CriDWEEKBLi^opGED.GD0nD5IAG vöÖRDlZIJID-HOUInZC^ CHAnDEII
ABDIJSIROOP
N.V. Uitgeversmaatschappij „EILANDEN-NIEUWS"
Uit het Kijkrenster.
STICHTELIJKE
OVERDENKING
Het rijke erfdeel
13e Jaargang
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1941
No. 1218
DIJ zoon
verouderde
hoest
DEyuLPEN,/^
WAARIN -SEDERT 1 N O V EMBER 19 35 OPGENOMENHET BLAD .ONZE E I LAN DEN" - 18E JAARGANG
AKKER 'S
----- MAGAZIJN „RIO"
PoshkanborQalerij/ ^'-
A22 Coolsingel
^el: 57973
niEUWS
Abonnementsprijs 90 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling.
Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar.
XJITGAVE VAN
Gevestigd te Middelhamis Prins Headrikstr. 122 G Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17,
Bijkantoor voor Zeeland: St. Maai-tensdyk Markt, T«lof. 69.
Advertentie-prijs- 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Diénst-
aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et.; Boekaan-
kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager.
Alles is uwe.
(1 Cor. 3 31b.)
Te midden van al die woelingen en booze
raadslagen dezer wereld leeft een volk, dat
veracht en voor dwazen uitgekreten
wordt. Een volk dat verre is van de macht
en invloed, die de wereld ten dienste staat,
pen volk, dat in aantal steeds klein en ge
ring is, in eer en macht en grootheid der
wereld onbeteekenend, maar het is bij God
uitverkoren en dierbaar. Het is een uitver
koren geslacht, een Koninklijk Priesterdom
een heilig volk, een verkregen volk, opdat
het zou verkondigen de deugden desgenen
die hen getrokken heeft uit de duisternis
tot ZiJn wonderbaar licht. Hoe arm ook
naar de wereld, is het nochtans een rijk
volk, want God is hun deel. Die is hun
krachtig goud en veelzeggend zilver. En
al wat Godes is, is hunner.
Een Koninkrijk is hun toegezegd, ;dat
onbewegelijk is Christus Zelf, hun Koning
Man en Bruidegom troost hen met Zijne
toezegging: Vreest niet, gij kleüi kuddeke
Het is uws Vaders Welbehagen ulieden het
Koninkrijk te geven. De apostel der heide
nen vat den rijkdom van dat volk te saam
in het korte woord: „Alles is uwe."
Dat moesten de Corinthiërs verstaan. De
Gemeente was door twistingen verdeeld.
Het lag in den aard van het Grieksche volk
zich te noemen naar den één of anderen
wijsgeer. En dat kwaad was weer ingeslo
pen in de Gemeente te Corinthe. De één
was van Paulus, de ander van Apollos, een
derde van Ceifas. Het deed den Apostel leed
en stelde er zich tegen, wetend, dat niets
der Kerke Gods zoo groote schade aan
brengt, dan het verheffen van den één bo
ven den ander. Wie is dan Paulus, zoo
schrijft hiJ, en wie Apollos, anders dan die
naars om het huis Gods te bouwen? Dat
huis Gods is er niet om den dienaar, maar
de dienaar is er om het huis Gods. En alle
gave en krachten behooren der Gemeente
toe en zijn gegeven om haar te dienen,
want alles Is uwe."
Welk een rijk deel. De Apostel zondert
niets uit. Hetzij Paulus, hetzij Apollos, het
zij Cefas, zij zijn uwe. Dienaren zijn ,ze der
Gemeente om Christus wil en als zoodanig
te achten als medearbeiders Christi. Niet
om ijdelen roem toe te brengen. Alle roem
op menschen is uitgesloten. In Christus is
de roem van Gods volk. Die is het eenig
Fundament der Gemeente.
Alles is uwe - hetzij de wereld. Niet om
de wereld te misbruiken en te doen als de
kinderen der wereld tot bekoring en koes
tering van het vleesch. Gods volk is in de
wereld, maar niet van de wereld. Van Abra
ham wordt gezegd, dat hij een erfgenaam
der wereld zou zijn. Zoo alle Abrahams
kinderen, alle ware geloovigen hebben in
Christus een gerechtigd deel aan de dingen
dezer wereld. Dan leven zij op hun eigen
grond en ontvangen zooveel in bezitting als
het Gode tot heerlijkheid verstrekt en hun
tot zaligheid is. Geen stand zoo hoog op
aarde als die der kinderen Gods. Al zijn ze
niet vele rijken en edelen, al wonen zij In
schamele hutten, al dragen zij ruwe klee-
deren, al hebben zij weinig van wat de
aarde aan schatten en gaven bezit, al zijn ze
vergeten van de wereld, toch zij zullen de
aarde erfelijk bezitten. Hun brood is zeker
en hun water gewis. Al wat zij ontvan
gen, ontvangen zij in Gods gunst. En
straks zullen ze deel hebben aan die nieu
we hemel en die nieuwe aarde, die God
maken zal.
Het zij leven! Zoo gaat de Apostel ver
der. Neen, dat kan van den buiten God le
venden mensch niet gezegd worden. Die
heeft het leven niet. Maar die in Christus
is, is een nieuw schepsel. Het oude is voor
bijgegaan, ziet, het is al nieuw geworden.
Hoort de Apostel er van gewagen: „Ik leef
doch niet meer ik, maar Christus leeft in
mij en hetgeen ik nu in het vleesch leef,
dat leef ik door het geloof des Zoons Gods.
Het is het leven Christi, dat Hij verheer
lijkt in de Zijnen. Hfl heeft het recht ten
leven verworven. Hij is het leven Zijns
volks en zij vinden het leven in Hem door
het geloof. Uit Hem halen zij door het ge
loof sap en voedsel tot onderhouding en
versterking van hun leven. In Hem vinden
zij alles, wat zij tot het leven en de geluk
zaligheid van noode hebben. Door het ge
loof Hem ingeplant stellen zy hunne leden
tot wapenen der gerechtigheid en hebben
een vermaak in de wet Gods naar den in-
wendigen mensch. En al moeten ze nu met
Paulus nog klagen: Ik ellendig mensch, wie
zal mij verlossen van het lichaam dezes
doods, toch, dat doet niets te kort aan hun
voorrecht. Het leven is hunner.
Zoo ook de dood. De dood heerscht niet
meer over Gods volk. De dood moet maar
dienen tot verlossing des lichaams, om voor
eeuwig van een lichaam der zonde te wor
den verlost. Christus heeft voor Zijn volk
den dood overwonnen. Triumfeerend mag
Gods volk door het geloof uitroepen: „Dood
waar is uw prikkel, hel, waar is uwe over
winning. De prikkel nu des doods is de
zonde en de kracht der zonde is de wet;
maar, Gode zij dank. Die ons de overwin
ning geeft door Jezus Christus onzen
Heere."
En nog houdt de Apostel niet op. Ook alle
tegenwoordige en toekomende dingen zijn
het wettig eigendom van Gods Kerk. Alle
tegenwoordige dingen. Ook al het lijden
dezes tegenwoordigen tijds moet maar me
dewerken ten goede. Het is des Heeren
wijsheid, dat de kostbaarste diamant het
meest geslepen wordt. Zoo is al het lijden
dienstig voor Gods volk tot hun voordeel.
Daarom is het als een bezitting te achten,
waar het lijden gegeven is tot loutering en
toebereiding tot de volle zaligheid.
Daarom kon Paulus roemen in de ver
drukkingen, wetend, dat ook al het toeko
mende behoort tot zijn schat. Gods kinde
ren zullen alles beërven. Zij zijn erfgena
men Gods en mede-erfgenamen van Chris
tus. God, de Rotssteen huns harten, is hun
deel in eeuwigheid, "en zal hen volmaakt
doen genieten de uitnemendste, mededee-
lingen Zijner Algenoegzaamheid. Zij zullen
deelen in de waardigheden, rijkdommen en
heerlijkheid van Christus. Onbegrijpelijke
liefde Gods. Met eeuwige blijdschap ge
kroond zullen ze straks uitroepen: de helft
is mij niet aangezegd. Hier is het een ken
nen ten deele. De volle zaligheid kan hier
niet worden omvat. Johannes, de Apostel
der liefde getuigt: geliefden, nu zijn wij
kiïideren Gods en het is nog niet geopen
baard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten,
dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem
zullen gelijk wezen, want wij zullen Hem
zien, gelijk Hij is." Want een rijk erfdeel
heeft Zion.
En dat is nu maar geen denkbeeldig be
zit. Laat de blinde wereld meenen alles te
bezitten, het is slechts schijn. Zij meent rijk
en verrijkt te zijn en geens dings gebrek te
hebben en zij weet niet, dat zij is arm, blind
en naakt. Maar Gods volk is waarlijk rijk.
Alles is uwe is niet een woord, dat op losse
gronden rust: „Doch gij zijt van Christus,
en Christus is Gods," zegt de Apostel. En
dat is de hechte grond. Het is naar het
eeuwig voornemen van gena, dat de Heere
Zijne gekenden tot kinderen Gods wilde
aannemen en ze met deze rijke erfenis te
beschenken. Het ligt vast in Zijn eeuwig
trouwverbond, dat - van geen wankelen
weet. Christus heeft deze erfenis verworven
in en door Zijn bloed. Slons schuld betaalde
Hij en heeft de verlorene erfenis onverlies-
baar weergebracht. In Christus, in Zijn.
dood en bloedstorting; in Zijne opstanding
en verhooging aan 's Vaders Rechterhand
ligt de grond van Zions geluk vast. En alle
ware geloovigen ontvangen daartoe het on
derpand des Geestes in hunne harten. Hij
verzegelt "de belofte, verheerlijkt Christus in
het hart en maakt al de Zijnen tot mede
burgers der heiligen en huisgenooten Gods.
Hoe vast ligt toch de zaligheid. Hoe is het
geluk en het rijke erfdeel van Zlon verze-
Laat satan dit geluk betwisten. Deze aan
klager der broederen zal verstommen. Laat
de wereld spotten, de kinderen Belials zich
opmaken ten strijde, om het goed recht van
Zion te betwisten en meenen het te kunnen
vernietigen. Toch geen nood. Bang is vaak
de strijd. De angstkreten der gejaagde kud
de Christi, de vlammen der brandstapels,
de rookende schavotten, de tranen der Hu
genoten en van alle getrouwe getuigen
Christi, die gedood zijn en kwalijk behan
deld, staan als zoovele bewijzen van 's we
relds haat en vijandschap in de geschied-
roUen opgeteekend. En toch, in dit alles is
Gods volk meer dan overwinnaar door
Hem, Die Zijn volk lief heeft met eene
eeuwige liefde Waarlijk. Gods volk heeft
duizend oorzaken den Heere te verheffen
en te roemen in den vasten grond van Zijne
gunstbewijzen.
Maar dan is dit woord ook van een veel
omvattende beteekenls voor Gods kinderen
te staan naar eenheid en niet te roemen
met een ijdele roem in de verheffing van
den één boven den ander. Het kwaad van
de Gemeente te Corinthe is nog niet uitge
storven. Hoe gaarne noemt men zich naar
dezen of genen dienaar. Dat is tot smading
van Christus. Alle ware dienaars, die bou
wen op het eene Fundament Christus Jezus
zijn dienaars der Gemeente, gegeven van
den eenigen Herder tot volmaking aan Haar
gegeven. Het is het voorrecht, dat de Heere
geetft aan Zijne kinderen, zich in elkan
der te openbaren. Het is de voorbede van
Christus: „Vader! Ik heb hun de heerlijk
heid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt,
opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn."
Liefelijke getuigenis dan. Hoe arm is de
wereld. Al haar rijkdom is slechts schijn.
Het is al ijdelheid en kwelling des geestes.
Neen, alle rijkdom der wereld kan geen
vrede geven, redt niet van den dood. O
medereiziger naar de eeuwigheid bedenk,
slechts één bezit geeft vrede hier; geeft
troost in het leven, zaligheid in het ster
ven. Het is het bezit: alles is uwe, doch gij
zijt van Christus. Zoek dan nog het leven,
terwijl het is het heden der gena.
Welk een troost vooV Gods volk. Zij zien
hun erfenis bewaard iin eeuwigheid. ZiJn
nog vele verdrukkingen en moeiten uw
deel, het zal niet altijd duren. Ook het kruis
is nuttig. Het is voor Gods volk bestemd en
gegeven ter wille van de kroon der heerlijk
heid. Houdt dan moed! Nog een weinig tijds
en gij zult den strijd volstreden hebben.
Niets zal u kunnen scheiden van de liefde
Gods in Christus, en van het volle erfbezlt
weggelegd in de hemelen, Gode tot eeuwige
eer. Amen.
I DS. B.
Is oppassen gebo
den. Bestrijdt het|
chronisch worden
gebruik de bestel
samenstelling, die
vereenigd is in de
thans versterkte
Akker's Abdysiroop.
Abdtjslroop bevat van ouds beproef
de slömoplossende en borstver-
sterkende geneeskruiden en boven
dien de „codeïne" de krachtigste,
hoestbedwingende stof. Abdijsiroop
lost daardoor de slijm op, zuivert
de luchtwegen, doet daardoor ge
makkelijker ademhalen en vermin
dert d« pijn en de drukking op
Uw borst. De hoeststillende stof
..codeïne" maakt dat U aan het eind
van den dag niet uitgeput en ver
moeid zijt van 't langdurig hoesten.
Door Abdijsiroop te nemen be
vrijdt zich hiervan en dan kunt
U ook weer vrij en diep ademhalen.
Benige ckr
20 kruiden
tegen hoest, griep, bronchitis, astlitna
De griep Memento «nori Bele
ving van het nieuwe Het oiude met
een les Ds. Ledeboer met ziijin
versje De' armen waren er nu nog
best mee.
De griep waart rond in ons land. In on
derscheiden plaatsen zijn de scholen geslo
ten en liggen honderden menschen te bed.
Dat gaat eigenaardig met griep. Het is
als een greep, die je zoo maar ineens om
klemt, vastgrijpt. De eene dag nog gezond
en wel en opgeruimd het werk doen; de
andere dag huiverig, met van die koude ril
lingen over den rug. Dat is zoo het begin.
Men probeert er tegen te vechten, maar het
rillen wordt klappertanden en men komt tot
de ontdekking, dat men een grlep-aanval
onder de leden heeft. Dan naar bed én
trachten door transpireerén de aanval te
overwinnen. O wee, als men er mee blijft loo-
pen! Dan kan griep zeer gevaarlijk worden.
Gelukkig is de epedemie die thans heerscht
niet van zeer ernstigen aard en verloopt
de ziekte zonder veel menschenleVens te
eischen. In 1918 was dat heel erg. Toen
werden honderden ten grave gesleept, velen
in de bloei van hun leven. De Heere komt
dit in den nood der tijden, waar het weer
standsvermogen van ons volk ook een
woordje mee spreekt, nog genadigiyk te
verhoeden. Dat is een groote zegen. Er is
weliswaar altijd maar eene schrede tusschen
ons en de dood, de mensch draagt im
mers de kiemen des doods in zich
maar bij zware epedemiën komt het er, zoo
ver wij dat zien, meer op aan. Daarom
klinkt uit al die dingen tot ons: Gedenkt
te sterven! Dat we dagelijks mochten wor
den voor en toebereid, om, als op het on
verwachts het geroep gehoord wordt, wiJ
De Frouwersteegr te Amsterdam, die voor het verkeer van geen
belang is, gaat binnenkort verdwijnen.
(Fotc Polygoon)
olie in de vaten en in de lampen mochten
hebben.
We beleven nu lederen dag het nieuwe. Tel.
ken dage storten zich een lawine van nieu
we verordeningen over ons uit, waarin we
ons weer een weg moeten zien te vinden.
Vroeger werden we er tamelijk op voorbe
reid: eerst werd een ontwerp van wet ge
publiceerd, dan werd het door commissies
onderzocht die weer rapporteerden, vervol
gens kwam het in behandeling in de Twee
de en Eerste Kamer en tenslotte volgde
de afkondiging. In het eerst stonden we
niet weinig verbaasd, dat er zoo maar een
verordening uit de lucht kwam vallen, maar
ook ddt zijn we weer al gewoon. Meen nu
echter niet, dat die nieuwe verordeningen
zonder meer worden gedecreteerd, er gaat
ook wel ter dege onderzoek aan vóóraf, al
is het niet zoo omslachtig als via het Parle
ment.
Indien men ooren en oogen de kost geeft
kan men op velerlei gebied nu al zien, dat er
weer nieuwe verordeningen op til zijn. Vele
Nederiandsche toestanden zullen bij de Duit-
sche moeten worden aangepast. Zoo acht
men hier üi Nederland het kleinhandel-appa
raat te omvangrijk en is het te verwachten
dat op dit gebied sterk geordend zal worden.
Het aantal winkeliers zal men omlaag druk
ken, de verspilling van energie zal men zien
te verminderen en de duizend en een taken
die de middenstand vervult, economischer
verdeden. In Duitschland heeft men evenzoo
gedaan, men meent ook hier, dat door ver
laging der winstmarges bij den middenstand
de landbouw een hooger inkomen zal be
komen, zonder dat de eind,prijs der produc.
ten zou behoeven te stijgen. De prijzen bij
de bron, speciaal van de landbouwproducten
vindt men te laag.
Heeft men dus met die dingen te maken,
is men op de een of andere wijze een deeltje
van dien middenstands-schakel, dan zal men
daarop dienen te letten. Of men wil oif niet,
men zal zich er mee moeten bemoeien, an
ders wordt men straks misschien door het
nieuwe verdrongen. Wij weten niet welke
Invloed dit alles zal hebben op den midden
stand in 't algemeen, maar men moet zich
niet verbazen, dat op een goeden dag ook
op dit gebied een serie verordeningen zullen
loskomen, die tot het voorgestelde doel zul
len lelden.
Met het nieuwe is echter ook weer het
oude gekomen. Ik zie weer paarden en kar
ren op onze landwegen, de auto's zijn zoo
goed als verdwenen. Wat is er al niet uit
de vaart en uit het rijverkeer weggenomen!
Zeilschepen komen weer in eere en de oude
huifkarren doen weer opgeldt.
Waarnemer heeft in dit verband Wel eens
gedacht, dat men altijd besfreedt, dat het
onmogelijk zou zfln om op den Dag des
Heeren alle verkeer stil te leggen, naar
eisch van Gods Gebod. Dat kon nooit!! En
Befijerlandschelaan 61
ROTTERDAM Z. TELEF. 72227
Ruim gesorteerd in Pendules en
Wekkers, Gero - Zilmeta, Glas en
Porcelein.
Ihdrtsgcvcsl-ïgd
ziedaar, nu niet één dag per week maar
alle dagen een geweldige inkrimping. Daar
zit een les in. Gods gedachten zijn hooger
dan onze gedachten en 's-Heer^n wegen
hooger dan onze wegen! Als we het maar
ter harte nemen!
Daar bezorgt mij de post, juist op het
oogenblik, dat ik dit artikel wil beëindigen,
een brief van de Redactie van onze krant,
waarvan ik de lezers en lezeressen niet on
kundig wil laten.
U herinnert zich wel, dat er kortgeleden
een versje in onze kolommen voorkwam van
wijlen dominé Ledeboer, waarin hij bezong,
hoe het den Christen betaamt, mildelijk den
arme handreiking te doen en van den over
vloed die hij heeft mede te deelen den nood.
druftige, die niet en heeft. Zou hij, ds. Le
deboer, bij het warme haardvuur zitten, ter
wijl de arme verkleumt van kou? Voedsel
deksel en kleeding hebben, terwijl anderen
in schamelheid ter neer zitten? Immers
neen; door genade kon Ds. Ledeboer van
het vele dat hij had wel wat missen. Vele
buidels geld heeft hij uitgedeeld, ook nog
wel in Flakkee. Hij zou zijn heele vermogen
hebben weggeschonken. Het was zelfs zóó,
dat men hem ten laatste stadskind" heeft
moeten maken.
Doch, om op dat versje terug te komen,
zie, daarin predikte Ds. Ledeboer nog, na.
dat hij gestorven is. Het had tot uitwerking
dat er een der abonne's kreeg te zien op de
weldaden die hij had, die zooveel anderen
moesten missen. Hij gaarde in een groote
mand allerlei goederen in natura bijeen:
een kilo suiker, een pak vet, een pakje koif.
fie en thee, boter, kaas, enz. en bracht dat
bij een broeder ouderling, die er wel „een
plekje" voor zou weten! Kijk, dat is nog
eens echte winterhulp, ziet U! Het doet
mijn Waarnemershart goed, dat we zulke
abonne's hebben. En dat onze krant ook op
die wijze nog wat uitwerkt. Het is toch
nog niet alles negatief gelukkig.
WAARNEMER.