CHRWEEr^ieöpGEaononDSlAG wÖRoEZUID-HOaatZEEUWJCliE EILATIÖEn
N.V. UitgeTersmaatschapDii „EILANDEK-NIEUWS"
Buitenland
STICHTELIJKE
OVERDENKING
„De Leijdsche Poort"
IEanstbandel t. Manster
STATIONSINÖEL 20
13e Jaargang
ZATERDAG 24 MEI 1941
No. 1245
Nauwelijks zalig
Uit het
Kijkvenster
Erg Nerveus?
mifnAa/tdt'i
D|yüLPENa|!;
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 193 5 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" - 18E JAARGANG
UITGAVE VAN
rv.
yoor STOFFEN en J&PONNEN
------ MAGAZIJN „RIO"
iüegMi|iiasu|||ii'iaai||fi'sa'qn|ii»pMiiugg!Miiii)e!Mi
I Aile gramofoonplaten
PösUionl-oor Galerij'[J^
A22 Cödfsingel
Aboimementsprijs 90 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling.
Verschijnt lederen Woeniada.g en Zaterdag 2 maal p»r week.
Afzonderlgke nummers 5 ceat Buitenland 8 gulden per jaar.
G«ve5lj£el te Middelhamis Piins Hendrikstr; 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17.
Bykastoor voor Zeeland: St. Maartensdijk Markt, Telet. 59.
Advertentie-prijs 20 cent per regel.
Reclames 40 cent
Hoofdredacteur:
TH. DE WAAL, MtDDELHARNIS C 122.
En indien de rechtvaardige nan-
wel^ks zalig wordt, waar zsal de god-
delooze en de zondaar verschijnen
(1 Petrus 4 18.)
Maar vi^at Is er nu nog (b) niet een groot
werk toe noodig, om zoo eenen overtuigden
zondaar dadelijk tot Jezus te brengen, -als
den hoorn des heils en der zaligheid; want
de zondaar zit hier, door deze zijne over
tuiging, nu eerst recht in zijne doodelijke
onmacht nedergezonken, en mocht hij han
delen zooals hij wilde, hij liep nu nog ten
eenenmale van Jezus af, en stortte zlchzel-
ve plotseling in het eeuwige verderf. Nu
moet zoo een zondaar nog opnieuw weder
om met een Goddelijk licht van boven be
straald worden. Hij moet nu nog oogen in
zijn ziele ontvanggen om op Jezus te kunnen
zien en Hem te zien in al de volheid Zijner
gadelooze zaligheid en algenoegzaamheid.
In hem moet nu nog een geneigd en over-
gebogen hart door God geschapen worden,
waardoor hij Jezus wil en begeert. Hem
moeten nu nog armen en handen des ge-
loofs gegeven worden, met welke hij Jezus
en Zijne gerechtigheid i3n sterkte kan aan
grijpen en omhelzen, en zoo vrede -met God
maken. Hij moet nu nog voeten verkrijgen
van bereidwillige kracht en vermogen, om
als een dorstige en gejaagde hinde naar Je
zus te kunnsn loopen.
Ontallijke hoogten, bergen en heuvelen
van wereldsche zwarigheden en van hinder
palen van satan, zonde, eigen vleesch, we
reld-wijsheid, enz., moeten nu in zijne ziel
nog geslecht en tot gladde, effene en ge
baande wegsn gemaakt worden. Kortom,
daar moeten nog geheel nieuwe wonderwer
ken van Goddelijke kracht en genade aan
zoo eens zondaars ziel gewrocht worden, om
hem uit den dood levendig te maken, en uit
den dienst des satans, der wereld en der
zonde in het rijk der zaligheid en van
Christus over te brengen. En tot dat alles
kan de zondaar zelf niets doen, omdat hij
in zlchzelve zonder eenige sterkte of kracht,
machteloos is en blijft; het moet alles door
een Goddelijke en alvermogende hand van
boven uit den Hemel aan hem gewrocht
worden.
Wat dunkt u Ata, geliefden! is het niet
eene volkomene waarheid, dat esn recht
vaardige maar nauwelijks zalig wordt, en
dat er, zoo menigmaal een zondaar tot de
zaligheid gebracht wordt, gedurig een
nieuw wonderwerk van genade moet ge
schieden
Doch hiermede hebben wij het werk der
zaligheid nu nog maar slechts in deszelfs
aanvang en beginsel beschouwd, nu moe
ten wij dat (2) nog eens kortelijk bezien
in deszelfs gevolg en voortgang tol den ein
de toe. Wanneer o3n rechtvaardig zondaar
nu aldus, met zoo groote moeite en Godde-
lijken arbeid, in den staat der genade en der
zaligheid gebracht is, en nu door geloof en
bekeering in het rijk van Christus is over
gegaan, en daardoor aanvankelijk zalig is
geworden, en van de zonden verlost, zoo
moet niemand denken, dat.het werk hier
mede nu gedaan is en ophoudt; neen,
gansch niet, geliefden! zoo een begenadigd
geloovige is nu gemeenlijk eveneens gelijk
een eerstgeboren kind, dat van alle kanten
nog ten hoogste zwak, gebrekkelijk en tee
der is, en dat van zöchzelve nog niets doen
kan, maar noodig heeft ieder oogenblik
opgepast, bewaard en van alles verzorgd
te worden. Hier wordt nu de onbegrijpelijke
onmacht, die er bij den mensch is, eerst
recht gekend en gezien. Hier openbaart het
zich nu allerklaarst aan zoo eenen zalige
en rechtvaardige, dat hij maar in één woord
gebrek aan alles heeft, en dat hij uit zich-
zelve niets doen kan, volgens hetgene de
Heiland den Zijnen leerde, Joh. 15 5, zon
der Mij kunt gij niets doen. Integendeel,
hier moet zoo een gezaligd en geloovig zon
daar nu dagelijks, van den Heere als met
de hand vast gehouden en gedragen wor
den. Des Heeren wonderbare genade moet
hem nu in alles allosnlijk ondersteunen. Hij
moet nu zoo alleszins bij de alvermogende
sterkte des Heeren en bij den gedurigen
invloed van Zijnen Geest leven. Zoo spoedig
hem die maar eenigszins onttrokken wordt,
aanstonds dwaalt hij af als een zwak en
onnoozel schaafl;, verliest zijne goede ge
steldheid des geloofs; wandelt in donkere
en duistere wegen, zonder licht te zien, en
raakt in zorgeloosheid en zonden, of anders
in droevige en benauwde ellenden, waaruit
hij zich zonder nieuwe, terugtrekkende en
krachtdadige genade van boven, onmogelijk
wederom redden en tot den Heere terug-
keeren kan. Ziet eens, hoe nauw wordt en
blijft de rechtvaardige zalig.
Na zoovele en groote voorafgaande wer
kingen van genade blijft hij nogal die eige
ne doode en machtelooze zondaar in zich-
zelve, altijd tot hinken, vallen en afdwalen
gereed. De Heere moet hem met eene god
delijke kracht en sterkte bewaren, en hem
gedurig, ja alle oogenbUkken met nieuwe
genade en Geest bevochtigen, of anders zou
hij wel spoedig Vi^eder uit de gemeenschap
en de zaligheid Gods, geheel komen In, de
zonden en verdoemenis.
Bij deze eigene en doodelijke onmacht der
geloovigen komen nu, aan den andere
kant, zoo menigvuldige vijanden, die eenen
gezaligden ea verlosten zondaar nu gedurig
en onophoudelijk op den weg der zaligheid
ontmoeten, en met welke hij geheel zijn le
ven hier op aarde door zwaarlijk te worste
len heeft, als daar is, (a) zijn eigen ver
dorven, arglistig en bedriegelijk hart, zijn
zondig en boos vleesch, in hetwelk toch
geen goed woont, maar dat den geloovige
gedurig van God en Zijne -zalige gemeen
schap zoekt af te leiden in de zonde.
O, wat een groote vijand dit Iiart en dit
vleesch voor Gods kinderen is, weet nie-
m.and beter dan zijzelven, die er dagelijks
zoo droevig mede te strijden en te worste
len hebben. Hoe menigmaal roepen zij er
zuchtende over uit, met een Paulus, het
goede dat ik wil, doe ik niet, maar het
kwade dat lli niet wil, dat doe ik. Ja, hoe
doet het hun somtijds gansch ijverig reik
halzen en verlangen naar hunne ontbin
ding, begeerig zijnde om uit dit lichaam iiit
en bij den Heere in te wonen, zeggende met
diezelfde Paulus, wie .zal mij verlossen van
het lichaam des. doods? (b) Daarbenevens
wat een vijand van hun zaligheid en gena-
destaat hebban de geloovigen ook niet aan
den satan; immers hij is in «alles hun te
genpartijder, die gedurig als een brieschen-
de leeuw omgaat, zoekende wien hij zou mo
gen versUnden, 1 Petr. 5 8. Van hem lij
den zij gedurig alle aanvechtingen, en zijn
macht en verborgen dieptsn te kennen. Is
iets waar zij nog dagelijks veel wijsheid van
boven toe noodig hebben, om niet wederom
in zijne strikken en verleidingen te vallen,
(c) En zien wij op de wereld, die geheel
in het booze ligt; o, wat is die mede niet
een allergrootst vijandin van der geloovigen
zaligheid, wat hebben zij daar al niet mede
te stellen, eer zij haar door het geloof ge.-
heel overwinnen? nacht noch dag laat die
vijand, die zoo nabij hen is, hun geen rust.
Op honderderlei wijzen plaagt en bestrijdt
zij Gods volk, dan met haar boosheid, dan
met hare vergiftige ijdelheid, liefde en
schoonsohijnende weelde en vermaken; dan
weder met hare vrees en menigvuldige aard
sche zorgen en bekommernissen; dan met
haren haat, hare verdrukkingen en vervol
gingen, hetgene het stuk is waar onze Apos
tel hier voornamelijk het oog op heeft.
Want toch, dat is de wereld natuurlijk
eigen, dat zij niet .kan aflaten Gods volk
alleszins te haten, tegen te gaan en te ver
volgen. Indien zij van de wereld waren, dan
zou de wereld het hare^llefhebben, maar om
dat zij van de wereld niet zijn, maar Chris
tus hen uit de wereld heeft uitverkoren,
daarom haat hen de wereld, volgens 's Hei-
lands eigen getuigenis. Joh. 15 19. (d.)
Voegt hier nu eindelijk bij, in het gemeen
alle zoodanige andere tegenspoeden, droef
heden, smarten en verdrukkingen, als Gods
kinderen hier in dit leven menigvuldig,
naar ziele en lichaam komen te ontmoeten;
want toch. wie weet niet, dat mede van hen
waarachtig is hetgene van den Messias,
hun Heere, getuigd wordt. Psalm 34 20,
vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardi
gen, maar uit alle die redt hem de Heere.
Het is wel zoo, gelijk de A,postel Paulus
en Barnabas de gemeenten van Lystre,
Iconië en Antioohië leerdan, dat men name
lijk door vele verdrukkingen moet ingaan
in het Koninkrijk Gods, Hand. 14 22. Die
zijn het zout, waarmede de Heere het ge
loof Zijner gunstgenooten hier op aarde
besprengt, opdat het' niet lichtelijk verder
ven zou.
Uit een preek van
Ds. Th. V. d. Groe. (1764.)
alleen BERGWEG 21»b
ROTTERDAM
v/h Korte Hoogstraat
Bt^rlandschelaan 61
ROTTERDAM Z. TBLEF. 72^7
Ruim gfeaorteerd in Pendules ea
WeüUkers, Omo - ZUmeta, Glas en
Porcelein.
65ste stei'Mag van mr. G. Groen v'.
Piinsterer Staatsman-Evamgelie-
'beiyder Wie is een Christen?
Groen over het lot yan Nederland.
Deze week den lOen Mei, was het 65
jaar geleden da.t de groote Staatsman Mr.
G. Groen van Prinsteter op 75-jarigen leef
tijd uit het leven scheidde. Zijn trouwe ga
de, de Réveil-dochter mev:'ouw E. M. M.
Groen v. Prinsterer-v. d. Hoop, gaf van
dit afsterven op de volgende wijzen kennis:
„Heden ontsliep mijn* dierbare echtgeroot.
Mr. Guillaume Groen v. Prinsterer, in het
onwrikbaar geloof aain zijn Heere en Hei
land, wien hij zijn leven gewijd had."
Inderdaad een schoon getuigenis! Want
Grasn was niet alleen Staatsman, maar bo
venal Evangelie-belijder! Zei hij niet van
zichzelf: ,,Een Staatsman niet, een Evange-
belijder." Zijn geheele leven, zijn werken en
denken was er van doorzuurd. Men leze
zijn magistrale geschriften, waarin hij het
gansche Staatsbestel en het geheele we
reldgebeuren van dien tijd, beziet in het
licht van het Woord van God.
Een van zijn schoonste werken is wel zijn
„Ongeloof en Revolutie", waarin hij den
revolutiegeest beschrijft als, een stelselma
tige omkeering van de ordeixingen Gods.
Nauwelijks had hij het voltooid (1847) of
1848 blijkt het revolutie-jaar bij uitnemend
heid te zijn: in Frankrijk barst de Febru-
ari-revolutie uit, waardoor dit land in een
paar dagen een democratische republiek
wordt. Het was mét Groen dikwijls, alsof hij
de „Maartsohe buien" (de typische uitdruk
king, die hij ook in zijn Handboek der
Vaderl, Geschiedeni8.,^1Sruikt) zag aanko
men.
Alles wat van Groen het licht heeft ge
zien is .gedocumenteerd, gegrond op de H.
Schrift en daarom ?eer lezenswaard. Zeer
mooi is b.v. ook zijn Vrijheid, Gelijkheid en
Broederschap" wat hij „tot waarschuwing"
de wereld in zond. Dat is tegelijk stichtelij
ke lectuur in den besten zin van het
woord.*) Vooral in dezen tijd dienden zijn
werken méér gelezen te worden. In boven
genoemd geschrift zégt hij onder meer, dat
er ,,te midden van al de onzekerheid, ze
kerheid is voor den Christen; veiligheid te
midden van gevaar, onder de woelingen
rust en in de duisternis licht. Met het ge
loof soog hebben wij één vooruitzicht: de
wederkomst van Hem die terugkeeren zal,
gelijk Hij ten hemel gevaren is."
Hemelvaartdag, die wij nu gevierd hbe-
ben had voor mr. Groen van Prinsterer be-
teekenis: ,,de waardij van Uw vooruitzicht
ligt niet in het oogenblik, maar in de ge-
wisheid Zijner terugkomst." Is dat niet een
klaar getuigenis?
Het oppervlakkig Christendom wist
Groen goed te onderscheiden. Uit hetzelf
de werkje wil ik daar een kort citaat uit
overschrijven.
Wie is een Christen, zoo
vraagt hij
Is hij een Christen, die het Woord Gods
met het woord der menschen gelijk stelt?
Is hij een Christen, voor wie Christus
niet is God, bovenal te prijzen in der eeuwig
held?
Is hij een -Christen, die zich ergert aan
Christus en dien gekruist?
Is hij een Chirsten die, naar de wet van
het burgerlijke en maatschappelijke leven,
onberispelijk is, maar zich onverschillig
aan hóoger wet en beginsel betoont; die
Christus ,niet kent en niet lief heeft?
Is hij een Christen, die' in anderen de
eigsngerechtigheid bestrijdt, en, met beroep
op de gerechtigheid van Christus, onder de
werkers der ongerechtigheid behoort?
Is hij een Christen, die den Bijbel en_de
Formulieren van buiten geleerd en alle ge
stalten en ongestalten van geloovigen en
ongeloovigen bestudeerd heeft, maar die de
dankzegging van den Fairzeër en niet de
smeeking van den tollenaar in het hart
heeft
Beantwoord deze en dergelijke vragen on
der biddend lezen van de Heilige Schrift.
De herinnering aan den sterfdag van
Groen, 19 Mei 1876, moge een opwekking
inhouden tot dieper onderzoek van zijn na
gelaten geschriften.
Ons land maakt nu weer een geheel an
dere geschiedenis door, dan in den tijd van
Groen v. Prinsterer. Het is God die de ge
schiedenis maakt: ,,in de stem der geschie
denis wordt de stemme Gods gehoord." Zoo
zegt hij in zijn Handboek. De gangen die
God met Neêrland gemaakt heeft, heeft hij
als niemand anders nagespeurd: van Gods
beloften gewag gemaakt, wanneer in Zijn
vreeze gewandeld werd maar ook van Zijn
bedreigingen en Zijn vloek, wanneer Zijn
vreeze gemist werd.
De laatste alinea in zijn Handboek, is zeer
opmerkelijk. V/ij hebben daar al meer op
gewezen. Wanneer hij de Geschiedenis des
Vaderlands afsluit, October 1840, ziet hij
de toekomst meer dan ooit in donkere wol
ken gehuld. Er zal, zegt hij, gemaaid wor
den wat men gezaaid heeft. Het is of hij
voorvoelde, dat er groote dingen stonden te
gebeunsn. Want, zoo vraagt hij: Hoedanig
zal het lot van Nederland zijn? Is het
bestemd om in grootere Rij
ken opgenomen, en met ver
lies zijner Nationaliteit,
opgelost te worden of wel is
de hoop gegrond dat hetgeen verstorven
schijnt door hetgeen nog leeft met nieuwe
levenskracht zal worden bezield?"
Hij stelt deze twee vragen en laat ze in
het onzekere. Wij leven nu circa 100 jaar
later en hoe is het nu? Ontwijfelbaar stond
dit voor hem vast, dat de historie van Ne
derland, in vroeger eeuw bij uitnemendheid
bevoorrecht, aan de onbedriegelijkheid der
beloften en der bedreigingen Gods getui
genis geeft en ook in volgende tijden het
onderscheid zal gezien worden tusschen
rechtvaardigen en goddeloozen, tusschen
dien die God dient en dien die Hem niet
dient.
WAARNEMER.
Opnieuw verschenen bij J. Bout, Hui
zen. 1939.
en en sterken de zenuwen. Buisje75cb.
Groote militaire gebeurtenissen hebben
in den afgeloopen week niet plaats gehad.
In Noord Afrika houden beide partijen el
kander nog in evenwicht. Bij
Tobroek
hevige gevechten, maar met geen beslissend
resultaat. Zoo ook bij SoUoem, welke plaats
in Engelsche handen is gevallen, maar weer
door de Duitsehers werd heroverd.
De strijd in Abessynië bij
Amba-Madsji
is door de Italianen opgegeven. De hertog
van Aosta heeft aan de Duce het volgen
de bericht gezonden:
„Duce, doordat de talrijke gewonden niet
meer behoorlijk konden worden verpleegd
en de toestand voortdurend ernstiger werd,
zoodat nog slechts korten tijd en ten koste
van zeer zware verliezen tegenstand kon
worden geboden, heb ik mij genoodzaakt
gezien, de voorwaarden voor een eervolle
overgave te vragen.
Mijn verzoek is ingewilligd.
In dit droeve uur word ik gesterkt door
de overtuiging, dat ik alles heb gedaan wat
maar eenigszins mogelijk was. Ik leg het
bevel neer, terwijl ik u, Duce; dank zeg, die
mij gedurende een jaar van zwaren strijd
steeds den steun van uw goedkeuring en uw
vertrouwen hebt gegeven. De oorlog is niet
geëindigd. Wij zullen weldra terugkeeren in
dit land, dat opnieuw, voor de grootheid
van ons vaderland,, in Italiaansch bloed is
gednankt."
De Duce heeft geantwoord:
„Ja, Hoogheid, gij en Uw soldaten hebt
heldhaftig gestreden en meer tegenstand
geboden dan van menschen kon worden ver
wacht.
Het Italiaansche volk heeft u gevolgd, het
bewondert U en deelt Uw vertrouwen in de
toekomst."
De Engelschen hebben de dapperheid der
Italianen naar waarde weten te waardee
ren. De Italiaansche troepen hebben voor
den vijand gedefileerd, welke hen de mili
taire eerbewijzen hebben gebracht. In het
gebied van Djimma en Gondar duurt de
strijd voort.
Wat 'betreft de oorlog in Irak, valt wei
nig te melden. Van verschillende zijden ont
vangt Irak steun, terwijl de Engelsche
strijdkrachten schijnbaar niet zoo sterk zijn,
dat van e«n Blitz-krieg sprake kan zijn.
De toestand is echter in die omgeving
zeer verward. In Syrië, hetwelk Fransch
gebied is, hebben de Duitsehers vergunning
gekregen, van de vliegvelden gebruik te
maken, wat ertoe heeft geleid dat Enge
land deze velden bombardeert.
De chef van de Generale staf van Egyp
te is gevlucht, alsmede enkele vooraan-
1 BLIJDORP ROTTERDAM
SS
s Alléén werken van begaaifde schll-
ders kunnen uw verlangen bevredigen
MUZIEKHANDEL MUZIEKSCHOOL
y D. P. RtnjTENBERG
Grootste sorteering
Instramenten en Bladmiazieb
BeiJerlandschelaaD 163
Telef. 7S466 Rotterdam Zuid
iiiihssiniiiihismiinfiiKBiiniHiiiiSTniniitiSiiAliiniiafiilS
Piiü(>s gitvcsHgtl .-,
staande generaals. De verwachting is dat zij
naar Arabië zijn uitgeweken. Allemaal be
wijzen dat het lang niet pluis is, in dezen
hoek, en het zich niet laat voorspellen, wat
in de naaste weken staat te gebeuren.
Hebben er echter geen groote militaire
gebeurtenissen plaats gehad, op diploma-
tleli gebied, nemen de spanningen, steeds
meer en meer toe.
De Duitsche Ambassadeur von Papen,
heeft bij zijn terugkeer In Turkije een per
soonlijken brief van den Führer overhan
digd. De Turksche regeering heeft hierop
momenteel nog .niet geantwoord. Naar ver
luidt zou het schrijven vriendelijk gesteld
zijn geweest en geen eischen hebben bevat.
De handelsbesprekingen tusschen Rusland
en Duitschland vorderen goed. Algemeisn
wordt verwacht, dat binnenkort hierom
trent nadere gegevens zullen worden gepu-
bUoeerd. Rusland schijnt enkele aanspraken-
te maken op enkele Engelsche gebieden In
Voor-Azië waartegen Duitschland geen be-
ziwaar maakt.
Daarentegen vorderen de handelsbespre
kingen tusschen Japan en Nederl. Indië
zeer slecht. Nederl. Indië heeft zich mili
tair verbonden aan Amerika en Engeland,
en dit wordt door Japan als reden aange
merkt, waarom Japans goede bedoelingen
verkeerd worden uitgelegd en de besprekin
gen o,p sleeptouw gehouden. Japan waar
schuwt ernstig voor de gevolgen die daar
uit voor Nederl. Indië zullen voortvloeien.
Kroatië dat door de bezetting van Joego
slavië weer onafhankelijk gewordsn is
heeft thans een nieuwen koning gekregen.
Een delegatie uit Kroatië Is naar Rome
afgevaardigd met het verzoek aan den Ko
ning-Keizer van Italië om een vorst uit het
huis van Savoye te willen aanwijzen. Na
800 jaar wordt Kroatië dus weer een zelf
standig Koninkrijk.
Tot koning zal nu worden uitgeroepen de
hertog v^n Spoleto
een neef van Koning Victor-Emmanuel HI.
Hij zal zich binnenkort naar Agram bege
ven, waar de plechtigheid zal worden vol
trokken.
De grootste belangstelling hebben wel de
berichten genoten, welke werden medege.
deeld omtrent dé besprekingen tusschen
Fraekipt
en Duitschland. Zooals wij vorige week
schreven is Admiraal Darlan, door den Füh
rer ontvangen en het schijnt dat men het
over enkele hoofdlijnen eens geworden is.
Voor de radio heeft de oude maarschalk
Petain een rede gehouden waarin hij o.m.
het volgende zeide:
„Gij hebt gehoord, dat Admiraal Darlan
kortelings in Duitschland een ontmoeting
heeft gehad met rijkskanselier Hitler.
Ik heb deze ontmoeting principieel be
groet. Zij stelt ons in staat duidelijk te zien
op den weg naar de toekomst en de met de
Duitsche regeering aangevangen besprekin
gen voort te zetten.
■V^anneer het ons gelukt de aan den gang