CriQWEEKU/^opOEaGDOnDSlAG voÖRKZUID-HOainZCEliWiaiE EHAHDEH V. Victorie N.V. Uitgeversmaatschappij „EILANDËN-NIEUWS" STICHTELIJKE OVERDENKING De Kananeesche Vroaw. 14e Jaargang ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1941 No. 1264 Duitschland wint voor Europa op alle fronten. Uit het Kykvenster Flakkeesche Boerenbond WAARIN SEDERT 1 NOV EMBER 19 35 OPGENOMEN ï||ET BLAD .O N Z E E I L A N D E N" - 1 8E JAARGANG UITGAVE'Van ChvesOgi te MiddeQuanis i Prins Hendiikstr. 122, G Giro 167930 i Fositbox 8 Td. 17. Bykfmtoor toot Zeeland: St. Maartensdijk Alarbt, Telef. 69. «iJ^^^^^^^^^^^^^ Abonnementsprijs 93 cent per 3 maanden bö vooruitbetaling'. Verschtint lederen Woensdag- en Zaterdag- 2 maal per week. Afzonderlgke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar. Advertentie-prijs 20 cent per regel. Reclames 40 cent Hoofdredacteur TH. DB WAAL MEDDELHARNIS C 122. (Mattheus 15 22—28). Maar wie zijn zij allen geweest, die nu juiclisn voor den troon, verheerlijkt met het Lam? Het schoonste aangezicht onder de verlosten, die nu voor den troon staan, was eens zoo zwart als roet van de zonde. Geschiktheid om genade te ontvangen was in geen hunner, evenmin als in een onzer. Allen afgeweken, tezamen onnut geworden Maar moet ik dan zalig worden a's een tollenaar en zondaar, als het gespuis? Ja zeker en anders zult gij gewis vergaan en hooren: ga weg van Mij, gij werker der ongerechtigheid. Ik heb u nooit gekend. Wilt ge wel gelooven, dat een menschen- kind die stout zondigde en in de zonde viel, in zijn gebrokenheid en roepen tot God veel aantrekkelijker is dan de lieden, die vol vijandschap an haat prat gaan op hun braafheid? Niet zelden zijn zij voor wie hen van nabij en achter de schermen leert kennen, groote schurken. Er Js niets wal- gelijkers dan een Farizeeër. Hoeren en tol lenaren zullen u voorgaan in het Konink rijk Gods, tenzij gij u bekeert, waarschuw de Jezus. Deze Kananeesche is een dochter van Cham, maar boetvaardig, geloovig roepend tot den Heere Jezus om ontfer ming. Daar moet de beste het van hebben en de slechtste heeft niet meer noodig. Er is geen grooter rantsoen door Christus op gebracht om geloof en vrije genade te koo- pen voor Noach en David dan voor deze vrouw. Het is en blijft een vrije liefde en en souvereine genade. Hij heeift hen eerst liefgehad. Hij trekt met de koorden Zijner goedertierenheid. Zij had alles getrotseerd, want diepe nood verdrijft de schaamte. De nijpende jiood der boetvaardige zondaren is niet ge- bonden aan de wet der bescheidenheid. Zij doet geweld op het Koninkrijk Gods. Ik bedrvjf misbaar in mijne klacht, zoo zegt de zanger, ja, ik maak getier. Hiskia ver haalt: Gelijk een kraan of zwaluw, zoo piepte ik, ik kirde als eene duif. Deze vu righeid, deze heilige aandrift, is een he- melsch bestanddeel in het gebed, hoewel God het alleen hoort, zooals het in Chris tus aangenaam is. Maar ik, Heere, roepe tot U. Jona schreide uit den buik des grafs, besloten in den grooten visch, ter- wt)l als wier om zijn hooifd was gebonden. De ziel is soms als de renbode uit den ouden tijd, .die telkens van paard verwis selde om zijn doel snel te bereiken. In Ps. 69 lezen wij van het hart, de oogen en de keel, die betrokken worden in het gebed. Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijne keel is ontstoken, mijne oogen zijn bezwe ken van verlangen naar IJ. Ook tranen en zuchten kunnen roepen. Tranen hebben voor den Kenner der har ten een welsprekende tong. Een zuigeling kan niet vragen om lafenis, maar schreit er om enwordt gevoed, omhelsd door moederarmen, gekust door den moeder- mond. Ja, er zijn vele liefdeblikken opge legd voor den troon in den boezem van Christus. Oneindig is de wijsheid van den Heili gen Geest in zgn trapsgewijze onderwij zing en verlichting der zielen. Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huls Israels. Maar zegt ge: zij kon dat woord nu minder dragen dan ooit, want Ze kon Hem niet missen. Toch is deze les haar noodig en op den gepasten tijd onder wezen. Ztj is zelfs de les onwaardig en dat moet ze aanvaarden. Zij verlangt nu nog sterker naar Hem, wordt vrijmoediger in haa rbegeeren en innlg-er in haar smêeken. Wie van Gods kinderen kreeg niet te doen met de verkiezing: zoo ontfermt Hij Zich dan diens Hij wil en Hij verhardt dien Hij -wil. Heere, ik val er rechtvaar dig buiten. Heeft het woord van den Heere Jezus haar niet als het luiden der doods klok in de ooren geklonken? Er bleeif geen hoop over, hare verwachting scheen volkomen afgesneden. Menige prediker laat de verkiezing rusten en meent daar mee de zielen gerust te kunnen houden. Hij verguist zich. Benauwde zielen hebben geen rust en de Heilige Geest stelt hun de waarheid van de vrijmacht in de genade voor. Wat zal nu toch de uitwerking zijn van dit terugwflzende woord des'Heeren? Geeft ztj het maar op? Dat kan zij niet, omdat de Heere het niet opgeeft. De aanUddJfflg. Kn iz^ kwam en aanbad Hem, zeig^ende: Heere, help my. Zij kwam zonder omwegen en werpt zich voor Hem neder. Zij kwam niet tot Petrus en Jacobus, maar rechtstreeks tot Jezus. De vader van den maanzieken jon gen had eerst hulp gezocht bij de jongeren en was teleurgesteld. Zij gaat aanstonds tot Jezus. Zie haar naderen en verwonder u over haar geloof. Zij kan den Heere niet vrijlaten, omdat deze haar bindt. Er wordt zoo vaak koud verstandelijk geredeneerd over verkiezing en onmacht des menschen en zelfs het leven des geloofs wordt koud verstandelijk besproken, maar weinig van uit het ]even. Gewoonlijk gaat daarmee gepaard verwaarloozing van de roeping en den. eisch der bekeering, en voorrechten des verbonds. Zij kwam, zij wordt onweer- standelijk getrokken en zij gaat. Jezus is als een sterke magneet, die het ijzer in be weging bpsngt. Zoo gaat hét nog met zie len, waarin de Geest nood werkte en droef heid naar God. Nader hen met Jezus, met den levenden Christus en onder beding van Geestesarbeid, begint hun hart te ontroe ren, het zwelt, en als met onzichtbare koorden worden zij tot Hem getrokken. Hij is zoo beminlijk en vol ontferming, ooli al dcen zij het koord om den hals. Israels Koning is een goedertieren Koning. Zij riep niet zooals zij deed, toen zij nog op een afstand was. Dat weet ge toch wel, dat roepen, dat schreien op een afstand bereikt nog niet die kracht en innigheid, die vrij openbaren als we neerzinken vlak aan Zijne gezegende voeten. Korosn wij tot Hem, met onze gansche ziel onweer staanbaar getrokken? Hij is machtig te behouden. Hij ha.alt naar Zich toe met Zijn rechterhand, terwijl Hij haar met Zijne linkerhand terughoudt, opdat zij des te meer kracht zal doen om Hem te naderen. Hebt gij deze gangen des geloofs leeren kennen? Ach, van nature zijn we van God vervreemd, spreken misschien in blindheid over geloof enweten niet wat geloof eigisnlijk is. Toch is dat noodzakelijk, zul len wij niet bedrogen uitkomen voor de eeuwigheid. Maar tot deze vrouw en die haar gelijk zijn, zeggen wij, spreek, neen, handel zoo, dat wij moeten zeggen: die heeft besloten als ze omkomen moet, te sterven aan de deur der genade, aan den voet Van het kruis. Ach, hoe gemakkelijk kan menigeen, die spreekt over ervaringian nalaten te worste len, aifzien van het zuchten en kermen aan Zijn troon. Men gaat dan redeneeren en zeggen: de Heere is zoo vrij wanneer Hij het -wil geven en zoo paait men zichzelven terwijl men geen oog heeft voor de be- hoefteloosheid der ziel. Zoo kan de mensch, op wien de nood aandringt en indringt tot den wortel van ons wezen niet spreken. Die spreekt trouwens niet veel, maar vlucht naar het verborgene. Soms ook, zooals deze vrouw, moeten zij in het open baar hun nood uitspreken. Ze zijn afge trokken van de aarde en hooren soms nau welijks wat ge zegt. Ze willen zich goed houden voor de menschen, maar kunnen het eigenlijk niet. Bewonder het geloof in deze heidensche vrouw maar, blijkbaar in- gegrift op de rol, waarop Hij de volken schrijft: Als in Israël ingelijfd zal zij open baar vftjrden. Zij kwam tot Jezus, nadat Hij zeer ont moedigend had gesproken. Toen kwam zij'. Toen Hij haar weggedreven had, naar het scheen. Hij was tot hciar niet gezonden, zij was geen verloren schaap van het huls Israels, Geloof, mijn lezer, wat geen nood trotseert, is geen geloof. Zalig hij, die in dit leven, Jacobs God ter hulpe heeft. Die, door den nood gedreven, zich tot Hem om troost begeeft. Wij behoeven eene hope, die den storm kan doorstaan. Storm en onweer drijwsn tot God, tot den levenden God. Hoe benauwend, als wij in den nood ons hart niet kunnen uitstorten voor den Heere. Als Hij zich als doof afwendt. En toch telkens opnieuw loopen zij Hem aan als een waterstroom, en wees verzekerd, dat zij niet beschaamd zullen worden. Zij zuchten het uit voor Hem, dat het recht zou zijn als zij niet werden gehoI,pen en toch moet ik geholpen worden.Hg zal redden. Hij zal het licht doen dagen. Wlordt vervolgd. B. Ds. K. In de Wleringermeerpolder is men dp het oogenblik druk bezig met den oogst van erwten, het volksvoedsel bij uitnemendheid. B3n veld met erwten wordt „gezicht." (Foto Polygoon) De zwemmende liominé ivan WU- Iemst£bd By Paiulus in de leer Dr. Kohlbnigge Het nacht- hutje in den :>Ji>#rakoR]|merhof 't Is nu in de zwemtijd het warme weer van de laatste weken bood er volop gelegenheid toe. Klein en groot spartelt van den vroegen morgen tot den laten avond in het water, de meisjes zoowel als de jongens. De vrouwelijke sexe zwemt te- gtsnwoordig al even goed als die van het mannelijk g-eslacht. Ik wil daar dezen keer niet op ingaan; we leven in een tijd, dat de sport bijzonder opgang maakt. Ik zag dat stijve dorpsschoolmeesters met bol hoedjes op, zich opnieuw moesten trainen, omdat vak j., (lichamelijke oefeningen) op de scholen verplichtend is gesteld. Waarnemer vindt het prachtig als een jongisn flink kan zwemmen het zwem men va;n de meisjes vindt hij minder oor baar. Waar hij wel even de aandacht op wil vestigen, is, de zwemmende dominé van Willemstad, die op zijn studeerkamer geze ten een plotselingen inval kreeg, om het HoUandsch Diep over te zwemmen. En wer. keiijk heeft hij dit stoute stukje volbracht; heen en weer zwom hij de rivier, die van dijk tot dijk ongeveer 2% K.M. meet, maar in werkelijkheid langer is omdat een om weg moet gemaakt voor de verraderlijke stroomingen, in betrekkelijk korten tijd over. De jeugd stond gereed, om disn die naar des Woords, die straks in bad,pak ver. moeid aan land zou kruipen, van harte toe te juichen. Dat is nog eens een dominé, ziet U, die voorgaat in zulke sportieve pres taties De verslaggever, die dezen Ned. Herv. predikant interviewde, vroeg: ',,En wat zeggegi Uw gemeenteleden er van?" Een vraag, die teekent, dat er dus eigenlijk iets niet in den haak is. Een mooie vraag dus wel en het antwoord kwam prompt: „ik heb een prettige gemeente, die de spor tieve prestaties van haar predikant weet te waardeeren Zoo het volk is, zoo zal de priester we zen. Dat Schriftwoord gaat hier letterlijk op. Mij dunkt, als hij met zorg zou vervuld zijn geweest, hoe hij de gemeente Gods wèl zou regeeren, het zou niet in hem^ opgeko men zijn om het HoUandsch Diep heen" en weer over te zwemmen! Wat voor heiligen ernst kan er van zulk een verbi divini minister uitgaan (die toch alleszins een Leeraar betaamt) wanneer hij op straat door een deel van zijn leden en door de jeugd spontaan wordt toegejuicht? Ik slaak een zucht: arme predikant en arme gemeente met zulk een voorganger. Die dominé-zwemmer gaat er prat op, dat hij zulk een bijzonder uithoudingsver mogen heeft. Hij kan van den Afstel Pau. lus veel leeren. Naar de ongewijde geschie denis zegt, was deze Apostel klein van ge stalte, maar toegerust met een bijzondere lichamelijke sterkte. Lichaam en ziel, beide had hij echter geheel ten disnste gesteld van zijn Zender en van de gemeenten Gods. Hij was overvloediger in arbeid dan allen (1 Cor. 15 VS. 10); arbeide te baren opdat Christus een gestalte in de leden zou krij gen (Gal. 4 19) had het vleesch gekruist (Gal. 5 24) en droeg de litteekenen van Christus in zijn lichaam. (Efeze 6 17.) Zoo zou ik tientallen andere eigenschap- p3n van dezen Apostel kunnen opnoemen. Het laatste vooral is ook voor ons beschamend. Hebben we al eens één schrammetje opgeloopen terwille van de zaak van Christus? En met zwemmen zal deze predikant, ook al stoot hij zijn voet aan steen of scherf, de Apostel niet kun nen evenaren. Van volharding gesproken dan heb ik altijd weer bewondering voor wijlen Dr. Kohlbrugge. Hij schreef aan zijn broeder Thomas Diederich (23 Jan. 1838) die bij de zeevaart was, wiens vingers van de koude bevroren waren en die bovendien geheel rheumatisch was, dat hij desniettegen staande alle krachten moest inspannen om zijn werk vol te houden. ,,Op uw post met moed volharden en daarbij in zijn wettige roeping Christo te leven of te sterven, dat is de edelhettd der ziel, waartoe ik u op roep", zoo schreef hij. Men zou kunnen zeggen deze dominé had makkelijk praten aan zijn studeertaifel om een ander in het bevroren want te laten klimmen en zelf bij de warme kachel te blijven. Dr. Kohlbrugge had echter ook veel zwarte sneeuw gezien. Zijn vader had een zeep-fabriekje en waar de zaken niet al te best gingen, begreep hij al vroeg dat alleen zwaar studeeren hem tot den man zoudsn kunnen maken, die eens in staat zou zijn in zijn onderhoud te voorzien. Met de uiterste volharding lei hij zich er op toe zijn ouders in hun nooddruft te steunen. Drie jaar achtereen paste hij op het vuur in de fabriek zonder één middag warm eten te proeven; studeerde 's nachts in de felste koude zonder -vuur en stond dan soms weer dag en nacht voor een gloeienden ketel; werkte met een zwaar ijzeren instrument duizendsn ponden gloei ende potasch om en hield desondanks ijve rig aan met leeren. Menige nacht sliep hij slechts 3 a 4 uren omdat hij overdag voor zijn vader's gezin hielp zorgen en de nacht voor zijn studiën benutte. Op deze wijze met een verbazingwekkend doorzettings vermogen en een machtig geloofsvertrou wen is Kohlbrugge Theologiae Doctor ge- wordisn. Ik ga niet over het veelbewogen leven van Dr. Kohlbrugge schrijven. Misschien later wel eens. Het was een gezant van Christus' wege, die zich geheel in dienst had gesteld tot uitbreiding van het Ko ninkrijk Gods en daarbij het „lijf" niet achtte. Aan zijn dochter Anna schreef hij in 1867: ,,Wij krijgen allerlei tikken om ook ons lijf den Heere over te geven en omti>3nt hetzelve niet zoo overgevoelig of kieskeurig te zijn. Ik had eens de tering, zooals de dokter zeide, toen werd ik een oogenblik een hangoor en voor anderen een lastig mensch. Maar toen kreeg ik een har den duw en ook genade om te zèggan: „Gode de eer" en van het lijf af te zien. Toen-ging het goed, ik vond en had vrede en deelde aan anderen vrede uit." Dr. Kohlbrugge wordt helaas door velen verkeerd begrepen en daarom diens koste lijke predikaties, die hij ons heeft nagela ten, door sommigsn op den achtergrond ge schoven. Hij is te plat zegt men dan en en moest zich wat fatsoenlijker uitdrukken. Het zal er mogelijk te veel aan liggen dat hij de „bekeerden" teveel de waarheid zegt Want zijn prediking was ontdekkend en ontgrondend. In een preek over Jona zeg^ hij b.v. ergens: „Dat de mensch als hij eerst bekeerd wordt dood ligt in zonden en misdaden, dat zulk een in de banden des doods in de helle gelegen heeft dat is niet anders te verwachten; maar dat een wedergeborene, een bekeerde, zoover van de rots wordt weggeslagen, dat hij in een 'diepte temederstort, welke hij nooit te voren heeft gekend, ja dat hij in den buik der helle geraakt en als een gebondene van satan zich niet kan roeren noch be wegen, zichzelf, ook met al zijn doen en willen, hoe gaarne hij het ook wenschte, niet meer verlossen kandat verstrekt hem toch wel tot verregaande smaad en schande. Jona kwam aan land als een uit gespuwde, als een uitverworpene van de hel, zijn heiligheid had hij in de hel moe ten achterlaten en daar lag hij op het dro ge als louter speeksel en slijk." Zoo plat preekte Kohlbrugge. Maar hij is, ondanks zijn gebreken, voor velen ten rijken zegen geweest. Br werden velen on der zijn prediking tot God bekeerd. Waar hoort men dat nog? Dat „de Geest geheel geweken" is, zoo als sommigen zeggen, in dien hoek zit Waarnemer niet. Maar dat er weinig van ontdekkende genade gehoord wordt is een bedroevende waarheid. Leven we nu in den tijd van „het over blijfsel?" Van het nachthutje in den kom kommerhof WAARNEMER. Op een dezerzijds geuite klacht aan de L. C. O., betreffende de voortdurende vor deringen van rundvee, waardoor ons toch al uitermate vee-arme eiland langzamer hand geheel wordt beroofd van deze .zoowel voor de volksvoeding als voor den voedlngs toestand van den Flakkeeschen bodem on misbare dieren, ontvingen wij het navol gende bericht: „In antwoord op Uw schrijven van 20 Juni, deelen wij U mede, dat wij mo menteel naar de door U geuite klach ten een onderzoek instellen. Wij hebben hangende dit onderzoek reeds maatregelen getroffen, en ver trouwen, dat vanaf heden de levering van slachtvee op het eiland Flakkee beter verloopt." De Landb. Crisis Organisatie.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1941 | | pagina 1