CHElWEEKBLADÖpGED.GDOni]^UAGvöÖRDËZUID-HOa^ZEElJWK^ CHATIDEn
V Victorie
N.V. Uitgeversmaatschappö „EILANDEN-NIEUWS"
De Kananeesche Vrouw.
DUITSCHLAND STRIJDT
VOOR EDROPA.
Buitenland
STICHTELIJKE
OVERDENKING
14e Jaargang
ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1941
No. 1278
Duitschland wint
voor Europa op
alle fronten.
Uit het
Kijkvenster
WAARI N S E D E R T 1 NOV EM B ER 1935 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" 18^ JAARGANG
ffl
K1783
UTEGAVE VAM
Gevestlgid te Middemamb i Frins HendriMr. 122 C a Giro 167930 i Fostboz 8 Tel. 17.
Abonnementsprgs 93 eent per 3 maanden bij vooruitbetaling.
Verschoot lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar.
Bykantoor voor Zeeland: St. Maartensd^k Markt, Telef. 69.
Advertentie-pr^s 20 cent per regel.
Reclames 40 cent
Hoofdredacteur
TH. DE WAAL MIDDEUÏARNIS C 122.
(Matth. 15 22—28.)
Slot.
Hier is het geweld doen op het Konink
rijk Gods. Het niet-Ioslaten. Als het niets
ziet of hoort of gevoelt van het goddelijke
getuigenis om dit te bevestigen, dan ge
looft het God nog om Zijns zelfs wille. Op
U verlaat zich den arme en die geenen
helper heelt. Groot geloof heeft volkomen
crediet op den Heere en kan Hem niet
verdenken, al schijnt Hij nog zoo hard te
spreken of te handelen. Daarom is gtroot
geloof gekenmerkt door volkomen ootmoe
digheid. Het onderwerpt zich aan elke
rechterlijke uitspraak en komt nochtans
met 02n dochJa Heeredoch.
Heere, indien Gij mij zoudt verstoeten^ zoo
zou ik toch- op U hopen. Al zoudt Gij nooit
meer in dit ondermaansche mij Uw vrien
delijk aangezicht laten lichten, het ware
recht, ik heb het verdiend, maargedenk
dat ik Uw kind ben. Ja Heere, en ik zink
weg in de zee der verootmoediging doch de
hope blijft en de verwachting wordt niet
afgesneden! Verootmoediging en hoop zijn
metgezelten des geloofs. De Heere toch
moge Jacobs heup verwringen, zijn armen
om zijn hals verbreken deed Hij niet.
Het zoU echter onjuist zijn te dranken, dat
groot geloof een afzonderlijk soort geloof
was, gelijk wij spreken van wondergeloof
en tijdgeloof. Zoo is het niet. Het is geen
groot gelocif in dezen zin, dat het in we-,
zen zou zijn onderscheiden van het zalig
makend geloof in het algemeen. Neen, het
wordt- groot geloof genoemd in zijn open
baring en tijdelijke oefening. Abraham is
de vader der geloovigen. Hij is een toon
beeld van geloof in zijn levensgang. Maar
de openbaring van zijn geloof is niet steeds
gelijk geweest. Hij had zwakke oogenblik-
ken en dan vreest hij de verslagen vijanden
ïik de vervolging der koningen bij de be
vrijding van Loth. En een andere maal
zegt hij tot zijn vrouw Sara: zeg, dat gij
mijne zuster zijt. Maaft- groot geloof is er
als hij met Izaak zich begeeft naar den
Moria om dezen eenigen zoon te offeren
op Gods bevel.
Wanneer vrtj zouden willen spreken van
groot geloof bij Christus was het zeker,
toen Hij bad met sterke roeping en tranen:
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij
verlaten. Elk kind des Heeren kan dus
oogsnblikken doorleven van groot geloof.
Let nu weer op de Kananeesche. Zij is
als in gunst verdronken en door genade
overladen. Groot geloof wordt geprezen.
En geloof sluit allen roem uit. Daarom is
het zoo wonderlijk voor het hart. De hemel
is vol bankroetiers, zegt Rutherford ergens,
die millioenen van Christus hebben geleend
doch nooit meer kunnen terugbetalen dan
het lezen en zingsn van den lof der gena
derekening en te zeggen: Eere zij het Lam
dat op den troon zit in der eeuwigheid.
Zullen wij nog een eigenaardigheid van
groot geloof noemen? Het wordt door de
verzoeking niet verzwakt doch ontleent
er juist sterkte aan. Denk aan de marte
laren. Zwaar was de verzoeking voor het
vleesch om den marteldood te ontgaan. Hun
werd de verlossing aangebodisn indien zij
slechts wilden ophouden den naam des
Heeren te belijden. Maarhet geloof
werd er des te sterker doar en zij hebben
de aangeboden verlossing niet aangenomen.
Ja, het graf en de smarten des doods kan
groot geloof op de schouders dragen zon
der te kraken of te brebsn. Zalig, zich in
nood en dood te verlaten op dien God, die
geenszins zal afwijzen die tot Hem komt.
Maar nu is het ook duidelijk, dat degenen,
die alléén op het gevoel kimnen gelooven
en steunen op het gevoel van de zoetheid
der vertroostingen hierin de zwakheid des
geloofs openbaren. Het is echter aan de an.
dere zijde volstrekt niet uitgesloten, dat
teederheid van genegenheden en veel ver
troostend licht samengaan met sterke ge-
loofsoefeningen. Maar weinig bewijs van
genade met sterke aankleving van den
Heere kan een groot geloof openbaren, ook
al houdt deze mensch het .daar zelf niet
voor. Wfie zich beroemt op een groot geloof
toont alleen maar niet te weten wat geloof
is. Want het geloof ziet nooit op zichzelf,
maar uitsluitend op den Heere. Het houdt
met Mozes den Heere vast als ziende den
Onzienlijke.
Lezer, kent gij het geloof in ztjn wer-
Wngen aan dan troon, in zijn worstelingen
om genade te vinden en geholpen te wor
den ter bekwamer tijd?
Hoe^heerlijk steekt het geloof aif bij het
ongeloof. En wat vertoonen wö van nature
anders? Na al de gunstbewijzen en blijken
Zijner goddelijke liefde steekt het ongeloof
telkens den kop op. Het ongeloof, waarin
wij de grootste ondankbaarheid' onzer na
tuur laten zien en de innerlijke vijandschap
van ons wezen openbaren. Zalig zich te
mogen laten neerzinken op dien God, Die
gezegd heeft: wentel Uwen weg op den
Heere en Hij zal het maksn. Ken Hem in
al uwe wegen en Hij zal uwe paden recht
maken. Ik zorg voor u.
Laat daarom geen ijdele zorg u van het
heil spoor doen dwalen, maar houd in uw
weg het oog op God gericht en de uitkomst
zal niet falen. Hij zal toch niet begeven,
noch verlaten. Hij zal toonen^ dat Zijn arm
niet is verkort om te verlossen, noch Zijn
hart is toegesloten om lief te hebben.
Nadat de Heere Christus haar geloof
heeft geprezen, schenkt Hij haar de be
geerte haars harten en zegt: U geschiede
gelijk gij wilt. En hare dochter werd ge
zond van diezelfde ure.
Marcus zegt: En als zij in haar huis
kwam, vond zij, dat de duivel uitgevaren
was, en de dochter liggende op haar bed.
Terwijl de Heere sprak gebood Hij den
duivel uit te varen. Neen, Hij behoeft niet
tegenwoordig te zijn om wondensn te kun
nen doen. Hij spreekt en het is er. Hij ge
biedt en het staat er. In de woning der
vrouw geschiedt op hetzelfde oogenblik,
dat Jezus tot de Kananeesche het verlos
sende woord spreekt, een machtig wonder.
Hij kan den dood gebieden zijn prooi los te
laten en satan zijn geweld ontnemen. Hij
kan spreken tot het niet als had dit ooren.
In den morgenstond der schepping zeide
God: er zij licht en daar was licht. Den
storm gebied Hijzwijg, wees stil en dei
ontstuimige wateren worden kalm. Hem is
ge^&y&a. alle macht in den hemel en op de
aarde. De Kerk zingt van .die almacht bij
de Schelf zee: de wateren zagen U, o God,
sn zij beefden en vloden weg voor Uw aan
gezicht. Met zulk een Go,d, met zulk een
Zaligmaker hebben wij van doen.
Wij kunnen den duivel niet uitwerpen,
maar Hij kan het wel. Maar .zalig als wij
door het geloof satan in handen van Chris
tus mogen stellen. Dan moet satan wijken
en dengene, die gelooift zsilgeen ding on
mogelijk zijn.
U geschiede gelijk gij virilt. Zóó wordt
nu aan het geloof openbaar welk een macht
Christus bezit. Zit gij in satan's macht,
zijt ge zijn prooihier is de sterke
held, die redden kan. Asun het einde van
Zijn openbare leven hier beneden sprak Hij
tot de jongeren: Ik zag den satan, als een
bliksem uit den hemel, vallen. Zoo stortte
hij 'neer, als osn bliksemstraal zoo snel.
Christus zond hier satan een onzichtbare
dagvaarding en dwangbevel. Zoo doet Hij
nog in den nood Zijner kinderen als zij be
nauwd van alle zijden, hun aangezicht nau
welijks durven opheffen, doch kermen voor
Gods aangezicht om redding en bevrijding.
Dan komt het meermalen voor, dat op een
maal het ondraagbaar wee verdvrtjnt uit
het benepen hart. Hoe dit komt Wel, dan
is zoo'n goddelijk dwangbevel uitgegaan
tot satan en de Heere vraagt: waar is nu
de grimmigheid des benauwers? Hiertoe is
de Zone Gods geopenbaard, opdat Hij ,de
werken des duivels verbreken zou. Christus
is God, te prijzen in der eeuvrtgheid. Als
zoodanig staat Hij ook in eene betrekking
tot satan en houdt hem in wezen, dat hij
niet veirzinkt in het niet. Maar Hij is ook
de Verlosser, die hem zijn vang ontneemt.
Daarom ligt hij aan Zijn keten, en wordt
Zijn herdershond, Hij is satans rechter en
veroveraar. Hij is de,overste van ,de ko
ningen der aarde en machtiger dan de
vorst dezer wereld, de overste van .de
macht der lucht. Satan heeft geen vol
macht om te koopen, maar wel om te bie-
dsn, daarom heeft hij toegang tot de ka-
meren des harten.
Zalig, als vrij In onze nooden veel ge
bruik leeren maken door het geloof van
Christus. Gelijk gij wilt, alzoo geschiede u.
Willen wij waarlijk? Is het volle ernst?
Hij geeft zijn fiat (zooals het is vertaald in
de gemeene Latijnsche overzetting). Chris
tus geeft het op voor het volhardend ge
loof.
Zoo at dan de vrouw het brood .der kin
deren en zij.vond hare dochter genezan te
bed toen zij thuis kwam.
Dies vertelt men in ons land al de won
deren Zgner hand. Ook gij
B.
Ds. K.
Over ambtsdragers in de Kerk Zijn
(juderlingen „idiootëa?" Koelmia,n
contiia Hugo de Gróót Die .^goeide
opgamg" der Dlaikenen.
Over de ambtsdragers in de Kerk, zou ik
dus nog een en ander schrijven.
Er is een tijd geweest, dat de oude Chris,
telijke Kerk geen of hoegenaamd geen
ouderlingen en .diakenen fiad. De Roomsche
hiërarchie, met al zijn trappen en graden
in dé kerk, had ze verdïeven. Van onge
veer 100 jaar ni Christus tot ongeveer an
no 1500 waren Z!e er niet. In den tijd der
Reformatie, toen het den Heefre behaagde
door .den Heiligen Geest de oogen te ope-
n-sn, keerde men naar het Woord van pro
feten en apostelen törug. „Niet uit eenig
abstract beginsel" zegt Prof. Bavinck in
zijn Geref. Dogmatiek^ „maar uit het
Woord Gods." Vandaar ook, dat er op de
Synode te Dordt zoo breedvoerig over werd
gesproken en er nadien tijd vele boeken en
geschriften over zijn geschreven.
Verrieden week haalde j ik terloops aan
het boelc van Ds. Koelmpn: „'t Ampt en
Pligten van Ouderlingen ^n Diakenen," dat
blijkbaar in vele drukken is verschenen. Er
zijn er van 1694 (Ds. Koelman stierf 1695)
het exemplaar dat onder mijn bereik ligt
dateert van 1837. Vele dingen zijn er in sa
mengevat welke voor ouderlingen nuttig
zijn te weten: .de diakenen komen er maar
met weinige bladzijden af.
Bij het lezen moet men wel eenigszins
rekening houden met Koelman's levensge
schiedenis; Hij was predikant te Sluis in
Vlaanderen en met de Overheid in conflict
geraakt en afgezet wegens zijn houding ten
opzichte van de Formulieren. Hij stelde zich
sterk tegen de „Pormstóler-bidders" en
wenschte, dat de 2e Feestdagen (Pascbsn
Pinksteren enz!.) zouden worden afgeschaft.
„Die waren zoo schrijift Koelman door
de Synoden' tegen haer hert ingelaten en
van de Pa,pisten afkomstig, ze bevorderen
de verachting van .den Sabbath." Op deze
punten laat hij zich zoo hier en daar wel
eens gaan, maar overigens is het een boek
je waard gelezen te worden. Hij haalt veel
andere theologen aan, meest Voetius, die
hij een „man Gods" noemt. Geheele stuk
ken van diens „Politica Ecclesiastica"
geeft hij dbör, al is hij het ook wel eens
niet met Voetius eens, b.v. inzake de tucht
op de doopleden. Koelman becritiseert Voe.
tius als deze spreekt van „volkomene
en onvolkomene lidtmaabsn der Kerc
ke" en zegt: „het lidmaatschap komt van
geboren te zijn in .de kerk, en van een be
lijder van de kerk; die noemde de Heere
,,Zijne kinderen." Die laatste twee
woorden werden door Koelman onder
streept.
Doch genoeg. Koelman noemt de ouder
lingen „idiooten." Foei, zult U zeggen, dat
is toch geen mooi woord voor een ouder
ling. Eigenlijk is het woord ook niet van
Jacobus Koelman. Het is van Hugo .de
Groot.
Dat zit zoo. Hugo de Groot (Grotius)
had namelijk de beslissing in leerverschil
len en de tucht aan de Overheden willen
ïaten en niet aan de kerk*). Daar tornde
Koelman tegenop. En dan ziegt Ds. Koel
man: Zo lemant met Grotius en d' andere
Remonstranten tegenwerpt, dat de Ouder
lingen veele zijn Leeken en Idiooten en on
geleerde, ja ook boeren, met den mantel
van Ouderlingen overdekt^ welke men het
oordeelen over zaken van zo groote ge-
vrichte niet zou toevertrouwen. Maair
zoo vraagt Koelman hebben die óver-
heidspersonen er dan alle wèl zooveel ver-
standt van? En dan haalt hij Voetius aan
die gezegd had, al waren ,de Ouderlingen
onbestudeerdj zij „desalniettemin heel erva.
ren kunnen syn in de Leere der Schrift en
.der Kercken."
Koelman neemt het dus Hugo de Groot
kwalijk dat hij van sommige „onontwik
kelde" ouderlingen spreekt als van „Idioo
ten." Nu moet ik er wel bij zeggen, dat het
woord „idioot" in onze taal een heel andere
klank heeft dan vroeger.
Wij verstaan onder een idioot iemand,
die niet ove(r een normaal verstand be
schikt, maar oudtijds werd het niet in dien
smalenden zin gebruikt. „Idiootès" Is een
Grieksch woord, waarmee iemand aange
duid werd, die niet hooggeleerd was;;, een
,leek" zouden wij zeggen. Men leest dit
woord in de postacta der Dordtsche Synode
en Van Renesse bestrijdt de roomschen er
mee, door te zeggen: „de Ouderlingen syn
veeltijds idiooten en weet-nieten, maar aij
weten meer dan de „veele clercken" (gees
telijken) in het Pausdom."
Ds. Koelman, ofschoon zelf zeer bestu
deerd, kon die akelige, humanistische we
tenschapsverheerlijking niet uitstaan. Al
was hij er voor, dat de beste krachtsn in
de gemeente zouden worden gezocht, om
den Heere in het ambt te dienen. Als men
de keus heeft, zoo schrijft hij, ,,zo zoude
men niet qualijk doen, indien men de erva-
rendste in 't burgerlijke en de geletterde en
de gequalificeerste in de werelt te verkiezen
boven ambachtslieden en geringe werklie-
.den.'' Hij bedoelde er niet mee om de een-
voudigen daarbij achteruit te zetten want
zoo schrijft hij:; ,,Doch het wordt meest al
tijd bevonden, dat onder de groote, de rij
ke, de geleerde, de edele en gauwe Polietij
ken, weinige vrome te vinden zijn." (1 Cor.
1 26, 27).
Dat was van Koelman juist gezien. Er
moet naar het Paulinische woord geijverd
worden, naar .de beste gaven, onverschillig
welk ambt of beroep men heeft. Zooals we
wel meer schreven, is ieder eerzaam beroep
een Goddelijk beroep, van God op de hand
gezet, 't zij men schoolmeester of boeren
arbeider, dokter of bootwerker is. Op dit
pimt dienen we wel te onderscheiden en de
levenskringen niet klakkeloos door elkaar
te hafen; een groote heer in de maatschap
pij, kan soms een stumper zijn in kerke-
Iraadszaken. Waar het opaan komt is dit,
dat zij zich geoefend weten in het Woord
Gods en in de verborgenheden des geloofs
en uit dien grond acht kunnen geven op de
zuiverheid der Leer en de vroomheid des
Levens in de Gemeente des Heeren.
Wie van ons heeft niet van Justus Ver
meer gehoord? Of zijn kostelijke Catechis.
inusverklaring gelezen of hooren lezen?
Justus Vermeer was o u .d e r 1 i n g en in
het particuliere leven meester in de rech
ten. Nu behoeft ieder ouderling niet een
catechismus-verklaring te schrijven. De een
zal in het ambt twee, de andere vijf talen
ten hebben. Al zal ieder rechtgeaard ouder,
ling beschaamd moeten staan en zeggen,
wie is tot deze .dingen bekwaam? Maar
hunne bekwaamheid is niet uit h>3n, maar
uit God.
.-..«-,=...
Dit" geldt ook voor .dé Diakenen. Elke
Kerkdienaar is van God gesteld tot volma.
king der heiligen, tot het werk der bedie
ning, tot opbouwing van Christus lichaam.
Het is een bijzondere instelling en bevel van
Jezus Christus, dat er in Zijn Huis, diake
nen zouden zijn. Niet voor een tijd, maar
tot aan het einde der wereld. Wat daar
tegen op tornt, ze moeten er blijven. Naar
het Woord Gods. De armen hebt gij altijd
met U. Joh. 12 8.
Ik ga nu niet leermeestensn over wat den
Diakenen noodig is ten opzichte van him
plicht en wandel. Da^ is overbekend, men
leze Hand. 6 en 1 Tim. 3. Wiaar ik nog wel
even op wil vsTjzen is dit: de verkeerde uit
leg die aan het woord van den apostel ge
geven wordt, in 1 Tim. 3 13, waar staat,
dat de diakenen die wel gediend hebben,
zichzelven een ,goeden opgang" verkrijgen.
Er zijn er die meenen, als zou ,dit beteeke-
nen dat de Diakenen tot ouderlingen be
vorderd zullen worden. Dit is een misstel
ling; Koelman schrijft daar ook over in zijn
werkje. Het woord .opgang" in het
Grieksch kan ook vertaald worden door
„stap" of „trap" en nu zou een Diaken
.door vlijtige uitvoering van zijn werk tot
een hoogere tra,pi bevorderd worden. Het
onderscheid tusschen .diakenen en ouderlin
gen is echter niet in trap, maar in orde.
Van het ambt ouderling wordt gezegd dat
het een trefifelijk werk is, niet: een hooge
re trap. Wordt een Diaken Ouderhng, dan
wordt hij niet bevordert tot een hoogere
trap in zgn eigen orde, maar hij verlaat
.de een en verkrijgt de andere.
De apostel Jacobus moest van „trappsn"
in de „vergaderingen" ook niet veel hebben,
want hij veroordeelt het sterk dat tot de
voomaamsten gezegd werd: zit gij hier op
een eejrlijke plaats en tot den arme: ,Sta
gij daar, of: .zit hier onder mijn voetbank!"
Alzoo ook niet in de Kercke Christi!
Beiden, Ouderlingen en Diakenen hebben
een schoon een treffelijk werk en het is
groot, zich van God en de gemeente daar
toe geroepen te weten. Maar ze hebben
geen hoogere of lagere rangen; geen heer-
schende, maar een dienende Macht.
WAARNEMER.
De Geref. Kerken in den tijd waren n.l.
nimmer geheel vrij van Overheidsbemoeiing
(Red.)
Mr. J. E. W. DTJYS OVERLEDEN.
Ouid-Kaimerlid en vrefde-nechter.
In den ouderdom van 64 jaar is, naar
het Vaderland" meldt, overleden mr. J. E.
W. Duys, sedert kort vrede-rechter en ja
renlang lid der Tweede Kamer, waarin hij
ziteing had voor de S.D.A.P. Sinds 1938
was hij lid van de N.S.B.
DUITSCH WEEKMAOHTBERICHT.
AANVALSOPERATIES BEOOSTEN DEN
DNJEPR MAKEN VORDERINGEN.
Groote successen bij Lenlntgnaid,.
Geslaagde aaiivall op Brltsch koixvooi.
Gevecht m,et torpedio|a£ers.
Hoofdkwartier van den Führer, 18 Sept.
(D.N.B.) Het opperbevel van de weer-
macht maakt bekend:
In de Oekraïne maken de aanvalsopera-
ties ten Oosten van den Dnjepr onwee'r-
staanbaar vorderingen. In den strijd om de
verdedigingswerken van Leningrad werden
groote successen behaald. Onderdeden van
één enkele divisie infanterie hebben allosn
119 kazematten bestormd.
In het zeegebied van de Krim, voor het
eiland Oesel, in het Ladogameer, aan de
monding van de Wolchow en in de Witte
Zee heeft de luchtmacht .drie transportsche
pen, totaal metende 3000 B.R.T. tot zinken
gebracht en zestien andere schepen èoo
zwaar beschadigd, dat aangenomen kan
worden, dat een groot deel van deze
scheepsruimte verloren is gegaan Boven
dien werden een torpedobootjager, twee
duikbooten en vier motortorpedobooten der
Sovjets vernietigd.
Motortorpedobooten hebben voor .de En-
gelsche kust een door torpedobootjagers en
bewakingsvaartuigen krachtig beschermd
Brltsch konvooi aangevallen en ondanks den
krachtigen afweer vier vijandelijke koop-
vaarders met een totalen inhoud van 25000
B.R.T. tot zinken gebracht. Na een ge
slaagd gevecht met de Britsche torpedo
bootjagers keerden" alle booten oriBê'scha-
digd terug.
Bij de Faroër-eilanden werd ei2n groot
koopvaardijschip door vliegtuigen, welke uit
gestuurd waren op gewapende verkenning
der zee^ in scheervlucht zwaar beschadigd.
Gevechtsvliegtuigen hebben in den aifge-
loopen nacht havenwerken in Zuidoogst-
Engeland gebombardeerd. Bij pogingen om
gisteren de bezette gebieden'aan het Ka
naal aan te valten, verloor de Britsche
luchtmacht achttien vliegtuigen.
Hiervan werd vijftien in luchtgevechten
en drie door de luchtdoelartilerie neerge
schoten. Drie eigen vliegtuigen worden
vermist.
Een gering aantal Britsche bommenwer
pers heeft in den afgeloopen-nacht storings
aanvallen op Zuidwest-Duitschland onder
nomen.
Van- het Sovjet-oorlogsfront luiden de
berichten, dat de Duitsche troepen de
overgang over de rivier de
Dnjepr
hebben geforceerd. Deze rivier welke vah
één tot twee K.M. bireed is, vormde een
natuurlijke verdedigingslinie.
Zoowel aan de zeezijde als in de Dnjepr-
bocht moet het de Duitschers zijn gelukt
een brughoofd op te slaan, en zetten zij de
strijd aan de overzijde voort. De streek
waar zij nu komen is een groot industrie
centra en de eerste verdedigingslijn wordt
pas gevormd door de rivier de Donez, aan
welks uiteinde de bekende plaats Charkow
ligt.
Behalve de bedreiging van dit nieuwe
gedeelte, vraagt .de positie van de plaats
Kie«r
de aandaeht. Het schijnt dat sommige ste.^
den zeer versterkt zijn en zoo ook Kiew,
want de Duitschers trekken geheel om de
ze plaats. Bezien wij de kaart,'dan blijkt
het dat het Sovjet legercorps, dat Kievsf
tot nog toe verdedigt, of gedwongen wordt
zich terug te trekken, of zich anders te la
ten insluiten, zooals te O.dessa en Lenin
grad. Het Duitsche Weermachtsbericht er
kent dat het weer in de Sovjet-Unie voor
al in het Zuiden, zeer regenachtig is, en
de wegen haast niet begaanbaar zijn, zoo
dat de troepen zeer belemmerd worden in
hun operaties.
De plaats Leningrad wordt meer en meer
ingesloten. Van Duitsche zij.de wordt mede
gedeeld, dat er op bepaalde plaatsen zeer
verwoed gevochten wordt. Honderdduizen
den soldaten, nemen aan beide zijden aan
den strijd deel.
Volgens het Londensche blad (de ^jTimes"