CrinWECKBIADöpGED.GDOnDSIA€ N.Y. ÜITGEVERSMAATSCHAPPU „EILANDEN-NIEÜWS" Buitenland Jaargang WOENSDAG 22 JANUARIfl941 No. 1211 Een strijdbaar held. BINNENLAND LoonbelastiDg OinzetbelastiDg enz. WAARIN SEDERT 1 NOV EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZEEILANDEN" - 18E JAARGANG ^^^ai^^ÊÊ^^^ai^^^^mm^Êmi^^imÊmm uitgave van DE NEDERLANDERS NEDERLANDSen GEZIND. W. A. DE BAKKER Huppelen voor de oven. ItlEUWS Gevesagd te MlddeQucnta i Friiu HendtOstr. 122 G Gbo 167930 i Foctbos TA 17. B^^iantoor voor Zeeland: St. MaartensdaQk Markt, Telet 69. AlwniMiuentapryB 90 cent per S maandenbf] vooruitbetaling. Veischgat Itdetea, Woensdag «n Za^idag 2 maal per week. Afzondtrmke Munmeii 5 omi Bulteulamd 8 gulden per }au Adverte9itie*piSi 20 oemt per regeL Redanes 40 et.; Dtonsti aanyxagen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 ot.; Bodewan' knndiglng 10 cent pv legel Contracttn belangx^ lager. 22. Gideon was met zijn geschenk, n.m.l. vlees, dat hij in een korf had gedaan, de ongezuurde koeken en het nat, hetwelk hij in een pot had gegoten, verschenen bij den Engel Gods en had het voor dezen neerge zet. En wat zal nu den gewaanden Gods- man doen? Zal hij zich gaan vergasten aan deze zo kostelijke maaltijd? Of zal hij het meene men op zijn verdere reis misschien? Of, heeft hij mogelijk een ander plan, ligt er misschien lets anders in zijn bedoeling? Ja, zeker! Hoor dan maar eens, wat Gods Woord ons hieromtrent meedeelt: „Doch de Engel Gods zeide tot hem n.m.l. Gi deon: Neem het vlees en de ongezuurde koeken en leg ze o,p dien rotssteen, en giet het sop uit." Mogelijk heeft Gideon eerst even ver baasd opgezien. Doch in volkomen gehoor zaamheid en afwachtende, wat er verder gebeuren zal en mogelijk ook eenigszins vermoedende, dat het in verband zou staan met het door hem gevraagde teken, doet hij, hetgeen de Engel hem had bevolen, heengaande naar een rotsachtige verheven heid in de buurt|, en op deze rotssteen legt hij neer het vlees en de ongezuurde koeken, en giet het sop, het nat uit de pot, daar overheen. Maar, waarom moet Gideon dit dan toch doen, wat bedoelt de Engel Gods daar dan toch mede Wel, dit zou duidelijk worden, uit het geen er verder gebeuren ging. Ook de En gel Gods trad nader met zijn staf in zijn hand en met het uiterste van deze staf roerde Hij het vlees en de ongezuurde koe ken aan, en ziet, wat geschiedt! Plots ging er vuur op uit de rots, verteerde het vlees en de ongezuurde koaken, en dat niet lang zamerhand, doch als in een oogwenk, won derdadig, en bovendien de Engel des Heeren kwam weg uit Gideons ogen. Hij was niet meer te zien Onverwacht en onge richt was deze verdwenen. Wonderlijk toch! En 't was alles in zo'n korten tijd gebeurd; het werk van slechts enkele ogenblikken. Doch wat had dit alles dan toch te be duiden? Wel, hetgeen waar we eerst op moeten letten is dit; de Engel had de spijze, die Gideon hem had voortgezet om te eten, veranderd in een offerande. Dit had let wel niét Gideon gedaan, maar de En gel des Heeren, Christus Jezus de tweede persoon in het aanbiddelijk Goddelijk We zen. Dat was dus geen mensenwerk, maar het werk Gods. Bij een offerande behoort een altaar. Welnu, de rotssteen was door den Engel zelf daartoe aangewezen. En verder dien de het vlees en de ongezuurde koeken als offer. Zuurdeeg mocht er voor dat doel In de koeken niet zijn, want gezuurd brood mocht op het altaar niet komen, daar de zuurdeeg het beeld der zonde was. O, won derlijk symbool! Geen zonde in dat Lam, dat geslacht is, van voor de grondlegging der wereld, geen zonde in dat Brood des Levens, doch Die tot zonde gemaakt is voor al de uitverkorenen, opdat zij gewassen en gereinigd in dat Middelaarbsloed, één maal zouden kunnen ingaan, in die plaats, waar geen zonde zijn zou. Doch ook sym bool van de zonde, die uit Gods Volk moet worden uitgezonderd, naar luid van 1 Cor. 5 8. „Zo dan laat ons feest houden, niet in den ouden zuurdeeaem, noch in der boos heid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid." En, om verder te gaan, bovendien dien de het sop, dat over het, vlees en de koe ken was uitgegoten, als een drankoffer, dat uitgegoten werd voor het Aangezicht des Heeren. (Burmannus). Anderen verge leken het met de handeling van Elia in later tijd op den Karmel, toen deze beval, dat men water op de offerande zoude gie ten 1 Kon. 18 34.) Vervolgens gold als het vaste bewijs, dat bet alles te samen Gode aangenaam was, het vuur, dat uit de rotssteen kwam, en vlees en koeken verteerde. Te allen tijde is het aansteken van iemands offerande door een hemels vuur als een blgk van Goddelijke goedkeuring gehouden. In dit verband wordt ook wel eens ge dacht aan het offer van Abel, en een voor beeld daarvan vinden we ook in het offer van Aaron Leviticus 9 23 en 24. „Toen ging Mozes met Aaron in de Tent der sa menkomst; daarna kwamen zij uit en ze genden het volk;, en de heerlijkheid des Hee- ren verscheen al den volke, want een vuur ging uit van het Aangezicht des Heeren, en verteerde oj het altaar het brandoffer en het vet. Als het ganse volk dit zag, zo juichten zij en vielen op hun aangezichten." Maar in de tweede plaats, en we heb ben hierop wel te letten was dit wonder werk tegelijkertijd het teken, het gevraagde teken van Gideon, waardoor hij in zijn roe ping versterkt werd. Over beiden, over de otfferande en over het teken, zouden we nog iets willen zeg gen. Eerst over de offerande dus nog. In gewone omstandigheden zou zulk een altaar en zulk een offer, wanneer iemand dit uit zichzelf, naar zijn eigen goedvinden, had daargesteld, tegen Gods bevel in zijn gegaan, en dus onwettig zijn geweest. Want immers, het was toch genoegzaam bekend, dat de tabernakel, voorzien van de arke des yerbonds, te Silo, midden in -het land Kanaan stond, en daar toch was men ge komen zijn offers te brengen en op geen andere plaats. Ieder offer dus, gewijd aan Jehova, dat opsteeg van een andere plaats, dan van Silo's heiligdom, was te beschouwen als een openbaring van eigenwillige godsdienst en dus gans onwettig. Want juist in dat ene heiligdom, in die ene plaats werd gekarak teriseerd, dat God de Heere een enig Heer is, en geen vreemd God nevens Hem is, dat er slechts één Middelaar is, de Midde laar Gods en der mensen, de mens Chris tus Jezus, en dat er maar één gemeente is, namelijk het volk van den levenden God, waarvan het Hooglied getuigt: „Een enige is mijn volmaakte." Doch in Gideons dagen lag alles uiteen- gescheurd, 't Leek wel of het patriarchale tijdvak was teruggekeerd en de kerke Gods zich bevond in het midden van het hei dendom. En in deze buitengewone omstan digheden nu verschijnt de Heere hier aan Gideon en wijst zelf het altaar en het offer aan, en bewijst daar dan ook aan Zijn God delijk welgevallen. De plaats zelf werd daarmede ten heilig dom gewijd. Opmerkelijk is dan ook, dat het vuur niet uit de hemel kwam, zoals later in Ella's dagen op den Karmel, maar uit de rotssteen zelf, ten' bewijze, dat op diezelfde plaats Jehovah was, de Heere des hemels en der aarde. Daarom ook slaat de Engel niet met kracht o,p de rotssteen. Integendeel, een enkele aanraking met de straf ten aanschouwe van Gideon was genoeg om het vuur als een bliksemschicht te voorschijn te roepen. Immers, de Heere heeft toch maar te spreken en het is er, te gebieden en het staat er. Wat is de Al macht des Heeren toch groot! Och, dat we in aanbidding leerden weg zakken bij de aanschouwing van de deug den Gods. Ja, de Heere vermag nog wel iets. Hij heeft een arm met macht en groot vermogen. Wat moest ons dat meer aan grijpen, om Hem aan te lopen als een wa terstroom, om. gered te worden uit alle noden en voorziening te vinden in zo veler lei behoeften. Want was het juist niet als de El Schad- dai, als de God de Almachtige, dat de Hee re zich aan Abraham openbaarde, opdat hij daaruit hope zou mogen scheppen aan gaande de vervulling van de aan hem ge dane belofte, dat zijn zaad zou wezen als het zand, dat aan den oever der zee is en als de sterren in menigte En de vervulling van deze belofte zou gaan door het onmo gelijke heen, zoals zo veel van Gods be loften door het schijnbaar onmogelijke heen vervuld worden. Abraham en Sara waren reeds verre op haar dagen gekomen toen de tijd der vervulling daar was en was er dan geen Almachtig God toe van node, om deze belofte te vervullen? En vraag het Gods volk maar eens, hoe het In hun eigen leven is gegaan. Heeft de Heere ooit getoond, dat Hij niet bij machte was hen te helpen, of niet In staat bleek zijn beloften te vervullen? Is Hij een God, die liegen zou of een mensenkind, dat het Hem berouwen zou? Zou Hij het zeggen en niet, doen, spreken en het niet bestendig maken? Doch, de Heere houdt de tijd aan Zichzelf. Niet op onze ttjd, maar op Gods tijd komt de vervulling Zijner beloften; op dat Hij zelf de eer zal wegdragen en tonen zal een verrassend God voor Zijn Volk te zijn. Wat doolt menige ziel toch in moede loosheid rond, die een belofte van den Heere heeft ontvangen, hetzij voor het tijdelijke of voor het geestelijke leven, en die maar geen vervulling ziet. Wat kunnen dan de bekam,pingen van den Vorst der duisternis groot en vele zijn. Hoe pleegt hij dan zo'n ziel vrijs te maken, dat de Heere niet bij machte is. Zijn belofte te vervullen, of dat Die de verlossing maar nodeloos uitstelt, of dat God Zijn volk bedriegt. Dan weer tracht hij wijs te maken, dat de belofte niet van den Heere was, want dat dan de kennelijke blijken, dat de ver vulling op komst was, duidelijk te zien zou den zijn, terwijl het in werkelijkheid hoe langer, hoe onmogelijker wordt. Maar als dan de Heere weer eens toe schiet om Zijn amechtig vollf te hulp te komen, de hope weer eens doet verleven digen en. ze op hope tegen hope zich mo gen verlaten op een Almachtig God, ja, dan kan het weer. Dan wordt het hoofd weer eens uit de gebreken opgeheven, dan wordt de reis staf weer opgenomen, dan kleven ze hun God weer achterna en durven ze het weer aan om met Hem te gaan door gebaande en ongebaande wegen heen; doch dan ook moeten hun medepelgrims het weten en be- rnoedigd worden, uit wat hen is wedervaren en roepen ze het dezen dan ook toe: (Ps. 115 6) „Vertrouwt op God, gij allen, die Hem vreest; Hij is altoos hun schnld, hun hulp geweest. De Heer was ons gedachtig; Zijn zegen blijft op Israël verspreid; Aarons huis is die ook toebereid; God Is getrouw en n|achtig." „De Standaard" schrijft over de vraag, of ons volk pro-Engelschi Zou zijn. Het blad zegt: „Die gedachte is eenvqudig grotesk. Ne derland en de Nederlandefs waren nóch En- gelsch-, nóch Fransch-, nóch Duitschge- zind. Men was, in overweldlge meerderheid, slechts Nederlandsch gezind. Aan deze waarheid wordt niet tekort ge daan als men aanvoert, d^tt er toch wel en kele honderden Nederlanders zullen zijn aan te wijzen, wier neigingen naar Dultschland, Frankrijk of Engeland uitgingen. Zoo iets raakt het volk als massa niet en is overi gens vaak meer een gev'olg van waardee ring van zekere personen-, dan van een be paalde staatkunde. Nederland als Staat, Nederland als volk, was daarbij niet betrokken. Het is daarom aifkeur^nswaardig indien men tegenstelUngen in den geest van de bo venstaande, wtj zeggen Ufit:.^ .soherp stelt, maar laat doorschemeren. Dit moet bij de bezettende macht leiden tot opvattingen, die in de werkelijke toe standen geen steun vinden. Want die wer kelijkheid is anders. Is zelfs nu nog anders, na ruim 7 maanden bezetting. Nog altijd staat Nederland en Nederland alleen in het centrum van de volks stem ming, al is men er zich van bevsTist, dat de bezettingstijd een zekere lotsverbondenheid met Duitschland in het leven heeft geroe pen. Wij blijven van meening, dat de Duitsche Overheid deze gehechtheid aan onzen ge boortegrond en alles wat daarmee saam- hangt, bereid is te waardeeren, zelfs al deelt zij onze opvattingen niet. Wat trou wens voor waardeering ook niet noodig is. In elk geval echter hebben wij ons te hoeden voor het kweeken van gedachten, die met de werkelijkheid op uiterst gespan nen voet staan. Er is waarlijk al misver stand genoeg." DE MAGINOTLINIE WORDT GESLECHT. BERLIJN, 15 Jan. (A.N.P.) In Duit sche politieke kringen verluidt, dat de Fransche maginotllne, die 500 millioen dol lar gekost heeft, zal worden geslecht. Ter bevordering van den land- en tuinbouw zal het land In kleine perceelen verdeeld en ter beschikking van boerengezinnen gesteld worden. HAILE SELASSIE TE KARTHOEM De ex-Negus droomt van terugkeer. Het D.N.B. meldt uit Rome: Met betrekking tot door Reuter ver spreide verklaringen van den in Khartoem (Soedan) vertoevenden vroegeren Negus van Abessinië, Haile Selassie, wordt van bevoegde zijde van het Italiaansche depar tement van koloniën erop gewezen, dat het overbodig Is, op de dwaze beschuldigingen van den ex-negus in te gaan. Wanneer de ze als bloeddorstig despoot bekend staande intrigant beweert, aldus het Italiaansche departement van koloniën, dat Italië zijn heerschappij op terechtstellingen en onder drukking der inlandsche bevolking grond vest, dan staan hier de volgende twee fei ten tegenover, n.l. dat indertijd In October 1935 de eerste daad van maarschalk de Bo no de opheffing der slavernij was, zoodat thans is heel Ethiopië geen enkele slaaf meer te vinden is en voorts, dat de inlan ders thans al lang de voordeden van het Italiaansche bewind in vergelijking met de vroegere tyrannle van Haille Selassie heb ben Ingezien. Ook heeft geen enkele van de Abessijnsche stamhoofden, die Italië trouw zijn, den ex-Negus in Khartoem een bezoek gebracht, zooals Haile Selassie beweert, wiens droom van den terugkeer naar Addis Abeba in elk geval op tegenstand van de Italiaansche troepen en van de Inlanders zelf zou stuiten. WINTERHULP NEDERLAND De Ijjstencollecte langs de huizen. Het A.N.P. verneemt, dat het In het voor nemen van de stichting Winterhulp Neder land ligt om op 31 Januari en 1 Februari in het geheele land een lijstencoUecte langs de huizen te houden. De eerstvolgende bus- huis- en straatcoUeote is in verband hier mede tot een lateren datum uitgesteld. De te houden lijstencoUecte dient niet al leen om de Inkomsten van het Wïnterhulp- werk te vergrooten, maar zal tevens haar nut hebben als voorbereiding van de ver dere organisatie van het medewerkercorps In de verschillende gemeenten. Het is nood zakelijk in het vervolg niet langer te wer ken met de betrekkelijk losse organisatie der collectanten, maar een corps van vrij willigers, vaste medewerkers te scheppen. Omtrent dezen uitbouw zullen intusschen nog nadere inlichtingen worden aangege ven. Uit de kringen van de collectanten, die bij de vorige winterhulp hebben blijk gege ven van hun liefde en toevnjding voor de zen moolen socialen arbeldi zullen zoodani ge personen worden uitgekozen, die volgens het oordeel van den plaatselijken directeur geschikt en in staat zijn als collectant bij deze eerste lijsten-inzameling medewerking te geven. De gemeente wordt op grond van het aantal beschikbare krachten ingedeeld. Indien mogelijk verzamelt ieder dezer col lectanten een aarifal medewerkers' öm zich heen, teneinde hem behulpzaam te zijn. Uit deze medewerkers zullen later de krachten voor den verderen uitbouw der organisatie worden verkregen. TJITGIFTE VAN EEN NIEUWE STAATSLEENING. 's-GRAVENHAGE,- 17 Jan. Naar wij van bevoegde zijde vernemen zal zeer bin nenkort een nieuwe staatsleening worden uitgegeven tot een bedrag van 500 millioen gulden. De rentevoet zal 4 procent bedra gen, terwijl de leening een looptijd zal heb ben van 10 jaar. De obligaties dezer leening zullen ge bruikt kunnen worden voor de betaling van aanslagen en successierechten. DE NEDERLANDSCHE ARBEIDERS IN DUITSCHLAND. Naar het December-nummer van De Ar beidsmarkt meedeelt, zijn tusschen 20 Juni en 30 November In Duitschland geplaatst 93.352 Nederlandsche arbeiders, van wie 30.352 grens- en 63.000 niet grensarbeiders. Van deze ruim 93.000 arbeiders zijn, voor zoover bij de arbeidsbeurzen bekend, tot 30 November 1940 5264 teruggekeerd. Het Rijksbureau heeft bepaald dat arbei ders, die zich na hun terugkeer niet bij de arbeidsbeurzen aanmelden, niet in het be zit mogen worden gesteld van distributie- stamkaart en distributiebonnen. Uit een onderzoek door ambtenaren van 't Rijksarbeidersbureau onder Nederland sche arbeiders in Duitschland ingesteld, blijkt aldus de Arbeidsmarkt dat het gedrag in- en buitenshuls van sommige arbeiders te wenschen overlaat. De zinde lijkheid en de orde In de cantines en slaap plaatsen laten dikwijls veel te wenschen over en soms werd wegens kleinigheden het werk neergelegd. De ambtenaren voor de nazorg hebben kunnen bereiken dat moei lijkheden, welke hier en daar waren ont staan, uit den weg konden worden geruimd. DISTRIBUTIE VAN BOTER, MARGA RINE EN VET. De Secretaris-Generaal van het Depar tement van Landbouw en Visscherij deelt met betrekking tot de distributie van boter, margarine en vet het volgende mede. In het tijdvak van 18 Januari tot en met 16 Februari 1941 zal, evenals voordien het geval was, telkens een bon Van de boter- kaart en van de vetkaart worden aangewe zen voor het koopen van hetzij 250 gram boter, óf 250 gram margarine, hetzij 250 gram boter, óf 250 gram margarine, óf 200 gram vet. Het ligt in de bedoeling volgens onder staand schema: 18 Jan. t.m. 24 Jan. bon 26 250 gram boter óf 250 gram margarine. VOOR: voor Handel, Bedrijf en Particulier OUDDOKP Admlnistratitin Aocoimtanoy. Belastingzaken. Ook schriftelijk worden alle zaken (ook V. d. Zeeuwsche Eilanden), zoo wel belastingen als andere op vlotte wijze behandeld. I l 25 Jan. t.m. 2 Febr. (nader aante wijzen bon) 250 gram óf 250 gr. margarine óf, 200 gram vet. 3 Febr. t.m. 9 Febr. (nader aan te wijzen bon) 250 gram boter óf 250 gram marga rine. 10 Febr. t.m. 16 Febr. (nader aan te wijzen bon) 250 gram boter óf 250 gram. marga rine óf 200 gram vet. De detaillisten zullen In verband met het bovenstaande voor de In de week van 20 Januari in te leveren bonnen vettoewij- zingen ontvangen. In de week van 27 Ja nuari ontvangen zij margarine-toewijzingen In de week van 3 Febr. ontvangen zij vet- toewijzingen; in de week van 10 Febr. we der margarine-toewijzingen. Zooals bekend geven de vettoewijzlngen recht op het koopen van boter, margarine en vet naar keuze, terwijl de margarine- toewijzingen recht geven op het koopen Van boter en margarine naar keuze, doch niet. op het koopen van vet. Sprekende naar aanleiding van een tekst uit Daniël moet een jong predikant gezegd hebben: „Ja menschen, die jongelingen heb ben van blijdschap gehuppeld vóór die bran dende oven, dat zij daarin mochten. Ja, menschen, gehuppeld hebben ze, gehuppeld hoor!" Hierover ons oordeel gevraagd zijnde, zoo schrijft Ds. S. v. d. Molen in de Chr. Geref. Kerkbode van Rotterdam, geven we dat openlijk, met dien verstande, dat we deze uitdrukking op zichzelf nemen Wat den predikant betreft, moet men natuurlijk bij hem, niet bij mij wezen, 't Gaat mij nu alleen om leering voor ons zelf en op- scherping der gave van onderscheiding. Na in 't kort de bekende geschiedenis te hebben weergegeven, schrijft Ds. v. d. Mo len: Welk een standvastigheid, welk een kloeïtheid des geloofs! Om er jaloersch op te wezen! Maar dit Is geen huppelen, om dat zij er in mochten; Integendeel. Hoe zou dat ook kunnen, waar vóór Zijn Kruis'de Heere Jezus zelfs begon beangst, verbaasd en zeer bedroefd te worden en bad, dat in dien het mogelijk ware die ure aan Hem voorbij mocht gaan? We weten- wel, dat later ook de Apostelen verblijd vyaren, dat- zij waardig geacht werden om om den Naam des Heeren smaad en verdrukking te lijden, doch dat ligt anders. Als gezegd was: In den oven hebben ze gehuppeld, zou ik er nog niets van zeg gen, want welk een heerlijk Gezelschap hadden ze daar. Maar daarvóór kwam het er zeker voor die jongelingen ontzettend op- aan, gelijk het nu nog zoo bang kan zijn als de beproevingen op ons aan komen. Doch dezulken kan het tot een ongemeene troost zijn, dat de Heere zeker door helpt. Zeer juist is een andere uitdrukking, welke meer dan eens uit den mond der oude -vro men vloeide wat zijn die uitdrukkingen vaak toch eenvoudig maar heerlijk waar, juist omdat ze naar Gods Woord in de- school der ondervinding geleerd zijn Het is vaak vóór den oven zooveel heeter dan er in. Alle overdrijving schaadt en 't kon heel goed zijn, dat door uitdrukkingen, als we hier bespreken, Gods ware volk zeer pijnlijk werd geslagen. Zij kennen zich zwak van moed en klein van krachten; zij weten van het bange opzien tegen het lijden. Maar daarom is het hun juist zoo groot dat daar een Trooster is in allen nood; een Helper,, die hen bijstaat in de ure van beproeving en die alle dingen zoo wonderlijk maakt. KERKNIEUWS. Chr. Gereit. Keilc Bedankt: voor Vlaardin^ gen, E. du Marchie van Voorthuysen te Urk Geref. Gem. Bedankt: voor Tèrneuzen J. van den Berg te Krabbendijke.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1941 | | pagina 1