CHQWEEKUADÖpGED.GDOnDSlAG vöönoEZUID-HOainZEElJW^ EHAMDEn
N.T. DitgeversmaatscliapDiJ „EILANDEN-NIEDWS"
De Opstanding Christi
IVOROL: De Kwaliteits-tandpasta.
I Kunsthandel v. Munster
13e Jaargang
ZATERDAG 12 APRIL 1941
No. 1234
STICHTELIJKE
OVERDENKING
Uit het
Kijkvenster
WAARIN SE DERT 1 N O V EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" - 18E JAARGANG
UITGAVE VAN
Hoofdpijn- Migraine
------ MAGAZIJN „RIO"
1 0^^ Door invallende Paasch- 1
I dagen zal ons Blad D. V. i
I a.s Woensdag NIET verschg-
I "cn. 1
Q38ssaa8gs<a«sse3issea8ssea8>ssezggg
Tijdelijk Dansverbod
ji-
IIATIDEII-niEUWS
Abonnementsprüs 90 cent per 3 maanden bg vooruitbetaling.
Verschtjnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar.
Gevestigd te Midddhamis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Fostboz 8 Tel. 17.
Bykantoor voor Zeeland: St. Maiartensdük Markt, Telef, 69.
Advertentie-prtjs- 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst-
aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et.; Boekaan-
kondiglng 10 cent per regel Contracten belangrijk lager.
(Marcus 16 9.)
Uit het 16e hoofdstuk van Marcus vs. 1
weten wij, dat behalve Maria Magdalena
en Maria, de moeder van Jacobus, die
Mattheus „de andere Maria" noemt, ook
nog andere vrouwen in den vroegen mor
genstond zich met haar haddan op weg
begeven naar Jozefs hof, om het lichaam
des Heeren te balsemen. Volgens Markus
16 VS. 1 was dit o.a. Salome en bij Lukas
(Lukas 24 vers 10) vinden wij ook Johan
na genoemd, de vrouw van Herodes' rent
meester, eene zeer rijke vrouw. Deze allen
was het om rust, om vrede, om troost te
doen in hu",ne diepe droefheid over des
Heeren dood, maar' hoe vreemd zal het haar
om het hart geweest zijn, toen zij In dan
hof kwamen! Welk een rust, we^k een vre
de ademt hier alles! Maar het hart der
vrouwen was nochtans vervuld van angst
en vreeze, want zij denken aan den grooten
steen, die op het graf ligt, en er zijn geen
mannan bij haar, dié haar konden helpen
(ten steen van. het graf af te wentelen. En
toen zij het graf bereikt hadden, steeg hare
angst en schrik nog hooger, want er lag
geen steen meer op het graf, en zij denken:
o wij ongelukkige vrouwen! het doode li
chaam des Heensn is weg! Want zoo gaat
het in de werkelijkheid des levens toe:
waar de Heere ons zeer nabij is met Zijne
hulp, daar denken wij, aan ons zelven over
gelaten, aan niets, dan aan ondergang en
dood. Waar Hij bezig is het een of ander
tot stand te brengen, tot verheer'ijking van
Zijnen groeten Naam en Zijne eeuwige
trouw en waafheid, daar buigt Hij ons diep
In het stof ter neder, zoodat wij donken: er
is voor mij geen heil meer in eeuwigheid.
Plotseling verschijnt aan deze vrouwen een
jongeling, met blinkende kleederen; wat
moet dat nu beduiden? zullen zij gedacht
hebben, en hunne harten zullen nog banger
geklopt hebben. „Maar geliefde zusters!
hebt gij dan nooit gelezen, dat eisn wit
kleed geen rouw, maar overwinning be
duidt?" Maar och! zij zijn dit al'es ver
geten, want bij die blinkende heerlijkheid
en zuiverheid des engels voelen zij nog die
per, dat ze niets zijn en hebben dan zonde
en ellende, en dat zij de eeuwige verdoeme
nis hebb3h verdiend. Maar de heme'sche
jongeling roept hun toe: V r e e s t g li e.
den niet, want ik weet, dat
gÜ zoekt Jezus, Die ge
kruisigd wa. s."
Niet waar? Dien zoekt gfl, en in het bin
nenste uwer ziel spreekt gij:
„Geef mij Jezus, of ik sterf.
Buiten Hem is 't zlelsverderf."
„Gij zoekt Jezus den Nazarener, den van
allen verworpenen en gesmaaden, voor
Wien gij u niet schaamt, maar het luide be.
kent: Hij is veel schooner, dan de men-
schenkinderen! „Maar lieve zusters! hier
is Hfl niet! „Niet?" „Neen! Hö is opge
staan, ziet de plaats, waar de Heere gele
gen heeft. Blijft nu echter hier niet langer
staan, maar spoedt u naar Zijne jongeren,
en deelt hen mede, dat de Heere is opge
staan; en ziet! Hij gaat u voor naar Ga-
lllea, déér zult gij Hem zien. Ziet! ik heb
het ulieden gezegd!" En terstond spoeden
de vrouwsn zich naar Jeruzalem, om deze
blijde tgding aan de broederen mede te dee-
len. O hoe veel zul'en zy op dien weg te
bespreken en te overleggen gehad hebben,
b.v.: „ware het toch niet beter, eerst den
Heere Zelf op te zoeken, dan konden wij
toch nog veel beter getuigenis er van af
leggen, dat Hg leeft, dan nu, dat onze
oogen Hem nog niet zagen," anderen kon
den allen juichen van vreugde. En, terwijl
zfl zoo voortgingen, ontmoetten hen de Hee
re Zelf en sprak tot haar: W e e s t ge-
groet! en zij, tot Hem ko
mende, grepen Zijne voet en
en aanbaden Hem. Maar Hij
sprak: Vreest niet! gaat
henen, boodschapt mijnen
broederen dat zij heen
gaan naar Galilea, en al
daar zullen z M tj zien
Matth. 28 10. Hebt gij het vernomen, ge
liefden! hoe de Heere degenen noemt, die
Hem van den Vader zijn gegeven? Hij
noemt ze: „Zijne broederen." Hebt gij het
gehoord, waar Hg Zich wil laten vinden?
„In GalUea," in het land der zonde en des
doods. En nu mgne geUefden! ga nog eens
een oogenblik mede naar het groote Jeru
zalem. Daar kunnen wg zeker In menig ar
moedig vertrekje binnentreden, waarin óf
eene zieke weduwvrouw troosteloos ter ne
der zit, 6f eenige van allen verlaten wee
zen, diep verzonken is in rouw en smart, en
zij roepen weenend uit: „Jezus is gekrui
sigd en gestorven, wat is nu nog waar?"
Ach! hoe ve^e onbekende zielen, die Hem
gekend hadösn, hoe vele rechtvaardigen
zeker meer dan vijftig, geloof dat maar
vast, anders ware die godde'ooze stad reeds
la-^g omgekeerd geweest leefden hier en
daar verstrooid binnen de muren van Je
ruzalem! En ploi:seling zagen velen hunner
eene hemelsclie verschijning, in waarachtig,
menschelijke gedaante verschijnende aan
deze ongelukkigen, lang ontslapen heili
gen, om hun troost en bemoediging toe te
spreken. En het zal ook toen wel geklon
ken hebben: vreest niet! de dood is te niet
gedaan: noch dood, noch rouw, noch nood
kan u meer vasthouden In den kuil der
wanhoop, want het bloed van Gods Lam ver
mag alles, dat wast ons rein van alle on
ze zonden, wg lezen hiervan Matth. 27 52
53: En de- graven werden ge
opend, en vele lichamen
der heiligen, dieo.ntslapen
waren, werden opgewekt;
en uit de graven uitgegaan
zijnde, na zijne opstandi ng,
kwamen z\j in de heilige
stad, en zg.n velen versche
n e n. Terwijl dit alles nu voorviel, waren
ook de soldaten die als wacht bij het graf
waren gesteld geweest, in de stad terugge
keerd. Zij kwamen vol angst «an kloppen
aan, aan het hoogeprlesterlök paleis, want
naar Pilatus, den Romeinschen landvoogd
durven zij .rsiet henen, daar zij eerst van
schrik als dooden waren geworden, en daar
na lafhartig waren gevloden. Misschien zal
de heilige kerkvader zich eerst wel niet
gaarne in zijn morgengebed hebben laten
storen, waarin hij zeker den God Israels van
ganscher harte zal gedankt hebben, dat die
verleider uit Galilea nu eindelijk in het graf
lag, en dat er .rvu wel spoedig geen spoor
meer zoude te vinden zijn van die gehate
sekte der Nazareners. Maar de soldabsn
houden aan, zij moeten den hoogepriester
spreken. „Nu" zegt deze „wat is er ge
beurd?" Sidderend en bevend staan die dap
pere krijgsknechten daar, voor Kajafas en
zijne' medegenooten, en vertellen, wat er in
de afgeloopen nacht geschied is. De hooge
priester wil hun echter alles uit het hoofd
praten, en zegt: „Gijlieden hebt zeker te
veel gedronken, en daardoor diep geslapen
en zware droomen gehad!" Neen! neen!
heilige Vader, antwoorösn zij, „wij hebben
onzen pUcht trouwelijk vervuld, wij hebben
.niet geslapen, w\j waren volkomen wakker,
en zooals wij het u vertellen, is het ook
geschied; o, het was vreeselijk!" En de
hoogepriester: „Nu ik wil ulieden niet te
genspreken, ik wil aannemen, wat giJ zegt,
maar ziet! gij zijt niet geheel vrg vari bij
geloof, en houdt u wel eens op met toove-
rij, gij verbeeldt u zeker spooksels gezien te
hebben." Neen! neen! dat waren geen
spooksels! Wij hebben het duidelijk gezien,
hoe de steen afgewisnteld werd, zonder de
minste moeite, vrij hebben het gezien, hoe
een engel van 63n hemel nederdaalde, wiens
gestalte was als een bliksem, en hoe hij
zich op dien groeten grafsteen nederzette."
De hoogepriester, geen raad wetende met
de zaak, wendt zich nu tot de andere pries
ters, zeggende: „wat zullen wij toch begin
nen, eerwaarde broeders! met deze koppige
soldatan?" en zich weder tot dezen wen
dende: „het is toch mogelijk, dat gglieden
u bedrogen hebt^;, in ieder geval mag er
niets van uitlekken. Vertel maar, dat gij
geslapen hebt, en dat Zijne jongeren geito-
men zijn, en Hem hebben gestolen. Met den
landvoogd zullen wij de zaak wel in orde
brangen; want ziet ge, de godsdienst loopt
gevaar! Gjj ztjt toch brave, eerlijke lieden,
wilt gijlieden ons niet behulpzaam zijn, den
godsdienst in stand te houden, en zóó het
geheele volk te redden? Denkt toch welk
een bloedbad er van zoude kunnen komen!
En gij, mijnheer de penningmeester! hier
hebt gij den sleutel der geldkist, sluit die
eens spoedig open, en geeft deze dappere,
wakkere en oppassende soldaten eens eene
goede soms gelds." „Wat?" zeggen de sol
daten, terwïjl zij een stap terug treden,
„zouden wg geM aannemen?" Maar het
eind was, dat, toen maar eerst de hoofdman
gewonnsn was, zij zelfs gaarne het geld op
streken, en eenvoudig overal gingen verha
len, dat zij nergens van wisten, dat zij ge
slapen hadden. Welk eene schande voor
hen, dit te vertellen! Zoo weet de duivel
zich altoos te helpen, zoo helpt de geheele
wereld zich, ziJ weten niets van waarheid,
en met goud en zilver moet alles tezamen
gelijmd en tezamen gebonden worden.
Mijne geliefden! wenden wij onze blikken
van dit tooneel aif, en laat ons nog een blik
werpen in den hof, waar het graf was. Toen
de engelen bij het graf aan de vrouwen
verschenen, zeiden zij ook .nog tot haar:
w a t z oe k t g ij 1 i e d e n d e n 1 e v e .n-
de bij de dooden? Hg is hier
niet, maar Hij is opgestaan
Gedenkt, hoe HiJ tot u ge
sp roken heeft, als Htj nog
i.n Galilea was, zeggen de:
de Zoon des.menschenmo^t
overgeleverd worden in de
handen der zondige men-
schen, en gekruisigd wor
den, en ten derden dage
wederom opstaan. Luk. 24 vrs.
5b7. Dat vernamen Johanna en de overi
ge vrouwen, en hun smart was gestild en
zij zeiden: ,,ja! dat is toch ook waar!" En
geliefden! laat ons ook spreken met haar:
ja! het is gewisselijk waar, geen dood kan
mij meer binden, geen graf kan mij meer
houden, geen toorn mij meer in den afgrond
werpen! Laat de geheele wei-eld maar ko
men en eisn zware grafzerk op mijn graf
wentelen, laat de duivel van nieuw op mij
loskomen, om mijne arme ziel te VersHn-
den, mijne ziel, die door Jezus verlost Is,
geen nood, neen! want Jezus is opgestaan
uit de dooden!
Allereerst hebben wij van deze opstan
ding den troost, dat zij waar is, en het gesn
kunstige verdichte fabel is, maar eeuwige
waarheid, wanneer wij zeggen: Christus i s
opgestaan uit de dooden. Daarvan schrijift
~de Apostel Paulus: indien Chris-
tus niet opgestaan is uit
de dooden, zoo is uw ge
loof te vergeefs, zoo zijt
gij nog in uwe zo.n den.
Als wij deze waarheid vernemen, dan
zeggen wij menschen gewoonlijk: maar
is dat ook voor mij, geldt
dat ookvoor mij? zonder dat wij
er werk van mafcan, ons hart in de schrif
tuurlijke en historische waarheid der op
standig Jesu Christi vast te makisn. O, be
gin er toch eens mede, mijne geliefden.
Indien gij wenscht te weten of het ook voor
u is, met deze schriftuurlijke waarheid in
uw hart te bewegen en te overwegen: „Chris
tus is gestorven voor onze zonden, en opge
wekt tot onze rechtvaardigmaklng," opdat
dit vast bewezen feit, deze daadzaak, in
uw gemoed leve en gij ^aaraan van gan
scher harte gelooft. Zie! terwijl gij dit ifeit
overdenkt en overweegt, zal de Heilige
Geest onverwacht en ongedacht dit ant
woord in u geven: ook voor m ij n e zon-
öan is Hij gestorven, ook voor m ij is Hij
opgestaan. Wie eene groote schuM heeft te
betalen, en zich deswege in groote verle
genheid bevindt, die moet vóór alles weten,
of er een middel is, dat hem uit zijne ver
legenheid redden kan, of er ergens geld
voorhanden is, waarmede hij zijne schulden
kan betalen. Wat ik zeg, moge vreemd klin
ken, maar het Is gewisselijk waar. Want,
in 6an grond des harten wordt nooit en
nimmer de waarheid der opstanding Jezu
Christi geloofd, tenzij de Heilige Geest ons
dezt "saligmakende waarheid leere verstaan,
en er ons telkens weer in bevestlge. En
geschiedt dit, dan volgt ook gewis de za
lige troost: ook voor mij is Hij opgestaan,
en ik ben niet meer in mij.ne zonden!
Want, immers, indien de apostel schrijift:
„indien Christus niet uit de dooden is opge
staan, zoo is uw geloof ijdel, zoo zijt gij
nog in uwe zonden," zoo Hgt in zijne woor
den opgesloten: „indien Hg echter waarlijk
opgestaan is, zoo is uw geloof niet ijdel,
zoo zijt gij ,niet meer in uwe zonden! maar
hebt eenen genadigen God en Vader, een
getrouwen Heiland daar boven in den he
mel." En is deze troost in het hart aanwe
zig, dan wordt die ook wezenlijk gesmaakt
te midden van de dagelijks gemaakte er
varing van de treurige waarheid, dat wij
middan in den dood liggéft; zoodat te mid
den van onzen dood ook dagelijks verlos
sing, en opstandir,g uit dezen dood g e-
1 o o f d wordt. Dat hield o.a. onzen lieven
broeder David staande, toen" hij vluchten
moest voor Saul, den tyran, en hij, door al
zijne broederen uitgeworpen, zich moest
verbergen aan het hof van Achis, den ko
ning der Filistijnen. Toen riepen Immers
al de vorsten der Filistijnen: ha! Is dat niet
David, de toekomstige konl"g van Israël,
hij, die onzen Goliath dood heeft geslagen?
Dat hoorde David, en het werd hem bang
om 't harte, en hg wist geen ander middel,
om zich te redden, dan zich gek aan te
stellen, zoodat de zever hem in den baard
liep, en Achis hem ook werke'gk voor
krankzinnig hield. En zie! niettegenstaande
dit alles, geloofde David aan uitkomst, aan
uitredding, aan opstanding uit den vreese-
lijken dood, waarin hij aan Achis hof'ver
keerde. Hg geloofde niet aan uitkomst en
opstanding, toan hij verlost was uit het h(^
van Achis, maar juist toen hij nog daar in
den vreeselijksten nood en dood lag verzon
ken. En dit geloof, dat gelooft tegen al het
zichtbare, ja tegen den dood in, is ook het
eenige en geschikste middel om te midden
van alles wat ons treft, staande te worden
gehouden, en niet te vertwijfelen, aan de
Almacht, hulp, trouw en genade van onzen
God. Het is ook het eenige middel, om over
eiken nood, eiken dood henen, op den ge
kruisigden en uit den dooden opgewekten
Christus te zien, het eenige? middel om op
God te blijven vertrouwen, en op Hem te
Met het toelaten van 5 fraaie leeuwen is het leeuwenterras van de diergaarde
Blijdorp te Rotterdam in gebruik genomen. Een onvrijwillig bad.
(Foto Polygoon)
helpen veilig en vlug. Doos 10 en 50ct.
blijven hopen, om hulp, verlossing, leven uit
óan dood, zoodat men, midden in den dood
liggende, nochtans uitroepen kan: v e r-
blijd u niet over mij, omg'.ne
vflandinne! wanneer ik ge
vallen ben, zal ik weder
opstaan; wanneer ik in
duisternis zal gezeten z ij .n,
zal mij de Heere een licht
z ij n, Micha 7 vs. 8, en:
Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven.
Maar leven; en des Heeren dsian,
Waardoor wij zoo veel heils verwerven.
Elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.
Ps. 118 VS. 8b.
Dit moest ik u in gedachtenis brengen, mij
ne geliefden! want het menschelijke hart
is van nature hoogmoedig en opgeblazen,
en het meent groote dingen te kunnsn doen
en op eigen voeden te kunnen gaan en
staan, maar dit ijdele vertrouwen staat al
leen vast, zoolang er geen nood is, en het
lieve zonnetje schgnt. En dat zelfde hoog
moedige hart kan in ééne minuut, ja in
ééne seconde zoo veranderen, dat het wan
hoopt aan alles, dat het siddert en beeft,
als espenloof, en niets meer vasthouden
kan, noch vasthouden wil!
Nog eens, ik herhaal het: het klinkt
vreemd, als ik u zeg, dat wij, van nature,
niet aan de opstanding Jezu Christi kun
hen gelooven, en dat het daarom hoog noo-
dlg is in deze zaligmakende waarheid voort
durend bevestigd te worden. Dat wij in deze
waarheid bevestigd en versterkt worden,
hoewel wij ze niet kunnan gelooven, dat is
de genade en barmhartigheid van onzen
God. Hij geeft ons het dierbare Evangelie,
opdat, indien wij beschaamd zijn en diep
berouw gevoelen over ons ongeloof, wij In
Zijn Woord zouden lezen, dat God de Hee
re zulke ongeloovigen niet verwerpt van
wege hun ongeloof, maar dat Hij Zich hun
deerniswaardlgen toestand aantrekt, en dat
Hg gewisselijk ter Zijner tijd en ure, ko
men zal, om hunne arme, voortgedrevene
en benauwde zielen vroolijk te maken met
Zijnen troost en met Zijnen vrede. Dan zien
wij uit dat heerlijke Evangelie, dat de Hee
re ons vanwege ons ongeloof niet verwerpt,
maar ons vriendelijk onderwijzen wil, opdat
wij het geloof aan Christus opstanding niet
zouden laten varen.
Uit:
De Vernederde en Dr. H. F. Kohlbrügge
Verhoogde Middelaar.
'miiuiiiiiiiiHinmiiiuiiiiiiHiiiiiuiuimiiiuiiiiiiiiuimiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiliiliiri
I STATIONSINGEL 20
I BLIJDORP ROTTERDAM
Alléén werken van begaaifde schil-
s ders kunnen uw verlangen bevredigen
wiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii iiiiiihuiihiihiiuhiiiihihiiiihiiuÜ!
Beyerlandschelaan 61
ROTTERDAM Z. TELEF. 72837
Ruim gesorteerd in Fendoles en
Wekkers, Oero - Zilmeta, Glas en
Porceleiii.
jMiHiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiinim"'^—uiiiiiinHit
g Rsdictle
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiliiiiiiiilll^
's GRAVENHAGE, 6 April. De com- g
B 'inlssarisngeneraal voor het veilig- M
8 héidswezen, de hoogere S.S.- en Poli- S
g) tieleider S.S. Briigade-führer Rauter ra
heeft op grond der verordening vam
den Rijicsconunissarls nr. 20 van 1941 3
verordend, ómt alle openlmre dans-
n vermaak tot nader order verboden is. n
g Reeds uitgereikte vergunningen ver- 9
g viallen Mermee. Handelingen in strijd
g Iiiermede worden maar den maatstaf W
O) der genoemde verordening gestraft. (3
n Deize verordening wordt door Iiaar tj
8 publicatie per radio en in de pers van a
kracht. S
SS8E8SS!9286S928fiSSE0SS9£3GSa&88S!fiZ3
Wlelrijdend Nederland in moeite
De medlteerende VoetgaiTger
Schortel-Woensdag, Witte Donder-
daig, Goede Vrijdag en Stille Zater
dag Een blijde Faschen voor een
geheiligd' volk.
Daar is in wlelrijdend Nederland heel
wat te doen over de distributie van fiets
banden. Er is bijna geen land ter wereld,
waar zooveel ifietsen loopen als in ons land,
wat nog vermeerderd is, nu de auto's op
stal moesten. Het valt te begrijpen dat er
menig bandje verhandeld werd, waaraan nu
zoo goed als een eind is gekomen. Het loo-
pende materiaal kan afgesleten worden en
daarna kan bg de meesten de fiets op zol
der. Wie niet circa 5 K.M. of verder van
zijn werk verwijderd Is, krggt geen kans
voor een stel nieuwe banden. Men gaat dus
van het standpunt uit, die ze het hardste
noodig heeft krtjgt ze, de pleizierfietsen
moeten maar opgeborgen. Wellicht zijn er
huisvaders, die daar niet over treuren.
Want z'n groote zoons en z'n aankomende
dochters, allen moesten ze een fiets hebben.
Er stonden er wel een stuk of acht in het
schuurtje! En met de „aankoop" alleen
was pa er niet af, want af en toe kwam
er ook nog een rekeningetje van de rijwiel
hersteller, van bandenlappen en zoo meer.
In ieder geval dit weten we, als we nog
een fiets met een paar goede ifietsbanden
hebben, dat we daar uiterst zuinig mee
moeten omspringen.
Bg gebrek eian rubber zullen we op den
duur weer meer „te voet" ons moeten ver
plaatsen. Onze gejaagde wereld zal daar
.rjiet aan willen maar het zal moeten. Nu,
in dien goeden ouden tijd was het nog zoo
slecht niet. Men had toen meer de tgd om
tot zichzelf te komen. En dat is toch van