CHDWECK&IADÖpGED.GQ0nD5IAG vöÖRDcZUID-HOLLInZCEUWJaiE EHATtDEU N.V. DitgeTersmaatschappü „EILANDEN-NIËUWS" STICHTELIJKE OVERDENKING De Kananeesche Vrouw. 14e Jaargang ZATERDAG 12 JULI 1941 No. 1258 Uit het Kijkvenster WAARIN SEDERT 1 N O V EM B ER 193 5 O P G E N O M E N H E T B LA D ,0 N Z E E I L A N D E N" - 1 8E J A A R G A N G UITGAVE VAN ffl HIEUW Gevesögd te Middelhaniis Prins HendriJatr. 122 C Giro 167930 Postlx)* 8 Tel. 17. Bükaotoor voor beland: St. Maartensdqb Markt, Telef. S9. Abonnementsprijs 90 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling. Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlfllie nummers 5 eent Buitenland 8 gulden per jaar. Advertentie-prijs 20 cent per regel. Reclames 40 cent Hoofdredacteur TH. DE WAAL MIDDELHARNIS C 122. (Mattheus 15 22—28). 2. Heere, Gij Zone Davids. Hier is muziek voor Jezus' oor. Deze naam is de naam van Israels verwachting, van den beloofden Messias. De Almaolitige Redder en Zaligmaker. Hij kan liaar kind ontrukken aan den geweldhebber des doods. Daarom speunsn wij de v/erking des Geestes in dezen uitroep, die tot Christus leidt. Wat heeft zij gewoekerd met de lichtstralen der waarheid. Zij ziet .licht in de donkerheid haars leven in dien man, den Zone Davids, de beloofde Spruite, de gegeven Zoon. Nie mand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. De Geest des Vaders trekt haar tot den Zoon 3n de Zoon brengt haar de boodschap des Vaders. Zij zal de gewisse weldadigheden Davids als een buit wegdragen en gered uit den diepsten nood, zich verblijden in de. zen Zone Davids. Zij vraagt ontferming, medelijden en medeleven. Ja, ontferming om te redden en te verlossen. Zij noemt Hem met den naam, waarin de verwachting Israels ligt verankerd en de belofte Gods is gewaar borgd. Zij heeft geen rechten, maar toch durft zij hopen, omdat zij mag gelooven, want wie tot God komt moet gelooven dat Hij is en een belooner dergenen, die Hem zoeken. Zij kende wel niet de noodiging des Heeren: roep Mij aan in don dag der be nauwdheid, noch Zijne belofte: ik zal er u uithelpen en Gij zult Mij eeren. Neen, die kende zij niet, jnaar de Heilige Geest leer de haar roepen en gelooven. Zij vraagt om ontferming voor zichzelf, omdat de nood van haar kind ook de hare was geworden. Zoo ging het ook dien vader van den maanzieken jongen. Hij bad: zoo Gij iets kunt wees met ontferming over o ,n s bewogen. Deze vrouw vraagt het al dus: Heere, Gij Zone Davids, ontferm u mij ner! mijne dochter is deerlijk van den duivel bezeten. Zij is niet te scheiden van haar kind, dat in grooten nood verkeert. Ontferming, zij doet een beroep op Zijn ingewand. Immers daarmede hangt het woord samen in den grondtekst. De Schrift spreekt van het rom melend ingewand Gods, van de innerlijke bewegingen Zijner barmhartigheid. De blin den van Jericho riepan: Ontferm U onzer, Gij Zone Davids. Maar de Heere Jezus moest klagen: Ik vind geen ontfermen! Juist daarom, omdat Hij werd verstoeten en veracht, verworpen, ja uitgeworpen buiten de poort, was de weg tot ontferming geopend. Laten wij dit nimmer vergeten, hoe duur dit medelijden is betaald. De vrouw begeert, dat het leed van haar en haar kind Zijn priesterhart moge bewe gen. Hem moge ontroeren in den geest om ,2ich te ontfermen. Zij is diep in .nood, niemand kan haar helpen. Jezus hing aan het kruis. Zijn lichaamspijnen zijn ondrage lijk zwaar, maar de foltering Zijner ziel gaat deze ver te boven. Hij wordt van God verlaten, de Vader onttrekt Hem Zijn hart, al blijft Hij een plaats, ja, dè plaats behou- Iden in dat hart. In dit offer van Imma- nuël is eene oneindige kracht van verdien ste. Dat alles weet deze vrouw nog niet, maar de Geest, die haar tot Christus drijft, die haar gelooif schenkt in de macht van dan Zone Gods, weet het wel. De nood van het kind is de hare. Zij is zelf in haar kind bezocht. Welke moeder zal niet meelijden met haar kind? En toch, on/ze kinderen zijn in diepen nood, al zijn zij niet bezeten of ziek. Ja, dan zoeken wij wel den geneesheer, ontzien geen moeite noch kostisn, maar wat doen wij met onze kinderen en verwanten in den nood hunner zielen, die verloren zijn van, nature Dragen wij hen voor den troon der genade op om ontferming te pleiten bij Hem, die gezegd heeft: Wendt u naar Mij toe en wordt be houden, o, alle gij etndisn der aarde? Za lig, als de Heere zelf ze ons bindt op de ziel om te worstelen aan den troon der ge nade. Als wij in het verborgene van ons le ven een beroep mogen doen op Zijne goe dertierenheid en verbondstrouw. Als wij in. lewan den nood der onzen en die van an deren, die toch van nature met al hun voor rechten op weg zijn naar het verderf. Me- laatsch van den hoofdschedel af tot den voetzool toe. De gansche wereld toch is voor God verdoemelijk. Dan zijn wij zelf bezocht in ons zaad, dan zijn wij twee zie len, maar ééne ellende en worden wij bege nadigd met die moeder in ons kind. O God, gedenk aa.nOntferm U toch, ontferm U nog! Wij hebben geen rechten, maar bij U is veel ontferming. Zalig als wij ook daarin werk kregen, dat wij niet af kunnen zonder den Geest, die bidt met onuitspre kelijke verzuchtingen in ons. Geen hechter band der teederste, reine liefde, dan die band welke in gemeenscha,ppelijke'n nood het sterkste trekt. In den nood zijn wij aan God verbonden ook voor anderen. Ik kan niet slapen als zij wakker liggen. Ik kan .niet rusten als een ander door angst wordt be roerd. Die moeder zag de aanvalfen van haar kind, de sprongen van den helschen leeuw om haar kind te vernielen. Maar niet minder worden wij gewaar van dege- ,nen, die ons op de ziel zijn gebonden, hoe zij worstelen en lijden en... zondigen in on geloof en woeling van het bederf der na tuur. Eenzelifden Jezus te zoeken voor el kander! Het gunt onze natuur geen rust, verteert ons vleesch, m.aar voert ons in ge meenschap met God, den God o.nzes levens, die alleen wonderen werkt. Gods kind moet wat te doen hebben en Gods verootmoedi gingen zullen hen groot maken. Lezer, kent gij ook deze zijde van het leven der genade? Gods kind bidt nooit voor zichzelf alleen. Weer hooren wij deze Kananeesche roepen. Het raakt ons hart. V<(ij roepen mee. Maar hoe wonderlijk is toch Jezus' doen. Doch Hij antwoordde haar niet éé.u woord. Hoe moet toch dat zwijgen in dezen nood worden verstaan? Is Hij hard zonder me- dedoogen? Weg, voor altijd weg met deze gedachte: Jezus niet mededoogend? Dat is goddeloos te denken. Verdenk toch onzen goddelijken Meester nooit van hardheid. Die vindt ge bij de menschen zelfs in hun medelijden, maar .nooit, neen nooit, bij Hem. Maar hoe dan? Hij had een woord voor de Samaritaansche, voor Nicodemus, die des nachts tot Hem kwam. Is dan Zijn zwijgen een oordeel, zooals voor Annas en Caja- phas en Pilatus? Neen, dat is Zijn zwijgen hier zeker niet. Hoe liet Hij Maria en Mar tha wachten en toch, Jezus had Maria en Martha en Lazarus lief. Doch Hij zwijgt en spreekt al naar dat Hij dit den Vader ziet doen. Hij is gebonden aan de orde Zijns Vaders. Hoe menigmaal gedraagt Christus zich dubbelzinnig in Zijn spreken en zwijgen. Of schoon Hij Zijne woorden inhield, sprak Hij toch inwendig tot haar en deze verborgsn aandrift verving de plaats der uitwendige .prediking. Haar gebed was geboren uit het gehoor des geloofs. Christus is gekomen als de Zo ne Davids, als Verlosser. Zoo spreekt en zwijgt de Heere dikwijls op hetzelfde oogen. blik voor de geloovigen, terwijl zij steunen op de getuigenissen der Schrift. Dat is Zijn zwijgend spreken. Hij antwoordt dikwijls niet aanstonds op hun zuchten en smeeken, maar houdt zich als hoorde Hij het niet, als ware Hij doof. In arrenmoede klaagde de zanger: waarom houdt Gij u als doof voor mij? Wil Hij dan het geloof der vrouw uit- blusschen? Neen, maar Hij wil het aanwak keren en versterken. Hij wil haar nood ge bruiken om Hem des te sterker te omklem men. Zoo deed Hij met Jacob in Pniël, zoo handelde Hij met Abraham, den Vader der geloovigen. Hij kent Zijn tijd. Hij kwam nooit te laat. De menscb3n, die hulp wil len bieden, moeten soms zeggen: dan zijn wij te laat. Dat overkv^am den Heere Je zus nimmer. Wanneer de dichter klaagt: banden des doods hadden mij omvangen, de angsten der hel hadden mij getroffen, mag hij weldra roemen: teen hoorde God. De Heere Christus is steeds op tijd, zoo wel met Zijn woord als door Zijn daad. Hij is de groote Medicij.nmeester, die handelt naardat hij de kwaal kent. Hoe ziek van de zonde, hoe ellendig, het is Zijne eere om Zijne roeping te vervuUen. Steeds was zijn advies en medicijn geheel gratis. Maar wij moeten nog nader stilstaan bij het zwijgen van den Zaligmaker. Hij zwijgt. Zelfs niet éé,ni woord zegt Hij tot haar. Ook Zijn oog schijnt droog, in tegenstelling met Zijn weenen bij het graf van Lazarus en Zijn tranen bij het aanschouwen van Je ruzalem, dat de profeten doodde en steenig- de degenen, die tot haar gezonden waren. Hier is Zijn mond gesloten en Zijn oog blijft droog. Medelijden en medeleven schij nen verre. Daarbij komt, dat de vrouw in grooten nood verkeerde, openbaarde ha^ erkenning Zijner Messiaswaardigheid en toch, Hij antwoordde haar niet één woord. Niet één woord. In haar roepen is geen vaagheid of flauwhartigheid. Neen, het is waarlijk nood bij de vrouw. Hier is niet van kracht het bestraffende woord: gijlieden bidt en ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt. Niets daarvan en tochHij ant. woordt haar niet één, woord. Daaruit zien wij, dat er meerdere oorza ken voor Zijn zwijgen kunnen zijn dan kwa lijk bidden. Daarom, lezer, kan dit bij U wel het geval zijn. Ik zal hooren als zij naar Mij zulfen vragen met hun gansche hart. Zij klopt aan de rechte deur. Zij was 'diep vernederd en in, het gevoel van hare volkomen onwaardigheid. En dan toch dat zwijgen. Zij had een recht besef van het karak ter van den Zaligmaker. Ontferm UZe had besef van Zijn almacht, zelfs meer dan de discipelen vaak aan den dag legden. En toch. Hij zweeg. Nu is gewoonlijk een diep gevoel van den nood waarin wij verkeeren een middel des Geestes om ons de al ge noegzaamheid van Jezus te ontdekkan. Voorwaar, zoo sprak de profeet: Gij zijt een God, die U verborgen houdt! Zijn weg is in het heiligdom. Zijn doen is vaak raad selachtig en- tochwijs en goed, vol ontferming. Wij denken aan het gedrag van Jozef jegens zijne broeders toen hij hen wederzag in Egypte en hij zoo vreennd met hen han.- delde. Hij stelde zich streng aan en was toch mild. Maar in anderen zin kan Hij ook wonder lijk handelen. Daar is een ziel, daar zijn zielen in grooten nood. De majesteit Gods heeft hen aangegrepen keer op keer. Zij liggen vaak gebogen voor den genadestoel. Jezus in, Zijn bloed en wonden is iiun dier baar gewordisn. Zij. hebben wel eens uitge roepen: geef mij Jezus of ik sterf, buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig ziels- verderf. En Hij heeft wel Zijne liefde in het hart doen dalen, wondere vrede ver spreidend. Zonder dat zij Zijne stem hoor den had hij toch gesproken: dat de golven zouden zwijgen en de wateren des harten werden als een kabbelende beek. Het werd stil van binnen. Hoe kan Hij jiu zoo zvidj- gen? Hij schijnt hun stem niet meer te hooren. Zijn oog schijnt geen medelijden te hebben en Zijn hartmaar neen, dat kan toch niet zijn. Ik ga verder, zij zitten aan den voet van het kj-uis, zien dru,ppen Zijn bloed en toch ontbröekt het genot der redding. Hij zegt niet: hkt is volbracht. ook voor u. Maar weet z^'kev, dat zij gewis den dood niet zullen zieiT,' al hébben zij he den geen verheugenis des levens. Waarom zwijgt Hij toch? Daarvoor heeft Hij zijn wijze reden. Na dezen zullen zij het ver staan. Zij moeten ontledigd worden, hun hun nood verdiept worden, hun verlangen versterkt en hun besef: vrije genade allééni zal mij kunnen redden in de ziel worden in- gescherpt.- B. Ds. K. Wordt vervolgd. Prof. Dr. Hugo Visscher poUmiseert met Mr. E. V. Welke Staatsvorm iiiïi de toekomist? De vorige maand hebben wij in deze ru briek mede-deeling gedaan van een lezing van Prof. Dr. Hugo Visscher over „De Au toritaire Staat," gehouden voor de Waag- kring te Arnhem. Op deze lezing, opgeno men in „De Waag" van 1 Mei 1941, ver scheen een hoofdartikel van Mr. E. V. in „De Standaard," waarvan de strekking was dat het advies, dat Prof. Dr. H. Visscher aan de Prot. Chr. Groepen gaf, n.l. om in de gegeven omstandigheden den autoritairen staat willig te aanvaarden, werd afgewe zen. Wij konden aan de breedvoerige scher mutseling uiteraard slechts weinig plaats geven en stipten, zonder commentaar, hier en daar wat aan, om te laten zien dat Z. Hooggeleerde dien wij vaak in ons Blad hebben geciteerd, maar sinds geruimen tijd uit het gezichtsveld was verdwenen, weer op de politieke vlakte was verschenen. Prof. Visscher is op het artikel van „De Standaard" in ,,De Wjaag" van 26 Juni j.l. teruggekomen, en wij willen hem ook nu recht laten wedervaren en zijn zienswijze kort vertolken. Commentaar geven we er niet op. We laten er de lezer zelf over oordeelen. ,,Mij,n onderwerp, (aldus Prof. V.) „bracht mede, dat ik op Christus als op „den Zoon des menschen wees, als nor- ,,matieif voor orfts menschelijk leven. En „.nu komt deze Commentator (Mr. E. V. „in De Standaard) met de toelichting, „dat zulks wel niet zal bedoelen, dat wij enkel moeten vragen, wat Jezus in een concrete situatie heeft gezegd of ge. daan." „Het spijt mij, maar de zin, dezer to'e- „lichting ontgaat mij, wekt alleen twijfel, „of deze schrijver eigenlijk wel een juist begrip heeft van het Schriftgezag, dat Fruimenkrenten in „fle Bangert". Om de over de slooteu hangende takken te kunnen bereiken, maakt men gebruik van een schuitje. (Foto Polygoon) ,,hij in de plaats wil stellen van het nor- „matief karakter van Christus' verschij- ,,ning. Het blijkt dat hij dit facultatieit „wil maken door de suggestie, dat iemand „zou kunnen zeggen: dit woord of deze ,,daad van Jezus slaat niet op mijn ge- „val." Dat is dus de theorie, die eiken ketter zijn letter geeft De Christelijke „kerk heeft deze echter steeds verwor- ,,pen, al passen zelfs Christenen haar ,,vaak toe. De schrijver van den He- ,,breeën brief wijst een beteren weg „dan (ideze Commentator, als hij aan- vangt: God, voortijds vele malen gespro- „ken hebbende door de profeten, heeft in ,,deze laatste dag.3n tot ons gesproken „door den Zoon. En die Zoon getuigt: Ik ,,ben het Licht der wereld. In dat Licht staat iemand niet voor de vraag of een „woord en een daad van Jezus wel op „een concrete situatie past. In alle vragen ,,van levens- en wereldbeschouwing wordt „in dat Licht het licht gezien." Vervolgens komt Prof. V. op het tweede punt, waarin Mr. E. V. misverstand ziet, ,n.l. dat men er niet af is, door te vragen wat Jezus ten aanzien van een bepaalde staatsvorm gezegd of gedaan heeft maar men wel degelijk heeft te onderzoeken, wel. ke staatsvorm de beste mogelijkheden biedt, dat in het openbare leven de normen van Gods Woord worden gehandhaafd. Prof V. antwoordt daaro,p: „Als het waar is, dat „Christus niet gekomen is om eenigen staatsvorm, welken dan ook, aan te be- velen als den van God gevorderde, zich ,,over geen politieke idealen heeft uitge- laten, hoewel zijn levensmilieu dit toch „wel zou doen verwachten, als nergens in ,,de Schrift bepaalde, voor alle volkenan „geldige vormen van staatkundig leven worden aangeprezen of afgekeurd, al- ,,leen maar gehoorzaamheid aan de Over- „heden wórdt bevolen, hoe die dan ook „mogen zijn, dan is het toch een mis- „bruik van Gods Woord met alle ge- „weld daaruit voorschriften te willen „distilleensn waaruit dan, voor ons volk „nu" staatkundige levensvormen zouden „kunnen worden afgeleid. Prof. V. betoogd verder tegen ,zijn com mentator, dat de vraag naar den staats vorm gegenereerd wordt uit het sociale le ven der volkeren waarbij dus niets uit te zoeken valt, maar v/aarbij de vraag is hoe In de komende orde der wereld ook ons volk een plaats kan innemen en hoe het zijn Christelijk leven, zooals het dit uit de gangen der eeuwen meebracht, zal kunnen behouden tot het waarachtige heil der toe komende geslachten. De quint'essence van deze polemiek is, dat Mr. E, V. me.3nt dat een autoritairen staatsvorm door ons volk niet is te aan vaarden, ook, al is deze over ons gekomen, omdat het volk moet kunjien meespreken over de groote levensvragen van zijn be staan en over de beginselen, waarnaar het geregeerd wordt. Prof. V. antwoordt daar op, wanneer de regeeringsvormen der vol ken opkomen uit den socialen ondergrond van hun leven, dan is het volk er altijd bij betrokken, welken staatsvorm het ook aaimeemt. ,,Kan iemand meenen, zoo schrijft Pro'f. „Visscher, dat het Duitsche volk zonder „invloed is op zijn regeering? Hitler heeft meer dan eenmaal het volk opge- „roepen om. een oordeel uit te spreken „tot eisn sanctie van de besluiten der re- „geering. Het Nat. Socialisme kwam ge- „heel langs wettigen weg aan de macht. ,,Ik weet wel, dat er soms gemompeld „wordt, dat het alles slechts een schijn ,,van vrijheid zou zijn, die daarin open- ,,baar wordt, maar ik kan mij niet voor- stellen, dat al die mJllioenen Duitsche „mannen slechts geknechte zielen zou- ,,den zijn! Het is een miskenning der wer- „kelijkheid te meenen, dat in de autori- ,,tairen Staat volksinvloed is uitgesloten. „Die is er ongetwijfeld al wordt deze heel „anders uitgeoefend dan door middel van „een algemeene evenredig mannen en „vrouwenkiesrecht met stemdwang er bij. Dat zijn een paar aanhaUng.en uit het lange stuk van circa zeven kolom 'tegen „De Standaard." In een breede beschou wing beziet de schrijver „de verotting der democratie" waaruit zij is voortgekomen, hoe ze wegsterft en hoe de autoritaire Staat uit de wegstervende democratie opkomt. Dat Prof. V. van een democratische re geering niets moet hebben blijkt uit het vol. gende citaat: Plato vergeleek de democratische re geering met een schip, dat ,niiet door aan kundige stuurman, doch door het scheeps volk werd bestuurd. Hij noemde haar de incompetentie zelve, waarbij de regeer macht niet werd toegekend aan hen, die omdat zij kundig waren tot leiden werden geroepen, maar omgekeerd aan hen, die niet konden leiden, omdat zij slechts aan hun neigingen waren overgeleverd. Uit de regeering, zoo me.3nde hij, moest dit juist worden geweerd. En ook Groen v. Prinsterer stemde daarin met Plato over. een, dat hij aan bekwame mannen alleen de regeering toevertrouwd wilde zien. Welnu in de corporatieve staatsidee wor. telt een organische vertegenwoordiging, die ik als A.R. steeds heb voorgestaan, al was het mij dmdelijk, dat zoo lang de groote Partijen in de coalitie bleven staan ten koste der beginselen, die zij beweer den te belijden, er niet de mintse kans was, dat ooit een stap in die richting zou worden gezet. Maar er is nog één verschijnsel, dat mij bijzonder heeft getroffen, waarop ik in dit verband nu de aandacht meen te moeten vestigen: Gij, die zegt het nieuwe niet te willen, noch te kunnen aanvaarden, die hunkerend uitziet naar wederkeer van een vertegenwoordiging des volks, gekozen krachtens het ato- mistisch-revolutionnair beginsel, die masnt, dat onze Grondwet nog effectief is, al worden wij er niet meer naar gere geerd, gij hebt tot heden .nagelaten ons precies te omschrijven, niet alleen hoe het gerepareerd democratisch regime er zal uitzien, maar wat meer zegt, gij hebt ook nagelaten den volke te verkon digen langs welke wegen gij uw ideaal meent te kunnen verwezenlijken. Zeg ons: Welke nieuwe politieke ontwikkeling wilt gij en langs welken weg meent gij deze te kunnen bereiken ,,hier en nu?" Hierbij zullen wij het laten. Wij hebben deze aanhalingen gegeven om eens te laten zien welke gedachte er over de nieuwe orde en over een koniende nieu we regeeringsvorm bij een man als Prof. V. leeft. WAARNEMER.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1941 | | pagina 1