CHDWEEKUADÖpOEaGPOnDlSlAG ^ÖRÖlZUID-HOairiZEEUWiCliC EILATlDEn
NJ. UitgeTersmaatschapvü JILANDEN-NIEUWS"
Buitenland
STICHTELIJKE
OVERDENKING
imiitfkvtdtm
Brinkman Zoon
1 Kunsthandel v. Munster
Nauwelijks zalig
Uit het
Kijkvenster
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE
UITGAVE VAN
jLANDEN" 18E JAARGANG
Pijnen
GEHOORAPPARATEN
en BATTERIJEN levert 'zonder ha
pering uit voorraad:
SCHOONENBERG
----- MAGAZIJN „RIO"
I Alle g:ramofoonplaten m
Al)«nnem©ntaprljs 90 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling
Verachtjnt iederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlpe nummers 5 cait Buitenland 8 gulden per jaar.
Gevestigd te Middeliamas Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tol. 17.
Bykantoor voor Zeeland: St. Maiaxtensiiyk Markt, - Telef. 59.
Advertentie-prijs- 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dlenst-
aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et.; Boekaan-
kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager.
1.
End« todlen d« rechtvaardige nau
welijks zalig wordt, waar zal de god-
delooze en de zondiaar verschijnen?
(1 Petnis 4 18.)
Onder de beroemdste en bekendste ge
schiedenissen, die in de eerste wereld zijn
gebeurd en voorgevallen, is die van den
zondvloed wel de allervoornaamste. Daar
zullen er weinigen zijn, die niet uit de God
delijke Openbaring kerwiis zullen hebben
van dat verschrikkelijke en vreeselijke oor.
deel, dat God de Heere toenmaals over het
menschelijk geslacht en den geheelen aard
bodem bracht, dien Hij verdelgde door mid
del van den ijselijken watervloed, hoedanige
voor of na dien tijd niet geweest is, noch
ooit wederom zijn zal; in diervoege dat van
het gansohe menschdom niet meer dan
acht zielen, zijnde het huisgezin van den
rechtvaardigen en godzaligen Noach, be
houden wierden door middel van een schip
of ark, dat zij op des Heeren bevel, vóór
dat de zondvloed kwam, gebouwd en ge
maakt hadden, een middel des te merk
waardiger, omdat dit het eenigste was,
waardoor Noach met de zijnen, niet zonder
veel gevaar en als ternauwernood behouden
kon worden. Want zij hebben in deze ark,
met veel benauwdheid en ongemak, den lan.
gen tijd van 150 dagen moeten doorbrengen,
drijvende op de woeste en onstuimige wa
teren, zonder een voet buiten de ark te
kunnen zetten, overmits de gansche aarde
zoodanig onder water stond, dat zelfs de
toppen der hoogste bergen er 15 el diep on
der gekomen waren, zoodat vrij gemakkelijli;
kuniiêh begrijpen, dat Noach met zijn huis
gezin hier maar door middel van de ark,
ternauwernood, en niet zonder groot ge
vaar behouden is geworden, en dat allé
levendige zielen buiten de ark ellendig heb
ben moeten omkomen en gezamenlijk ver
drinken. Daar is geen eene geschiedenis in
het gansche Woord van God, die ons het
geestelijke genadewerk van de zaliging des
zondaars levendiger aifschildert, dan deze
Van den zondvloed.
De ark verbeeldt ons den Heere Christus,
als het eenige middel van zaligheid en be
houdenis. Noach en zijn huisgezin vertoo-
nen ons alle ware en uitverkorene geloo-
vigen, die door Christus, als de eenige Arke
van zaligheid, gered en behouden worden.
En het overige goddelooze menschdom, dat
door den zondvloed verdelgd werd, beeldt
ons af de verdoemeUngen en ongeloovigen,
die buiten Christus en Zijne gemeenschap
voor eeuwig blijven gesloten en aan het
rampzaUg verderf der hel worden overge
geven. GelljkervJ'ijs nu de rechtvaardige No
ach met zijn huisgezin in den zondvloed
niet dan ternauwernood en met groot ge
vaar, ongemak en benauwdheid, door mid
del van de ark behouden werd, zoo woi'den
ook mede alle uitverkorene geloovigen door
Christus niet behouden dan ternauwernood
en met veel moeite, bekoïïimernis, ongemak
en benauwdheid, zoodat zij niet dan nauwe
lijks het verderf en oordeel der eeuwige
verdoemenis ontvlieden, evenals een, wiens
huis boven zijn hoofd in lichte laaie vlam
staande, maar ternauwernood de vlammen
ontvlucht en zijn lichaam en leven bergt.
Daarbenevens was deze gevaarlijke en on
gemakkelijke behoudenis van den rechtvaar
digen Noach met de zijnen een gewis en
zeker teeken van den rampzaligen onder
gang en verderf van al het overige mensch
dom, dat buiten de ark gesloten bleef.
Het nauwelijks zalig en behouden worden
van Gods rechtvaardig volk, de iiitverko-
rene geloovigen, door Christus, is ook een
klaar en gewis teeken en kenmerk van den
zekeren ondergang van het eeuwige ver
derf van alle goddeloozen en verworpelin-
gen, die buiten Christus, de ware en eenige
Arke van behoudenis, gesloten worden. Zoo
er iemand eenigszins aan twijfelt, die wij
zen wij naar de woorden van onzen tekst,
waar de Apostel Petrus ons deze waarheid
klaariyk leert door deze vraagswijze voor
stelling aan de geloovigen: Indien de recht
vaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal
de goddelooze en de zondaar verschij
nen?
De Apostel is van het vorige 12e vers
af bezig met de geloovigen, aan welke hij
dezen zijnen Zendbrief schrijft, emstelijk
te vernamen en te vertroosten in en tegen
de menigvuldige verdrukkingen en vervol
gingen, die hen hier op de wereld van hun
ne ongeloovige vijanden werden aangedaan,
hen verscheidene redenen, daartoe dienstig,
voorhoudende, als vers 12, dat die verdruk,
kingen, van God geschiedden tot hunne be
proeving; dat zij hun gelijkvormig maakten I
met Christus, zoo in lijden als heerlijkheid,
vers 13; dat er de belofte van eene eeu
wige zaligheid aan vastgemaakt was, vers
14.
Hierop gaat hij voort en wijst den ge
loovigen aan, vers 15 en 16, hoe zij al hun
ne verdrukkingen lijden moesten, namehjk:
niet als kwaaddoeners, maar als waarach
tige en geloovige Christenen. Dit gedaan
hebbende, v/ekt hij ban nu verder op tot
gewilligheid en standvastigheid in het lijden
der verdrukking, door hen voor oogen te
stellen het vreeselijke oordeel voor God, dat
eens zeker over de goddeloozen, hunne ver
volgers, stond te komen, zeggende vers 17:
Want het is de tijd, dat het oordeel begint
van het huis Gods; ende indien het eerst
van ons begint, welk zal het einde zijn der
genen, die den Evangelie Gods ongehoor
zaam zijn?
Dit verklaart de Apostel nu nader, en
breidt het verder uit in onze te verhandelen
tekstwoorden, in welke hij het onvermijde
lijk oordeel en verderf der goddeloozen
klaarlijk aantoont en gansch vast en ze
ker maakt, uit de nauwheid en moeielijk-
heid van het behouden en zalig worden der
rechtvaardigen en geloovigen, zeggende: in
dien de rechtvaardige nauwelijks zalig
wordt, waar zal de goddelooze en de zon
daar verschijnen.
Overschoone en gansch nuttige woorden.
Geliefden! die ons klaarlijk zullen leeren
den gansch nauwen en moeilijken weg tot
de zaligheid en het eeuwige leven, voorge
steld als een allerklaarst en zeker bewijs
van de onvermijdelijke verdoemenis en het
eeuwige verderf van alle onbekeerde zon
daren en goddeloozen.
0. behaagde het den Heere derzelver ver.
handeling heden te zegenen aan vele on
sterfelijke zielen, en Zijnen schrik en god
delijke vrees daardoor zoodanig op hunne
harten te brengen, dat zij er eens door ont
waken mochten uit den zorgeloozen slaap
der zonde, om het eeuwige verderf dat hun
en alle onbekeerde zondaars zekeplijk-iia-.
kende is, te ontvlieden, en op zoo eene
groote zaligheid en behoudenis acht te ge-
yen!
Twee stukken ontmoeten ons hier dan
tf r verhandeling,
1. Het nauwelijks, bekommerlijk en
moeielijk zalig worden der rechtvaardigen
en geloovigen, voorgesteld in de woorden:
indien de rechtvaardige nauwelijks zalig
wordt, en dan
2. de daaioiit opgemaakte zekerheid en
onvermijdelijkheid van de verdoemenis en
het verderf der zondaren en goddeloozen,
vervat in de volgende woorden: waar zal de
goddelooze en de zondaar verschijnen?
Wij hooren hier dan gewagen van eenen
rechtvaardige, en daarvan getuigen, dat hij
nauwelijks zalig wordt, en dat wel bij wijze
van eene vast vooronderstelde waarheid, in.
dien het zoó is, indien de rechtvaardige
nauwelijks zalig wordt.
De persoon dan van welke hier eerst ge
sproken en gehandeld wordt, is een recht
vaardige.
Zonder lang te blijven staan op de kracht
en beteekenls van het woord rechtvaardig,
willen wij uwe aandacht nu maar alleen dit
zeggen, dat door eenen rechtvaardige in
de H. Schrift doorgaans en gemeenlijk ver
staan wordt een uitverkoren en geloovig
gunsteling van God, die door middel van
Christus' bloed van de zonden en derzelver
schuld en straf is gerechtvaardigd en vrij
gesproken, en door Zijnen Geest daarvan
is gereinigd en geheiligd, zoodaj hij niet
meer in de zonde leeft en in deszelfs macht
en slavernij, maar geheel wandelt in nieu
wigheid des levens, als een die uit den
dood is levendig geworden. Het geeft dan
niet te kennen zoo iemand, die waarlijk
geheel rechtvaardig en heilig is, zonder
eenige vlek van zonde of onvolmaaktheid,
neen, want zelfs de allerheiligsten zondigen
dagelijks en moeten belijden voor den Heere
met den dichter, Ps. 143 2: Heere! ga niet
in het gerichte met Uwen knecht, want
niemand die leeft zal voor Uw aangezichte
rechtvaardig zijn. En uit Spr. 20 9, Wie
kan zeggen, ik he^e mijn harte gezuiverd,
ik ten rein van mijne zanden Zoo eene be.
teekenis van volmaakte heiligheid heeft het
woord rechtvaardig nooit als het van men-
schen hier op aarde gebruikt wordt, maar
wel als het wordt gebruikt van verheerlijk
te geloovigen in den Hemel, en bijzonder,
als het wordt toegeëigend aan den Heere
Jezus, den Zone Gods, gelijk geschiedt van
den Apostel Johannes in die woorden: Wg
hebben eenen Voorspraak bij dan Vader,
Christus Jezus, den Rechtvaardige, 1 Joh.
2 2: De geloovigen hier op aarde worden
dan rechtvaardigen genaamd: (1) Omdat
zij door het geloof met den Heere Christus
vereenigd zijn en Hem hebben aangenomen
voor den Heere hunne gerechtigheid, Jerem.
23 6, en dus deel en gemeenschap heb
ben aan Zijne volmaakte gerechtigheid en
gehoorzaamheid, door middel van welke zij
voor God tot rechtvaardigen gesteld wor
den, volgens Rom. 5 19. (2) Omdat zij
ook gemeenschap hebben aan den Geest van
Jezus, en door Denzelve van de zonden ge
heiligd en gereinigd worden, zoodat zij zich
alleszins bevlijtigen en toeleggen op inwen
dige heiligheid, en om Gode vruchten te
dragen der gerechtigheid, die het geloof
en de bekeering v/aardig zijn. Ziet, uit de
zen hoofde draagt elk en een ieder uit
verkoren geloovige doorgaans in het Woord
van God den naam van eenen rechtvaardi
ge, en zoo geschiedt dit van den Apostel
Petrus hier nu ook; die noemt Gods volk,
de geloovigen, hier mede met dien luisterij.
ken eerenaam van rechtvaardigen.
Uit een preek va,n i
Ds. Th, v. d. Groe. (1764.)
(Wordt vervolgd.)
hebben veelzijdig pijnuitdrijvende werking.
Athene ia <fö oudlieid Paulus op
den Areopagus De Wiijsigéer Socna-
tes Zeltkennis en Godskenjnis.
„De Duitsche troepen zijn Athene binnen-
gerukt" zoo luidde een der voornaamste be.
berichten in ons laatste nummer.
Wanneer wij die naam Athene hooren, de
hoofdstad van het oude" Attica, roept dit
aanstonds bijbelsche herinneringen in ons
wakker. De Apostel Paulus, het Evangelie
predikende "op Europa's grondgebied, heeft,
zooals wij uit Handelingen 17 weten, ook
Athene "bezocht. Het eerite wat we' êr Van
lezen is, dat zijn geest zeer in hem werd
ontstoken toen hij zag, dat deze stad zoo
zeer afgodisch was. Men had er ontelbare
afgoden, tempels, altaren en andere heilig
dommen, waaraan de bekwaamste architec
ten en de beroemdste beeldhouwers hun bes
te krachten gaven. Men was er de meening
toegedaan, dat de goden zich een familie
vormden, evenals bij de menschen, waarvan
Zeus de oppermachtige vader en Hera, de
koninklijke moeder was. Met hun dochters
en hun zonen en verdere verwanten woonden
zij .op den Olympus, waar het dikwijls vroo-
lijk toeging, maar waar ook niet zelden
tweedracht en'nijd heerschte, net als in een
gezin van aardsche stervelingen. Buiten
deze Olympische goden werden er nog een
oneindig aantal van minderen rang ver
eerd; de Grieksche schrijver Hesiodus
zegt: „Ik geloof, dat de Grieken wel 30.000
goden hebben." Mogelijk dacht men te
Athene, dat men de een of andere God zou
hebben vergeten, waarom men ook een al
taar had opgericht voor „den onbekenden
God." Dit nu was het aanknoopingspunt
voor den Apostel Paulus om hun den eeni-
gen waren God te verkondigen en Jezus
Christus als de zahgmaker van zondaren.
De Apostel Paulus was dus een zeer ge
vat man, die zich goed wist aan te pas
sen. Hij wist zielen door list te vangen.
Het was n.l. de gewoonte der Atheners, dat
ze veel op straat verkeerden. Het klimaat
werkt er toe mee want het is er altijd zacht.
In Athene vriest het misschien eens in de
twdntig jaar. Men wordt er niet door warm.
te gedrukt of door koude gekweld. Op de
straten en markten werden de politieke,
wijsgeerige en godsdienstige vraagstukken
besproken; ze waren buitengewoon verga-
derziek en er steeds op uit om wat nieuws
te zeggen en te hooren. Paulus paste zich
er bij aan en preekte op de markten en de
straten en werd zelfs in een feilen woor-
den-strijd gewikkeld met de Epikuréïsohe
en Stoïsche wijsgeeren, voornamelïjk, om
dat hij hun den gekruisten Christus en de
opstanding der dooden verkondigde. Op
den Areopagus heeft de apostel veel be
spotting moeten aanhooren; we lezen, dat
er slechts weinigen waren die geloofden. Er
was geen plaats voor. Het zichtbare, de
beredeneering en de logica stond meer in
hun belangstelling dan hetgeen door geloof
moest worden aanvaardt. Zoo was Paulus'
Christus-prediking den wijsgeerige Grieken
een dwaasheid.
Het veelgodendom, zooals men dat in
Athene vond is zeer verklaarbaar. Van na
ture imers hebben alle niensohen, óók de
heidenen een aangeboren overtuiging dat
er een God is. De woeste volkeren hebben
een soort van godsdienst gehad, hun ver
meende weldoeners bewezen zij godsdien
stige eer, wat niet anders kan ontstaan,
dan uit een zekere kennis van een Opper
wezen, van wien zij oordeelden, dat hij ge
diend en gevreesd moet worden. Die aan
geboren overtuiging van een Godheid komt
daarin uit, dat alle menschen min of meer
een kennis hebben van goed of kwaad, van
hetgeen eerlijk is of oneerlijk, zoodat de
heidenen zichzelf een wet stellen naar Rom.
2 14 en 15. In deze Godskennis kan men
verstandelijk zeer ver opklimmen, maar de
weg der zaligheid is er niet in te vinden.
De Godskennis uit de natuur leert ons niets
van de verborgenheid der Heilige Drieën-
heid, noch iets van den Christus, welke is
de eenige Weg om met God verzoend te
worden.
Anders zou de wijsgeer Socrates, die ruim
400 jaar vóór Christus te Athene woonde,
het ver gebracht hebben. Over dezen man
uit de oudheid zal ik hier in 't kort en.
kele dingen aanhalen.
Socrates werd evenals zijn vader beeld
houwer en wijdde zich tot zijn 30ste jaar
aan deze kunst. Toen hij zooveel had ver
diend dat hij er met zijn gezin schraaltjes
van leven kon, zei hij dit vak vaarwel en
wijdde zich geheel aan philosophische vraag
stukken. Zijn gedachten gingen niet zoozeer
xjit naar kunsten en wetenschappen als wel
naar den mensch zelf. Wat is het leven?
Wat gebeurd er met ons eigenlijke ik, met
onze ziel na den aardschen dood? Wat is
eigenlijk goed en wat is slecht? Deze en
zooveel andere vragen waren het die So
crates bezig hielden. Hij zocht de waarheid
der dingen, niet om te twisten, maar ona
het leven van zijn medemenschen dieper
en rijker te maken. Hij noemde zich een
philisoof (vriend der wijsheid) zooals Grie
kenland er vele heeft voortgebracht. Deze
wijsgeeren i,aven geen college in een school
vertrek, maar meestal op wandelingen
langs de boorden van den Illyssus, buiten
Athene, of bij de gymnasia. Gewoonlijk
werd er een bepaalde som gelds betaald, om
verlof te krijgen, zulk een man dagelijks
te mogen vergezellen.
Zoo had Socrates een groote schaar dis-
~eipelenv'^te"»hij-öagelijk«-geïoof «,an deagd
aan waarheid en aan recht trachtte bij te
brengen. Hij bezat een bijzondere talent, om
door eenvoudige vragen anderen op datgene
te brengen, wat hij hun leeren wilde en de
gebreken der menschen in een bespottelijk
daglicht te stellen. Men kan nagaan dat
hij zich hierdoor ook vele vijanden op den
hals haalde, maar hun boosheid maakte
op den wijzen man niet den minsten iridrulq;
hij was veel te verstandig om zich dit aan
te trekken. Zijn blijmoedigheid bij alle we
derwaardigheden des levens was bewonde
renswaardig. Zoo ging hij eens met zijn
discipels over straat en kwam iemand te.
gen, die hij kende en groette, maar deze
man scheen geen vriend van hem te zijn,
want hij groette niet terug. „Maar Socra
tes," vroegen zijn leerlingen, „waarom groet
gij zulk een lompen vlegel?" „Zoo" was het
antwoord, „zoudt gij dan wenschen, dat ik
even lomp was als hij?"- Op een anderen
keer kwam hij iemand tegen, die met opzet
tegen hem aanliep. Reeds wilden zijn leer
lingen den onbeschoften man naloopen en
hem zijn verdiende loon geven, maar Soera,
tes hield hen terug. „Blijft hier," zeide hij,
„als een ezel met den meelzak op den rug
tegen U aanloopt, dan zult ge hem toch
niet slaan, maar een andermaal verder
voor hem uit den weg gaan."
Het thans bij ons nog gangbare spreek,
v/oord ,,Ken Uzelven" is afkomstig van So.
crates. Eens zeide hij tot zijn leerlingen:
„Weet gij waarin mijn wijsheid bestaat?"
Daarin, dat ik weet, dat ik niets weet."
Socrates had dus een groote mate van zelf
kennis gekregen, hij tastte naar het Dicht,
maar het was een zelfkennis bulten de wa
re Godskennis om.
De natuur is in geestelijke zaken blind
en niet vatbaar voor hemelsche verborgen-
heden. Hij begrijpt niet de dingen, die des
geestes Gods zijn, hij kan ze niet verstaan,
omdat ze geestelijk onderscheiden worden.
"1 Cor. 2 14. Daarom worden de blinde
heiden^, die de Goddelijke openbaring van
den vreg der zaligheid moesten ontberen,
aangemerkt als te zijn zonder Christus, ver
vreemd van het burgerschap Israels, en
vreemdelingen van de Verbonden der be
lofte, geen hoop hebbende en zonder God
in de wereld. Eph. 2 12.
Socrates heeft in de loop der eeuwen vele
duizenden navolgers gekregen, die zijn wijs.
MAGAZIJN „HOLLANDIA"
v.h. GOUDSCHEWEG, thans:
HERLAEBSTBAAT 28 b
(Noordsingel, t.o. Gerechtsgebouw)
ROTTERDAM
Een keurcollecöe Waschmachines,
Wringmachines, Stofzuigers enz.
geerige denkbeelden aanhangen. Door en
uit zichzelf opklimmen tot het hoogste goed
grondbeginselen van een. leer, die nu nog in
zoovele vertakkingen geleeraard wordt.
Nu zei ik, dat Socrates het in de zelf
kennis ver heeft gebracht. Maar het was
een zelfkennis zonder de minste Godsken
nis. Daar is een volk, dat ook weet dat ze
niets weten, maar vleesch en bloed heeft
hun dat niet geopenbaard. Zij zijn van gis
teren en weten niets. Zij stemmen in met
de Apostel: Niet dat wij van anszelven be
kwaam zijn iets te denken als uit ons zei.
ven; maar onze bekwaamheid is uit God."
God is -de eerste werkende oorzaak van
alles wat ze hebben, weten of zijn. Zelf
vallen ze er schoon buiten.
Naar die eenvoudige waarheid die God
zijn kinderen leert, wil Waarnemer liever
luisteren dan naar de vwjsgeerige denk
beelden van een Socrates.
WAARNEMER.
voorheen Hoofdsteeg
Nu WALENBUBGEBWEG 26
BOTTEBDAM TELEF. 47737
Beijerlandschelaan 61
BOTTEBDAM Z. TELEF. 72227
Ruim gesorteerd in Pendules en
Wekbers, Gere - Zilmeta, Glas en
Poreelein.
iiHi-!^jiiai»jjjiu[[fii)j>^g|iiijlj«ii])inüi)aasiiiii^^
M MUZIEKHANDEL - MUZIEKSCHOOL M
y D. F. BÜIJTENBEBO Q
B Grootste sorteering
Instrmnenten en Bladmuziek
Beijerlandschelaain 163
Telef. 7S466 Rotterdam Zuid
IftiiSffiillSiSSiililliiiSSiilffiiBCT
njiuKiuiuiHiiisuiiiHiiiuintiiiiiJMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiiUJiuiiiiii
g
STATIONSINGEL 20
i BLIJDOBP BOTTEBDAM
H Alléén werken van begaaifde schil-
B ders kunnen uw verlangen bevredigen
Hoewel het geheele
Grielksche grondgebied
nog niet is bezet, toch kan men den veld
tocht vrijwel als beëindigd beschouwen. Het
kleine gedeelte, waar nog verzet wordt ge
boden, is van geen beteekenls meer. De
daar aanwezige soldaten trachten te vluch
ten of zgn gedwongen, zich gevangen te
geven.
De Duitschers hebben alles beproefd om
den Engelschen de vlucht te beletten. Vol
gens de laatste berichten zijn zij hierin ge
slaagd en kunnen de nog aanwezige Engel
schen niet meer weg. Tot dusverre hebben
zij 5000 Engelschen, onder wie een gene
raal, gevangen genomen.
In het Engelsche. Lagerhuis is de Brit-
sche expeditie naar Griekenland besproken.
De ministers ChurchiU en Eden hebben in
lichtingen verstrekt en medegedeeld, dat
60.000 man naar Griekenland is gestuurd,
waarander een Nieuwzeelandsche en Austra
lische divisie. Tot dusver ztjn 45.000 man
weer ingescheept kunnen worden. De ver
liezen aan dooden en gewonden werden ge
raamd op 3000 man. Wanneer men de cg-
ifers samenstelt, zouden er nog ongeveer
6 7000 man Engelsche troepen den strijd
voortzetten.
Een niet zoo mooie passage vinden wij de
mededeeling, dat de Britsche luchtmacht