CrinWECKBIADöpGED.GDOnDSIA€
N.Y. ÜITGEVERSMAATSCHAPPU „EILANDEN-NIEÜWS"
Buitenland
Jaargang
WOENSDAG 22 JANUARIfl941
No. 1211
Een strijdbaar held.
BINNENLAND
LoonbelastiDg
OinzetbelastiDg enz.
WAARIN SEDERT 1 NOV EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZEEILANDEN" - 18E JAARGANG
^^^ai^^ÊÊ^^^ai^^^^mm^Êmi^^imÊmm uitgave van
DE NEDERLANDERS
NEDERLANDSen GEZIND.
W. A. DE BAKKER
Huppelen voor de oven.
ItlEUWS
Gevesagd te MlddeQucnta i Friiu HendtOstr. 122 G Gbo 167930 i Foctbos TA 17.
B^^iantoor voor Zeeland: St. MaartensdaQk Markt, Telet 69.
AlwniMiuentapryB 90 cent per S maandenbf] vooruitbetaling.
Veischgat Itdetea, Woensdag «n Za^idag 2 maal per week.
Afzondtrmke Munmeii 5 omi Bulteulamd 8 gulden per }au
Adverte9itie*piSi 20 oemt per regeL Redanes 40 et.; Dtonsti
aanyxagen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 ot.; Bodewan'
knndiglng 10 cent pv legel Contracttn belangx^ lager.
22.
Gideon was met zijn geschenk, n.m.l.
vlees, dat hij in een korf had gedaan, de
ongezuurde koeken en het nat, hetwelk hij
in een pot had gegoten, verschenen bij den
Engel Gods en had het voor dezen neerge
zet. En wat zal nu den gewaanden Gods-
man doen?
Zal hij zich gaan vergasten aan deze zo
kostelijke maaltijd? Of zal hij het meene
men op zijn verdere reis misschien? Of,
heeft hij mogelijk een ander plan, ligt er
misschien lets anders in zijn bedoeling? Ja,
zeker! Hoor dan maar eens, wat Gods
Woord ons hieromtrent meedeelt: „Doch
de Engel Gods zeide tot hem n.m.l. Gi
deon: Neem het vlees en de ongezuurde
koeken en leg ze o,p dien rotssteen, en giet
het sop uit."
Mogelijk heeft Gideon eerst even ver
baasd opgezien. Doch in volkomen gehoor
zaamheid en afwachtende, wat er verder
gebeuren zal en mogelijk ook eenigszins
vermoedende, dat het in verband zou staan
met het door hem gevraagde teken, doet
hij, hetgeen de Engel hem had bevolen,
heengaande naar een rotsachtige verheven
heid in de buurt|, en op deze rotssteen legt
hij neer het vlees en de ongezuurde koeken,
en giet het sop, het nat uit de pot, daar
overheen. Maar, waarom moet Gideon dit
dan toch doen, wat bedoelt de Engel Gods
daar dan toch mede
Wel, dit zou duidelijk worden, uit het
geen er verder gebeuren ging. Ook de En
gel Gods trad nader met zijn staf in zijn
hand en met het uiterste van deze staf
roerde Hij het vlees en de ongezuurde koe
ken aan, en ziet, wat geschiedt! Plots ging
er vuur op uit de rots, verteerde het vlees
en de ongezuurde koaken, en dat niet lang
zamerhand, doch als in een oogwenk, won
derdadig, en bovendien de Engel des
Heeren kwam weg uit Gideons ogen. Hij
was niet meer te zien Onverwacht en onge
richt was deze verdwenen.
Wonderlijk toch! En 't was alles in zo'n
korten tijd gebeurd; het werk van slechts
enkele ogenblikken.
Doch wat had dit alles dan toch te be
duiden?
Wel, hetgeen waar we eerst op moeten
letten is dit; de Engel had de spijze, die
Gideon hem had voortgezet om te eten,
veranderd in een offerande. Dit had let
wel niét Gideon gedaan, maar de En
gel des Heeren, Christus Jezus de tweede
persoon in het aanbiddelijk Goddelijk We
zen. Dat was dus geen mensenwerk, maar
het werk Gods.
Bij een offerande behoort een altaar.
Welnu, de rotssteen was door den Engel
zelf daartoe aangewezen. En verder dien
de het vlees en de ongezuurde koeken als
offer. Zuurdeeg mocht er voor dat doel In
de koeken niet zijn, want gezuurd brood
mocht op het altaar niet komen, daar de
zuurdeeg het beeld der zonde was. O, won
derlijk symbool! Geen zonde in dat Lam,
dat geslacht is, van voor de grondlegging
der wereld, geen zonde in dat Brood des
Levens, doch Die tot zonde gemaakt is voor
al de uitverkorenen, opdat zij gewassen
en gereinigd in dat Middelaarbsloed, één
maal zouden kunnen ingaan, in die plaats,
waar geen zonde zijn zou. Doch ook sym
bool van de zonde, die uit Gods Volk moet
worden uitgezonderd, naar luid van 1 Cor.
5 8. „Zo dan laat ons feest houden, niet
in den ouden zuurdeeaem, noch in der boos
heid, maar in de ongezuurde broden der
oprechtheid en der waarheid."
En, om verder te gaan, bovendien dien
de het sop, dat over het, vlees en de koe
ken was uitgegoten, als een drankoffer,
dat uitgegoten werd voor het Aangezicht
des Heeren. (Burmannus). Anderen verge
leken het met de handeling van Elia in
later tijd op den Karmel, toen deze beval,
dat men water op de offerande zoude gie
ten 1 Kon. 18 34.)
Vervolgens gold als het vaste bewijs, dat
bet alles te samen Gode aangenaam was,
het vuur, dat uit de rotssteen kwam, en
vlees en koeken verteerde.
Te allen tijde is het aansteken van
iemands offerande door een hemels vuur
als een blgk van Goddelijke goedkeuring
gehouden.
In dit verband wordt ook wel eens ge
dacht aan het offer van Abel, en een voor
beeld daarvan vinden we ook in het offer
van Aaron Leviticus 9 23 en 24. „Toen
ging Mozes met Aaron in de Tent der sa
menkomst; daarna kwamen zij uit en ze
genden het volk;, en de heerlijkheid des Hee-
ren verscheen al den volke, want een vuur
ging uit van het Aangezicht des Heeren,
en verteerde oj het altaar het brandoffer
en het vet. Als het ganse volk dit zag, zo
juichten zij en vielen op hun aangezichten."
Maar in de tweede plaats, en we heb
ben hierop wel te letten was dit wonder
werk tegelijkertijd het teken, het gevraagde
teken van Gideon, waardoor hij in zijn roe
ping versterkt werd.
Over beiden, over de otfferande en over
het teken, zouden we nog iets willen zeg
gen. Eerst over de offerande dus nog.
In gewone omstandigheden zou zulk een
altaar en zulk een offer, wanneer iemand
dit uit zichzelf, naar zijn eigen goedvinden,
had daargesteld, tegen Gods bevel in zijn
gegaan, en dus onwettig zijn geweest. Want
immers, het was toch genoegzaam bekend,
dat de tabernakel, voorzien van de arke
des yerbonds, te Silo, midden in -het land
Kanaan stond, en daar toch was men ge
komen zijn offers te brengen en op geen
andere plaats.
Ieder offer dus, gewijd aan Jehova, dat
opsteeg van een andere plaats, dan van
Silo's heiligdom, was te beschouwen als een
openbaring van eigenwillige godsdienst en
dus gans onwettig. Want juist in dat ene
heiligdom, in die ene plaats werd gekarak
teriseerd, dat God de Heere een enig Heer
is, en geen vreemd God nevens Hem is,
dat er slechts één Middelaar is, de Midde
laar Gods en der mensen, de mens Chris
tus Jezus, en dat er maar één gemeente is,
namelijk het volk van den levenden God,
waarvan het Hooglied getuigt: „Een enige
is mijn volmaakte."
Doch in Gideons dagen lag alles uiteen-
gescheurd, 't Leek wel of het patriarchale
tijdvak was teruggekeerd en de kerke Gods
zich bevond in het midden van het hei
dendom. En in deze buitengewone omstan
digheden nu verschijnt de Heere hier aan
Gideon en wijst zelf het altaar en het offer
aan, en bewijst daar dan ook aan Zijn God
delijk welgevallen.
De plaats zelf werd daarmede ten heilig
dom gewijd. Opmerkelijk is dan ook, dat
het vuur niet uit de hemel kwam, zoals
later in Ella's dagen op den Karmel, maar
uit de rotssteen zelf, ten' bewijze, dat op
diezelfde plaats Jehovah was, de Heere
des hemels en der aarde.
Daarom ook slaat de Engel niet met
kracht o,p de rotssteen.
Integendeel, een enkele aanraking met
de straf ten aanschouwe van Gideon was
genoeg om het vuur als een bliksemschicht
te voorschijn te roepen. Immers, de Heere
heeft toch maar te spreken en het is er,
te gebieden en het staat er. Wat is de Al
macht des Heeren toch groot!
Och, dat we in aanbidding leerden weg
zakken bij de aanschouwing van de deug
den Gods. Ja, de Heere vermag nog wel
iets. Hij heeft een arm met macht en groot
vermogen. Wat moest ons dat meer aan
grijpen, om Hem aan te lopen als een wa
terstroom, om. gered te worden uit alle
noden en voorziening te vinden in zo veler
lei behoeften.
Want was het juist niet als de El Schad-
dai, als de God de Almachtige, dat de Hee
re zich aan Abraham openbaarde, opdat
hij daaruit hope zou mogen scheppen aan
gaande de vervulling van de aan hem ge
dane belofte, dat zijn zaad zou wezen als
het zand, dat aan den oever der zee is en
als de sterren in menigte En de vervulling
van deze belofte zou gaan door het onmo
gelijke heen, zoals zo veel van Gods be
loften door het schijnbaar onmogelijke heen
vervuld worden. Abraham en Sara waren
reeds verre op haar dagen gekomen toen
de tijd der vervulling daar was en was er
dan geen Almachtig God toe van node, om
deze belofte te vervullen?
En vraag het Gods volk maar eens, hoe
het In hun eigen leven is gegaan. Heeft de
Heere ooit getoond, dat Hij niet bij machte
was hen te helpen, of niet In staat bleek
zijn beloften te vervullen? Is Hij een God,
die liegen zou of een mensenkind, dat het
Hem berouwen zou? Zou Hij het zeggen en
niet, doen, spreken en het niet bestendig
maken? Doch, de Heere houdt de tijd aan
Zichzelf. Niet op onze ttjd, maar op Gods
tijd komt de vervulling Zijner beloften; op
dat Hij zelf de eer zal wegdragen en tonen
zal een verrassend God voor Zijn Volk te
zijn.
Wat doolt menige ziel toch in moede
loosheid rond, die een belofte van den Heere
heeft ontvangen, hetzij voor het tijdelijke
of voor het geestelijke leven, en die maar
geen vervulling ziet. Wat kunnen dan de
bekam,pingen van den Vorst der duisternis
groot en vele zijn. Hoe pleegt hij dan zo'n
ziel vrijs te maken, dat de Heere niet bij
machte is. Zijn belofte te vervullen, of dat
Die de verlossing maar nodeloos uitstelt,
of dat God Zijn volk bedriegt.
Dan weer tracht hij wijs te maken, dat
de belofte niet van den Heere was, want
dat dan de kennelijke blijken, dat de ver
vulling op komst was, duidelijk te zien zou
den zijn, terwijl het in werkelijkheid hoe
langer, hoe onmogelijker wordt.
Maar als dan de Heere weer eens toe
schiet om Zijn amechtig vollf te hulp te
komen, de hope weer eens doet verleven
digen en. ze op hope tegen hope zich mo
gen verlaten op een Almachtig God, ja, dan
kan het weer.
Dan wordt het hoofd weer eens uit de
gebreken opgeheven, dan wordt de reis
staf weer opgenomen, dan kleven ze hun
God weer achterna en durven ze het weer
aan om met Hem te gaan door gebaande
en ongebaande wegen heen; doch dan ook
moeten hun medepelgrims het weten en be-
rnoedigd worden, uit wat hen is wedervaren
en roepen ze het dezen dan ook toe: (Ps.
115 6)
„Vertrouwt op God, gij allen, die
Hem vreest;
Hij is altoos hun schnld, hun hulp
geweest.
De Heer was ons gedachtig;
Zijn zegen blijft op Israël verspreid;
Aarons huis is die ook toebereid;
God Is getrouw en n|achtig."
„De Standaard" schrijft over de vraag,
of ons volk pro-Engelschi Zou zijn. Het blad
zegt:
„Die gedachte is eenvqudig grotesk. Ne
derland en de Nederlandefs waren nóch En-
gelsch-, nóch Fransch-, nóch Duitschge-
zind. Men was, in overweldlge meerderheid,
slechts Nederlandsch gezind.
Aan deze waarheid wordt niet tekort ge
daan als men aanvoert, d^tt er toch wel en
kele honderden Nederlanders zullen zijn aan
te wijzen, wier neigingen naar Dultschland,
Frankrijk of Engeland uitgingen. Zoo iets
raakt het volk als massa niet en is overi
gens vaak meer een gev'olg van waardee
ring van zekere personen-, dan van een be
paalde staatkunde.
Nederland als Staat, Nederland als volk,
was daarbij niet betrokken.
Het is daarom aifkeur^nswaardig indien
men tegenstelUngen in den geest van de bo
venstaande, wtj zeggen Ufit:.^ .soherp stelt,
maar laat doorschemeren.
Dit moet bij de bezettende macht leiden
tot opvattingen, die in de werkelijke toe
standen geen steun vinden. Want die wer
kelijkheid is anders. Is zelfs nu nog anders,
na ruim 7 maanden bezetting.
Nog altijd staat Nederland en Nederland
alleen in het centrum van de volks stem
ming, al is men er zich van bevsTist, dat de
bezettingstijd een zekere lotsverbondenheid
met Duitschland in het leven heeft geroe
pen.
Wij blijven van meening, dat de Duitsche
Overheid deze gehechtheid aan onzen ge
boortegrond en alles wat daarmee saam-
hangt, bereid is te waardeeren, zelfs al
deelt zij onze opvattingen niet. Wat trou
wens voor waardeering ook niet noodig is.
In elk geval echter hebben wij ons te
hoeden voor het kweeken van gedachten,
die met de werkelijkheid op uiterst gespan
nen voet staan. Er is waarlijk al misver
stand genoeg."
DE MAGINOTLINIE
WORDT GESLECHT.
BERLIJN, 15 Jan. (A.N.P.) In Duit
sche politieke kringen verluidt, dat de
Fransche maginotllne, die 500 millioen dol
lar gekost heeft, zal worden geslecht. Ter
bevordering van den land- en tuinbouw zal
het land In kleine perceelen verdeeld en
ter beschikking van boerengezinnen gesteld
worden.
HAILE SELASSIE TE KARTHOEM
De ex-Negus droomt van terugkeer.
Het D.N.B. meldt uit Rome:
Met betrekking tot door Reuter ver
spreide verklaringen van den in Khartoem
(Soedan) vertoevenden vroegeren Negus
van Abessinië, Haile Selassie, wordt van
bevoegde zijde van het Italiaansche depar
tement van koloniën erop gewezen, dat het
overbodig Is, op de dwaze beschuldigingen
van den ex-negus in te gaan. Wanneer de
ze als bloeddorstig despoot bekend staande
intrigant beweert, aldus het Italiaansche
departement van koloniën, dat Italië zijn
heerschappij op terechtstellingen en onder
drukking der inlandsche bevolking grond
vest, dan staan hier de volgende twee fei
ten tegenover, n.l. dat indertijd In October
1935 de eerste daad van maarschalk de Bo
no de opheffing der slavernij was, zoodat
thans is heel Ethiopië geen enkele slaaf
meer te vinden is en voorts, dat de inlan
ders thans al lang de voordeden van het
Italiaansche bewind in vergelijking met de
vroegere tyrannle van Haille Selassie heb
ben Ingezien. Ook heeft geen enkele van de
Abessijnsche stamhoofden, die Italië trouw
zijn, den ex-Negus in Khartoem een bezoek
gebracht, zooals Haile Selassie beweert,
wiens droom van den terugkeer naar Addis
Abeba in elk geval op tegenstand van de
Italiaansche troepen en van de Inlanders
zelf zou stuiten.
WINTERHULP NEDERLAND
De Ijjstencollecte langs de huizen.
Het A.N.P. verneemt, dat het In het voor
nemen van de stichting Winterhulp Neder
land ligt om op 31 Januari en 1 Februari
in het geheele land een lijstencoUecte langs
de huizen te houden. De eerstvolgende bus-
huis- en straatcoUeote is in verband hier
mede tot een lateren datum uitgesteld.
De te houden lijstencoUecte dient niet al
leen om de Inkomsten van het Wïnterhulp-
werk te vergrooten, maar zal tevens haar
nut hebben als voorbereiding van de ver
dere organisatie van het medewerkercorps
In de verschillende gemeenten. Het is nood
zakelijk in het vervolg niet langer te wer
ken met de betrekkelijk losse organisatie
der collectanten, maar een corps van vrij
willigers, vaste medewerkers te scheppen.
Omtrent dezen uitbouw zullen intusschen
nog nadere inlichtingen worden aangege
ven.
Uit de kringen van de collectanten, die
bij de vorige winterhulp hebben blijk gege
ven van hun liefde en toevnjding voor de
zen moolen socialen arbeldi zullen zoodani
ge personen worden uitgekozen, die volgens
het oordeel van den plaatselijken directeur
geschikt en in staat zijn als collectant bij
deze eerste lijsten-inzameling medewerking
te geven. De gemeente wordt op grond van
het aantal beschikbare krachten ingedeeld.
Indien mogelijk verzamelt ieder dezer col
lectanten een aarifal medewerkers' öm zich
heen, teneinde hem behulpzaam te zijn. Uit
deze medewerkers zullen later de krachten
voor den verderen uitbouw der organisatie
worden verkregen.
TJITGIFTE VAN EEN NIEUWE
STAATSLEENING.
's-GRAVENHAGE,- 17 Jan. Naar wij
van bevoegde zijde vernemen zal zeer bin
nenkort een nieuwe staatsleening worden
uitgegeven tot een bedrag van 500 millioen
gulden. De rentevoet zal 4 procent bedra
gen, terwijl de leening een looptijd zal heb
ben van 10 jaar.
De obligaties dezer leening zullen ge
bruikt kunnen worden voor de betaling van
aanslagen en successierechten.
DE NEDERLANDSCHE ARBEIDERS
IN DUITSCHLAND.
Naar het December-nummer van De Ar
beidsmarkt meedeelt, zijn tusschen 20 Juni
en 30 November In Duitschland geplaatst
93.352 Nederlandsche arbeiders, van wie
30.352 grens- en 63.000 niet grensarbeiders.
Van deze ruim 93.000 arbeiders zijn, voor
zoover bij de arbeidsbeurzen bekend, tot 30
November 1940 5264 teruggekeerd.
Het Rijksbureau heeft bepaald dat arbei
ders, die zich na hun terugkeer niet bij de
arbeidsbeurzen aanmelden, niet in het be
zit mogen worden gesteld van distributie-
stamkaart en distributiebonnen.
Uit een onderzoek door ambtenaren van
't Rijksarbeidersbureau onder Nederland
sche arbeiders in Duitschland ingesteld,
blijkt aldus de Arbeidsmarkt dat het
gedrag in- en buitenshuls van sommige
arbeiders te wenschen overlaat. De zinde
lijkheid en de orde In de cantines en slaap
plaatsen laten dikwijls veel te wenschen
over en soms werd wegens kleinigheden het
werk neergelegd. De ambtenaren voor de
nazorg hebben kunnen bereiken dat moei
lijkheden, welke hier en daar waren ont
staan, uit den weg konden worden geruimd.
DISTRIBUTIE VAN BOTER, MARGA
RINE EN VET.
De Secretaris-Generaal van het Depar
tement van Landbouw en Visscherij deelt
met betrekking tot de distributie van boter,
margarine en vet het volgende mede.
In het tijdvak van 18 Januari tot en met
16 Februari 1941 zal, evenals voordien het
geval was, telkens een bon Van de boter-
kaart en van de vetkaart worden aangewe
zen voor het koopen van hetzij 250 gram
boter, óf 250 gram margarine, hetzij 250
gram boter, óf 250 gram margarine, óf 200
gram vet.
Het ligt in de bedoeling volgens onder
staand schema:
18 Jan. t.m. 24 Jan. bon 26 250 gram boter
óf 250 gram margarine.
VOOR:
voor
Handel, Bedrijf en Particulier
OUDDOKP
Admlnistratitin Aocoimtanoy.
Belastingzaken.
Ook schriftelijk worden alle zaken
(ook V. d. Zeeuwsche Eilanden), zoo
wel belastingen als andere op vlotte
wijze behandeld.
I
l
25 Jan. t.m. 2 Febr. (nader aante wijzen
bon) 250 gram óf 250 gr. margarine óf, 200
gram vet.
3 Febr. t.m. 9 Febr. (nader aan te wijzen
bon) 250 gram boter óf 250 gram marga
rine.
10 Febr. t.m. 16 Febr. (nader aan te wijzen
bon) 250 gram boter óf 250 gram. marga
rine óf 200 gram vet.
De detaillisten zullen In verband met
het bovenstaande voor de In de week van
20 Januari in te leveren bonnen vettoewij-
zingen ontvangen. In de week van 27 Ja
nuari ontvangen zij margarine-toewijzingen
In de week van 3 Febr. ontvangen zij vet-
toewijzingen; in de week van 10 Febr. we
der margarine-toewijzingen.
Zooals bekend geven de vettoewijzlngen
recht op het koopen van boter, margarine
en vet naar keuze, terwijl de margarine-
toewijzingen recht geven op het koopen Van
boter en margarine naar keuze, doch niet.
op het koopen van vet.
Sprekende naar aanleiding van een tekst
uit Daniël moet een jong predikant gezegd
hebben: „Ja menschen, die jongelingen heb
ben van blijdschap gehuppeld vóór die bran
dende oven, dat zij daarin mochten. Ja,
menschen, gehuppeld hebben ze, gehuppeld
hoor!"
Hierover ons oordeel gevraagd zijnde,
zoo schrijft Ds. S. v. d. Molen in de Chr.
Geref. Kerkbode van Rotterdam, geven we
dat openlijk, met dien verstande, dat we
deze uitdrukking op zichzelf nemen Wat
den predikant betreft, moet men natuurlijk
bij hem, niet bij mij wezen, 't Gaat mij nu
alleen om leering voor ons zelf en op-
scherping der gave van onderscheiding.
Na in 't kort de bekende geschiedenis te
hebben weergegeven, schrijft Ds. v. d. Mo
len: Welk een standvastigheid, welk een
kloeïtheid des geloofs! Om er jaloersch op
te wezen! Maar dit Is geen huppelen, om
dat zij er in mochten; Integendeel. Hoe zou
dat ook kunnen, waar vóór Zijn Kruis'de
Heere Jezus zelfs begon beangst, verbaasd
en zeer bedroefd te worden en bad, dat in
dien het mogelijk ware die ure aan Hem
voorbij mocht gaan? We weten- wel, dat
later ook de Apostelen verblijd vyaren, dat-
zij waardig geacht werden om om den
Naam des Heeren smaad en verdrukking
te lijden, doch dat ligt anders.
Als gezegd was: In den oven hebben ze
gehuppeld, zou ik er nog niets van zeg
gen, want welk een heerlijk Gezelschap
hadden ze daar. Maar daarvóór kwam het
er zeker voor die jongelingen ontzettend op-
aan, gelijk het nu nog zoo bang kan zijn
als de beproevingen op ons aan komen.
Doch dezulken kan het tot een ongemeene
troost zijn, dat de Heere zeker door helpt.
Zeer juist is een andere uitdrukking, welke
meer dan eens uit den mond der oude -vro
men vloeide wat zijn die uitdrukkingen
vaak toch eenvoudig maar heerlijk waar,
juist omdat ze naar Gods Woord in de-
school der ondervinding geleerd zijn
Het is vaak vóór den oven zooveel heeter
dan er in.
Alle overdrijving schaadt en 't kon heel
goed zijn, dat door uitdrukkingen, als we
hier bespreken, Gods ware volk zeer pijnlijk
werd geslagen. Zij kennen zich zwak van
moed en klein van krachten; zij weten van
het bange opzien tegen het lijden. Maar
daarom is het hun juist zoo groot dat daar
een Trooster is in allen nood; een Helper,,
die hen bijstaat in de ure van beproeving
en die alle dingen zoo wonderlijk maakt.
KERKNIEUWS.
Chr. Gereit. Keilc Bedankt: voor Vlaardin^
gen, E. du Marchie van Voorthuysen te Urk
Geref. Gem. Bedankt: voor Tèrneuzen J.
van den Berg te Krabbendijke.