CHQWCEKBLADÖpGED.GQ0nD5IAG vöonnZUID-HOIliiiZECUWJC^ EILAflDEri
N.V. üitgeyersfflaatscliapDii „EILANDEN-NIEÜWS"
Buitenland
Der heiligen troost io
bange tijden.
14e Jaargang
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1942
No. 13:8
STICHTELIJKE
OVERDENKiNG
Uit het
Kijkvenster
Distriöutie-nieuws
K1783
WAARIN SÈDÊRT1 NÖVlpMBER19S5 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" - ISe jA AR GANG
UITGAVE VAN
t^ï
M.
piwwMiwiiii'iw iwi«iii——mini
G«Te*tigd te Midddhamls Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 PofOwx 8 Td. 17,
AlBonnementsprös 93 cent per 3 maanden bfl vooruitbetaling.
Verschflnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per weeK.
A-CBoaderlöke nummers 6 cent Buitenland 8 gulden per Jaar.
BQkantoor voor Zeeland: St. HsarteandSb Markt. TeleC.
A.dvortentle-prt)s 30 cent per resrél. Reclames 40 eest
Hoofdredacteur:
TH. DE WAAL. MIDDELJïAR>aS C 122.
prr NUMMER BESTAAT TJIT 2 BLADEN
Want God de Heere is eene Zon en
Schild; de Heer» zal genade en eere
geven.
(Ps. 84 12a.)
(VERVOLG EN SLOT.)
En wat la nu de troost van dat volk In
de bange tijdon? Het is hun troost dat al
de groo'-e ellende over de aarde de ver.
vulling is van het Woord van hunnen
Grooten Heere en Meester. Hij vooï;zeide
het toen Hij op aarde was. Hij liet het
voorzeggen van Zijne Apostelen na Hem
en vele Zijner knechten die in latere tij
den leefden. Hun overkomt dus niets
vreemds. Een andere troost voor dat volk
is; Zij ais de kinderen des lichts zien door
de duistere wolken van gerichten het uit
getrokken zwaard des Heeren dat Zijne te-
genpartijders zal verteren, maar dat zij
door genade mogen eerbiedigen ais dagen
der wraak zoo rechtvaardig ontstoken van-
we,ve de grifwelen .sn hemeltergende zon
der, van de inwoners der aarde. Daarom
mo? n zij bij tijden - als gezuiverd van
eigenliefde en vleesche.ijke barmhartig
heid dat Goddelijk recht aanvaarden en
zich verheugen dat God, God is en Zich
als God openbaard. Zijne wrekende ge
rechtigheid wordt door, hun zoowel als
Zijne barmhartigheid als een noodzakelij
ke deugd in God geëerbiedigd en verheer
lijkt. Het is nog hun troost in bange tijden,
als Hij komt met allerlei gerichten:
Als de breede wateren verstijfd worden
door aanhoudende vorst; als H'ij door ver
strooiende winden de koude op aarde
brengt, waaronder mensch en beest zuch
ten, aJs armoede en nood voor de deur
staat, dat zij in duren tijd en hongersnood
een God in den hemel hebben die voor hen
beloofde te zorgen. Dat zij een Middelaar
hebben aan 's Vaders Rechterhand die
voor hen bidt en pleit. Dat zij 'n toevlucht
hebben naar boven die de arme wereld
niet kent. Bsn geopenbaarde Troon mogen
vinden waar ze hunne nooden als bij een
barmhartig God en een Almachtigen Vader
mogen openleggen.
En is 't ooit uitgekomen en in hun be
vestigd dat God de Heere een Zon is, dan
is het wel dan als de nood bij hun op het
hoogste was. Wat heeft deze Zon dan Zijh
arme volk die op een duistere aarde wo
nen en zelfs dikwijls met zoovele duister
nissen in- en uitwendig te kampen hebban,
wat heeft dezia Zon dan wel een aange
naam licht verspreid over hunne duistere
ziele, over de duistere toestanden waaron
der zij leefden. Wat heeft Hij wel licht laten
vallen op hunne geestelijke onkunde, waar
door hun verstand verlicht werd zoodat zij
den weg der verlossing gansch anders za
gen dan voorheen. Bij hun eigen duisternis
hebben ae gewerkt, gewoeld om zich te
verbeteren, maar onder de liefelijke stra
len van dat licht zagen ze dat het groote
Ijjks tot Zijne eer kon strekken, als ze
kwamen met al hunne "zonden èn dwaas
heden zooals ze waren aan Zijn geze
gende voeten. In de duisternis -staren ze
op- en in zichzelf maar in het licht zien ze
op de weergalooze liefde Gods in Zijnen
beminden Zoon en komen ze met een ledi
ge geloofshand tot 'n rijken en vollen Mid
delaar en presenteeren hunne naakte en
onreine ziele Hem aan om kleederen en
schoeisel uit Zijne hand te ontvangen. O
dat harte, dat ontsloten hart van den Hee
re Jezus dat altijd tintelt van zuivere liefde
omtrent een in zichzelf aoo ontbloot en el
lendig schepsel, dat liefde hart wordt al.
leen gezien onder de bestraling van Zijn
eigen licht. Schamen moesten ze zich van
achteren gedurig, dat ze zoo dikwijls gaan
tot hunne gebroken bakken en Hem in
vergetelheid stellen; dat ze door het aan
kleven van hunne boelen Hem uit het oog
verliezen; dat ze door vertrouwen en leu
nen op hebbelijke genadens, de gemeisn-
schap met den Persoon des Middelaars tij
delijk moeten verliezen.
Hl
Deüie Zon verspreidt ook licht over de
duistere toestanden waarin -de volkeren
der aarde en ons eigen land verkeert. Hij
belicht de ziele hoe alles gaat rijpen voor
dien grooten dag dat Hij van Zijnsn Vader
het koninkrijk en de macht en de eere en
de heerlijkheid ontvangen zal. Hij, die nu
verzaakt, verloochend, ja onteerd en ge
lasterd wordt, wacht op Zijn laatste ver
hooging als Rechter op de wolken des he
mels, wanneer al Zijne vijanden onder Zij
ne voeten gebracht zullen worden. En aan
dien dag gaan vreeselijke tijden vooraf:
benauwdheid der volken met twijfelmoe-
digheid, als de zee en de watergolven groot
geluid zullen geven. Oorlogen, aardbevin
gen, bewegingen van de krachten der he
melen. Zonden en boosheid der menschen-
kinderen: zware tijden,, liefdeloosheid en
slaperigheid onder Gods volk; geldgierig-
heid, laatdunkendheid, hoovaardigheid,
O volk van God, zie als kinderen des lichts
al deze Schriiffesn in uwe ooren vervuld.
Zie in- en onder de bestraling van deze
Zon de kinderen der duisternis wandelen,
de ongerechtigheid vermenigvuldigen. Zie
de wereld in een eindelooze maalstroom
van verwarring hun ondergajig tegemoet
gaan. Zie Gods volk kwijnen, beroofd van
himne vorige heerlijkheid. O zoek toch on
der die liefde stralen van dezie Zon, op
een duistere aarde te wandelen en zoo de
komst van uwen Heere te verbeiden die
het u zoo waarschuwisnd toeroept: Waakt
en bidt opdat gij moogt waardig geacht
worden te ontvlieden al die dingen en te
staan yoor den Zoon des menschen.
Ds. H.
Wintepgedachten -^ In 't Geldersche
Dé begrafenis Janus op den
A^ceopagus.
Er kan veel bekoring uitgaan aan een
schilderij, die ons een winterlandscjiap uit
beeldt. Hoe statig verrijst dan de groote
buitenplaats uit haar grachten, hoe lustig
zwieren de schaatsenrijders als zwarte fi
guurtjes over de gladde ijsvlakte.
Ook van den naan in zijn tentje, die een
warmen ^onk verkoopt, gaat iets gezel-
ligs uit; 't is of ge zijn anijsmelk ruikt!
En de baanveger, zie hem eens ijverig ve
gen en hoe gelukkig, dat degene die er
hun baantje maken, hena iets in de hand
duwen. In gedachten zien wij hem des
avonds bij zijn vrouw bij 't vuur 2itten, na
dat hij vol vreugde een handvol geldstuk
ken op tafel heeft gestort. Ja, de winter
is toch wel aangenaam!
Nu wij echter enkele weken aaneen te
midden van sneeuw en ijs verkeeren, ga
ik de schilderij toch met een ander oog
bezien. Immers, als de schaatsenrijders zoo
genoeglijk op het ijs zwieren, is het meestal
windstil weer met ^en zonnetje. En dat
is ditmaal naaar een enkele dag het geval
geweest.- Ik heb maar weinig menschen
op de bevroren wateren gezien. Er stond
zulk een fijn-koud Noord-Oostan windje!
Dat gaat je door de jas heen. Moet ge dan
een flink eind daardoor den polder in, dan
zijn de gedachten veel bij 't kacheltje, dat
ge hebt achtergelaten.
Deze koude en sneeuw berokkenen ons
veel moeite. De veerboot heesft winterva-
cantie. Het verkeer per trein en tram is
zeer ongeregeld, paard en wagen kunnen
soms niet door de sneeuwbergen heen ko
men en al wie met de kar rondgaat, pro
beert een slee te krijgen of blijft noodge
dwongen thuis. Niet allen kunnen thuis
blijven. De dokter moet er door, 't koste
wat 't kost. En zoo zïjn er meer, die in
zieke dagen hulp moeten verleenen. Nood
breekt wetten, zegt het spreekwoord.
Ziekte en dood storen zich niet aan
sneeuw en ijs. Zoo zegt ook de groeve nim-
met „het is genoeg." Juist in 't Geldersche
verkeerend zag ik enkele malen een lange
zwarte stoet, over den witbesneeuwden
weg naar den doodenakker trekken. Vrijwel
zonder uitzondering hebben alle mannen
den hoogen hoed op. De vrouwen zijn thuis-
gebleven. 't Is nog beneden de Waal, van.
daar de hooge hoed. Boven de Waal is 't
allemaal „pettenwerk" ziegt de bedienaar.
Nu dat doet er ook weinig toe. Ofschoon
't vinnig "koud is, houdt "een der broeders
toch bij de begrafenis van de oude Mina
een toespraak. Tot hun verbazing hooren
de omstanders dat Mina „in .den hemel
wordt gezet." En Mina heeft nooit onder
„'t volkje" verkeerd; dat zij de Waarheid
innerlijk was toegedaan. Is uit haar mond
niet gehoord. En een begeerte, in 't ster
vensuur, ja, wie die onder het Woord is
oud geworden, zou geen „begeerte" heb
ben? Of,' zooals ik den dominé al eens
hoorde zeggen: Wie heeft er nu nimmer
in de kerk een traan gestort? 't Ware be
ter geweest om dit punt niet aldus aan te
roeren; hij had" Mina „moeten laten lig
gen", ëionder nu bij 't geopende graf te
twisten of dogmatische verhandelingen te
houden, merkte een tweede spreker toch
op, dat er geen goed einde kan ziJn zoo
wij ook niet een begin kennen, een begin
dat God door Zijn Geest in ons werkt en
dat niet verborgen kan blijven. En dat het
hier staande, minder daarover moet gaan,
w;aar Mina is, maar waar wij zelf zijn. De
ze sprake gaat van dit graf tot ons uit en
geen andere. Met enkele woorden van
troost tot de nabestaanden besluit dezle
vriend en allen keenan terug. Wieder in
het huis gekomen wordt nog wat gespro
ken, waarbij de eerst bedoelde vriend nog
wat praat over „inleving met oude Mina",
maar de aanwezigen laten deze „inleving"
maar voor rekening van .den spreker.
Wat men ook moge zeggen van onze plat-'
telandsbewoners, een zekere mate van op
rechtheid, van openhartigheid kan men hun
niet betwisten, 'k Vind er nog het aller
meest terug het type van onze yoorvade-
ren uit de 17e en 18e eeuw, die veel over
de dingen des geestes spraken, wien, de re
formatorische Waarheid een kostbaar goed
was, waard verdedigd te worden. Daarvan
spraken zij, vooral wanneer dwalingen de
kerk verontrustten, in trekschuit en her
berg, op de markt en In hunne huiaan. Het
afwijken van,de leer!door de Remonstran
ten beroerde (met de politieke worsteling
dier. dagen) heel hetS land. En ook nadien
behielden de leerstukken en hun verdedi
ging nog lang- de belangstelling van het
overgroote deel des vblks. Het volk leefde
in dien strijd intens i'iede. Men kan dit nu
van ons volk niet mtfer zeggen, de religie
staat niet m^nT: in Ijiet centrum van het
volksleven. Ook is er veel meer een valsche
schaamte om van de dingen des eeuwigen
levens buitenshuis te jspreken. Zou het niet
mede verklaard wor|lea uit de geringe
dogmatische keïinis?"iün zoo komt het mij
voor, dat ten plattenlandé, al is het dan ook
maar op 't kerkhof waar immers zóó
veel onwaarheid pleegt gezegd te worden
nog al eens recht gezet wordt wat scheef
getrokken is. Ik benijd deze eerlijkheid en
vrijmoedigheid.
Blijkbaar geeft ook de markt gelegen
heid voor een ernstig woord. Waarom ook
niet? Staat er niet geschreven: zaait aan
alle wateren? Hoe werd ik daar herin
nerd aan den Apostel Paulus op den Areo
pagus te Athena (Hand. 17). Hij immers
handelde over Jezus en de opstaSding op
de markten en streed tegen de wijsgeeren
zijner dagen. En op den Areopagus, een
openbare spreekplaats, verkondigt hij hun
den Onbekenden God. Wel is Paulus er niet
meer, ook is het getal der Apostelen vol,
maar toch is het één en dezelfde Geest
die in Gods Kerk werkt van het begin der
dagen tot den einde toe.
JZiehier hoe 't was. Janus de vischboer
is nu „in ruste." Visch komt er in dat
stadje niet meer en Janus kan, gelukkig,
toch wel leven. Kuiert dan ook de markt
op om de bedrijvigheid van anderen nog
eens ga te slaan. Twee mannen praten over
de tabak, die er niet is, betrekken Janus
er ook in en eindigen hun gesprek met te
zeggen: „We zullen maar hopen op 't eind
van den oorlog" Ho, zegt de vischboer
met zijn vervaarlijke stem, ho, dat gaat
zóó niét! Wat "is dat voor hoop die jullie
hebben? Weet je wel dat de ware hope
alleen Christus is? Buiten Deaen is alles
dood hoor, volslagen dood en zonder eenig
uitzicht." Hij is voor mij miJn Hoop, mijn
Leven, mijn Toevlucht, ja, nooddruftigen
zal HiJ verschoonen, aan armen uit gena
Zijn hulpe ter verlossing toonen, Hij slaat
hun zieten gè. Daar ben ik d6or genade
geen vreemleding meer van. En jullie?
Onder dat al js een kring van men
schen om Janus gevormd. Dat deert hem
niets en hij gaat voort hun onverschrokken
ösn waren dienst des Heeren aan te prij
zen. Vele omstanders kennen hem, voor
anderen is het een vreemde beleving. En
zoo 't Paulus verging zoo was het ook
hier: Men ging uiteen, dezen spottend en
anderen zeggend, ja, hij heeift gelijk, zloo
is het!
'k Zal geen vergelijking meer trekken tus-
sch)3n den grooten Paulus en dezen man,
dan deze: beiden als arme zondaren zalig
geworden, beiden veywaardigd te midden
van 't rumoer der wereld een Woord ter
eere van den Koning der Koningen te spre
ken. Ons ter beschaming.
WAARNEMER.
De val van
Singapore
Wilt U op de hoogte big ven met'alle
abonneert IT dan op dit Blad.
Vlug, accuraat, voUetdUg.
kan leder oogenblik worden verwacht of
heeft reeds plaats gehad.
Tijdens de onlangs uitgesproken Lager,
huiprede, zeide de minister Churchill, dat
iedere duim grond op Singapore zou wor
den verdedigd. Zulke uitlatingen, welke hij
er meerdere heeft gebruikt, staan tegisn.
Waarom?
Wel, omreden dergelijke uitdrukkingen
geen steun vinden in de daden welke dien
overeenkomstig worden verricht.
De soldaten welke strijden, daar kan men
respect voor hebben, doch wat hebben hun
regeeringen gedaan tot versterking en hulp
verleening? Volgens de berichten waren op
het eiland Singapore nog 28.000 man om
het te verdedigen. Wat beteekent het nu
voor Engeland en Amerika om naar Ma-
lakka tienmaal zooveel manschappen te
zenden? Weken was het reeds te voorzien
dat deJSe zeevesting zou vallen, en daar
mede de poort 'tot Nederlandsch-Indië in
handen der vijand zou vallen.
Te Tokio is de vreugde groot, hetgeen te
verklaren is, want de val van Singapore
is een enorm prestige verlies, vooral omdat
er van Engelsche en Amerikaansche zijde
zoo bitter weinig gedaan wordt.
Daarom is de zorg voor Nederl.-Indië,
Australië en Nieuw-Zeeland aoo groot. De
Amerikaansche, Engelsche en Nederland-
sche vloot hebben ernstige verliezen gele
den.
Komt er geen verandering, dan zijn de
Amerikaansche, Nederlandsche en Engel
sche bezittingen als verloren te beschou
wen.
Mogelijk vindt Iemand dit te pessimis
tisch, het is heel goed mogelijk, doch hoe
kunnen de aldaar aanwezige verdedigers
het nu uithouden tegen zoo'n doortasten
de, veel sterkere vijand?
Japan bereid een landing ernstig voor,
valt krachtig aan, en laat parachutisten
neer, die de verdedigers in de rug aan
vallen.
Voor zich artillerie en een vijand die be
proeft te landen, boven zich de bommen
werpers en de jagers met mitrailleurvuur
en in den rug een aanvallende vijand, die
een bres tracht te schieten in de verdedi
ging. Wanneer nu hiertegenover geen zelif-
,de of sterkere afweer gesteld wordt, dan
is het te verstaan, dat zelfs de stoutmoedig
ste verdedigfing nioet worden opgegeven. Er
is geen verdediging mogelijk. Het eenig-
ste succes bij blijven doorvechten is, dat
men eigen leven verliest en tracht de vijand
-uaaq o^ 80^ uazavtJOA xÖl^Soui xaoAOOz
gen.
Dit laatste is echter zoo'n onbelangrijk
resultaat, dat het te verstaan is, dat men
den moed opgeeft.
In de twee maanden oorlog met Japan,
wat heeft Amerika nu voor versterkingen
gezonden? Is het met schepen te gevaar
lijk, waarom dan niet door de lucht?
Dwaas, zal iemand zeggenom zoo te
spreken of te schrijven, doch wg stellen
hiertegenover, als Dultschland en Japan er
wel kans toe zien, waarom dan het groote
Amerika niet?
Wij vermoeden, dat hier een tactiek ge
volgd wordt, welke wij niet kunnen beoor-
deelen o,p dit oogenblik. Doch dan is de
vrees gewettigd, of Engeland en Amerika
niet te laat zullen inzien, dat hun inzicht
heeft gefaald.
Want niet alleen met Indië, maar ook
met
Gbina
wil Japan aifrekenen. Wy wezen laatst op
de toenadering welke van Japansche zijde
werd betoo;id. Gelukt het nu de Birma-weg
geheel af te snijden, en China daardoor te
beroven van de zioo broodnoodige hulp aan
materiaal, wat gaat er dan gebeuren? Het
verloop in Indië, heeft op China ontegen
zeggelijk zijn weerslag.
Als nu Tsiang Kai Sjek ziet, \dat Enge
land en Amerika in de Zuid-Chineesche
Zee niets meer te vertellen hebben, de Sov-
jet-Unle ernstig door Dultschland wordt
bedreigd en straks als de Kaukasug eens
zou vallen, Dultschland en Japan elkander
de hand reiken in Achter-Indië, wat moet
China dan beginnen. Daarom is het zeer
opmerkelijk, dat de gisneraal inplaats vjp.n
te vechten, thans een reis naar Britschr
Indië maakt, om een ontmoeting te hebben
met Jehwharlal Nehru, de leider van het
Congres en met
Ohandl
Welke deze besprekingen zullen hebben,
laat zich niet voorspellen. Japan echter
gaat door, jyraat niet, ma^r rukt op naar
Biangoon.
Zoo er tegen aanziende, aijn de perspec
tieven niet rooskleurig.
Hiervan nu wil Japan gebruik maken,
om terwijl' er aanhangers zijn van Tsiang
Kal Sjek die naar vrede verlangen, de
hand uit te steken, en te adviseeren el
kander eens te polsen. Komt het tot een
spreken met elkander, wie weet, valt het
dan nog niet mee.
Zou nu, mede door de toestand in Eu-
opa, en de successen in Indië, de oorlffg
met China kunnen worden opgeheven, dan
zou dit voor Japan heelemaa-l een meevaller
zijn. Tot zoo'n besluit zal ook veel bij-
dragsn, hoe de verhouding is tot de Sov-
jet-Unie.
Uit een en ander zien wij dat de toe
stand in het Verre Oosten voor de demo
cratische landen er niet gunstig- uitziet,
vooral niet als Amerika sn Engeland hetzij
wegens onmacht of met opzet zoo afzijdig
blijven.
In de afgeloopen week werd van DuJt-
sche zijde de mededeeling gedaan dat Rijks
minister
Dr. Ing. Todt
door een vliegtuig ongeluk om het leven
was gekomen.
Minister Todt was Rijksminister voor be.
•wapening en munitie, inspecteur generaal
voor het wegennet, en. inspecteur generaal
voor water en energie. Minister Todt was
op het gebied van wegenbouw, hier in ons
lajid, geen onbekende.
Hij was de bouwer van de Duitsche
Wiestwall, en heeft zich vooral in de Sovjet
Unie zeer verdienstelijk gemaakt. Door zijn
groot organisatietalent, heeft hij veel bij
gedragen tot de successen in Rusland.
Zijn doode lichaam is naar Berlijn ver
voerd, alwaar het op Rijkskosten zal wor
den "begraven.
Over het komende voorjaars offensief
wordt reeds veel,geschreven en gesproken.
Dultschland organiseert en reorganiseert,
zijn troepen en roept alle weerbare mannen
die het missen kan op tot den strijd.
Omreden vele mannen vervangen kunnen
worden door arbeidskrachten uit de bezet
te gebieden, heeft Rijksmaarschalk Goring
den directeur generaal van den Arbeid, Dr.
Mansfeld opdracht gegeven, deze te mobi-
liseeren. Woensdag j,l. hebben wij hierover
reeds een artikel opgenomen.
Of dit komende voorjaarsoffensief zich
alleen bepalen zal tot de Sovjet-Unie, dan
wel of er andere fronten mede -in betrok
ken zuli3n worden, durven wij niet voor
spellen.
Wel zal het, als God de Heere het toe
laat, een zeer hevige strijd worden, waar
mede Dultschland beoogt een" beslissing te
behalen. Een beslissing behoeft altijd nog
niet het einde te zijn. Indien met de Sov
jet Unie zou kunnen worden afgerekend of
aoo terug gedrongen, dat ee^i vast front
werd gevormd, en Europa zich uit Azië en
Afrika zou kunnen behel,pen, met de noo-
dige grondstoffen, plantaardige vetten en
veevoeder, dat kan de oorlog met Enge
land en Amerika nog vele jaren duren.
WiJ zullen hierop thans niet vooruitloo-
pen en den loop der gebeurtenissen afwach-
ban.
JACHTWET 1923
Maatieg«len ter bescherming van enkele
diersoóirten.
In de Nederlandsche Staatscourant van
16 dezer is afgekondigd een besluit van de
Secretarissen-peneraal van de Departemen
ten van Landbouw en Visscherij en van
Justitie, waarbij in de jachtwet 1923, voor
zooveel noodig in aifwijking van artikel 1
dier wet, onder wild mede wordt verstaan
grof wild: moefflons en wilde zwijnen;
klein wild: fazanten; pels wild: dassi3n,
steenmarters, boommarters, zeehonden en
otters. Voorts is afgekondigd een besluit
van den Secretaris-Generaal van het De
partement van Landbouw en Visscherij,,
waarbij het Koninklijk Besluit van 14 Fe
bruari 1924, Staatsblad no. 45, is gewij
zigd met dien verstande, ,dat voor de toe
passing van de artikelen 54, 55 en 56 der
Jachtwet 1923, thans onder schadelijk ge
dierte wordan verstaan, konijnen, vossen,
bunzings,"hermelijnen, wezels en verwilder
de katten.
De aandacht wórdt er op gevestlg^l, dat,
nu moefflons, wilde zwijnen, fazlanten, das
sen, steenmarters, boommarters, zeehonden
en otters in het geheele land tot wid wor
den gerekend, zij onderhevig zijn aan de
bepalingen van de opening en sluiting van
de jacht.