CriQWEEKBLADÖp(iED.GD0nD5lAG vöÖQD|ZUU)-H0aEriZEEUW3CHC EILAMDEn
N.V. üffGEYERSMAATSCHAlf IJ „EILANDEN-NIEÜWS"
Verschillende berichteD
Sombere vooruitzichteo
13e Jaargang
WOENSDAG 8 JANUARI 1941
No. 1207
Een strijdbaar held.
West Brabant's - Zeeuwsche Npodbeurs
WAARI N SEDERT 1 NO V EM B ER 1935 OPGENOMEN |HÉT BLAD .ONZE EILAND EN" -18^ JAARGANG
UITGA VÉlV AN
Winterhanden
Wintertveien j
Winterteenen
MOTORBRANDSTOF VOOR
TRACTOREN.
Winkeliers m Zakenlieden- Bezoekt bovenstaande Noodbeurs.
SiSM^i
iiahdeh-iiieuu
^bonnementsprtls 00 cent per 3 maanden by vooruitbetaling.
Vdschjint ietlercn Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
^fzenderiyke Bummen 5 oent Buiteaiand Sguldeo per jaai
Gevestigd te AUddelhaniJs Prins Hendi&sti. l^ C i Giro 167930 Poatbox 8 TtL 17.
BWcantoor voor Zeelaod: Ht. MaartmuidQb Harkt. Telef. 69.
A.dvertcintle»prys 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dtenstr
aanvragen .«n aanbiedingen van 16 regels 80 et.; Boelcaan-
kottdlsing 10 cent per regel Contracten belasgr^ lager
21.
Hoewel nog een enkele gedachte omtrent
het vragen of dat stellen van een teken,
diende te worden uitgewerkt, keren we
toch liever eerst maar weer terug tot de
geschiedenis van Gideon zelf.
Een begin hadden we gemaakt met dat
gedeelte uit Richteren 6, dat handelt over
de bevestiging van Gideon in zijn Goddelij
ke roeping (vers 17 tot 24,) en gezien, dat
hij den Engel des Heeren om een teken
vroeg, en dat wel In de eerste plaats in
diepe onderdanigheid indien ik nu ge
nade gevonden heb in Uw ogen en in de
tweede plaats tot versterking van zijn ge
loof.
Welk teken hij wenste, zegt hij niet, en
laat dit dan ook geheel aan den Engel
over, afwachtende, wat er verder gebeuren
zal. Hij verlaat zich alzo op den Heere, in
de leidingen Zijner Goddelijke Voorzienig
heid.
Van zijn zijde zal hij echter doen, wat
hij meent, dat zijn plicht is te doen. De
herbergzaamheid in het Oosterse land stond,
vooral bij de ouden, in hoge ere, en diep
was het ingegrif t in het hart van het volk
van Israël, om bovenal Gods knechten mét
grote voorkomenheid te behandelen en
raet welgemeende gastvrijheid te overladen.
Dn Gideon kan dan ook onmogelijk den
gewaanden profeet of Godsgezant zo maar
laten gaan, doch zou het een voorrecht ach.
ten, deze wel te mogen doen en hem rijke
lijk te mogen onthalen. Vandaar dan ook,
dat hij tot hem komt met deze vraag: ,,Vv''ijk
toch niet van hier, totdat ik tot U kome
en mijn geschenk ultbrenge, en U voor
zette." wai niet vertrekken, zo bedoelt hij
dus, voordat ik U heb welgedaan, en U rij
kelijk van spijze heb voorzien; verschaf
mij daartoe de gelegenheid.
Ik weet het, er zijn tal van verklaarders,
die aan deze woorden een andere uitleg
wensen te geven en rrienen, dat Gideon hier
bedoeld heeft te vril'en offeren, 'k Volg hier
echter de opvatting van den ouden theo
loog Burmannus, die bij dit vers aantekent,
dat Gideon den Engel vroeg, niet te wil
len wijken, „omdat hij hem, dien hij voor
een profeet hield, naar de loffelijke herberg
zaamheid der ouden, mildelijk wilde ver
eren." En wat meer in 't vervolg zegt de
ze schrijver nog, dat Gideon deze spflze den
Engel voorzet om te eten.
Dit komt ook overeen met de gevoelens
der kanttekenaren, die bij de woorden ,,en
mijn geschenk ultbrenge" er ter verklaring
bijvoegen: „alsnog niet "anders denkende,
dan dat hij een mens en profeet was, wil hij
hem, naar de wijze der oudvaders, in der
haast met spijs en drank onthalen."
Het moge U hiermee dus duidelijk zijn,
dat blijkt, dat Gideon zich gelukkig achten
zou, den Godsman te mogen weldoen.
Dienaangaande zouden we dan ook een
paar opmerkingen willen maken. De apos
tel Paulus zegt zo nadrukkelijk in Romei
nen 12 13 „Tracht naar herbergzaamheid
en in Hebreen 13 2 „Vergeet de herberg
zaamheid niet." En voorwaar, is het niet
een groot voorrecht, wanneer iemand de
gezindheid des harten bezitten moge om
zijn medemens, wanneer dit nodig is, vrien
delijk te herbergen. Zijn niet de dagen, die
achter ons liggen, er getuige van, hoe som
migen van huis en erf verdreven, onderdak
moesten zoeken bij diegene, die hen volko
men vreemd waren.
En is het dan geen voorrecht, om vrien
delijk geherbergd te mogen worden, maar
ook voor degene, die het doen, verkwikking
te mogen geven aan vreemdelingen, ouden
van dagen of hulpbehoevenden.
Doch hoe groot is het bovenal, kinderen\
Gods In huis te mogen ontvangen en hen
wel te mogen doen. Dat valt niet iedereen
te beurt. God is zo teer, zo ontzaglijk teer
op Zijn volk. Wie hen dan ook aanraakt,
raakt Zijn oogappel aan. Maar daar staat
ook tegenover, dat de Heere Jezus zelf ge
tuigd heeft tegen Zijn discipelen tijdens Zijn
omwandeling op de aarde: „Die U ontvangt,
ontvangt mijen die mij ontvangt, ontvangt
Hem, die mij gezonden heeft. Die een Pro
feet ontvangt in den naam eens Profeten,
zal het loon eens Profeten ontvangen; en
die een rechtvaardige ontvangt in de naam
eens rechtvaardigen, zal het loon eens recht
vaardigen ontvangen.
En zó wie één van deze kleinen te drin
ken geeft alleenlijk een beker koud water,
in de naam eens discipels, voorwaar zeg
ik U, hij zal zijn loon geenszins verliezen."
Och, dat gaat altijd samen. Wie den Hee
re liefheeft, heeft ook Zvjn volk lief. Dit
ligt niet van elkander gescheiden. Het is
dan ook een droevig teken, wanneer men
er op uit Is, om al maar de zwarte kanten
van Gods volk naar voren te brengen. Dan
was de van afkomst heidense Ruth er beter
aan toe. Die sag door genade zoveel in het
volk van God en in de God van dat, volk,
dat ze aan Moabs grenzen heilbegeerig uit
riep, een hartgrondige keuze doende: „Uw
volk is mijn volk, en JTw God mijn God."
En, vrie ,zo'n keuze in waarheid doen mag,
of gedaan heeft, of bij herhaling vernieu
wen mag, die kan en mag het den dichter
van den 119en psalm wel eens nazeggen:
„Ik ben een vriend, ik ben een metgezel,
van aUen, die Uw Naam ootmoedig vrezen
en leven naar Uw Groddelijk bevel," en die
stemmen ook wel eens in met het lied van
Groenewege: „Zoete banden, die mfl bin
den, aan het lieve volk van God."
Het is dan ook geen gering kenmerk van
genade, wanneer men deze liefde bezitten
mag. Want liefde, ware liefde tot God en
Zijn volk, is niet na te maken.
Daarom durft ook Johannes, de apostel
der liefde, door de bediening des Geestes
te getuigen: „Wij weten, dat wij overge
gaan zijn uit de dood in het leven, dewijl
wij de broeders liefhebben." Maar ook zegt
hij„Die zijn broeder niet liefheeft, blijft in
de dood.'
Van de liefde komt ook Paulus te getui
gen in 1 Cor. 13. En ook daar horen we,
dat men veel kan bezitten, maar dat die
gene, die de liefde mist, eeuwig zal omko
men. Al sprak men ook de talen der men.
sen en der enge?en, al had men de gave
der profetie en wist al de verborgenheden
en al de wetenschap en al had men zulk
een wondergeloof, dat men bergen verzette,
en men moest die liefde, de ware liefde
Gods en de liefde tot Zijn volk, missen, zo
ware men niets; Zelfs al gaf men al zijn
goederen weg tot onderhoud der armen en
liet zijn lichaam verbranden, wanneer dit
nodig was, en het ging met de liefde niet
gepaard, voorwaar het zou geen nuttigheid
geven. Daarom ook zij men zo uiterst voor
zichtig. Sommigen spreken over sterke
overtuigingen, die naderhand bleken ge
werkt te zijn door de algemeene bediening
des Heiligen Geestes, die heengingen, zoals
ze gekomen waren, en niets uitwerkten;
over slaafse banden met veel angst en vree.
ze, over tijdelijke uitreddlngen. En heimelijk
maakt men er dan soms van een grond
slag voor de eeuwigheid. Maar weet ge,
wat er dikwijls in wordt gemist, de Ueifde.
En wanneer dit onbedriegelijk kenmerk der
genade niet aanwezig is, laat dan Paulus
woorden ons ter waarschuwing dienen.
WaJit dit is toch zeker, dat leder mensen
kind, die van dood wordt levend gemaakt
in de ure der wedergeboorte door de be
diening des Geestes een liefde ontvangt tot
God en tot Zijn volk. En al durft zo'n ziel
dat in den beginne wel niet altijd dadelijk
te betuigen, of kan het er dikwijls zelf niet
voor houden, toch is het zeker, dat ze de
kinderen Gods aanzien als de heiligen van
hoge plaatsen en een heimwee bezitten om
bij hen te zijn, en te mogen horen naai' de
besprekingen over de dingen van Gods Ko
ninkrijk.
Jammerlijk genoeg wordt in onze dagen
dat gezelsoha,ps!even zo veel gemist en zijn
de besprekingen over de zalige dienst van
Jehova zo op de achtergrond geraakt, en
toch, wie zal zeggen of hier en daar nog
niet een pas ontwaakte ziel hunkerend zit
uit te zien, om eens één van Gods lieve
lingen te mogen ontmoeten. Evenwel, zo'n
reine begeerte zal op Gods tijd wel worden
vervuld. En zulken zijn ook wel eens biy,
als ze Gods volk mogen weldoen en het zou
hun to^droefheid te strekken, als ze nooit
eens in de gelegenheid waren door woord
of daad uiting te mogen geven aan datge
ne, wat in hun hart leeft. Ja, die kunnen
het mede verstaan, dat Gideon den Engel
vraagt: „Vertrek toch niet, voor dat ik U
zal hebben welgedaan."
En wat antwoordt de Engel nu?
„Ik zal blijven, totdat gij wederkomt."
Gideon weet het dus. De Godsman naar
hij meent zal wachten, tot hij terug Is
en hij hem hogelijk vereren kan.
En daar gaat hij; naar zijn woning heen.
Een geitenbokje, het smakelijkste der spij
zen, wat er toen was, wordt gebraden en
bereid, en ongezuurde koeken, die, omdat
er geen zuurdeeg in moest, dadelijk gebak
ken konden worden, worden klaar gemaakt.
En Gideon is niet karig, integendeel. Htj
gaat niet vragen, met hoeveel de Godsman
wel toe zou kunnen komen, hij gaat ook
niet redeneren, kan ik het wel missen van
mijn schamele voorraad, of zal ik er mis
schien later nog gebrek aan krijgen, want
het is nu toch voor mij oorlogstijd.
O, neen, maar met kwistige hand worden
de koeken klaar gemaakt, en dat wel van
een efa meel; een hoeveelheid genoeg voor
wel tien personen. Want ge weet het toch
immers, dat tijdens de woest\jnreis een
gomer manna gerekend werd voor een hoofd,
en een gomer was het tiende deel van een
efa. En zo liet Gideon zich alleen leiden
door de begeerte van zijn hart en de ver
lustiging van zijn ziel.
Wie zo wat geven mag aan dat arme
volk van God, is er nog niet zo kwaad aan
toe.
Gideon doet het vlees Jn een korf en het
sop, het nat, in een pot, en zo brengt hij
alles tot den Engel, die nog steeds zat te
wachten onder de eik en hij zette het neder.
Ja, de Engel des Heeren, die toch nie
mand minder was, danijfchristus Jezus in
het voorspel van Zijn 'Bienswording was
blijven wachten op de Komst van Gideon,
om tegemoet te komen fian Zijn kind, dat
blijken vrtlde geven van de liefde, die er
woonde in zijn hart enijgevraagd had om
versterking van zijn geloof.
Wat is de Heere toch iederbuigend goed,
en wat is Hij toch een Oatfermer voor Zijn
volk. Ja, Hij wacht, om jgenadig te zijn.
O, wat moest ons dat doen nederzihken
aan Zgn gezegende Mlddelaarsvoeten. Wat
moest dat toch alle harÖe gedachten van
Hem uitbannen uit het hart, en onze ziel
doen vervullen met goedeiftlerene gedachten
over dat volzalig Goddelijk Wezen.
En, Hij is gisteren eii heden dezelfde,
de „Ik zal zijn, die Ik zi^ zal."
En zo staat Hij nog met uitgebreide
armen en roept het, ook den doodschuldi-
gen, vermoeiden zondaai! toe, die door de
ontdekking des Heiligen 'Geestes leert kla
gen:
„'k Ben door Uwe Wet te schenden.
Krom van lendeü.
Vol van druk, benauWd van hart;
Zeer gebogen en verslagen,
Moe van klagen.
Ga ik al den dag in 't zwa.rt."
„Komt herwaarts tot Mg, allen die ver
moeid en belast zijn, en Ik zal U rust ge
ven!"
D90S 30 cent.
Bli .'i7<-th, fii Drogist
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorzie
ning in,Oorlogstijd maakt na gepleegd over
leg met het Rijksbureau voor Aaïrdoliepro-
ducten, het volgende bekend:
Houders van tractoren in het landbouw
bedrijf, die deze werktuigen meenen te moe
ten gebruiken voor het ploegen van den
akker voor de voorjaarsgewassen, gelieven
daarvoor in de maand Januari motorbrand
stof aan te vragen en wel voor de petro-
leum-motoren op de bekende formulieren,
in te dienen bij den provincialen voedsel-
commissaris en voor de benzine-motoren op
de bekende B 1 formulieren, in te, zenden
aan het Rijksbureau voor de Voedselvoor
ziening in Oorlogstijd, Afdeeling n D, Ale-
xanderstraat 19 te 's-Gravenhage.
De bedoeling is, dat men de noodig ge
achte hoeveelheid voor het geheele voor-
jaarsselzoen ineens aanvraagt, onder ver
melding van de gewenschte verdeeling over
de maanden Februari, Maart en A,pril. De
toewijzing volgt dan in maandelijksche ge
deelten.
Op de iformulieren moet duidelyk worden
aangegeven de oppervlakte in ha., welke
voor het vorenaangegeven doel in het voor
jaar geploegd moet worden, alsmede het
aantal werkpaarden, op het bedrijf aanwe
zig.
Voorzoover werkzaamheden zullen ge
schieden met tractoren, die op het bedrijf
thuis behooren, moet de aanvrage geschie.
den door het bedrijf zelf.
Voorzoover loonploegers deZe werkzaam
heden verrichten, dienen deze een collectie
ve aanvrage in te dienen, waarop van elk
bedrijf de gegevens betreffende de te ploe
gen oppervlakte en het aantal aanwezige
werkpaarden moeten zijn vermeld, gestaafd
door de handteekeningen van de landbou
wers, voor wie gewerkt wordt.
Indien voor de voorjaarsmaanden tevens
nog aangevraagd moet worden voor andere
landbouw-werkzaamheden, b.v. dorschen,
gelieve men dit op het formulier afzon
derlijk aan te vragen, zoodat dus de aan
gevraagde hoeveelheid voor het ploegen en
voor het dorschen aifzonderiyk op het for
mulier vermeld worden.
Ook voor dorschen moeten de voor de
beoordeeling noodzakelijke gegevens duide
lijk vermeld worden.
Met het oog op de omvangrijke werk
zaamheden, die de behandeling van deze
aanvragen vereischt, moeten de bovenbe
doelde aanvragen lulterl^jk 15 Januari 1941,
duidelijk Ingevuld en onderteekend worden
ingediend.
op 9 en 10 Januari 1941 te BERGEN OP ZOOM.
150 stands in alle branches. Uitgebreide monstercollecties van de voor
naamste Handelshuizen.
De Beurs is geopend: beide dagen van 1017 en 1922.30 uur. Zij wordt
gehouden in de Hollandsche Tuin en de St. Josephgezellenvereeniging.
Entree vrij op vertoon der uitnoodlgingskaart, aanschaffing Standengids
10 cent.
Het Comité.
ONSEN, PONDEN EN ELLEN
KOMEN TE VERVALLEN.
Voortaan hectogrammen en meters.
Het nieuwe jaar zal een groote verande
ring doen zien, in het huishoudelijke leven.
Weliswaar zal hèt slechts een uiterlijke ver
andering zyn, maar doordat zij in het oog,
en waarschijnlijk ook in het oor, zal loopen
zal zij aanvankelgk ingrijpend schijnen.
Vanaif heden is de nieuwe IJ k w e t
1937 in werking getreden.
De huisvrouw heeft tegenwoordig al zoo
veel met wettelijke maatregelen te maken
zij voelt zich waarschijnlijk als zoo'n
beetje rechtsgeleerde dat een wetje meer
of minder er weinig toe doet. Maar de IJk.
wet is een bijzonder geval. Van de oude
IJ k w e t deze dateert van
18 6 9 is oppervlakkig alleen iets te
zien op de gewichten in winkels waar nog
geen snelwegers zijn. Door de ijkmerken
zien de gewichten, vooral als zij Wat op
leeftijd komen, er heelemaal pokdalig uit.
Kort en goed: het is verboden, zegt de
nieuwe IJkwet, „in aankondigingen be
treffende goederen, die bij de maat of het
geviricht worden verkocht hetzij in bladen,
tijdschriften of aanplakbiljetten, 0;p etlquet-
ten, welke aan de goederen of hare ver
pakking gehecht zijn of deze vergezellen,
dan wrel op de verpakking zelve, hetzij in
eenig ander middel tot bekendmaking, ter
aanduiding van maat of gewicht," gebruik
te maken van andere aanduidingen, dan die,
welke de wet voorschrijft.
En in de wet zal ftien te vergeefs zoeken
naar een ei, een pond of een ons.
Koekjes en bonbons kosten volgens
de nieuwe regeling niet meer zooveel cent
„per ons," maar „per honderd gram," of
„per hektogra m." Als de aard
beien zeven stuivers een pond kosten, zal
dat bekend moeten worden gemaakt ais
vijf en dertig cent het zou niet de stijl
zijn bij het nieuwe systeem te spreken van
stuivers per 500 gram of per half kilo
gram.
Het is niet de bedoeling van den wetge
ver geweest de taal geweld aan te doen;
hem stond slechts voor oogen het bereiken
van een vaste eenheid ten aanzien van ma
ten en gewichten. Tegenover het verwijt
van taaiverarming wordt het argument van
taalverduldelijking gesteld.
Er wordt nu van-het publiek verwacht,-
dat het zich aan zal passen aan de aandui
ding van maten en gewichten, welke thans
voor alle middelen van bekendmaking is'
voorgeschreven: het metrieke stelsel met de
bijbehoorende benamingen.
En de distributie dwingt ook wel tot
het metrieke stelsel. Drie
kwart ons thee is een onhandig be
grip; daarom zegt men maar: 75 gram.
Wat dit betreft is de invoering van de nieu.
we IJkwet dus op een gunsitg tijdstip ge
komen.
PLASTISCHE AUTO'S.
De „Frankfurter Zeitung" verneemt uit
New York, dat Henry Ford onlangs met
een bijl op den achterwand van eenproef
auto gehouwen heeft alsof hij een hout
hakker was. Nochtans was er geen schram
op het glanzende oppervlak waar te nemen,
want .zoo gaat het verslag voort, die achter
wand bestond niet uit staal, maar uit een
nieuw plastisch materiaal van de F o r d-
fabriek. De experimenten met deze
stof zijn nog niet 200 ver gevorderd, dat
men kan beginnen plastische auto's te con-
strueeren, maar Ford hoopt In drie jaar
reeksgewijs zulke auto's te kunnen aanma
ken.
Het plastikum ziet er in zijn tegenwoor
dige gedaante als gepolijst uit. Het wordt
niet gelakt, maar draagt zijn kleur in zich.
Plastikumplaten zijn half zoö zwaar en half
zoo duur als staal, maar 10 maal sterker.
Ze kunnen in persen gebogen worden alsof
het blik ware. Niet zoodra houdt de druk
op oif ze springen in den ouden vorm terug.
Mïaar het staal houdt vast aaneen, wes
halve men ook In de toekomstige plastische
auto's motorblokken en koetswerk uit staal
wil f abriceeren.
Robert Boyer heeft het uitgevonden. Het
plastikum wórdt omschreven als een com
binatie van cellulosevezel en een soort hars.
Voor de bereiding behoeft men katoen,
tarwe, sojabonnen, mals, huiden, spek, lijm,
pek, suikerrietalcohol, vlas, kurk, rubber
enz.
Het is te vroeg de oeconomische omwen
teling na te gaan, die hieruit kan voort-,
spruiten. De staalproducenten zouden de
ontwikkeling van deze vinding met leede
oogen volgen.
Het zoo pas ingetreden jaar 1941, biedt
een weinig hoopvol perspectief.
Allerlei vragen welke ons beklemmen
kunnen op ieder gebied worden gesteld.
Hoe zal het gaan met onze brandstof als
de koude aanhoudt?
Hoe met onze voedselvoorziening?
Hoe met de veestapel
Hoe met onze ifinanciën?
Hoe metneen wij eindigen er mede
want een lange reeks zouden wiJ kunnen
opstellen.
Het zijn altemaal vragen die verraden
hoe ernstig de gewijzigde omstandigheden
ingrijpen in het leven van ons gezin, onze
volkshuisvesting en het voortbestaan van
ons, als volk.
In het minst vrillen wij van de ernst van
die vragen ook maar iets afdoen, temeer
niet omdat vrij behooren tot die menschen
welke vreezen, dat de toestanden wel erger
maar niet beter zullen worden.
Pessimisme
In het geheel niet. Als wij gelooven mo
gen in Gods voorzienigheid, dan zal ons de
Heere, al het kwaad, dat Hij ons In dit
jammerdal toeschikt, ons ten beste keeren.
(Zondag 9 en 10.)
Maar waarom dan zoo somber over de
toekomst geoordeeld
Omreden de miskenning van God, van
ZiJn Woord en van Zijn getuigenis zoo
hand over hand toeneemt" en de fundamen-
teele leerstukken van het ware zaligma
kend geloof worden ondermijnd.
Van bevriende zijde ontvingen wij het
blad „De Misthoorn."
Het Is een sociaal politiek weekblad, dat
niet door een bepaalde partij wordt uitge
geven, maar dat op iedere bladzijde het
Nationaal Socialisme
(N.S.B.) propageert en verheerlijkt.
Hierin vinden vrij zeer veel tegenstellin
gen met de beginselen van Gods Woord,
die met zorg vervullen.
De verlossing door het bloed van den
Heere Jezus Christus wordt geloochend en
absoluut miskent.
De Misthoorn spreekt 21/12 '40 blz. 7
over een
„eeuwigheid, die slechts gewon-
5 „nen kan worden door
het offer en de reinheid
van ons bloed
tot heil van het ras, dat onze
wereld zijn schoonheid schonk.
Let op, niet het offer en het bloed van
Christus, maar het offer en de reinheid van
ons bloed.
Want de Misthoorn ontkent gelijk uit de
miskenning van Christus vanzelf spreekt de
erfzonde.
Woordelijk schrijft het blad:
„De christelijke leer kent geen rassen,
,,Zij onderscheidt alleen maar een
„menschheld;" d.w.z. een gelijkvormige,
„met erfzonde belaste massa van Adams-
„zonen, in zonde ontvangen en in zonde
„geboren. Zij ziet de heele menschheld als
,des duivels prooi, als Christus dood lilet
verlossend werkt, ziet haar van het
„moeder lijf af vol booze lusten, van na-
,,ture gespeend van waar godsbegrip en
„geloof. Wie niet door doop en H. Geest