CHQWEEKBIADopGED.GR()nD51A6vöÖQDlZUID-H0aEnZEClJ^^
V Victorie
N.V. Uitgeversmaatschapoü „EILANDEN-NIEDWS"
Buitenland
STICHTELIJKE
OVERDENKING
De Kananeesche Vrouw.
14e Jaargang
ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1941
No 1270
Uit het
Kijkvenster
Duitschland strijdt voor
Europa
Duitschland wint
voor Europa op
alle fronten.
WAARI N SEDERT 1 N O V EM B ER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" - 18e JAARGANG
UITGAVE VAN
K. 1783
Gevestigd te Middelhanris i Prins HendriJcstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17.
Abonnementsprijs 93 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling-.
Versohtint lederen Woensdag: en Zaterdag- 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar.
K 1783
Bykantoor voor Zeeland: St. Maartensdijk Markt, Telef. S9.
Advertentie-prijs 20 cent per regel. Reclames 40 cent
Hoofdredacteur
TH. DE WAAL -«- MIDDEUÏARNIS C 122.
8.
(Matth. 15 22—28.)
De hondekens liebben hun eigen m,inder-
soortig brood, hondenbrood. Zij ontvangen
vele natuurlijke gaven, maar hartverande-
rende genade is niet hun deel. I5e ware
kinderen ontvangen het brood des levens
en eti3n het verborgen manna. De genade
maakt onderscheid naar het ondoorgronde
lijke welbehagen Gods. Wie zal tot Hem
zeggen: Wat doet Gij?
Toch is hier geen volsti-ekte afwijzing.
Laat eerst de kinderen verzadigd worden.
Zoo handelden ook nog de apostelen nd
Pinksteren. Eerst gingen zij tot de Joden
en dan pas tot de heidenen. Hier eert Jezus
de inzettingen Zijns Vaders. Hij dóet en laat
wat Hem wordt voorgeschreven. Hij houdt
haar hare onwaardigheid voor om haar
diep te vernederen. Zoo handelt Hij trou
wens nog met den ontdekten zondaar. En
in de voortgaande ontdekking is het niet
anders. Het Evangelie houdt Hij Verborgen
en de Heilige Geest drukt het stempel on
zer onwaardigheid, ja verachtelijkheid, diep
in onze ziel. Weet gij wat het zegt een van
God gebrandmerkte zondaar te zijn? Hoe
diep insnijdend kan Zijn Woord zijn om ons
als vaneen te rijten, opdat -wij genadeals
genade zullen ontvangian,! Zoo gaat het hier
ook bij de Kananeesche. Zij is het met den
Heere Jezus volkomen eens, dat zij geen
rechten of waardigheden heeft. De Heere
vindt den mensch altijd als overtreder, wan
neer Hij hem roept. Wij lezen: Ik riep
Abraham, toen hij nog alleen was. Ik vond
Israël als druiven in de woestijn. Het wa
ren wilde druiven gebleven, zoo de Heere
ze niet in Zijn korf had gelegd. Wie zijn
zij? Hoort, wat de Heere zegt van Israël,
dat Hij verkoor tot Zijn eigendom. Alzoo
zegt de Heere, uwe handelingen en uwe ge
boorten zijn uit het land der Kanaanieten;
uw vader was een Amoriet en uw moeder
een Hethitische. En wanneer de Israëliet
de eerstelingen zijner vruchten den Heere
bracht, moest hij zeggen: Mijn vader was
een verdorven Syriër en hij toog af naar
Egypte en verkeerde aldaar.
Zoo vernedert Christus deze vrouw, op
dat haar wil -volkomen gebogen worde on
der Gods wil. Zij zal gelooven op hope
tegen hope. Zij zal vasthouden tot het
uiterste en de zege behalen. Want Jezus
is een vluchteling ,die gaarne een vervol
ger heeft. Ik laat U niet los, tenzij gij mij
zegent. Deze woorden van vader Jacob zal
zij wel hebben gekend, maar de genade
leerde haar de practijk dier uitspraak be
oefenen.
Jezus beproeft haar of zij door smaad-
heden van Hem kan afgetrokken worden.
Wat, zoo vliegt er een op, moet ik dan za
lig worden als een zondaar, een drinker, ot
nog erger? Ja zeker, en als gij niet de
minste der minsten, de onwaardigste der
onwaardigen, de voornaamste der zonda
ren wordt, zoo zult gij ondanks uwe deug
den als blinkende zonö3n in het Koninkrijk
Gods geenszins ingaan. Zeg van mij wat
gij wilt, ik ben nog slechter en erger, al
was ik door Gods goedheid braaf. Als het
gebod komt, wordt de zonde levend
doch ik ben gestorven. Reken verdienste en
bevatting van eenig goed in uzelve slechts
als de onreinheid van een hond. Acht ge,
dat -vrij uw deugd te laag taxeeren? Het is
de taxatie van Gods Woord. Juist de ver
heffing op uw deugd is uwe zonde, maakt u
walgelijk voor God. Maar nu mag de Kana
neesche niet slechts aanvaarden wat haar
wordt voorgehouden, over hare onwaardig
heid, dat .zi)' stond buiten het verbond en
een hondeke was-----zij had, wat menig
een niet heeft, levend geloof. Zö was noch
tans een hondeke van Christus. Zij is toch
bij de tafel dor kinderen? Hij hadXijn won-
dermacht getoond. Hij was gekomen met
Zijne discii-sign naar die land,pal.3n, waar
zij woonde.
Wij gaan een ernstige vraag met u be
spreken.
Deze vraag: welke plaats moet het besef
van zonde en onwaardigheid innemen bij
het komen tot Christus als Borg en Midde
laar
Harde waarheden zullen wij nu moeten
uitspreken, die geen instemming zullen vin.
den, tenzij wij door overredende genade
verstaan, hoe hèt met ons weerbarstig hart
is gesteld. Daar is het^niet durven vluchten
tot Christus, vanwege onze onwaardigheid.
W?at is dan het geval? Moeten wij waar
digheid bezitten om tot Hem te vluchten?
Imn^ers neen, want de genade is zonder
geld en zonder prijs. De genade is genade.
Geboren in het werkverbond als wij zijn,
willen we iets wezen, iets doen, iets heb-
Ben. Het bezwaar zit niét hier, dat wij te
slecht zijn, maar te braaf om geholpen te
worden door Immanuël. Deze vrouw laat
zich op Christus neerzinken, wat er dan
van komt, dat komt er van. Niet durven
vluchten tot Christus is een vorm van, hoog
moedige nederigheid. Daarin Is de hoovaar-
dij van ons hart. Niet goed genoeg te zijn
voor Christus en Zijn ifijn goud be-«rijst dat
wij den aard van Christus niet kennen,
noch de beteekenis der verzoening. Het
zijn zware lessAi, die geleerd moeten wor-
dan door de bediening van den Geest, want
toestemming des verstands doet ons geen
voet verzett3n in de richting der genade.
Zie, al wildet gij Christus koopen, de Vader
■wil Hem niet verkoopen maar alleen geven
als een vrij geschenk. De dichter zingt:
neemt Zijn gena ootmoedig aan; laat Mas
sa, laat Meriba u ten afschrik wezen. Zie
eens hier. Zaligmakende vernedering drijft
ons uit het nest onzer eigengerechtigheid
omdat zij gepaard gaat met honger naar de
gerechtigheid. „Opdat gij het gedachtig zijt
en u schaamt en niet meer uwen mond
o^eri doet vanwege uw schande." Dan heeft
Christus onzen nek onder Zijn bijl. Hier
staat dus op den voorgrond het niet wil
len gelooven. Het. niet willen loslaten van
alle verdienste en eisch van verdienste.
Maar, zegt ge, wordt het nu niet te ge
makkelijk? Ga maar tot Jezus. O neen,,
hier is zelfs voor onze eigengerechtigde
natuur een onmogelijke gang. Tot dien
stap komen 'wij nooit, tenzij de gerech
tigheid Gods ons heeft overreed, dat zij
ons volkomen moet verdoemen, dat wij
niets, maar dan ook niets, bezitten om
Gode het rantsoen te betalen. Juist dan
kan Jezus ons worden geopenbaard in Zijne
algenoegzaamheid, gewilligheid en dierbaar,
held. Zulk een Middelaar betaamt ons. Die
Jezus kan mij alleen zalig maken als Hij
voor mij intreedt bij disn Vader. Denk dus
niet, dat wij hier een weg leggen tot Chris,
tus voor den naamchristen, die zoo kan
gelooven, maar nimmer zijne verlorenheid
leerde kennen. Wee den huichelaren, den
menschen, die roemen van den Zaligmaker
en nooit zondaren werden voor God. Neen,
ieder die tot Christus komt door het ge
loof, komt daar met het koord om den
hals, veroordeeld door den rechter van he
mel en aarde. Zeker, er zijn nog andere
zijden aan de waarheid, doch heden moet
dit punt onze bijzondere opmerkzaamheid
hebben. Ons ongeloovig hart kan afhouden
van ösn Zaligmaker, de duivel kan ons aan
drijven tot onbegonnen -werk om ons straks
te bespotten, dat wij er toch nooit komen.
Toch zal dat alles nog nog moeten mede
werken ten goede, in dezen zin, dat de
Heilige Geest beslag op ons hart legt om
den grond onzer ziel te ontdekken en ons
als een vijand van genade daar te stellen
in eigen bestaan. Zoo overreedt Hij ons
va,n het diepe bederf onzer natuur. Hoe
zouden wij anders leeren kennen al de ge
heimzinnige wendingen van het liegend en
bedriegend ongeloof? In ongeloof vertel
len wij leugens van onszelf, als wij niet
durven liegen van de waardij van het ziel-
verlosösnd rantsoen van het bloed van
Christus. Verdoemeiijk ongeloof, het houdt
God verdacht in Zijn liefde, trouw en
macht, terwijl het den schijn aanneemt, als
eerde het God en veroordeelde het zichzel-
ven. Ontdekkend licht alleen leert ons de
waarheid van dit alles verstaan, zoodat wij
worden als een uitgebrande haard, als een
verbrijzelde potscherf. Juist vx)or zielen, die
waarlijk de genegenheid der oneindige
barmhartigheid bekennen is er hoop op be
houdenis. Zalig, als -wij hooge ruime bevat
tingen der ziel hebben van de waardij,
waardigheid en kracht van het dierbaar
bloed d-es Lams. Indien ik grondig geloof
wat vrije genade doen kan, geloof ik óók,
wat vrije genade doen wil. Dan komt er
ook overgevenheid aan den genade vorst;
uitgangen der ziel naar Hem worden ge
boren; neerzinken aan Zijn voeten zal ze
ker volgen. Ongetwijfeld moet nog eene
andere zijde der waarheid worden geleerd.
De noodiging van Christus: komt allen tot
Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal
u ruste geven, gevolgd door de overgave
het gaan in genegenheid der ziel is
nog niet de vereeniging. Want straks moet
men leeren toch niet tot Hem te zijn geko
men, met Hem niet te zijn vereenigd, hoe
sterk de uitgangen der ziel ook mochten
zijn. Heden staan wij daarbij niet stil.
Maar wij moeten wel weten, dat de zon
de geen beletsel is onder aanvaarding
van het oordeel, dat zij verdient bij het
licht van Gods Majesteit om den Zalig
maker te ontmoeten. De overmacht der
zonde kan afhouden van Hem, maar ver
geet niet, dat zij niet tot portier is aan
gesteld om de wacht te houden aan de deur
van Christus' huis van vrije genade, want
barmhartigheid bewaart de sleutels. De
.zonde kan en moet benauwen, maar zij
heeft geen recht om een oordeel uit te spre.
ken of te weerspreken den rijkdom van
Christus' verdiensten. Is het dan niet waar,
hetgeen u onwaardig en leelijk maakt en
ongeschikt om zalig te worden, dat maakt
juist Christus heerlijk en aantrekkelijk.
Luister verder. De evangelische beproe
vingen en verzoekii^en strekken tot een
genadig doel. Rutherford heeft naar waar
heid geschreven: De hemel wordt gestem
peld op de hei der heiligen, het leven wordt
geschreven op hunnen dood. Dan wordt het
Christus in ons zoekende naar Christus,
dat zijn boden des "hemels, die vooruit ge
zonden worden om het logies van den Vorst
die al op reis is ons te bezoeken, te bereiden,
en te versieren. De hartinwinnende gefiade.
trekt ons buiten onszelven naar Christus
heen. Dat zien wij ook bij de Kananeesche.
Wordt vervolgd.
B. Ds. K.
i
Het krijgten van telteten Gods-
werik of satanswerk? Bijbeltek
sten in het zaktooekje De bqna^
Christen.
Verleden week hebben wij met nadruk
stilgestaan, dat sommige menschen in de
zen bewogen tijd é.1 te veel waarde hech
ten aan droomen.
Daar is ook nog eea ander gevaar waar
aan velen mank gaai^, n.l. het zoogenaamd
veelvuldig krijgen vaii teksten. Houdt men
de droom voor" een ojenbaring wanneer
men een voorkomende waarheid krijgt, doet
m.en_dat niet veel-rriinfler. Vooral-ten op
zichte van het wereldgebeuren, de uitkomst
van den oorlog enz. wordt er op deze wijze
onder de christenen veel geprofeteerd.
Opmerkelijk is daarbij, dat door de een
die waarheid en door e>3n ander weer een
geheel andere waarheid naar voren wordt
gebracht, teksten, die met elkander niet
het minste verband houden, ja, soms gCr
heel met elkaar in strijd zijn. Terwijl het
toch een- en-dezelfde Geest is, die alles in
allen werkt!
Mij komen dergelijke „waarheden" alles
zins twijfelachtig voor. Is het dan niet mo
gelijk vraagt ge, dat God zich omtrent toe
komende dingen openbaart door het Schrif.
tuurlijke Woord? Ja zeker! We zeiden toch
in ons vorig venster, we hebben het ge
openbaarde Woord, dat zeer vast is en om
trent het toekomende js in de H. Schrift
alles te -vinden.
Wanneer men echter iets kent van de
Majesteit Gods en de verhevenheid der
Heilige Schrift, zal men niet zoo maar
links en rechts Iets uit dat Woord nemen,
om daarmee te willen aangeven wat
na dezen geschieden zal. Bij de om
keering van Sodom en Gomorra, zei de
Heere: „Zou ik voor Abraham verbergen
wat Ik doe En Abraham is eenvriend
Gods genaamd geweest, iemand die dus in
zeer nauw contact stond met den Heefe,
die als Henoch wandelde met God. Men
mag zich eerst wel eens nauw toetsen of
men ook zulk een „vriend" is, eer men op
„een opsnbaring"' rekenen mag. In de
godsdienstige wereld en vooral in span
nende, zenuwachtige tijden - wordt er al te
vaak te hooi en te gras met bijbeltek
sten omgesprongen, die dan, wanneer de
zegsman iemand van naam is, worden rond-
gebazuind en zéker in vervulling zullen
treden. Ze krijgen daardoor een bepaald
j,goddelijk" stempel. Het is daarom, dat we
ook daarop de klemtoon nog eens willen,
leggen.
De vraag kan mogelijk naar voren ko
men, indien dan dergelijke waarheden niet
Gods werk zijn, heeft de satan er dan de
hand in Dat zouden we niet gaarne durven
bewensn, al verandert satan zich wel als
een engel des lichts, naar 2 Gor. 11 14 en
trad hij zelfs den Heiland tegen met het
Woord Gods op de lippen.
Te veel wordt vergeten, dat, wie regel-
rnatig de Schrift leest, hoort lezen of pre
diken, In zijn onderbewustzijn tal van teks.
ten en psalmverzen bewaart, die in bepaal
de gevaren naar voren komen. Op zichzelf
is daar niets tegen, integendeel, het Woord
Gods kan in dien zin zijn tot troost en
bemoediging, ook wel tot vermaning en
waarschuwing. De ifout schuilt o. i. daarin,
dat al die ingevingen voor als van den
hemel gezonden worden beschouwd.
Ik heb een man gekend, die in een apart
boekje de gekregen teksten opschreef. In
den loop der jaren werd Aet een heel boek
deel. Op allerlei gebeurtenissen en gelegen
heden had die man een tekst. Weer een
ander heeft 's morgens een waarheid als
hij in den druk zit en 's avonds, als hij er
weer uit is. Zóó gaat het echter niet.
Job een man oprecht en vroom zegt
dat God ééns of tweemaal spreekt, en Da
vid de man naar Gods hart zei, dat
God éénmaal sprak, wat hij tot tweemaal
hoorde! Dat is dus niet zoo druk en zoo
verscheiden als men tegenwoordig wel eens
beluisterd.
Laten wij ook ten deze voorzichtig wan
delen, niet in het buitengewone onze kracht
zoeken, maar leven bij en uit de
Schriften, die alleen -wijs kunnen maken tot
zaligheid. Nooit zullen wij ontkennen dat
de Heere door Zijn Woord Zijn erfdeel niet
vertroost. Zich openbaart en Zijn volk be
moedigt, maar wij hebben nauw toe te zien
dat we ons niet laten afvoeren van de oude
beproefde paden.
Een nauw onderzoek is altijd maar noo-
dig. Zeker theoloog heeft eens gezegd:
Geestelijk leven is het alleredelste wat zich
denken laat.
In 1661 verscheen een serie predikaties
van Mattheus Meade, een bekend predi-
dikant, dat tot titel droeg: De bijna-chris
ten ontdekt, of de valsche belijder beproefd
en verworpen. Een zeer bekend werkje,
in de kringen die de oude schrijvers in huis
hebben. Daar wordt de toetssteen al zeer
scherp aangelegd. Hij zegt daa/in hoever
iemand kan gaan in den weg ten hemel,
om nochtans maar „bijna" een christen te
zijn. Ik noem hier enkele punten uit:
1. Hij kan veel kennis hebben.
2. Hij kan groote gaven hebben."
3. Hij lian een hooge belijdenis heb
ben.
4. Hij kan veel doen tegen de zonde.
5. Hij kan de genade begeeren
6. Hij kan beven voor het W"oord.
7. Hij kan zich verheugen in het
Woord.
8. Hij kan een lid zijn der Kerk Van
Christus.
9. Hij kan groote hoop op den he
mel hebben.
10. Hij kan onder groote en zichtba
re veranderingen zijn.
11. Hij kan zeer ijverig zijn in zaken
den Godsdienst betreffende.
12. Hij kan veel zijn in het gebed.
13. Hij kan lijden voor Christus.
14. Hij kan geroepen wezen van God.
15. Hij kan in zekensn zin den Geest
Gods hebben.
16. Hij kan een soort van geloof heb
ben.
17. Hij kan liefde hebben tot Gods
volk.
18. Hij kan ver gaan in de geboden
Gods te gehoorzamen.
19. Hij kan eenigermate geheiligd zijn
20. Hij kan alles doen aangaande de
uiterlijke plichten wat een geloo-
vige kan doen en nochtans niet
meer dan een bijna-christsn zijn.
Wanner men dat leest, kan men met de
discipelen de vraag stellen: „Wie kan dan
zalig worden?" Er kan zooveel zijn dat
n i e t Sj maar daarentegen ook weinig zijn,
dat a 11 e s is.
De lijnen in de prediking werden vroeger
heel wat strakker getrokken dan tegen
woordig. En dit is. zoo noodig, want het
gaat er om, om niet bijna, maar geheel
een christen te wezen.
WAARNEMER.
VERVOERVERBOD VAN ONGEREPELD
STBOOVLAS.
Volgens het vlasbesluit 1941 is alle ver
voer van ongerepeld stroovlas over den
openbaren weg verboden.
Deze bepaling houdt dus in, dat voor elk
vervoer een vervoerbewijs noodig is.
Het vervoer van ongerepeld vlas op
onderstaande -wijze behoeft niet door een
vervoerbewijs gedekt te zijn.
a. van de groeiplaats naar de bedrijfs
gebouwen.
b. van de bedrijfsgebouwen naa.r- een
eventueele laadplaats.
c. van de groeiplaats naar een eventu
eele laadplaats.
d. van de bedrijfsgebouwen of groei
plaats naar verwerkingsbedrijf, mits
het vervoer plaats heeft binnen de
zelfde gemeente.
Men begrijpe dus goed^ dat alle vervoer
van ongerepeld stroovlas naar buiten de
gemeente, onverschillig of dit plaats heeft
per as of per schip, gedekt moet zijn door
een vervoerbewijs.
Vervoerbewijzen kunnen, onder opgave
van het gewicht en over welken afstand
het vlas moet worden vervoerd, aange
vraagd worden bij den Plaatselijksn Bu
reauhouder.
De PI. Bureauhouder,
- H. VAN HEEST.
DUITSCH WEERMACHTBEfelCHT
CHEBSON AAN DEN DNJEPR
VEROVERD.
Stelling bij Ilmen- en Peipusmeer door
broken. Nowgorod, Kingisepp en
Narwa bezet.
84.000 gevangenen bij Gomel.
KoMVooien Mj de Britsche kust bestookt.
Hoofdkwartier van den Führer, 21 Aug.
(D.N.B.) Het opperbevel van de weer-
macht maakt bekend:
In het Zuiden der Oekraïne hebben for
maties der Waffen S.S de haven- en in
dustriestad Cherson, aan de monding van
den Dnjepr ingenomen.
De slag in het gebied rondom en ten
Noorden van Gomel is, zooals reeds in een
extra bericht is medegedeeld, geëindigd
met 63n zware nederlaag voor de Sovjet-
weermacht. Divisies infanterie, gemotori
seerde en g^p'antserde divisies hebben, in
samenwerking met de luchtmacht, deelen
van 17 divisies infanterie, -vijf divisies ca-
vallerie, twee pantserdivisies en een gemo
toriseerde divisie, alsmede twee over land
aangevoerde brlga,des 'luÈhtlandingstroét)en
verslagen, vernietigd, of gevangen geno
men. De bloedige verliezen van den vijand
zijn opnieuw zeer groot. Het aantal gevan
genen is tot 84.000, het aantal buitgemaak.
te kanonnsn tot 848 gestegen. Bovendien
vielen 144 pantserwagens en twee pantser-
treinen in onze handen.
Tusschen het Ilm^n. en Peipusmeer
werd na hevige gevechten, welke verschei
dene dagen hebten geduurd, een door den.
vijand zwaar versterkte en bijzonder hard
nekkig verdedigde stelling doorbroken. De
steden Nowgorod, Kingisepp en Narwa zijn
genomen. Onze troepen zetten hun zege»
vierenden opmarseh voort.
Formaties van de luchtmacht hebben den
uit Odessa en Otsjakov over zee vluchtsn-
den Sovjettroepen, alsmede vijandelijken
colonnes ,ten Oosten -«'an de Dnjepr-bócht
opnieuw zware verhezen toegebracht. Zij
brachten op de Zwarte Zee een transport
schip van 6.000 B.R.T.' tot zinken en be-
schadigden drie andere groote koopvaajrcjg-
schepen.
Bij een aanval op de Britsche kust heb
ben motortorpedobooten een krachtig be
schermd vijandelijk konvooi —aangevallen'
en een tankschip van 5.000 B.R.T. en een
vrachtboot van 4.000 B.R.T. vernietigd,
Aan de Kanaalkust verloor de Britsche.
luchtmacht tijdens luchtgevechten vier
jachtvliegtuigen. Vier aridere Britsche vlieg
tuigen werden door mijnenvegers en pa
trouillevaartuigen neergeschoten.
EJ3n poging van enkele Sovjet-bommen-
werpers om in den afgeloopen nacht het
Noordduitsche kustgebied agn te vallen, le
verde geen resultaat op.
De groote slag, waarover wij vorige week
schreven, welke nu sedert een veertien da
gen woedt ten zuiden van Kiew, is met een
volslagen terugtocht of voorzoover afge
sneden, met gevangenneming en vernieti
ging der
Sovjets
geëindigd.
Wanneer men de kaart bestudeert, dan
ziet men welk een zeer moeilijk terrein hier.
veroverd is, en welke gunstige stellingen
de Sovjets hebben moeten prijsgeven.
Ten zuiden van Kiew zijn de Duitsche
troepen doorgebroken langs de Dnjepr naar
de.Zwarte Zee en hebben daar de belang
rijke havenplaats
Nikolajew
ingenomen.
Alle troepen welke zich nu nog bij de
rivieren „Bug" en „Dnjestr" ophielden, wa.