litaire apparaat van een klein land, als
het onze geen gewicht in de schaal legt.
Grenzen hebben na 1940, niet meer
die betekenis van voorheen.
De Min. President Dr. Beel betoogt,
dat het verdrag met deze landen van
de grootste betekenis kan worden.
Oordelende naar de omstandigheden
waarin wij thans verkeren, is men ge
neigd bij de eerste indruk te erkennen,
dat hoewel het verdrag ons een grote
verantwoordelijkheid en verplichting op
legt, Nederland thans niet anders kan
handelen.
Wanneer wij onze geschiedenis na
gaan, hebben onze staatslieden in vroe
ger eeuwen ook verdragende overeen
komsten met andere landen gesloten.
ï)e Kerk liet zich dan ook menigmaal
horen, en de geschiedenis is daar om het
te bewijzen, dat wanneer vn] ons ver
trouwen meer stelden op de mens en op
onze machtige naburen, dan op God de
Heere, wij beschaamd zijn uitgekomen.
Wij zeggen hiermede niet, dat onze
regering dit verdrag niet had mogen
sluiten, maar constateren wel het feit,
dat alleen rekening gehouden is en
wordt met de menselijke factoren, en
dat het aangezicht Gods niet is ge
vraagd, noch erkend. Of men Hem er
kent of niet, toch zal het tot aan het
eind der wereld vast blijven.
De Heere regeert,
dat de volken beven.
Jezus dan kwam uit, dragende de
doornenkroon.
(Ev. Joh. 19 5a.)
Wie onder de mensen een kroon vrtl
maken, grijpt naar het edelste, wat de
wereld geeft 't fijnste goud en 't fon-
kelendste edelgesteente en brengt
't samen in de kroon, die rust op des
konings hoofd.
Op Gabbafha grijpt de hand niet naar
het fijnste goud en het schitterend edel
gesteente, ook niet naar de lauwertak
of het eikenloof, maar naar de doornen
twijg, om die tot een kroon samenge-
vlochten te drukken op Christus' Mid
delaarshoofd.
Jezus dan kwam uit, dragende de door
nenkroon, 't Is de kroon der versma
ding, der verlossing en der verheerlij
king.
De kroon der versmading.
Op welk een vreselijke vrtjze geven de
krijgsknechten de Zone Gods aan de be
spotting prijs.
Zij werpen de Man van Smarten een
purperen kleed om, duwen een rietstaf
in Zijne gebonden handen, drukken een
kroon van doornen op het hoofd en val
len voor Hem neder, honend: „Wees ge
groet, gij koning der Joden."
Hier wordt gestreden met het wapen
van spot, het instrument uit het tuig-
huis van satan. Zij bespotten Vorst Im-
manuël in Zijn koninklijk ambt.En bij
hun spot voegen zij bij vernieuwing hun
ruw geweld. Zij gaan in rij langs het
Offerlam, geven Hém kinnebakslagen,
spuwen dé Zone Gods in het aangezicht,
rukken de rietstaf uit Zijn hand en
slaan daarmede de doornenkroon diep
in het Middelaarshóofd.
Die diepe verachting en vijandschap
ligt op de bodem van ons aller hart.
't Beden|cen des vleeses is vijandschap
tegen God,
De levendgemaakte kerk belijdt bij de
profeet Jesaja: „Als wij Hem aanzagen,
zo was er geen gestalte, dat wij Hem
zouden hebben begeerd. Hij was veracht
en wij hebben Hem niet geacht."
Ambrosius getuigt in zijn werk „Het
zien op Jezus.": „Die kroon op Jezus'
hoofd is mijn zonde. Dat kruis op Zijn
schouder mijne zonde. De nagelen in
Zijne handen en voeten mijne zonde."
Dan vat hij alles samen en belijdt: „Ik
zie geen Cajafas, Annas, Herodes, Pila-
tus, geen Jood en heiden maar mijne
zonde, mijne zonde."
Gaat -uit en aanschouwt de kroon,
waarmede de moederkerk haar ziele
bruidegom heeft gekroond met al haar
erf- en dadelijke zonde.
Wat zijn ze in onze dagen „dun ge
zaaid" die bij zichzelf veroordeeld de
weg gaan.
O, medereisgenoot naar de eeuwig
heid, leer erkennen: Hij was veracht en
wij hebben Hem niet geacht; leer rouw
bedrijven over Hem, Dien gij doorstoken
hebt; leer uzelven verfoeien in stof en
as.
Vernedert u voor Hem, Die zweeg
in de diepste versmading op Gabbatha
om naar de rechtsorde des hemels te
spreken tot verbrokenen van hart en
verslagenen van geest van vrede door
het bloed des kruises.
Ds. L. (Wordt vervolgd)
als minister behoort hij niet te hande
len als partijman. Dit doet de minister
Beel wèl, en hij schijnt te menen, dat
hij, omdat hij als leider van een Kabi
net, dat zijn normale steun vindt in de
parlementaire meerderheid van de Ka
tholieke Volkspartij en de Partij van de
Arbeid, over deze beide partijen naar de
evenredige getalsterkte zijn ministriële
gunsten moet verdelen.
Uit: „Actie." (Slot volgt.)
Amerilca
Het aaneensluiten van de vijf boven
genoemde landen, heeft niet plaats ge
had, zonder overleg met Amerika. Dui
delijk is het bevestigd, dat er wederzijd
se besprekingen zijn gehouden, en dat
Amerika haar lot verbindt aan dat van
West Europa.
De 5 landen beogen samen in Europa
nog een zekere militaire macht tCi
stellen, tegenover mogelijke aanvallen
uit het Oosten.Zonder hulp van Ame
rika betekenen zij echter niets.
Aan de andere zijde, heeft Amerika
deze landen ook zelf dringend nodig uit
een oogpunt van zelf behoud. Amerika
voelt heel goed aan, dat wanneer
Europa komt weg te vallen, Azië en
Afrika eveneens verloren zijn en dan
zijn Noord en Zuid Amerika geïsoleerd
en worden bedreigd, vanuit andere we
relddelen.
Amerika ziet heel goed in, dat een
nieuwe macht welke streeft naar we
reld overheersing ook Noord en Zuid
Amerika niet ongemoeid zullen laten.
Het zich terug trekken in isolement, zal
geen meerdere veiligheid geven, maar
aantonen, dat als er gevaar gaat drei
gen, Amerika zich bewust zal worden de
belangrijkste posities uit handen gege
ven te hebben en de gunstigste tijd
heeft* laten voorbijgaan.
President Truman heeft het congres
in buitengewone zitting samengeroepen
en in een ernstige rede voorgesteld om
tijdelijk, de militaire dienstplicht op
nieuw in te voeren.
Krachtig pleitte hij om het hulp pro
gramma voor Europa spoedig ten uit
voer te brengen, en dat, Amerika zich
wapenen moest om indien er gevaar
dreigde direct te kunnen bijspringen.
De toestand wordt zo ernstig inge
zien, dat het Congres niet op Paasreces
zal gaan vanwege de internationale si
tuatie.
Heel scherp liet zich Truman uit over
Sowjet Rusland. Hij zeide dat jflusland
niet alleen weigerde om samen te wer
ken bij het tot stand brengen van een
rechtvaardige en eervolle vrede, maar
erger, dat het zelfs poogt om het tot
stand komen van een vrede te bel«tten.
De Sowjet Unie en haar agenten heb
ben de onafhankelijkheid en de vrijheid
van een reeks landen vernietigd en gaan
door met hun ernstige dreigementen.
Thans staat Finland onder hoge druk,
terwijl Griekse rebellen, die hun wettige
Maandagavond heeft te Zype (Brui-
nisse) een droevig ongeval plaats gehad
dat aan de tweede machinist van de
Middelhamisse boot, de heer P. Bake-
laar het leven heeft gekost.
De Middelhamisse boot lag Maandag
te Zijpe om de volgende dag dienst te
doen tussen Zijpe-Numansdorp, in ver
band met een proefvaart van de
nieuwe veerboot „Grevelingen" welke de
veerdienst ZijpeAnna Jacoba-polder
zal onderhouden.
Toen het personeel van de MiddeUiar-
nisse boot, welke aan het laagwater-
steiger in de tramhaven gemeetd lag, na
een bezoek aan de „Minister Lely" weer
aan boord zou terugkeren,, is de heer
Bakelaar daarbij verongelukt.
Zij moesten zich met hun vieren over
de aanlegsteiger aan boord begeven, bg
volslagen duisternis.
De heer Bakelaar, die een zaklantaarn
bezat lichtte zijn collega's, onder wie
wal-kapitein van Ours bij, doch stapte
zelf van de steiger mis en stortte om
laag in de steenglooiïng. Het was een
val van 3% M. Vermoedelijk is hij met
zijn slaap op de stenen terecht gekomen
waardoor de dood onmiddellijk intrad.
De direct ontboden hulp van zijn colle
ga's mocht niet meer baten. De overle
dene is Zaterdag j.l. juist 51 jaar oud
geworden en laat een vrouw en 5 kinde
ren achter.
Dit droeve ongeluk heeft in de ge
meente grote verslagenheid gewekt. Wg
zien er uit, dat er slechts een schrede
is tussen ons en de dood.
Zijn stoffelijk overschot zal Zaterdag
middag ter aarde worden besteld.
regering gewapend aanvallen, gesteund
wofden door communistische buren.
President Truman heeft geen blad
voor de mond genomen, maar zo gespro
ken, dat wij zouden zeggen, hij kon het
niet duidelijke illustreren.
Hoe deze boodschap ontvangen zal
worden en hoe het Congres hierop rea
geren eal, weten wfl niet, wel heeft Tru
man met de voornaamste partijleiders
eerst over deze rede gesproken, en in
dien de berichten juist zgn, moeten deze
(Vervolg pag. 2- Ie kolom)