CI1IUi/ECK&Li^öpGEP.GD0nDSIAG vö^liZUID-HOairiZE^ EHATfOm
N.V. nitgeTersmaatschapoij „EILANDEN-NIEDWS"
Een Reforfflatorisch
Kerkboek
Ue Jaargang
WOENSDAG 25 FEBRUARI 1942
No. 1321
Het modernisme in de
Ned. Herv Kerk
Attentie
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 19 35 OPGENOMENHÊT BLAD .ONZE EILANDEN" - tse JAARGANG
K 1783
UITGAVE VAN
Gevestigd te MiddeUutmit, Frliu HendiÜBto. 122 C i Giio 167930 Fostboz 8 Td. 17.*
Abonnementsprtis 93 cent per 3 maanden bö vooruitbetaling.
VersclUint lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
AfBODdermke nummers B cent .Buitenland 8 gulden per Jaar.
B^fcantoor voor Zeeland: 8t. MaarteBad^k Markt, "relef. 69.
Advertentlc-prtls 20 cent per regel.
Reclames 40 cent
Hoofdredacteur
TH. DE WAAIi MIDDELHAïlNIS C 122.
III.
DE AUïfe.aRrNö.
Volgens Wear's „-WifiltgescMchte" heeft
de Aufklarung haar oorsprong in de phil-
losophie van Leibnitz. Het Duitsche woord
Aufklarung beteekent verlichting en wordt
in de wetenschap gebruikt om aan te dui
den de z.g. verstandsverlichting,, die de 18e
eeuw in Engeland, Frankrijk, Duitschlancl
en andere landen te a?nschouwen 'gaf.
Kant zegt, dat zij In we'en lis het uittreden
van de menschelijke g ;est uit zijn door
eigen schui.d ontstane 'unnlondigheid. Dit
laatste ziet op de gebondenheid aan Schriiït
en kerkelijk gezag, van welke, naar de ap-
vatting der nieuwe philosophen, de weten-
BChap 'geheel en al vrij moet zijn, inzon
derheid de wijsbegeerte, godgeleerdheid en
natuurwetenschappen. De Reformatie had
den mensch vrijgemaakt van het Room-
Bche, pauselijk gezag, doch men v/Ude v.a^
een stap verder gaan en ook de openbaring
Gods In de Schrift niet langer als de waar
heidsnorm aanmerken. Deze werd nog
steeds als de eenige bron der hei'swaar-
heden beschouwd;. ,de theologie was op haar
uitspraken gebaseerd en de philosophit
mocht slechts de trouwe dienares ervan
zt)n. Dit nu achtte men een overwonnen
standpunt- en de wijsgeeren .der Aufkla
rung emancipeeréen zich zoodanig, dat
slechts .ervaring ofrsde als de bronn.?n
onzer kennis van naXuurliJke eu bóvenna,-
tuurlijke dingen werden beschouwd.
De Aufklarung is de meest verbreide be
weging uit de 18e eeuw;- zij omvatte niel
alleen theo.ogie en philosophie, maar oefen.
de eveneens zeer groote invloed uit op het
kerkelijk leven en de gebieden van weten
schap, kunst, staat, maatschappij en opvoe
ding. Deze strooming kan in hooifdzaak
worden aangemerkt als rationalisme, d. i.
de opperheerschappij der rede. N.iet alle ra.
tionaiisten stonden gelijk tegenover de
openbaring, trof. Bavinck in zijn „Gsref.
Do|Tnatiek" onderscheidt vier nuances,
vanaf de gematigde, die met Leibnitz nog
wel een bovennatuurlijke openbaring aan
neemt, doch deae plaatst onder de controle
van de rede tot die groep, welke met Locke
en Voltaire elke openbaring ontkent. De
menschelijke rede, werkende volgens de
wetten der logiga, neemt op deze wijze de
plaats in der goddelijke openbaring. Onaf
hankelijk van dogma's en kerkelijke tradi
tie, ook van de op goddelijke inspiratie
rustende openbaring zou het „gezonde"
manschelijke verstand alle problemen door-
vorschen. Zij moest de hoogste autoriteit
worden in alle vraagstükljen, wetgeefster
voor geloof, kunst en wetenschap en eenige
bron der waarheid. Dat was een volkomen
breuk met het traditioneele Christendom,
niet alleen met het Roomsch-Katholioisme,
maar ook met de leer van I^uther en Cal-
vgn. Gelijk., het va^te geloof in de godde
lijkheid en de onfeilbaarheid van het Woord
Gods de ziel is Van het Christendom, zoo
was en is het overtuigd geioof aan de al
macht der rede de ziel van de beweging
der Auifklarung of van het rationalisme.
Deze strooming beschouwde zich echter,
althans in Engeland en Duitschland, niet
als los van het Christenjjom, maar zij be
perkte de religie binnen de grenzen van
.de rede.
Behalve Cartesius en Spinoza was ook
de groote Duitsche geleerde Leibniz één
der geestelijke vaders dèr nieuwe ideologie.
Deze philosoof, die de meest universeele
geleerde van alle tijden is geweest na Aris-
toteles, leefde van 1646 tot 1716. Zijn wijs-
geerig systeem behandelen we hier niet,
doch stellen slechts vast, dat hij geloofde
aan God, wiens bestaan bewezen kan wor
den. De godsdienst gaat bij hem op in
kennis en deugd. Het Christendom be.
schouwde hij als de hoogste religie. De bij
zondere openbaring in de Schrift gaat vol
gens hem wel boven de rede uit, maar is
met deze niet in strijd. Hij poogde de Chris
telijke dogmata te verdedigen met de wa
penen der rede en meende zoo de Drieëen-
held, de eeuvrige straf en de wonderen
te kunnen bewijzen. Geloof en rede stem-
n>3n naar zijn opvattingen overeen. Ook
voor het kerkelijk leven interesseerde hij
zich. Zijn vlottende „dogmatiek" en tevens
zijn irenisch karakter demonstreecden zich
in zijn ,pogingen om Roomschen, Lutlier-
schen en Gereformeerden weer tot elkander
te brengen wat uiteraard mislukte. Leibniz
was ean „Vermittelungsmann", die noch
het positieve Christendom, noch het ra
dicale rationalisme aanhing. Zijn philoso-
phie heeft echter, niet alleen in Duitsch
land, doch ook daarbuiten, veel Invloed
Wlt|:eoefend in de verkeerde richting.
Andere voorloopers der Auifklarung waren
de Éngelsche Deïsten. De voornaamste
vertegenwoordiger daarvan was Locke,
die van 1632 tot 1704' leefde. Zijn wijsbe.
geerte nam aan, dat al onze voorstellingen
stammen uit de ervaring of empirie, waar
om zij empirisme wofdt genoemd. Deze
richting verschilt wel van het rationalisme
dat onze kennis uit de rede verklaart, maar
beide staan zij tegenover de geopenbaarde
leer des Christendoms. Hij geloofde aan het
Godsbestaan, doch sprak uit, dat Go.d na
de schepping der wereld zich met haat niet
bemoeit. Deze strooming is genoemd naar
het woord deus (d.i. Latijn: God) en staat
tegenover het theïsme (naar het Grieksch
theos: God) dat een god leert, die .door
Zijn- Vooraiènigheid de wereld regeert. De
Deisten bestreden de kerldeer, ontkenden
het bestaan eener bijzondere openbaring en
meenden, dat wat in de Bijbel staa.t, slechts
waar is voorzoover het met de meïischelijke
rede overeenstemt. Locke werd zoo de
baanbreker voor èen rationeel oï redelijk
Christendom, dat de weg .baa.nde vacr .alge.
heele vrijdenkerij. De iJivlood, die hij heeft
Uitgeoefend, is dan ook in 't algemeen ver
derfelijk geweest. Zijn navolger Tolaud
sprak uit, dat de rede. de hoogste recht
bank, ook in de zaken van den godsdienst
is en ,dat datgene, wat in de oj:i3nba,ring
met de rede in tegenspraak is, moet wor
den beschouwd als menschelijke toevoeg
sels. Zoo sprak het deisme reeds alle Auf-
kiarings-ideeën uit en het is niet moeilijk
ook in deze geestesrichting de elementen
te herkennen, die in de 19e eeuw de,grond
slagen vorn(iden van het modernisme.
Vanuit Engeland werd Frankrijk geïn
fecteerd en hier openbaarde zich de Ver
lichting" in haar meest radicale vorm,
want zij werd puur ongeloof en zeer vijan
dig aan kerk en Christendom; zij werd re
volutionair op alle gebied. Al het oude in
godsdienst, kerk, politiek, recht en opvoe
ding werd „rücksichtlos" gecritiseerd. De
-vreeSelijke toestanden in dat iand werkten
dit alles in de hand. De Fransche denkers
der 18e eeuw waren de geestelijke vaders
der groote revolutie van 1789, maar zij
hebben niet minder ertoe bijgedragen, om
hun volk en geheel West-Europa af te
brengen van de Vastigheid van het Christe
lijk geloof. Doordat zij behalve philosoof
ook schitterende schrijvers waren, is hun
invloed geweldig geweest.
De meest bekende onder dezle bestor-
mers van kerk en godsdienst was Vol
taire, die leefde van 1694 tot 1778. Door
een verblijf in Engeland leerde hij de idee
ën der deïsten kennen en ging daarna in
Frankrijk de nieuwe gedachten propagee-
ren. Drie jaar verbleef hij aan het hof van
Frederik den Grooten te Berlijn, die een
beschermer was dergenen, die de traditio
neele begrippen aanvielen en die daarom wel
de Koning der Aufklaring is genoemd. Vol
taire bestreed fel de dogma's der kerk.
Om al die leerstellingen te gelooven, moest
men volgens hem een schurk of een dom
kop zijn. De kerk is voor hem de eerlooze,
die verpletterd moet wordsn. (écrasez
r infame). Wel gelooft hij op zijn wijze
aan God, deugd en onsterfelijkheid, maar
nochtans werd hij de vader' der vrijdenke
rij. Twee maanden voor zijn dood schreef
hij op 84-jarige leeftijd: „Ik sterf in de
aanbidding van God, in liefde tot mijn
vrienden, zonder haat tegen mijn vijanden
en met verwenschjng van het bijgeloof."
Met dit laatste bedoelde hij ook het Chris
tendom des Bijbels en daarmede is zijn
heele leven voLdoeiide gekarakteriseerd.
Bousseau, één der andere Fransche revo-
lutiemannen, was een ginder typeg ook hij
is als Voltaire een deist, maar hij was
minder verstands. en meer gevoelsmensch.
Hij noemde zich nog met overtutging een 1
Christen! Zijn „geloof" had echter met dat 1
van den waren Christen niets gemeen. Dat 1
bleek uit zijn „geloofsbelijdenis van een
Savooischen vicarius," die hij in zijn boek
„Emiïe," dat over de opvoeding handelt,
heeft ingelascht en waarin het Christen
dom van .zijn cardinale dogma's is beroofd.
Hij was meer een moderne mysticus, doch
brak met zijn natuurgodsdienst kerk en
Christendom niet minder af dan Voltaire.
Van Christus wilde hij niets weten: „Hij is
in zijn eigen land 2000 jaar geleden niet
geloofd, hoe kunnen wij hem dan geloo
ven?" vraagt hij.
Naast deze twee ^grooten zag het Frank
rijk der 18e eeuw nog vele mindere goden,
die alleen de geopenbaarde godsdienst te
vuur en te zwaard bestreden. De Encyclo-
paedisten, van wie Montesquieu, Diderot,
d' Alembert en Holbach de voornaamsten
zijn, propageer.disn in hun encyclopaedic en
andere geschriften deïstische, materialisti
sche en atheïstische ideën. Hun optreden
heeft enorme invloed uitgeoefend en de
weg vrijgemaakt j/oor de massale afval van
het' geloof in de 19e eeuw.
Ook in iJuitschland brak de „Aufklarung"
zich baan, vooral na 1760. Behalve door
Leibniz was zg voorbereid door diens leer-
Dinsdag 10 Februari herdacht de hoofdstationschef van Utrecht, de
heer J. S. 'Admiraal, den dag dat hij voor 40 jaar in dienst trad
de Nederlandsche Spoorwegen.
(Polygoon-v. BiL;
ling Wolff. Zijn leer was een rationalisme,
dat nog ruimte liet voor een bijzondere
openbaring, welker echtheid evenwel door
de rede moest' worden getoest. Bekehder
is Lessing, v/iens „Nathan der Weise" dik
wijls nog wordt aangehaald; zijn ,,Religi-
onsphilosophie" was rationalistisch en evo-
lutionistisch. Gods openbaring geschiedt in
een ontwikekïingsproces, niet „.e.'nnialig."
Voor hem is het zijBken naar de waarheid
meer waard dan de waarheid zeive, een
gedachte, die we ook bij het modernisme
aantreffen. In zijn gelijkenis van de 3 rin
gen drukt hij dit zóó uit: een_vader geeft
zijn 3 zonen elk een ring, doch slechts één
is echt, wat evenwel aan. de ringen niet
te zien is. Zoo is het ook met de godsdien
sten. Of het Christendom de echte is, kan
niemand zeggen!
Ook de humanistische dichters Gsethe en-
Schiller waren zonen der Aufklaring. En
tenslotte heeft de groote wijsgeer uit Ko
ningsbergen, Immanuël Kant, die van 1724
tot 1804 leefde niet Veinig bijgedragen tot
het problematiek stelen van de opcnb?--
ringsreligie, ofschoon hij empirisme en ra
tionalisme beide in hun foutieve grondslag-
heeft bestreden. Ook hij gedoofde aan God,
vrijheid en onsterfelijkheid; de moraal ba
seert hij niet op Gods wet, maar leidt ze
af uit 's menschen zedelijk bewustzijn. Aan
wonderen geloofde hij niet. De mensch is
autonoom; heel de Kantiaansche philoso-
fie is anthropocentrisch, d.w.,E. de mensch
staat dn 't middelpunt en stelt zichzelf de
wet. Zoo is ook hij één .der voorloopers van
het modernisme.
De gevolgen der Aufklaring waren voor
de kerk funest. De bel-ijden's werd ver
acht, de Bijbel ,van zijn gezag beroofd. Wb-
dergeboorte en genade v/erden verworpen
en beschaving, zedelijke verbetering kv/am
ervoor in de plaats. Zoo bracht de A-af-
klaring een omv\-'3ntoling op allé gebied. Zij
stelt den mensch voor de keuze tusgchen de
weg der openbaring en dis der re,de; zij-
zelve koos welbewisst-voor de laatste. Het
modernisme nu is de consequente ontwik-
kelingsvorm der 19e ee-aw van de roli,gie
der Aufklaring,
(Wordt vervolgd.)
„KERKEN" BIJ ELKANDER.
Teneinde brandstof te besparen hebben
de Ned. Herv. Gem.; de Geref. Kerk, de
Chr. Geretf.'öem. en de Geref. Gemeente
te Veenendaal een overeenkomst gemaakt,
waardoor men slechts in een gebouw be
hoeft samen t» komen. Er wordt des Zon
dagsmorgens .zoowel als Zondagsmiddags
voor elke kerkformatie achtereenvolgens
een uurdienst gehouden.
Thans is een regeling gemaakt, waarbij
de godsdienstoefening der Chr. Geref. Gem
lin het bedehuis der Geref. Kerk van Vee
nendaal wordt gehouden.
DE KUSTEN DER V.S. BIJNA
ZONDEK BESCHERMING.
STOCKHOLM, 17 Pebr. Naar de
Britsche berichtendisnst uit Washington
meldt, heeft senator Walsh, de voorzitter
van de marinecommissier Dinsdag in den
federatie senaat verklaard, dat de kusten
der Ver. Staten „bijna zonder bescherming'
zijn. Dientengevolge- kan de dag komen,
waarop het noodzakelijk zal zijn de Ame-
rikaansohe marine terug te roepen om de
kusten te beschermen.
HOOGERE UITKEERINGEN DOOR
■WIJZIGING ONGEVALLENWET 1931.
Bij besluit van den secretaris-generaa'
van het .departement van Sociale zaken
zijn in de ongevallenwet 1921 eenige wijzi
gingen aangebracht, welke beoogen voor
bepaalde gevallen ©sn verbetering te bren
gen in de toegekende renten wegens ten-
gevo''ge van een ongeval ontstane blijvende
invaliditeit.
Door toevallige omstandigheden ,deed zich
namelijk, uit hoofde van de beötaande wet
geving, mede in verband met uitspraken
van den centrafen raad van heroep, de mo
gelijkheid voor, dat zeer lage uitkeeringen
moesten worden vastgesteld. Door de thans
tot stand gebrachte wijziging is in de on
gevallenwet als maatstaf voor de bereke
ning van de uitkeering een'minimum-loon
opgenomen, waarvoor aansluiting is ge
zocht bij de lóontabel van het loonbesluit
voor de in werkverruiming tewerkgestelde
arbeiders. Hiermede is voor alle voorko
mende gevallen een redelijke uitkeering ver
zekerd. Daar de wetswijziging terugwerken
de kracht heeft voor alle ongevallen die na
31 December 1936 plaats vonden) zullen
ook .degenen, die sindsdien tengevolge van
een ongeval blijvend invalide werden en
wier uitkeering door bijzondere omstandig
heden uitzonderlijk laag moest worden ge
houden, in deze verbetering deelen. Voor
ïiem. zal de verhoogde uitkeering met 1 Ja
nuari 1942 ingaan.
Door- bijzondere omstandigheden
zal ook dit nummer weer veel te laat
bij onze abonné's buiten het
eiland arriveeren. Wij doèfi nog
maals een beroep o,p. de wel-willend-
heid van onze lezers en vertrouwen,
dat zij deze stagnatie geduldig wil
len dragen. Men zal begrijpen dat
wij even blij zullen zijn, wanneer de
verzending weer normaal is.
DE DIRECTIE.
Bij de Uitgeefster A. Jongbloed N.V. te
Leeuwarden is ösn merkwaardig boek van
de pers gekomen, getiteld, „Een Reforma
torisch Kerkboek" door Ds. Hasper.
In de voorrede lezen wij, dat dit boek
zijn ontstaan dankt aan een door Ds. Has
per gehouden voordracht over „het kerke
lijk lied," op de conferentie voor Prakti
sche Theologie 1941, .in September te Arn
hem gehouden. De te verwerken stof was
zóó omvangrijk, dat het opstel de grenzen
van een gewoon referaat verre te buiten
ging, waarom de uitgebreide studie thans
in boekvorm is verschenen.
Het is onze lezers bekend, dat in het
laatste decennium in de Nederl. Hervorm
de en in de Gereformeerde Kerken velerlei
pogingen zijn aangewend om te komen tot
een aanvulling- van onze berljmd.e Psalmeur,-
door gezangpn of liederen. Men weet al
worden ze in onze kerken o,p ,de eilanden
niet zoo gebruikt dat de Hervormde
Kerk zijn Gezangenbundel heeft on in som
mige „Gereformeerde" kerken nevens de
Psalmen óók gezangen worden gezongen.
Dit heeift in het Kerkelijk leven al Heel wat
stof opgeworpen.
Ds. Hasper gaat in zijn boek de ont
wikkeling van. het Kerkelijk lied nauwkeu
rig na, en beschrijft breedvoerig, hoe de
Psalmen, gezangen en geestelijke liederen
van het begin der reformatie af zijn tot
stand gekomen. Hij staat stil bij hetgeen
Luther en Calvijn deden voor den gemeen
tezang, inzonderheid Calvijn, die in zijn
„erfenis" naliet, dat het „psalmzingen"
omvat het zingen van „Psalmen" en
„Liederen" en, dat de inhoud van hetgeen
gezongen wordt uit de Heilige Schrift
moet genomen, of daarin gegrond zijn.
Het eerste deel spreekt dan ook van d e
taak en d e plaats die Calvijn voor
het kerkelijk lied in den eeredienst heeft
aangewezen en aan welke eischen het in
verband daarmede moet beantwoorden.
In het tweede' gedeelte van ,dit werk gaat
hij na. of de Nederlandsche kerken van Cal-
vinlstische origine die plaats en die taak
hebben begrepen en aan de idealen ,der Cal-
-virüstische Reformatie trouw zijn gebleven.
De schrijver meent van niet; dit ideaal is
volgens hem uit het oog verloren en wel
in .dubbel opzicht. Ten Ie heeft men het
overgeblevene niet zuiver bewaard en ten
tweede (Calvijns') opdracht tot .voortzet
ting van dien arbeid niet verstaan.
Ds. Hasper vril nu een algeheele refor
matie op die gebied; splitsing in gezan
gen en psalmen keurt hij stf, hij wil komen
tot één algeheel Reformatorisch Kerkboek,
waarin niet alleen de Psalmen maar ook
andere gedeelten uit de Heilige Schrift zul
len worden bezongen. Deze Calvinistische
taak is niet alleen de Psalmen maar in
feite "alles wat de Heilige Schrift Oud Tes-
tamentisch en Nieuw Testamentisch van
den Christus der Schriften zegt in het ker
kelied lied te brengen. Het .is niet de be-
.doeling van Ds. Hasper om de Psalmen af
te schaiffen, .integendeel, maar deze met an
dere Schriftgedeelten aan te -vullen tot één
kerkboek, zoo.dat in de gemeentezang niets
dan Gods Woord naar voren komt. Ook de
Reformatoren bezongen principieel de ge-
heele Schrift.
Breedvoerig staat hij stil bij de ver
schillende berijmingen uit de loop der
eeuwisn, o-m. de berijming van Petrus Da-
thenus en die van 1773 benevens de pogin
gen die van lieverlede werden aangewend
om tot uitbreiding van den Psalmbundel te
komen. Het is vlot geschreven en goed ge
documenteerd en geeft een duidelijk* over
zicht van hetgeen in Nederland op dit ge
bied in de verschillende kerken gaande is.
Ook ziet Ds. Hasper zeer goed de „on-
schriftuurlijke" en soms remonstrantsche
zinswendingen in onze nieuwe rijm. Hij
wijst b.v. ov Ps. 1 4, waar staat van zul-
ken, „die oprecht en rein van zeden,
met vasten gang het pad der deugd betre
den", en b.v. ook op Ps. 77 6 en 7 en
Ps. 117, waar de rijm afwijkt van hetgeen
in den Hebreeuwsclisn tekst staat. De
Psalmen van Datheen ondergaan ten o,p-
zichte van de woordkeus ook eenige cri-
tiek en de zangwijzen eveneens.
Nu is de vraag of wij het met de ziens
wijze van Ds. Hasper, om tot aan refor
matorisch kerkboek te komen, eens
■feijn. Ons antwoord moet dan ontkennend
luiden. Valt er mogelijk bij dezen en genen
rijmspalm een opmerking de niaken, wij
hebben al meer geschreven, dat God aan
de „oude en nieuwe Psalmen" kennelijk zijn
zegen heeft willen verbinden. Om dat nu
te „r e f Oi r m e e r e n" zouden wij niet
durven helpen aanbevelen. Wij zijn ook van
meening, dat onze tyd te geestelijk arni ins