CHElWEEKBLADÖpGED.GDOni]^UAGvöÖRDËZUID-HOa^ZEElJWK^ CHATIDEn V Victorie N.V. Uitgeversmaatschappö „EILANDEN-NIEUWS" De Kananeesche Vrouw. DUITSCHLAND STRIJDT VOOR EDROPA. Buitenland STICHTELIJKE OVERDENKING 14e Jaargang ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1941 No. 1278 Duitschland wint voor Europa op alle fronten. Uit het Kijkvenster WAARI N S E D E R T 1 NOV EM B ER 1935 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" 18^ JAARGANG ffl K1783 UTEGAVE VAM Gevestlgid te Middemamb i Frins HendriMr. 122 C a Giro 167930 i Fostboz 8 Tel. 17. Abonnementsprgs 93 eent per 3 maanden bij vooruitbetaling. Verschoot lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar. Bykantoor voor Zeeland: St. Maartensd^k Markt, Telef. 69. Advertentie-pr^s 20 cent per regel. Reclames 40 cent Hoofdredacteur TH. DE WAAL MIDDEUÏARNIS C 122. (Matth. 15 22—28.) Slot. Hier is het geweld doen op het Konink rijk Gods. Het niet-Ioslaten. Als het niets ziet of hoort of gevoelt van het goddelijke getuigenis om dit te bevestigen, dan ge looft het God nog om Zijns zelfs wille. Op U verlaat zich den arme en die geenen helper heelt. Groot geloof heeft volkomen crediet op den Heere en kan Hem niet verdenken, al schijnt Hij nog zoo hard te spreken of te handelen. Daarom is gtroot geloof gekenmerkt door volkomen ootmoe digheid. Het onderwerpt zich aan elke rechterlijke uitspraak en komt nochtans met 02n dochJa Heeredoch. Heere, indien Gij mij zoudt verstoeten^ zoo zou ik toch- op U hopen. Al zoudt Gij nooit meer in dit ondermaansche mij Uw vrien delijk aangezicht laten lichten, het ware recht, ik heb het verdiend, maargedenk dat ik Uw kind ben. Ja Heere, en ik zink weg in de zee der verootmoediging doch de hope blijft en de verwachting wordt niet afgesneden! Verootmoediging en hoop zijn metgezelten des geloofs. De Heere toch moge Jacobs heup verwringen, zijn armen om zijn hals verbreken deed Hij niet. Het zoU echter onjuist zijn te dranken, dat groot geloof een afzonderlijk soort geloof was, gelijk wij spreken van wondergeloof en tijdgeloof. Zoo is het niet. Het is geen groot gelocif in dezen zin, dat het in we-, zen zou zijn onderscheiden van het zalig makend geloof in het algemeen. Neen, het wordt- groot geloof genoemd in zijn open baring en tijdelijke oefening. Abraham is de vader der geloovigen. Hij is een toon beeld van geloof in zijn levensgang. Maar de openbaring van zijn geloof is niet steeds gelijk geweest. Hij had zwakke oogenblik- ken en dan vreest hij de verslagen vijanden ïik de vervolging der koningen bij de be vrijding van Loth. En een andere maal zegt hij tot zijn vrouw Sara: zeg, dat gij mijne zuster zijt. Maaft- groot geloof is er als hij met Izaak zich begeeft naar den Moria om dezen eenigen zoon te offeren op Gods bevel. Wanneer vrtj zouden willen spreken van groot geloof bij Christus was het zeker, toen Hij bad met sterke roeping en tranen: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. Elk kind des Heeren kan dus oogsnblikken doorleven van groot geloof. Let nu weer op de Kananeesche. Zij is als in gunst verdronken en door genade overladen. Groot geloof wordt geprezen. En geloof sluit allen roem uit. Daarom is het zoo wonderlijk voor het hart. De hemel is vol bankroetiers, zegt Rutherford ergens, die millioenen van Christus hebben geleend doch nooit meer kunnen terugbetalen dan het lezen en zingsn van den lof der gena derekening en te zeggen: Eere zij het Lam dat op den troon zit in der eeuwigheid. Zullen wij nog een eigenaardigheid van groot geloof noemen? Het wordt door de verzoeking niet verzwakt doch ontleent er juist sterkte aan. Denk aan de marte laren. Zwaar was de verzoeking voor het vleesch om den marteldood te ontgaan. Hun werd de verlossing aangebodisn indien zij slechts wilden ophouden den naam des Heeren te belijden. Maarhet geloof werd er des te sterker doar en zij hebben de aangeboden verlossing niet aangenomen. Ja, het graf en de smarten des doods kan groot geloof op de schouders dragen zon der te kraken of te brebsn. Zalig, zich in nood en dood te verlaten op dien God, die geenszins zal afwijzen die tot Hem komt. Maar nu is het ook duidelijk, dat degenen, die alléén op het gevoel kimnen gelooven en steunen op het gevoel van de zoetheid der vertroostingen hierin de zwakheid des geloofs openbaren. Het is echter aan de an. dere zijde volstrekt niet uitgesloten, dat teederheid van genegenheden en veel ver troostend licht samengaan met sterke ge- loofsoefeningen. Maar weinig bewijs van genade met sterke aankleving van den Heere kan een groot geloof openbaren, ook al houdt deze mensch het .daar zelf niet voor. Wfie zich beroemt op een groot geloof toont alleen maar niet te weten wat geloof is. Want het geloof ziet nooit op zichzelf, maar uitsluitend op den Heere. Het houdt met Mozes den Heere vast als ziende den Onzienlijke. Lezer, kent gij het geloof in ztjn wer- Wngen aan dan troon, in zijn worstelingen om genade te vinden en geholpen te wor den ter bekwamer tijd? Hoe^heerlijk steekt het geloof aif bij het ongeloof. En wat vertoonen wö van nature anders? Na al de gunstbewijzen en blijken Zijner goddelijke liefde steekt het ongeloof telkens den kop op. Het ongeloof, waarin wij de grootste ondankbaarheid' onzer na tuur laten zien en de innerlijke vijandschap van ons wezen openbaren. Zalig zich te mogen laten neerzinken op dien God, Die gezegd heeft: wentel Uwen weg op den Heere en Hij zal het maksn. Ken Hem in al uwe wegen en Hij zal uwe paden recht maken. Ik zorg voor u. Laat daarom geen ijdele zorg u van het heil spoor doen dwalen, maar houd in uw weg het oog op God gericht en de uitkomst zal niet falen. Hij zal toch niet begeven, noch verlaten. Hij zal toonen^ dat Zijn arm niet is verkort om te verlossen, noch Zijn hart is toegesloten om lief te hebben. Nadat de Heere Christus haar geloof heeft geprezen, schenkt Hij haar de be geerte haars harten en zegt: U geschiede gelijk gij wilt. En hare dochter werd ge zond van diezelfde ure. Marcus zegt: En als zij in haar huis kwam, vond zij, dat de duivel uitgevaren was, en de dochter liggende op haar bed. Terwijl de Heere sprak gebood Hij den duivel uit te varen. Neen, Hij behoeft niet tegenwoordig te zijn om wondensn te kun nen doen. Hij spreekt en het is er. Hij ge biedt en het staat er. In de woning der vrouw geschiedt op hetzelfde oogenblik, dat Jezus tot de Kananeesche het verlos sende woord spreekt, een machtig wonder. Hij kan den dood gebieden zijn prooi los te laten en satan zijn geweld ontnemen. Hij kan spreken tot het niet als had dit ooren. In den morgenstond der schepping zeide God: er zij licht en daar was licht. Den storm gebied Hijzwijg, wees stil en dei ontstuimige wateren worden kalm. Hem is ge^&y&a. alle macht in den hemel en op de aarde. De Kerk zingt van .die almacht bij de Schelf zee: de wateren zagen U, o God, sn zij beefden en vloden weg voor Uw aan gezicht. Met zulk een Go,d, met zulk een Zaligmaker hebben wij van doen. Wij kunnen den duivel niet uitwerpen, maar Hij kan het wel. Maar .zalig als wij door het geloof satan in handen van Chris tus mogen stellen. Dan moet satan wijken en dengene, die gelooift zsilgeen ding on mogelijk zijn. U geschiede gelijk gij virilt. Zóó wordt nu aan het geloof openbaar welk een macht Christus bezit. Zit gij in satan's macht, zijt ge zijn prooihier is de sterke held, die redden kan. Asun het einde van Zijn openbare leven hier beneden sprak Hij tot de jongeren: Ik zag den satan, als een bliksem uit den hemel, vallen. Zoo stortte hij 'neer, als osn bliksemstraal zoo snel. Christus zond hier satan een onzichtbare dagvaarding en dwangbevel. Zoo doet Hij nog in den nood Zijner kinderen als zij be nauwd van alle zijden, hun aangezicht nau welijks durven opheffen, doch kermen voor Gods aangezicht om redding en bevrijding. Dan komt het meermalen voor, dat op een maal het ondraagbaar wee verdvrtjnt uit het benepen hart. Hoe dit komt Wel, dan is zoo'n goddelijk dwangbevel uitgegaan tot satan en de Heere vraagt: waar is nu de grimmigheid des benauwers? Hiertoe is de Zone Gods geopenbaard, opdat Hij ,de werken des duivels verbreken zou. Christus is God, te prijzen in der eeuvrtgheid. Als zoodanig staat Hij ook in eene betrekking tot satan en houdt hem in wezen, dat hij niet veirzinkt in het niet. Maar Hij is ook de Verlosser, die hem zijn vang ontneemt. Daarom ligt hij aan Zijn keten, en wordt Zijn herdershond, Hij is satans rechter en veroveraar. Hij is de,overste van ,de ko ningen der aarde en machtiger dan de vorst dezer wereld, de overste van .de macht der lucht. Satan heeft geen vol macht om te koopen, maar wel om te bie- dsn, daarom heeft hij toegang tot de ka- meren des harten. Zalig, als vrij In onze nooden veel ge bruik leeren maken door het geloof van Christus. Gelijk gij wilt, alzoo geschiede u. Willen wij waarlijk? Is het volle ernst? Hij geeft zijn fiat (zooals het is vertaald in de gemeene Latijnsche overzetting). Chris tus geeft het op voor het volhardend ge loof. Zoo at dan de vrouw het brood .der kin deren en zij.vond hare dochter genezan te bed toen zij thuis kwam. Dies vertelt men in ons land al de won deren Zgner hand. Ook gij B. Ds. K. Over ambtsdragers in de Kerk Zijn (juderlingen „idiootëa?" Koelmia,n contiia Hugo de Gróót Die .^goeide opgamg" der Dlaikenen. Over de ambtsdragers in de Kerk, zou ik dus nog een en ander schrijven. Er is een tijd geweest, dat de oude Chris, telijke Kerk geen of hoegenaamd geen ouderlingen en .diakenen fiad. De Roomsche hiërarchie, met al zijn trappen en graden in dé kerk, had ze verdïeven. Van onge veer 100 jaar ni Christus tot ongeveer an no 1500 waren Z!e er niet. In den tijd der Reformatie, toen het den Heefre behaagde door .den Heiligen Geest de oogen te ope- n-sn, keerde men naar het Woord van pro feten en apostelen törug. „Niet uit eenig abstract beginsel" zegt Prof. Bavinck in zijn Geref. Dogmatiek^ „maar uit het Woord Gods." Vandaar ook, dat er op de Synode te Dordt zoo breedvoerig over werd gesproken en er nadien tijd vele boeken en geschriften over zijn geschreven. Verrieden week haalde j ik terloops aan het boelc van Ds. Koelmpn: „'t Ampt en Pligten van Ouderlingen ^n Diakenen," dat blijkbaar in vele drukken is verschenen. Er zijn er van 1694 (Ds. Koelman stierf 1695) het exemplaar dat onder mijn bereik ligt dateert van 1837. Vele dingen zijn er in sa mengevat welke voor ouderlingen nuttig zijn te weten: .de diakenen komen er maar met weinige bladzijden af. Bij het lezen moet men wel eenigszins rekening houden met Koelman's levensge schiedenis; Hij was predikant te Sluis in Vlaanderen en met de Overheid in conflict geraakt en afgezet wegens zijn houding ten opzichte van de Formulieren. Hij stelde zich sterk tegen de „Pormstóler-bidders" en wenschte, dat de 2e Feestdagen (Pascbsn Pinksteren enz!.) zouden worden afgeschaft. „Die waren zoo schrijift Koelman door de Synoden' tegen haer hert ingelaten en van de Pa,pisten afkomstig, ze bevorderen de verachting van .den Sabbath." Op deze punten laat hij zich zoo hier en daar wel eens gaan, maar overigens is het een boek je waard gelezen te worden. Hij haalt veel andere theologen aan, meest Voetius, die hij een „man Gods" noemt. Geheele stuk ken van diens „Politica Ecclesiastica" geeft hij dbör, al is hij het ook wel eens niet met Voetius eens, b.v. inzake de tucht op de doopleden. Koelman becritiseert Voe. tius als deze spreekt van „volkomene en onvolkomene lidtmaabsn der Kerc ke" en zegt: „het lidmaatschap komt van geboren te zijn in .de kerk, en van een be lijder van de kerk; die noemde de Heere ,,Zijne kinderen." Die laatste twee woorden werden door Koelman onder streept. Doch genoeg. Koelman noemt de ouder lingen „idiooten." Foei, zult U zeggen, dat is toch geen mooi woord voor een ouder ling. Eigenlijk is het woord ook niet van Jacobus Koelman. Het is van Hugo .de Groot. Dat zit zoo. Hugo de Groot (Grotius) had namelijk de beslissing in leerverschil len en de tucht aan de Overheden willen ïaten en niet aan de kerk*). Daar tornde Koelman tegenop. En dan ziegt Ds. Koel man: Zo lemant met Grotius en d' andere Remonstranten tegenwerpt, dat de Ouder lingen veele zijn Leeken en Idiooten en on geleerde, ja ook boeren, met den mantel van Ouderlingen overdekt^ welke men het oordeelen over zaken van zo groote ge- vrichte niet zou toevertrouwen. Maair zoo vraagt Koelman hebben die óver- heidspersonen er dan alle wèl zooveel ver- standt van? En dan haalt hij Voetius aan die gezegd had, al waren ,de Ouderlingen onbestudeerdj zij „desalniettemin heel erva. ren kunnen syn in de Leere der Schrift en .der Kercken." Koelman neemt het dus Hugo de Groot kwalijk dat hij van sommige „onontwik kelde" ouderlingen spreekt als van „Idioo ten." Nu moet ik er wel bij zeggen, dat het woord „idioot" in onze taal een heel andere klank heeft dan vroeger. Wij verstaan onder een idioot iemand, die niet ove(r een normaal verstand be schikt, maar oudtijds werd het niet in dien smalenden zin gebruikt. „Idiootès" Is een Grieksch woord, waarmee iemand aange duid werd, die niet hooggeleerd was;;, een ,leek" zouden wij zeggen. Men leest dit woord in de postacta der Dordtsche Synode en Van Renesse bestrijdt de roomschen er mee, door te zeggen: „de Ouderlingen syn veeltijds idiooten en weet-nieten, maar aij weten meer dan de „veele clercken" (gees telijken) in het Pausdom." Ds. Koelman, ofschoon zelf zeer bestu deerd, kon die akelige, humanistische we tenschapsverheerlijking niet uitstaan. Al was hij er voor, dat de beste krachtsn in de gemeente zouden worden gezocht, om den Heere in het ambt te dienen. Als men de keus heeft, zoo schrijft hij, ,,zo zoude men niet qualijk doen, indien men de erva- rendste in 't burgerlijke en de geletterde en de gequalificeerste in de werelt te verkiezen boven ambachtslieden en geringe werklie- .den.'' Hij bedoelde er niet mee om de een- voudigen daarbij achteruit te zetten want zoo schrijft hij:; ,,Doch het wordt meest al tijd bevonden, dat onder de groote, de rij ke, de geleerde, de edele en gauwe Polietij ken, weinige vrome te vinden zijn." (1 Cor. 1 26, 27). Dat was van Koelman juist gezien. Er moet naar het Paulinische woord geijverd worden, naar .de beste gaven, onverschillig welk ambt of beroep men heeft. Zooals we wel meer schreven, is ieder eerzaam beroep een Goddelijk beroep, van God op de hand gezet, 't zij men schoolmeester of boeren arbeider, dokter of bootwerker is. Op dit pimt dienen we wel te onderscheiden en de levenskringen niet klakkeloos door elkaar te hafen; een groote heer in de maatschap pij, kan soms een stumper zijn in kerke- Iraadszaken. Waar het opaan komt is dit, dat zij zich geoefend weten in het Woord Gods en in de verborgenheden des geloofs en uit dien grond acht kunnen geven op de zuiverheid der Leer en de vroomheid des Levens in de Gemeente des Heeren. Wie van ons heeft niet van Justus Ver meer gehoord? Of zijn kostelijke Catechis. inusverklaring gelezen of hooren lezen? Justus Vermeer was o u .d e r 1 i n g en in het particuliere leven meester in de rech ten. Nu behoeft ieder ouderling niet een catechismus-verklaring te schrijven. De een zal in het ambt twee, de andere vijf talen ten hebben. Al zal ieder rechtgeaard ouder, ling beschaamd moeten staan en zeggen, wie is tot deze .dingen bekwaam? Maar hunne bekwaamheid is niet uit h>3n, maar uit God. .-..«-,=... Dit" geldt ook voor .dé Diakenen. Elke Kerkdienaar is van God gesteld tot volma. king der heiligen, tot het werk der bedie ning, tot opbouwing van Christus lichaam. Het is een bijzondere instelling en bevel van Jezus Christus, dat er in Zijn Huis, diake nen zouden zijn. Niet voor een tijd, maar tot aan het einde der wereld. Wat daar tegen op tornt, ze moeten er blijven. Naar het Woord Gods. De armen hebt gij altijd met U. Joh. 12 8. Ik ga nu niet leermeestensn over wat den Diakenen noodig is ten opzichte van him plicht en wandel. Da^ is overbekend, men leze Hand. 6 en 1 Tim. 3. Wiaar ik nog wel even op wil vsTjzen is dit: de verkeerde uit leg die aan het woord van den apostel ge geven wordt, in 1 Tim. 3 13, waar staat, dat de diakenen die wel gediend hebben, zichzelven een ,goeden opgang" verkrijgen. Er zijn er die meenen, als zou ,dit beteeke- nen dat de Diakenen tot ouderlingen be vorderd zullen worden. Dit is een misstel ling; Koelman schrijft daar ook over in zijn werkje. Het woord .opgang" in het Grieksch kan ook vertaald worden door „stap" of „trap" en nu zou een Diaken .door vlijtige uitvoering van zijn werk tot een hoogere tra,pi bevorderd worden. Het onderscheid tusschen .diakenen en ouderlin gen is echter niet in trap, maar in orde. Van het ambt ouderling wordt gezegd dat het een trefifelijk werk is, niet: een hooge re trap. Wordt een Diaken Ouderhng, dan wordt hij niet bevordert tot een hoogere trap in zgn eigen orde, maar hij verlaat .de een en verkrijgt de andere. De apostel Jacobus moest van „trappsn" in de „vergaderingen" ook niet veel hebben, want hij veroordeelt het sterk dat tot de voomaamsten gezegd werd: zit gij hier op een eejrlijke plaats en tot den arme: ,Sta gij daar, of: .zit hier onder mijn voetbank!" Alzoo ook niet in de Kercke Christi! Beiden, Ouderlingen en Diakenen hebben een schoon een treffelijk werk en het is groot, zich van God en de gemeente daar toe geroepen te weten. Maar ze hebben geen hoogere of lagere rangen; geen heer- schende, maar een dienende Macht. WAARNEMER. De Geref. Kerken in den tijd waren n.l. nimmer geheel vrij van Overheidsbemoeiing (Red.) Mr. J. E. W. DTJYS OVERLEDEN. Ouid-Kaimerlid en vrefde-nechter. In den ouderdom van 64 jaar is, naar het Vaderland" meldt, overleden mr. J. E. W. Duys, sedert kort vrede-rechter en ja renlang lid der Tweede Kamer, waarin hij ziteing had voor de S.D.A.P. Sinds 1938 was hij lid van de N.S.B. DUITSCH WEEKMAOHTBERICHT. AANVALSOPERATIES BEOOSTEN DEN DNJEPR MAKEN VORDERINGEN. Groote successen bij Lenlntgnaid,. Geslaagde aaiivall op Brltsch koixvooi. Gevecht m,et torpedio|a£ers. Hoofdkwartier van den Führer, 18 Sept. (D.N.B.) Het opperbevel van de weer- macht maakt bekend: In de Oekraïne maken de aanvalsopera- ties ten Oosten van den Dnjepr onwee'r- staanbaar vorderingen. In den strijd om de verdedigingswerken van Leningrad werden groote successen behaald. Onderdeden van één enkele divisie infanterie hebben allosn 119 kazematten bestormd. In het zeegebied van de Krim, voor het eiland Oesel, in het Ladogameer, aan de monding van de Wolchow en in de Witte Zee heeft de luchtmacht .drie transportsche pen, totaal metende 3000 B.R.T. tot zinken gebracht en zestien andere schepen èoo zwaar beschadigd, dat aangenomen kan worden, dat een groot deel van deze scheepsruimte verloren is gegaan Boven dien werden een torpedobootjager, twee duikbooten en vier motortorpedobooten der Sovjets vernietigd. Motortorpedobooten hebben voor .de En- gelsche kust een door torpedobootjagers en bewakingsvaartuigen krachtig beschermd Brltsch konvooi aangevallen en ondanks den krachtigen afweer vier vijandelijke koop- vaarders met een totalen inhoud van 25000 B.R.T. tot zinken gebracht. Na een ge slaagd gevecht met de Britsche torpedo bootjagers keerden" alle booten oriBê'scha- digd terug. Bij de Faroër-eilanden werd ei2n groot koopvaardijschip door vliegtuigen, welke uit gestuurd waren op gewapende verkenning der zee^ in scheervlucht zwaar beschadigd. Gevechtsvliegtuigen hebben in den aifge- loopen nacht havenwerken in Zuidoogst- Engeland gebombardeerd. Bij pogingen om gisteren de bezette gebieden'aan het Ka naal aan te valten, verloor de Britsche luchtmacht achttien vliegtuigen. Hiervan werd vijftien in luchtgevechten en drie door de luchtdoelartilerie neerge schoten. Drie eigen vliegtuigen worden vermist. Een gering aantal Britsche bommenwer pers heeft in den afgeloopen-nacht storings aanvallen op Zuidwest-Duitschland onder nomen. Van- het Sovjet-oorlogsfront luiden de berichten, dat de Duitsche troepen de overgang over de rivier de Dnjepr hebben geforceerd. Deze rivier welke vah één tot twee K.M. bireed is, vormde een natuurlijke verdedigingslinie. Zoowel aan de zeezijde als in de Dnjepr- bocht moet het de Duitschers zijn gelukt een brughoofd op te slaan, en zetten zij de strijd aan de overzijde voort. De streek waar zij nu komen is een groot industrie centra en de eerste verdedigingslijn wordt pas gevormd door de rivier de Donez, aan welks uiteinde de bekende plaats Charkow ligt. Behalve de bedreiging van dit nieuwe gedeelte, vraagt .de positie van de plaats Kie«r de aandaeht. Het schijnt dat sommige ste.^ den zeer versterkt zijn en zoo ook Kiew, want de Duitschers trekken geheel om de ze plaats. Bezien wij de kaart,'dan blijkt het dat het Sovjet legercorps, dat Kievsf tot nog toe verdedigt, of gedwongen wordt zich terug te trekken, of zich anders te la ten insluiten, zooals te O.dessa en Lenin grad. Het Duitsche Weermachtsbericht er kent dat het weer in de Sovjet-Unie voor al in het Zuiden, zeer regenachtig is, en de wegen haast niet begaanbaar zijn, zoo dat de troepen zeer belemmerd worden in hun operaties. De plaats Leningrad wordt meer en meer ingesloten. Van Duitsche zij.de wordt mede gedeeld, dat er op bepaalde plaatsen zeer verwoed gevochten wordt. Honderdduizen den soldaten, nemen aan beide zijden aan den strijd deel. Volgens het Londensche blad (de ^jTimes"

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1941 | | pagina 1