CHDWEEKEUADÖpGED.GD0nDSIA6vöÖRDlZUD-H0UcnZS V Victorie N.V. OitgeTersmaatschappü „EILANDEN-NIEDWS" De Kapanpcsche Vrouw. DDITSCHLAND STRIJDT VOORJÜROPA. Verschillende berichten STICHTELIJKE OVERDENKING 14e Jaargang ZATERDAG 13 SEPTEMBER 1941 No. 1276 Uit het Kijkvenster Duitschland wint voor Europa op alle fronten. WAARIN SEDERT 1 N O V EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD ONZE EILANDEN" 18^ JAARGANG UITGAVE VAN K1783 IIAnDEIVtllEUW Gevestigd te MjcbleUiaiiils Prins Hendrjksti. 122 C Giro 167930 i Footboz 8 n TeL 17. BPcaotoor voor Zeeland: St. iUaarteDsdgk Markt, Telet 69- Abonnementsprijs 93 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling. Versohtint lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzondermke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per Jaar. Advertentie-prijs 20 cent per regel. Reclames 40 cent Hoofdredacteur TH. DE WAAL MTODEIJIARNIS C 122. (Matth. 15 22—28.) 11. O vrouw, groot is uw geloof. Zij ds eene eerstelinge van de groote schare uit liet heidendom toegebracht en zal den naam van Sions kind dragsn. ^Het goud komt hier uit het louteringsvuur en de werk- meester beschouwt het met groot welgeval len. In deze Kananeesche is' de Heere Chris tus verheerlijkt op gansch bijzondere wijze. Zij heeft maar weinig van Hem gehoord en lis toch eene geloovige van den eersten rang. De genade Gods is immer verbazing wekkend. Zij gaat uit boven alle begrip des menschen. Jezus prijst haar geloof. Waarom zou Hij dat doen? V/jare het niet beter, dat Hij haar had gewezen op Zijn genade en het werk des Geestes? Neen. Hij achtte het wijzer haar aldus toe te spreken: O vrouw,, groot is uw geloof. Nergens dieper wordt Gods kind door- vernederd, aan den grond gebracht, dan door den lof des geloof s. Im mers, het geloof prijst nooit zichzelf, maar steeds den bewerker. Het roemt Christus en verheft Gods lof. Door den roem des gelootfs, dien Christus haar brengt, kan zij slechts te dieper buigen aan de planten Zijner voeten. Hij zeide niet: groot is de liefde voor uw kind, maar: groot )s uw geloof. In den lof op haar ge loof prijst Hij het werk des Geestes. Ge loof kiemt zich vast aan Christus, aan Gods trouw en onveranderlijke, genade in de duisternis yan den nacht. Het verjicht de ziel in donkere dagen en nachten zwart van duisternis, omdat het een vonk des hemels is. Het versterkt de ziel als zij dreigt te bezwijmen, omdat het Gods sterk te aangrijpt.Indien gij gelooft, gij zult de heerlijkheid Gods zien... maar indien gij niet gelooft gij zult niet bevestigd wor den. Al fronst Christus Zijn aangezicht, zoo ziet toch het gelooif de liefde van Zijn hart en het waagt Zijne afwija3nde hand te grij pen en te kussen. Zoo ik niet had geloofd, dat ik in dit leven het goede des Heeren zoude zien, ik ware vergaan. Het geloof legt beslag op Christus en doet dit het beste zonder hulp. Wij willen zoo dikwijls het geloof ondersteunen. Gij kunt even goed een last opleggen dan het geloof helpen. Het geloof is een wonder bare zaak, het heeft geen verdiensten en legt beslag op die van een ander; het heeft geen licht en baadt zich in de zon. Het heeift geen kracht en teert op die van een ander. Het geloof is de onbeschaamde bede. laar, die rijk is en toch volhoudt niet met al te bezitten in ziclizelf Zie, daar komt het geloof aan een bree- den diepen stroom. De rede zoekt en zoekt of er' toch niet een plek is te vinden, waar men de vv^ateren doorwaden kan. Ver geefs. Dan zegt het: labsn we een brug bouwen en er over loopen, want anders wordt het verdrinken. Of wel het zegt; waarom naar de overzijde, aan dezen kant is er genoeg te zien en te beleven. Als het dan toch moet, laten we een boot huren en wachten tot de wind is gaan liggen, want anders slaat onze boot om en zouden wg nog verdrinken. Het geloof hoort al de ze redeneeringen met ongeduld aan. Opont. houd! Daar neemt het geloof het verstand gevangen en de begeerten des vleesches en springt zoomaar in den stroom zonder te overleggen oif het wel kan zwemmen. En zoo bereikt het den overkant zonder een brug te bouwen of eén boot te huren. In den stroom is het geloof bovenal in zijn element, omdat het daar het meest eigen aard kan openbaren. Toch roemt het geloof niet op eigen kun nen, maar prijst de macht Gods. Het vleesch met zijn bruggen en booten is de ballast des geloofs. Daar zucht het onder en vrtl het van worden bevrijd. Maar zuch ten en steunen zijn noch brug, noch boot, al dienen zij zich daarvoor aan. Het geloof kan geen hulp van het vleesch aanvaarden. Geloof is zeer beminnelijk voor Christus. Hij kende, ook hare liefde, ijver en ootmoed. Deze allen zijn werkzaam in het geloof. Want het geloof zonder de liefde is geen waarachtig geloof. De Heere Jezus kan het geloof uitvinden in den wortel en in de rij ke vrucht. Hij is toch zoowel de overste leidsman ais de voleinder des geloofs. In Hem heeft het geloof zijn hoogste tri- umphen gevierd. Als de donkerheid van Golgotha Hem tot stikkens toe benauwt in den rookdamp van Gods toorn roept Hij nog in hèt geloof: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? Hij is de voleindiger des geloofs. Bij Hem heeft het geloof zijn hoogsten trap bereikt, gelijk Hij het ook in Zijnen tot zijne volheid doet op wassen en doet overgaan in aanschouwen hierboven. Het geloof omhelst Christus, prijst en verheerlijkt Hem, zoodat de Ko ning wordt gebonden door de koorde des geloofs, omstrengeld met de koorde der eeuwige liefde Gods in Christus. Het geloof is de aangewes3n weg Gods tot zaligheid., Zonder geloof kan niemand Gode behagen en zonder werken is het dood. Hierin is de wil Gods, dait gij zoudt ge'ooven in Hem, dien de Vader gezonden heeft. Het woord van Christus tot de vermoeide en afgetobde vrouw was een vertroostend woord. Zou de blik Zijner oogen, de uit drukking van Zijn gelaat, niet veranderd zijn voo> de vrouw, toen Zijn lippen zich op3nden om dit woord van blijden' troost te spreken? De oogen der vrouw werden zeker met tranen gevuld, haar hart zwol en kon de indalende liefde nauwelijks be vatten. Ze was niet langer zonder troost en de hope ontving nieuwe kracht. De ge weldige spanning in hare ziel houdt op; er komt ontspanning en nieuwe span ning treedt in over zooveel goederti-eren- heid. Verwondering komt in hare ziel en het is als ademt zij in een andere atmos- pheer. De deur gaat open, waar zij zoo on vermoeid en aanhoudend den klopper des gebeds op had laten neervallen. De deur is open. Zij mag inblikken in Zijn liefdevol hart en alles van Hem verwachten. Een open deur en esn open hart. Kent gij, lezer, deze open deur na zoo veel angstig klagen ^n geloovig vragen Gods vriendelijk aangezicht heeeft vroo- lijkheid en lichtGa verder, want an ders zou een geveinsde het ook op de lip pen nementsn troost verspreid in smarten. Zoo volgt er toch? En zóó is het toch ook alléén maar waar voor het hart. Hij verbindt gebrokenen van harten en geneest ze in hunne smarta».vH^' leidt tot de haven hunner begeerte. Het is een prijzend woord. Nog hooit was ze zóó geprezen in-haar leven en nog nooit zoo diep beschaamd. Hier is de klankbodem voor Jezus' stem hemelsch metaal. De lof van Jehovah weerkaatst op dezen metalen bodem en keert terug tot den lofzeggenden Jezus. Niet ons, o Heere, maar Uwen naam geef eere, om Uwer goedertierenheid en om Uwer waarheid wil. Hij zegt niet: groot is uwe zonde of uw misbaar, maar. uw geloof. In het ware geloof is zelfverzaking en afzien van alle eigen verdienste. Een ja aan de genade is tegelijk een neen aan eigen ik en eer. Rechte zelfverloochening is geen genade loochening, maar zich op den Heere ver laten. Vertrouwen op het schepsel maakt beschaamd, maar steunen op den Heere kan nooit schade berokkenen. Die op den Heere vertrouwen zijn als de t)erg Sion, die niet wankelt in der eeuwigheid. Alle schep-, selen zijn voor het geloof schepen zonder bodem, ledig en zwak. Zoo wordt de vrouw geprezen om haar geloof, ja, haar wordt gezegd: vrouw, groot is uw geloof. Laten wij enkele gedachten ontvrikkelen over den aard en de openbaring van „groot geloof.'' Het eerste, wat ons opvalt, is zeker ,dit: het wordt gevonden, waar men het allerminst zou verwachten. Het is als hooren wij in onze ooren klinken den vloek van Noach over zijn zoon Cham: vervloekt zij Cham, een knecht der knechten zij hij zijnen broederen. Zoo had hier de Kana neesche alles tegen! Hoe kon op- zulk een schrale bodem bij zoo'n koude wind, zulk een volle aar groeien en rijpen? Gij ver wacht groot geloof waar jaren het Woord is gebracht, waar alles meewerkt om. het gewas des geloofs tot groei en bloei te brengen en het wordt niet gevonden. Een schrale oogst met dunne halmen en niet weinige aren gevuld met brandkoren bedekken de velden der gemeenten. En da,ë,r, temidden van een wildernis, vindt ge een volle aar, een buigende halm, vol van de goedertierenheden des Heeren. Een wor stelaar, een pleiter voor den troon. Groot geloof wordt gevonden waar het niet werd verwacht. Groot geloof snoeft niet, maar worstelt voort en kan niet loslaten. Ook praat het niet veel, maar elk woord is een zaak. Hoewel groot geloof voortdurend als op de vingers wordt geslagen, kan het toch niet aiflaten van vasthouden. Ja, klemt zich te vaster aan het voorwerp zijns vertrou- wens. Daarom ziet het licht in de dikste duisternis. Als de Heere toch zegt: het is niet betamelijk, wie zou het dan nog wagen zijn mond open te doen om een verzoek in te dienen en toe te lichten bowsndien? Groot geloof waagt het. Zij pleitte alsof zij een belofte ^,had gehad inplaats van eene afwijzing. Daarom is terecht opgemerkt, dat groot geloof den oogst binnenhaalt midden in den winter en op hooge plaat sen rivieren ontdekt Dit groot geloof, of liever het geloof, dat zich in zijn kracht openbaart kan gevonden worden in eiken stand van het leven," onder allerlei om standigheden. Volhouden en vasthouden te midden van storm en onweder, terwijl alles onmogelijk schijnt. Heere^ ik kan het U niet gewonnian geven, ik kan U niet los laten. Gij moet mij schragen, helpen en dragen. Gij zijt toch God. Wijs mij niet aif in toorn, klaagt een ander;; help mij eer ik sterf, zuchtte een derde. Slot volgt. B. Ds. K. Nog eens: id© Hierk in 't midden Weinig kerkelijk begilp voert tot excessen Over Ouderllnigen en Di akenen Ge«n baantje xaptrnx een ambt. Verleden week had ik het over ,de kerk in 't midden," en wees er op, dat de Kerk (maar dan met een hoofdletter!) wat meer in 't midden onzer belangstelling diende te staan. En ik voegde er bij, dat men van het kerkrecht in het algemeen, wat meer diende te weten! Helaas is dat niet het geval; niet alleen bij de „leeken" maar veelal zelfs niet bij de raden van de kerk, waarom we zoo zachtjes aan in een ver waterde en afgezakte toestand zijn geraakt. Neem het b.v. eens op het punt van de toepassing der kerkelijke tucht, waaraan ieder lid bij openbare belijdenis beloofd heeft zich. te zullen onderwerpen: de toe- .passlng er van wordt door vele opzieners Bchroirxelijk •'i-Dy.vtts.rlöosd en de leden we- t3n ten n.aaste niet, wat de kerkelijke tucht Inhoudt. Kerkelijk Nederland, sommige groepen niet te nö. gesproken, leven daar zoo maar heen, de bestraffende man in de poort ontbreekt, daarom wordt het in ons kerkelijk leven „snellen afloop als der wa teren." ,De Dordtsche Synode 1618-19 heeft in tientallen zittingen een goede ordening tot heil van de Keroke Christi vastgelegd en van dit punt gezegd, dat de 03nsure en kerketucht met strengheid en vlijtig naar Gods Woor;d en kerkelijke regelen geoefend moest worden.'' De noodzaak zag men er scherp van in, met klem werd op de nale ving aangestuurd. Daar is uit dien tijd een oud geschriftje van Lodewijck Gerardt van Renesse, Pre dikant ende Professor der H. Theologie tot Breda, dat tot titel draagt „Van het Re- geer-Ouderlingschap," in 1659 gedrukt en geapprobeert door Voetius, Essenius en Ne- thenius. Hij wijst daarin op de noodzake lijkheid, dat de ambtsdragers goed zouden onderlegd zijn, hoe zij de gemeente Gods wèl zouden kunnen regeeren. Ouderlingen, zoo zegt hij, moeten niet .zijn ,,een deel weet-nietjens, ja-broers ende Amen-zeg- gers." De predikanten moeten veel met hun ouderlingen omgaan, teneinde hen ,te on derrichten" en het noodige dat geweten moet worden, om de kudde te weiden, er bij hen „in te stampen." Van Renesse durfde aan de toenmalige ouderlingen snedige en openhartige opmer- kingan' maken. Onomwonden, vertelt hij in zijn boekske, dat ,de ervaring hem heeft geleerd, dat sommige menschen, die tot - ouderling worden geroepen „ende dat ampt bekleeden, 't selve oifte niet grondich en verstaen ofte niet en beleven na synen weerde; jae, difc veel tijds de Ouderlingen niet ghenoechsaem en begrijpen, de heer- lijckheit van die naem, ende van het ampt daaronder begrepen." Verder moesten de ouderlingen ,,op de Consistoriën geen stom. me pftsonagien sijn, sonder raet ofte daet te geven.'' Zij moesten er vooral hun werk van maken^ om „de ghemeyne Formulieren, Kercken-ordnen, ende Kerckelijk,e schriften te doorgronden" anders zouden zij niet „konnen vast -maken uit Gods Woord ofte anderszins, dat haar ampt een Goddelick beroep sy, maer op de minste tegenwerpln- ge verstelt staen." e Zoo wordt ook, door een niet juist ker kelijk begrip, de Kerk veel beschouwd als een soort religieuze-vereeniging, terwijl het toch is naar art. 27 onzer Geloofsbelijdenis „een heilige vergadering der ware Christ- geloovigen." Onze vaderen wisten wat ze in de belij denis vastlegden: ze .zagen de Kerk als een organisme, als één geheel, in. en uit wendig, als de gemeente des Heer'en, als de Kerk van God. Wij zijn het, die de separatie maken, de Kerk in groepen deelen, wat tenslotte lel den moet tot excessen. Daarom is het zoo noodig dat we niet alleen blijven bij de zuiverheid van de leer, maar ook de „ker- kelijcke regelen" in acht nemen. Al schrijvende ben ik nu op het terrein geraakt van de ambts-dragers. Want die zijn het, die naar het formulier „wél moe ten regeeren." God bewaard Zijn Kerk, (naar genoemd art. 27,) en roept sommigen om voor Hem gezantisnwerk te doen. Hij verwaardigt daartoe, naar Calvijn in zijn Institutie zegt, ,,een of ander menschje, opgedoken uit het stof." 't Zijn inderdaad vaak maar heel gewone menschen, de ambtsdragers. Een dominé, ook zoo'n menschje" zooals Calvijn be doelt, ja, di^ heeft tenminste nog een paar letters gegeten, maar de meeste ambts dragers zijn eenvoudige ongeletterde luld- jes. Maar vergeet -niet, dat zij gezanten zijn van Christus'-wege." Daar hebben we het kardinale punt. AI is de een 's-mor- gens nog als de melkboer bij U aan de .deur geweest en de ander als kruidenier, wan neer zij b.v. 's-avonds bij U op huisbezoek komen, komen zij als dienstknechten Gods. Het geklank des Konings is bij hen. Dat wordt door vele gemeentelieden zoo slecht begrepen. Met minachting hoort men soms over ze oordeelen. terwijl het formulier van bevestiging ons zegt: „aan de andere zijde, geliefde Christenen, ontvangt deze mannen als dienstknechten Gods." Welke mannen de Koning der Kerk tot Zijn ge zanten kiest, al zijn .ze nog zoo eenvoudig, is niet onze zaak. Zij zijn wettig van Gods gemeente (ouderlingen zoowel als diake nen) en mitsdien van God Zelf, tot hun heiligen dienst geroepen. Ambtsdrager zijn is niet het hebben van een „baantje" in de kerk, maar van een ambt in de Kerk. Zij rnoeten bij de huizen gaan en leeren. Daarom schrijft Koelman in zijn werk ,,het ambt^ende plichten .der ouderlingen en diakenen" dat zij goed in de Waarheid moeten thuis zijn. Laten ze, .zoo schrijft hij, bijvoorbeeld de catechismusver klaring van Fransciscus Ridderus of een andere trouw lezen. En de Formulieren van Eenigheid en de Kerkenordening (minstsns ééns per paar) en de acta en de postacta van de groote Dordtsche Synode. Hij zegt ook, .dat zij zich moeten oefenen in zonder linge gevallen van Consciëntie (moeilijke situaties.) De zooeven aangehaalde Van Renesse wil, dat zij in de kerkelijke geschriften achter in ons Kerkboek doorkropen zijn: de drie belijdenisgeschrifbsn en onze koste lijke iformulieren en formuliergebeden. Als de ambtsdragers die niet kennen, zoo vraagt hij „hoe kunnen zij met een blanck ghemoedt op de vragen, die men van de predikstoel voorhoudt Amen seggen? Wat vrugt is van sulcke mannen te verwach ten?" Van een ambtsdi-ager wordt niet ge- ëischt, dat hij een wetenschappelijk man zij, maar wel moet hij kennen de „gemeyne schriften, waar wij leeren spreken met de geheele Kerke en door de geheele werelt, waarin wordt gevonden het rechte gevoe len in alle de voornaamste leerstucken." (Renesse II, 75.) Bovisnal is noodig, het Woord Gods te leeren hanteeren als het zwaard des Heili gen Geestes. Koelman schrijft ,,tot opwec- kinge," lees en herlees gestadig, ook met Annotatiën, den Bijbel, het Woordt van de levendige Godt, opdat het Woord Christi rijckelijk in U woone, en ghy machtig moogt zijn in de schriften, gelijk Apollos Aquila en Prlscilla." Ziedaar, een en ander over de ambtsdra gers. Het rechte begrip, hoe wij hen, naar het Woord Gods hebban hoog te achten en te eeren om huns werks wille, is helaas zoo ver aoek. 't Is een uitgebreide stof, ik kom er nog eens op terug. WAARNEMER. PROCES TEGEN COmMUNISTISCHE FUNCTIONARISSEN. 's-GRAVENHAGE, 10 Se^pt. Op het oogenblik wordt voor het Duitsche Oberge- richt te 's-Gravenhage een proces gevoerd tegen 22 leidende ifünctlonarissen van de il. legale C.P.N. (Communistische 'Partij Ne derland). Allen zijn aangeklaagd wegens hoogverraad. Zij hebben o.a. in Februari en Maart van dit jaar aangespoord tot een al- gemosne staking. Aangezien alle strafbare handelingen zijn gepleegd vóór 22 Juni 1941, dus vóór het tijdsti-p, waarop het Duitsche Rijk in oorlog is met de Sovjet-Unie, worden zij niet be schouwd als begunstiging van den vijand en wordt het proces niet gevoerd voor de mi litaire rechtbank. BUITSCH WEEBMACHTBERICHT. GUNSTIG VERLOOP VAN OPERATIES IN HET OOSTEN. Schip vernietigd in Golf vian Suez. Uit het Hoofdkwartier van den Führer, 11 Sept. (D.N.B.) Het opperbevel van de weermacht maakt bekend:. In het Oosten blijven de aanvalsoperaties met succes verloopen. In Noord-Afrilsa hebben Duitsche ge vechtsvliegtuigen gisteren bommen laten vallen op opslagplaatsen van vijandelijke voorraden bij Tobroek en Mersa Matroe, autocolonnes uiteengejaagd en spoorweg emplacementen in Noord.Egypte vernield. In de Golf van Suez vernietigde het lucht wapen in den nacht van 9 op 10 dezer een koopvaarder van 6000 ton. Bij luchtgevech. ten aan de kust van No.ord.Afrika verloor de vijand Dinsdag 5 jagers. Boven Duitsch gebied heeft de vijand overdag noch des nachts militaire acties uitgevoerd. DISTRIBUTIE VAN VASTE BRANDSTOFFEN. De secretaris-generaal van handel, nij" verheid en scheepvaart maakt .bekend, dat gedurende het tijdvak van 10 September 1941 tot en met 30 April 1942 de met de woorden, ,,een eenheid eerste periode," „een asnheid tweede periode", „een eenheid derde periode" en ,,een eenheid vierde peri. ode" gemerkte bonnen van de periode bon nenstellen voor vaste brandstoffen, recht geven op het koopen van een eenheid vaste brandstoffen, met uitzondering van tfa- brieksturf. Deze periode-bonstellen zijn uitgereikt aan de verbruikers in de groepen b c en d, alsmede aan particuliere verbruikers, die een extra toewijzing verkregen hebben voor verwarming van ruimten voor bijzondere doeleinden als kantoren, winkels enz., voor zoover de hun toegewezen hoeveelheden ten minste 12 eenhedan bedragen. MINNEND PAARTJE KREEG PAK SLAAG. Dorpsma^ver. ROTTERDAM, 10 Sept. Dat een Som. meisdijker jongeman zich mocht verheu- gtsn in ,de gunst van een Dirkslandsche sciioone was naar de meening van enkele jeugdige dorpsgenooten van het meisje een feit dat om vergelding riep. Toen het twee tal dan ook op een donkeren avond einde Maart, huiswaarts was gefietst en men bij een wegkruising afscheid nam doemden plotseling uit het duister enkele gestalten op, die informeerden „wie die twee waren." Een paar seconden later was het meeren- deel ,der aanwezige jongemannen tot een kluwen van vechtenden gecombineerd, had het meisje reeds eenige klappen opgeloopen en klonken er hulpkreten in de duisternis. Gelukkig arriveerden kort daarop andere personen, die aan het gevecht een einde maakten. Drie Dirkslanders, van wde vast stond, dat ze zich tegen den Sommelsdijker ge keerd hadden, verschenen voor de strafka mer van de rechtbank. Bij de behandeling bleek, dat ,de aan vallende partij dien avond meer had ge dronken dan voor oan vredige verstand houding met de rest van de wereld goed was. Mr. Hoeffelman, de officier, meende, dat iedere Nederlander 's avonds ongehin derd naar huis moet kunnten terugkeeren. Een aanval als deze met èen overmacht is bovendien uiterst laf. In dit geval achtte spK. een vrijheidsstraf gemotiveerd en de eisch luidde, twee weken gevangenlsstratf. (N.v.d.D.>,

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1941 | | pagina 1