CrinWECKE»ADÖpGED.GQ0nD5IA6^ÖRDEZUID-H0aB;ZEEUW3CHEEI^
Schilderijen van waarde
N.V. OITGEVERSMAATSCHAPPU „EILANDEN-NIEÜWS"
GEBR. KOCH - JONGKINDSTRAAT No. 11
Uit het Kijkvenster.
STICHTELIJKE
OVERDENKING
ADVENT.
13e Jaargang
ZATERDAG 14 DECEMBER 1940
No. 1202
ROTTERDAM - Telefoon 34992
DEYULPEN
ii™i-l-rTnTT7l
WAARIN SEDERT 1 NOV EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" - 18E JAARGANG
UITGAVE VAN
Onder al de groote Godsgerichten
die de Profeten van het O.T. een
weerspannig volk hadden aan te kon
digen, beluisteren wij tusschenbeide
de liefelijke toonen van een: Troost,
troost mijn volk zal Ulieder God zeg
gen. Het arme overblijfsel naar de
verkiezing der genade dat veelal in
zak en asch zat over hun eigen en
huns volks afwijkingen van den le
venden God, moest het weten dat de
Heere krachtens Zijn eeuwig Ver
bond Zijn Woord den vaderen toege
zegd, zou gestand doen. Dat Hij zulks
doen zou ook al was Israël in dienst
baarheid onder een zwaar vijandelijk
juk onder vele vreemde volkeren ver
strooid. De Profeet Jeremia was
daarmee doende in dit hoofdstuk, om
uit den mond Gods het bedrukte volk
aan te zeggen, dat de Heere te zij
ner tijd de gevangenis van Zijn volk
Israël weer wenden zou en hen we-
derbrengen in het land dat Hij hunne
vaderen gezworen had, vers 3. Ook
al was er nu vrees en geen vrede;
ook al stond menig manspersoon met
zijne handen op de lendenen als een
barende vrouw (vers 5_ en 6)de
Heere zou door daden van almacht,
wijsheid en trouw het juk van hun
nen hals verbreken en, himne banden
verscheuren. Én niet alleen dat,
maar Hij zou getrouw aan Zijn ge
geven woord, den beloofden Messias
geven die op den bodem van het
land^ der belofte zou treden en een
koninkrijk oprichten, dat eenmaal al
de koninkrijken der aarde zou ver
malen, maar zelf tot in eeuwigheid
blijven. Hoe zou een volk in de ban
den en moeite het uithouden als de
Heere aan hen niet gedurig de belof
te herhaalde en ze zoo in staat stel
de ,om door het geloof over al die
bergen van onmogelijkheid heen te
zien op een Onveranderlijk God, Die
nooit herroept wat Hij eens heeft ge
sproken.
Hij leidt' Zijn volk door de belofte
opdat ze zouden blijven wachten op
hope tegen hope. En opdat zij niet
zorgeloos daarbij gaan zitten, ver
bergt Hij wijselijk den tijd wanneer
Hij dat doen zal, óm.hen werkzaam
uitziende en biddende te houden. En
hoe beschrijft Hij hier dat Gezegende
zaad de kerke toegezegd?
Hij zegt: Zijn Heerlijke zal uit
hem zijn. De Messias heerlijk-----en
toch .zegt een ander Profeet van Den
zelfden Persoon Jës. 53 2)Hij
had geene gedaante noch heerlijk
heid; als wij Hem aanzagen, was er
geene gestalte dat wij Hem zouden
begeerd hebben. Beide deze profe
tieën zijn in Hem vervuld: Al de
glans van Zijn Godheid was in Zijne
diepe vernedering onder het sluier
van Zijne nederige menschheid ver
borgen. Hij was veracht en onwaar
dig voor het natuurlijk oog. Zijne
sterkte was verborgen .(Hab. 3:4).
De vijand zeide: dat is de zoon des
timmermans. Evenwel was Hij heer
lijk. Hij was heerlijk voor een volk
dat met geestelijke oogen door de uit
wendige gedaante mocht heenzien en
Hem kennen als het beloofde vrou
wenzaad. Een schamel kindje door
Maria en Jozef in den Tempel ge
bracht was heerlijk- in de oogen van
Simeon en de oude Anna. Een ver
achte in krib en stal nederliggen-
de, was heerlijk in de oogeri van de
Wijzen van het Oosten die Herïi nede
rig aanbaden. Hij is heerlijk als zijn
de het uitgedrukte Beeld van 's-Va
ders zelfstandigheid en het afschijn-
sel Zijner heerlijkheid. En heerlijk
zijnde ?ils drager van, 's Vaders beeld,
als Schepper van hemel en aardeals
de zelfstandige wijsheid des Vaders,
is Hij ook heerlijk als Middelaar die
de verloren zaak van de kerke ver
effend heeft en als hun Bloedbruide-
gom den kostelijken prijs voor hun
ne erf- en dadelijke zonde heeft op
gebracht. Geen wonder dat de bruid
een oog op Hem werpende in ver
wondering uitriep: Al wat aan Hem
is, is gansch begeerlijk. Hij is blank
en rood en draagt de banier boven
tienduizend. Hoe juist van pas is de
le benaming aan, Vorst Messias ge
geven. Hij is heerlijk, schoon en liefe
lijk, maar 25ij, zij hebben al hunne
oorspronkelijke heerlijkheid verloren.
Schoon en heerlijk waren ze voortge
komen uit de handen van hun Schep
per; heerlijk waren ze in Adam als
zijnde versierd niet het Beeld Gods
en al die uitnemende gaven en waar
digheid die hen zette ver boven al de
geschapene creaturen. Maar ach,
hunne heerlijkheid heben ze wegge
worpen; de paarlen voor het zwijn
uit het woud; de luister van hunne
schoonheid lag in het stof vertreden.
Die zelf slaaf en balling was, werd
hun heer, waarom naaktheid en ar
moede, schrik en verbazing plaats
namen in ziel en lichaam beide.
Zie volk van God, ja zie en bewon
der het. Deze Heerlijke van eeuwig
heid, de beminde des Vaders is daar
om arm geworden en in gedaante ge
vonden als een mensch, opdat gij
door Zijn armoede mocht rijk wor
den. Is 't u ooit vergund een blik in
de heerlijkheid van Zijn Persoon en
in de waardigheid van Zijn bediening
als Middelaar te werpen, is daarmede
ook zeker vergezeld een blik in- en
op uzelf. Ge'zult dan de ongelijkste
partijen aantreffen die ge ooit in
uwe verbeelding voor uwe oogen ge-
schUderd zag: Hij, den schoonste der
v.h. NOORDBLAAK bij Museum Boymans
menschenkinderen en gij melaatsch
van het hoofd tot de voeten. O won
der van gen,ade, dat Hij Zich daar
zóó diep wilde vernederen om u ge
nade, gerechtigheid en het eeuwige
leven te verwerven en weder te ge
ven. En nu is het niet alleen deze
vergelijking, een Heerlijke bij een ver
achte, maar straks toont Hij die ver
achte en schandelijke in Zichzelf aan
Zijnen Vader, als een Gemeente zon
der -vlek of rimpel. Hij maakt ze
schoon door de heerlijkheid die Hij
Zelf op hen legt; schoon gelijk de
maan, zuiver als de zon; schrikkelijk
als slagorden met banieren (Hoog
lied 6 13.) En dan, dan brengt Hij
dat volk straks in de heerlijkheid
Zijns Vaders met de heilige Engelen
om nooit meer bezoedeld, onrein
noch verderfelijk te. kunnen worden,
waar de lof van Hem die hun oor
zaak van eeuwige zaligheid geworden
is voor eeuwig uit te galmen.
Muzlekhatidel C. W. H. SNOEK
thans: Postkantoor Galerij
MAGAZIJN „RIO"
PosïkahtoorQdlèrij
A22 Coolsingel//
niEuws
Abonnementsprtja 80 cent per 3 maandenbö vooruitbetaling.
VetschUbt iederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderljike Bummeit 5 ceni Buitenland 8 gulden per jaai
Gevestigd te MIddemamb Prins Hendrikstr. 122 G i Giro 167930 i Fostbo3( 8 i TtL 17,
Bpcantoor voor Zeeland: St Maartens^k Marbt, Xelef. 69.
Adv«rtentie«pijis 20 cent per regei. Reclames 40 et.; EMensf
aanvragen en aanbiedingen van 16 rebels 80 et.; Boelcaan^
kondiging 10 cent per r^el Contracten belangqjk lager.
En zijln Heerlijke zal uit hem
zijn en zijn Heerscher uit het mid
den van hem voortjicomen; en Ik
zal Hem doen naderen en Hij zal
tot MSj igenalken: want wie is liij
die wiet zijn hart Borg- worde om
tot Mij te gienaken spreekt de
Heere?
(Jer. 30 21.)
Ds. H.
v/h J. G. Vlieger - Kaasmarkt 7,
Coolsingel A 17 Telef. 37874
van Heusdestriaat 5 Rotterdam
Weer alle Muziek levertoaar.
Beijerlandschelaan 61
ROTTERDAM Z. XEILEF. 72227
Ruim gesorteerd i!i Pendules en
Wekkers, Gero - Zi'.\iaeta, Glas en
Porceliöi'.
Nogmaals over de preeken van Cal-
vijn Omkerkélijbheid een duivel-,
sche arrogantie De „MlUtia Chris-
ti" Actualiteit in de prediking
Een percentage-toerekening van het
aantal hypocrieten Zijn wij Calvi
nisten?
Over de preeken van Calvijn" heb ik
eenige weken geleden geschreven*), het is
ongetwijfeld voor onze lezers Interessant
Calvijn zelf nog eens van naderbij te be
zien, en wel als predikant. Er is onlangs
een boek verschenen**) waarin Ds, W. H. v.
d. Vegt, een der vertalers van .zijn in hèt
Fransch gestelde preeken, te dien opzichte
den grooten refomvator in het volle dag
licht plaatst.
Calvijn was een merkwaardige man.
Waarnemer staat er altijd weer verbaasd
over hoe navorschers, personen die eeuwen
tevoren leefden, uit hun nagelaten ge
schriften als herboren weten te teekenen,
zóó, dat ze weer voor ons gaan leven. In
zijn preeken komt Calvijn ons wel het
meest nader. Dat ligt in den-aard van de
rechtstreeksche toespraak, die alle predi
king behoort te zijn en bij hem inderdaad
zoo was. Daarom juichen we het zoo toe,
dat opnieuw beele series preeken van deze
groote figuur worden uitgegeven.
Calvijn stelde de predildng des Woords
haast ponder reserve noodzakelijk tot ver
krijging der zaligheid. Met nadruk zegt hij,
dat door middel van de prediking het ge
loof gewerkt wordt. In een preek op Da
niël 12 2 zegt hij: „Als de klok hiidt,
wordt ieder verwacht in de school van
God." Niet dat hij aan het kerkgebouw
een mystieke heiligheid toekende, de be
langrijkheid ligt alleen daarin, dat men èr
in gemeenschap met elkander naar het
Woord Gods hoort.
Voor onzen tijd is het ook wel van be-
teekenis te weten, dat Calvijn zich heftig te
gen de onkerkelijkheid verzette. Wanneer
men hem de vraag stelde, kunnen we niet
thuis een, preek lezen of bidden en zingen
voor ons zelf, antwoordde hij. Wij moeten
niet God verzoeken en meenen zonder
vleugels te kunnen vliegen. God vef'wijst
ons naar den schoot der kerk en hij noemt
het ,,een duivelsche arrogantie de samen
komsten der gemeente te verzuimen."
Schriftstudie daarentegen achtte 'hij nood
zakelijk en daartoe wekte hij op.
Calvijn sjjreekt over de preeken als over
de „Militia Christi," de dienstplicht onder
Christus Jezus den Heere. f Deze militie
raakt In de eerste plaats het persoonlijke
geloofsleven van den prediker. Kras drukt
De vrouw van den spoorwegarbeider Tragter, die de spoorboomen
aan de Asselschestraat te Apeldoorn bedient, heeft door haar moedig
optreden een trein tot stilstand gebracht, welke anders op een auto
zou zijn gereden, die door de at'sluitboomen was gereden. Door mid
del van een roode vlag wist zij de aandacht van den machinist te
trekken, die den trein tot stilstand bracht. De vrouw op haar post.
(Foto Polygoon).
hij zich "uit door te zeggen: Zij, die door
den Geest van God niet wedergeboren zijn,
hebben een doode prediking." Dat er geen
vrucht is op de prediking kan volgens hem
liggen ,,aan de luiheid of de ondeugdelijk
heid van den prediker of oojt aan de traag_
heid der kerkleden." Zelf is hij over het
zien van weinig vrucht wel eens .zoo ont
moedigd geweest, dat hij wenschte dat God
hem wegnam en hij in een „dergelijke mi
sère" geen dag meer behoefde te leven. Hij
klaagt ook geregeld over slecht kerkbe
zoek en slapen in de kerk. Hij ziet ze wan
delen, die in de kerk moesten zijn. Zijn er
varingen drukten hem echter niet altijd
neer, doorgaans vond hij er aanleiding in,
omUe predikers die het moeilijk hadden op
te beuren.
Bij de prediking stelde hij de gemeente
niet op non-aktiviteit. Niet alles aannemen
wat men zegt: de leer moet onderzocht
worden. De gemeente staat mede verant
woordelijk voor de zuiverheid des Woords.
Calvijn zingt de loif Gods over het wonder,
dat zich bij de prediking voltrekt. Wlant
daardoor is de kerkde plaats waar wij
God ontmoeten. Waar het Woord Gods ge-
.bracht wordt, is God zelf tegenwoordig,
dadir is Jezus Christus. Want wel is Chris
tus niet meer op aarde, maar Hij verkeert
toch met ons en onder ons. En vraagt ge
op welke vrijze? Zoo antwoordt Calvijn:
door de prediking.
Wit gij weten hoe ontzaglijk verheven
Calvijn denkt over de kerkelijke prediking?
Hoor dan:
,,God beweegt daarin hemel en aarde.
„Hij formeert dan een nieuwe hemel en een
.nieuwe aarde. Ja,, wanneer het evangelie
„gepredikt wordt, begint tegelijk met de
,,stem van den prediker het heilig bloed
„van Christus te droppelen. Want het is
„de altijd doorgaande inwijding van den
,,weg tot God, dat voor het aangezicht des
„Vaders steeds om .zoo te zeggen het bloed
„van Christus droppelt tot besprenging van
„hemel en aarde."
Zonder den mensch te verheerlijken is
het merkwaardig dat Calvijn bij d? predi
king de predikers nauw betrekt, hij maakt
ze om zoo te zeggen geen moment los van
hun Zender.
Bij Calvijn stond heel het leven in dienst
van den strijd. De kerk is een leger aan
het front. Ze leeft midden in -de wereld in
een offensieve stelling'. Hij zelf voelt zich
bij den aanval als de hoornblazer, die 't
signaal geeft, of die 't verzamelen blaast.
God heeft gewild, zoo zegt hij, dat ik een
bazuin zal zijn om het volk, dat Hem toe
behoort, In gehoorzaamheid aan Hem te
verzamelen.
Of Calvijn .zich op den preekstoel ook
uitliet over dingen buiten het kerkelijk
leven? En of! Wanneer dansen en hazard
spel, dat eerst verboden was, weer oog
luikend werd toegelaten, zegt hij den ma
gistraten der stad aan, dat zij hebben te
waken voor de goede zeden. Dit bracht nog
niet mee, dat hij in zijn predikdienSt zich
meende te moeten uitspreken over allerlei
aangelegenheden van het stads- en staats
ieven. Hij was van meening, dat de predi
king niet zoo in details behoefde af te
dalen, dat ze zich uitsprak over regeerings
maatregelen die van geen principieel ka
rakter zijn.
Calvijn wist terdege te onderscheiden.
Zoo zegt hrj dat de magistraten zich on
voorwaardelijk te conformeeren hebben
aan het Woord Gods, maar dat ze daarbij
de vrijheid behouden zelf wetten te maken.
In dit opzicht bakende Calvijn de beide ter.
reinen van Kerk en Staat behoorlijk af.
Niettemin tintelde ,zijn prediking van
echte actualiteit. Hij verwierp de.gedachte
dat de prediking louter verklaring vafl
Gods Woord moest zijn en daarmee uit. De
sociale mistoestanden durfde hij goed In
zijn preeken in te lasschen. Hij handelde
b.v. eens over de vastgestelde rente van
5 procent, maar liet niet na er aan toe te
voegen, -dat men deze niet in alle gevallen
vragen mag. Op niet malsche wijze waar
schuwde hij ook tegenover overbodige
weelde en opsmuk. Het licht van Gods
Woord liet hij vallen op de meest uiteen-
loopende kwesties die overheid en onder
danen raken.
Wetenschap en kunst heeft zijn belang-'
stelling en met een zekere geestdriift
spreekt hij over muziek en zang. Hij had
ook den moed de kwestie van de predi-
kantstractamenten op den kansel te bren
gen. De dienaren des Woords moeten niet
tekort komen, want het is een list van
satan de goede leeraars honger te laten
lijden en zoo de kerk van de zuivere pre
diking van Christus te berooven.
Hij spreekt echter ook over het lijden en
de nood van den Christen. „Wij zwalken
in dit leven op een zee van ellende, we zijn
in deze wereld verzonken in een afgrond
van misère. Hier .zijn wij biJ,woners en
vreemdelingen en de pelgrimstocht is lang..
Wij zijn maar op een doortocht; wij hebben
haast."
Calvijn separeert ook in zijn preeken.
Hij spreekt van ware en valsche Israëlie
ten. Deze laatsten hooren wel uiterlijk tot
de kerk, maar slechts tot de zichtbare. Het
zijn geen levende leden van Christus'
lichaam en als zoodanig gedegenereerde
kinderen, bastaarden. God heeft deze kin
deren hun congé" en laat ze aan satan
over.
Calvijn trekt een onverbiddelijke scheids
lijn tusschen geloovigen en ongeloovlgén.
De ongeloovigen vat hij saam in één ver
zamelnaam, n.l. de hypocrieten. En het ié
opvallend, hoe herhaaldelijk deze hypocrie-