Over Staatsvormen CriDWEEKUADÖpGED.GDOn[]lSIAG vöÖRDlZUID-HOUEriZEEl^^ EÜAMDEn N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEUWS" 13e Jaargang WOENSDAG 25 SEPTEMBER 1940 No. 1179 Een strijdbaar held. Onrustige zenuwen Distributie-nieuws WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 19 3 5 OPGENOMEN HET BLAD ,0 N Z E. E I L A N D E N" 18^ JAARGANG INVENTARISATIE DER BRANDSTOF- FENVOORRADEN. niEuws UITGAVE VAN Abonaementsprys 90 cent per 3 maandenby vooruitbetaling. Vencfi^nt iedeten Woensdag en Za^rdag 2 maal per week. Afzonderipce aummei* 5 oeni Buitenland 8 gulden per jaar Gevestigd te MlddelhaziUs Prins Hendiilcstr. 122 G GLco 167950 i Fostboz 8 Td, 17, B^^xantoor voor Zeeltmd: St. Maartensdyk Marttt, Telef. 69. Adverteintie^t|ls 20 cenl per regel. Redames 40 et.: Dienstt aanvragen en aambiedingen van 1—iS K^eb 80 et.; Boek^aan^ kondigtng 10 cent p«( regel Contracten belan^:^ lager. 10. Maar, hoe reageerde Israël dan toch op deze inval der Midianieten, zult ge vragen! Gorden ze het zwaard aan de heup om als een enig man den vijand te keren? Immers, zij waren toch bij machte een gezamenlijk leger van 400.000 man op de been te bren gen, als dat moest, Zie dit maar uit de krijgstocht van Israël naar de plaats Gibea in de stam van Benjamin, een geschie denis ons ook uit het Rlchterentijdvak be schreven, toen deze plaats gestraft moest worden vanwege .zijn gruwelijke zon de. En dat niet alleen, maar hadden de tij den, die achter hen lagen, hun niet aange toond, dat in de kracht en de mogendheid des Heeren Heeren de vijand op de vlucht kon worden gejaagd met een veel kleinere legenschaar? Als de Heere maar aan de spits was getreden, dan ging dat wel. Kijk dan maar eens naar" de zegevierende over winningen op Sihon, den koning der Amo- rieten, op Og, den koning van Bazan, op de verbonden Kanaanitische koningen van 't Zuiden bij Beth-Horon, of op die van het Noorden bij de wateren van Merom. Wie vreesde in die dagen de Isralietische leger scharen niet? Klonk hun roem toen niet tot ver over de grenzen heen? En, waar bleef men nu Wie durfde nu de Midianie ten aan? Wie kon hen thans keren? Och, arme, niemand! En, waarom niet. Wel, om dat het volk geslagen was met angst en vreze, met versaagdheid en bloheid, ja, met een diepe verslagenheid, zodat in hen geen kracht was, tegen die grote menigte, en ze hun kracht ook niet zochten, vanwe ge verre verlatenheid, bij Israels God. Han- deloos en voeteloos, machteloos en krach teloos, als een hulpbehoevend kind, lagen zij terneder. En van Israël kon gezegd wor den, hetgeen de Profeet Jeremia later zeg gen zou van de helden van Moab en Edom: „Het hart van Moabs helden zal te dien da ge wezen als het hart ener vrouw, die jn nood is." Wlat beseffen we toch dikwijls weinig van de leidingen Gods. Want waarom is dat zelfde volk van Israël nu toch de ene tijd zo moedig en overwint het als een fier volk, en waarom is het pp een andere tijd zo vreesachtig, dat het op de vlucht gaat voor het ritselen van een blad? Is het niet, om dat de Heere in alles Zijn Hand heeft en alle paden bij Hem zijn? Israël moest hier eerst tot vernedering komen, opdat het daarna in belijdenis van schuld en zonde, roepen zou tot den AUnachtigen God. Zie, dat was het Goddelijk doel, dat was het Goddelijk oogmerk. Israël moest vernederd worden onder de krachtige Hand Gods en daarom mocht Midian thans overwinnen en voortgaan in zijn grote kracht, tot het uur van. afrekening komen zou. En hoe is het gegaan in de geschiedenis van ons eigen land en volk! Is daar de roemruchte historie van de tachtigjarige oor log er niet, om te bewijzen, dat Neerlands volk wat vermag! Hoe hebben ze gestreden in de kracht en in de mogenheid des Hee ren Heeren, hoe was de Heere aan de spits gestreden, en hoe hebben ze overwonnen tot glorie van Zijn Naam. Brandstapels en schavotten konden dat vuur niet .uitdoen, en het ijzeren juk van de Roomse en Spaan se tyrannie werd afgeworpen. Neen, deze machtige geloofskamp was niet tevregeefs gestreden! Zie ook in later dagen, hoe de Ruijter en de Tromps de schrik der zeeën waren. En in die tijd schreef eens een kundig Engels man: „De Nederlanders overtreffen ons in wijsheid, moed, kracht, kennis van onze eigene strom.en, en zij eindigen als ovenvin- naars de krijg." (Zie Handb. der Gesch. Groen van Prinsterer.) Ja, zo is het geweest. Doch ons land heeft ook andere dagen gekend. Dagen van geestelijk diep verval. Dagen waarin de heerlijkheid van ons volk was geweken, ja, waarin die was weggevaagd als een vroeg- komende dauw of morgennevel. Danste niet eenmaal Rooms en onrooms, Jood en niet- Jood, proletariér en aristocraat, in naana van: „Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap om de vrijheidsboom, een boom, die wel een kroon, doch geen wortel had? Waar was toen de glans van onze fiere Calvinistische staat gebleven? O, droevig verval. Ons volk had zich rflp gemaakt voor de tucht- roede Gods. En, om niet verder te gaan, en op onze dagen te komen, ligt het nog niet vers in ons geheugen, hoe in vijf dagen tijds ons land moest worden prijsgegeven. Kwam de Heere ons niet bezoeken met de roede Zijner verbolgenheid om onzer zonden wil le? En wie zal nu tot Hem zeggen, wat doet Gij En, wanneer Hij bevel heeft ge geven aan het zwaard, wie zal het dan toe roepen; „Vaar in Uw schede, rust en wees stil." (Jeremia 48 6) O, dat er een bui gen en bukken mocht komen onder Zijn Hand en men in ware vernedering en ver tedering mocht wederkeren tot dien God, die we zo snood hebben verlaten, en dat in de erkenning, dat Zijn doen is Majesteit en heerlijkheid. Doch. laten we terugkeren, tot Israël zelf. Als ze zich dan niet durfden verweren, op welk wijze trachten zij zich dan te ver bergen in het midden der benauwdheid? Wel, de Heilige Schrift zegt het ons zelf. Als nu der Midianieten hand sterk werd over Israël, maakten zich de kinderen Is raels vanwege de Midianieten, de holen, die in de bergen zijn en de spelonken en de ves tingen." Men maakte dus verborgen schuil plaatsen in het hart der aarde. Nu leende de holachtige grond van Palestina er zich gemakkelijk voor dergelijke holen te graven en op verschillende plaatsen waren die reeds aanwezig als zijnde door de natuur zelf gevormd. En zo zien we de mensen bij naderend ge vaar een schuilplaats zoeken in de ,holen." d.w.z. de onderaardse gangen met mogelijk hier en daar luchtgaten als vensters, waar bij wachters stonden, op wier seinen, dat er gevaar dreigde, alles omlaag vluchtte". Ook wordt er gesproken van „spelonken" en „vestingen." Met de „spelonken" werden wellicht bedoeld de verborgen bergplaatsen van datgene, wat van de oogst was gered en met de „vestingen" de door de natuur zelf gevormde, ingeslotene, verborgene plaatsen, die als schuilplaatsen dienden voor het vee. Alles bewees dus, dat men in vreze wandelende en bij de minste ritse ling van gevaar een veilig heenkomen trachtte te zoeken, om het speurend oog van den vijand te ontgaan. En dat in eigen land! Hoe werd toch kennelijk bewaarheid het woord uit Deuteronomium 28: „Hij zal tot een hoofd zijn, en gij zult tot een staart zijn." 't Leek wel, oif. Israël de strijd was ver leerd en dat Israels volk zonder waarde was geworden. Hoe kan dat ook zo zijn met Gods volk. Ai, zeg mij in der waarheid, waar is de glans en de heerlijkheid van Gods Volk in deze dagen gebleven. Wat leven ze toch laag bij de grond. Lijkt het niet, of ook zij verscholen zitten in de holen en spelonken, en sidderen ook zij soms niet bij het ritse len van een blad? En vergelijkt dat dan eens met Hebreen 11, met de rij der geloofshelden! Moet dan niet schaamte het aangezicht bedekken. Zou men dan door het geloof niets vermo gen? Luister dan maar, wat er staat: „wel ke door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de be loftenissen verkregen, de muilen der lee- wen toegestopt, de kracht des vuurs heb ben uitgebluscht, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in de krijg sterk gewor den zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht; de vrouwen heb ben hare doden uit de opstanding wederge- kregen; en anderen zijn uitgerekt gewor den, de aangebodene verlossing niet aanne mende, opdat zij een betere opstanding ver. krijgen zouden; en anderen hebben bespot tingen en geeselingen geleden, en ook ban den en gevangenis; zijn gestenigd gewor den, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht, hebben ge wandeld in schaapsvellen en in geitenvel- len, verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde, welker de wereld niet waardig was, hebben in woestijnen gedoold en op bergen en in spelonken en in de holen der aarde." Zo hebben ze getoond hier slechts gasten en vreemdelingen te zijn, doch zij verwach ten de stad, die fundamenten heeft, wel ker kunstenaar en bouwmeester God is. O, wat zijn zij toch welgelukzalig, vder leven alzo zijn mag. Doch moet helaas thans niet geklaagd worden: „Hoe is het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd! De kostelijke kinderen Si- ons, tegen fijn goud geschat, hoe zijn ze nu gelijk gerekend aan de aarden 'flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers." En heeft het volk des Heeren zelf geen oorzaak gegeven, dat Jehova thans zeggen moet: „Mijn volk heeft twee boosheden ge daan, mij, de springader des levenden wa ters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te, houwen, gebrokene bakken, die geen water houden." Och, dat de Heere zelf nog eens mocht opstaan met goedertierene en goedgunstige gedachten, om te midden van de bange we reldweeën en wentelende oordelen, over Zijn volk te vrtllen uitstorten, die Geest der ge nade en der gebeden, opdat zij gevoerd zouden worden met smeking en geween, en hun roeping getrouw, weder bevonden mochten worden te zijn, een zoutend zout en een lichtend licht te midden van een krom en een verdraaid geslacht. Inleiding en staatsbegrip. Behalve de oorlogsactualiteiten is er bij na.niets in onze tijd zóó aan de orde van de dag als de problemen van de staatsvor men. Waar voorheen alleeii de staatsrecht geleerden daarover schreven en spraken en de kwestie schier louter een academisch ka rakter droeg, is vooral na de wereldoorlog het vraagstuk van de wijze van staatsorga- nisatie er één geworden van practischebe- teekenis, daar de loop' dei* historie in vele landen op dit gebied grodte veranderingen deed aanschouwen en menig volk van staatsvorm wisselde. Monarchieën werden republieken, democratieën werden dicta turen. De periode van 1914 tot 1940 is in dit opzicht rijk aan diep ingrijpende gebeur tenissen in 'de binnenlandsch-staatkundige toestand van vele landen. Men denke slechts aan wat in Rusland, Italië, Duitsch- land en Spanje geschiedde, waar de staats vormen wel in zeer bijzondere mate wijzi ging ondergingen. In de andere landen van Mijnhardt's Zenuwtabletten maken U spoe dig weer weldadig kalm. Buisje 40 en 75 et Europa ging de ontwikkeiing der politieke toestanden eveneens voort, al geschiedde dit meer geleidelijk, doch ook daar kwamen bewegingen op, die het pleit gingen voeren voor radicale verandering, omdat de parle- mentaire-geregeerde landen teekenen gin gen vertoonen, die erop wezen, dat ook het democratische stelsel ging lijden aan de ge volgen der zwakheden, die er inhaerent aan zijn. Zoo is er schier geen land meer in Europa, waar de kwestie van de staats vorm niet actueel is, hetzij deze reeds is be slist en thans in de practijk niet meer be hoeft te worden gesteld, maar toch in haar werking met belangstelling wordt gadege slagen, hetzij het volk de keuze nog moet doen en alzoo overweegt, welke staatsvorm in zijn omstandigheden de beste schijnt. Het is derhalve'.zeker geen ondankbaar werk, eens een onderzoek in te stellen om trent de historie, de beginselen, de organi satie en de evolutie der verschillende staats vormen. Vooral ook in ons land is door de gebeurtenissen der laatste maanden het pro bleem aan de orde gekomen en wordt er al om gediscussieerd, gepolemiseerd en hope lijk ook gestudeerd over en in dit urgente vraagstuk, dat voor ieder, die zich interes seert voor de landzaken, een bijzondere be koring heeft. Heeft men daarbij ook nog historische en staatsrechtelijke belangstel ling, dan is het behandelen van de kwesties, die met dit probleem samenhangen, niet al leen van groot practisch nut, maar levert ook een bijzonder intellectueel genot. Het is daarom, dat wij ons voorgenomen hebben, een objectieve uiteenzetting te ge ven van de verschillende staatsvormen, de geschiedenis ervan, de beginselen, die er aan ten grondslag liggen en wat verder met dit onderwerp samenhangt. We kunnen daarbij de historische methode volgen en aan de hand der wereldgeschiedenis de ont wikkeling der staatsvormen nagaan, vve kunnen ook de staatsrechtelijke methode kiezen en iedere staatsvorm in zijn organi satorische, principieele en historische betee- kenis beschouwen. Voor een reeks couran tenartikelen lijkt het ons echter niet noo- dig, ons angstvallig aan één dezer metho den te houden. De staatsvorm is de vorm, waarin de staat zich openbaart. Het zal dus tot recht begrip der zaken noodig zijn, dat we ons eerst realiseeren; wat een staat is. Het is voor ons doel overbodig, daarbij allerlei staatsrechtelijke wijsheid naar voren te brengen. De geleerden hebben van het be grip staat hoogdravende en ingewikkelde definities gegeven en één hunner heeft zelfs wel eens verklaard, dat naar zijn mee ning eenheid van inzicht in het vraagstuk, wat een staat eigenlijk is, wel nimmer zal worden bereikt. Dit is eenigermate te be grijpen als men b.v. de volgende bepaling leest van het wezen van de staat: „De staat is een reguleerende centraal-inrich ting tot coördinatie van alle deelen van de sociale totaalbeweging en een orgaan tot positief ingrijpen in het belang van het be houd der. gemeenschap." (Schaf f Ie.) Een ander, Stahl, die veel door Groen van Prins terer werd aangehaald, definieerde aldus: „De Staat is het verband van een volk on der een Overheid tot bescherming en ont wikkeling van de stoffelijke en geestelijke goederen en hieronder vooral de handha ving van recht en gerechtigheid." Men ge voelt, dat de begripsbepaling verschillend zal zijn al naar de grondslag, het doel en de functies, die men aan de staat geeft. Afge zien van deze elementen, kan echter worden vastgesteld, dat in het algemeen drie fac toren aanwezig moeten zijn, zal er van een staat sprake kunnen wezen. Er is noodig een volk, een land en een overheid; pas door de inéénzetting van deze drie vormt zich een staat. Het primaire element is na tuurlijk het volk: zonder volk geen staat. Er bestaat echter wel een volk der Joden, maar omdat het geen begrensd territoir heeft, dat het bewoont, is er geen Joodsche Staat. Het tweede element is dus het land. W;anneer echter een volk een bepaalde landstreek bewoont, doch ongeorganiseerd leeft, zooals Australische stammen nog wel doen, kan men niet van een staat spreken, want deze veronderstelt tevens een leidend organisme in één of andere vorm. Een volk, dat in absolute anarchie leeft, met alge- heele ongebondenheid in doen en laten van elk individu en volkomen gemis van een centraal gezag, vormt geen staat. Zulke volken komen nog slechts zeer sporadisch voor, zoodat vastgesteld kan worden, dat in onze tijd bijna alle volken een min of meer geciviliseerde staat vormen. Men zou dus als eenvoudige definitie van een staat kun nen stellen: „Een staat is daar, waar een volk op een bepaald gebied door een gezag tot een zelfstandige eenheid verbonden is." De vorming der staten is steeds op zeer verschillende wijzen geschied. Oorspronke lijk zal het veelal zóó gegaan zijn, dat een volk zich in een bepaald gebied, meestal door verovering, vastzette en dat de stam men, waaruit het bestond, ter bescherming tegen buiten- en binnenlandsche vijanden en gevaren een centraal gezag in het leven riepen. Daardoor groeide het gemeenschaps gevoel tot een volksbewustzijn, dat zijn wortel vond in gemeenschap van afkomst, zeden en gewoonten, taal en godsdienst. Toen evenwel de staten meer geconsoli deerd werden, traden telkens veranderingen op in de onderlinge verhoudingen, veelal tengevolge van oorlogen en kwamen sta ten op, die gevormd werden uit een conglo meraat van volken. Voorbeelden uit de nieuwste tijd zijn de vroegere Oostenrijk- Hongaarsche monarchie, de Tsjecho-Slo- waaksche republiek en thans nog de Unie der Sovjet-republiéken, die in feite uit tien tallen verschillende volken bestaat. Ook is het niet bepaald noodzakelijk, dat er een heid van taal Is om een staat te vormen. Zwitserland is drietalig en België en niet temin zijn deze landen staten In de staats rechtelijke beteekenis van het woord. In de Vereenigde Staten van Amerika spreekt dit nog veel duidelijker. Daar im mers zijn schier alle volken der wereld In een wonderlijk amalgama tezamen gesmol ten en vormen door kolonisatie een mach tige staat. Evenmin als de ethnologische en taal- eenheld is een godsdienstige eenheid -voor waarde voor de vorming of het bestaan van een staat. In de primitieve perioden der volken was deze er, doch de na-refor- matorlsche tijd begon de opkomst en het voortbestaan van staten te zien, welker burgers in religieus opzicht verdeeld wa ren. Dacht men aanvankelijk (Karel V deed dit), dat dit de ondergang van de staat zou worden, al spoedig bleek, dat de moderne staten zeer wel bestaanbaar wa ren bij een gemengd-religleuze bevolking. De Staatsidee is dus een samengesteld begrip met drie componenten: een volk, een land en een overheid, waarvan het eerste als van prlmulre beteekenis móet worden geacht. Het Ugt voor de hand, dat de staat, die onderdanen en een overheid veronderstelt, een bepaalde organisatie vorm moet hebben. Dit nu is de staats vorm. (Wordt vervolgd) VLEESCHBON: 01 Wisselende rantsoenen op den bon ivoor wo-rst en vleescliwaren. 's-Gravenhage, 21 Sept. De secreta ris-generaal, wnd. hoofd van-het departe ment van Landbouw en Vlsscherij, deelt in aansluiting aan hetgeen reeds eerder Is ge publiceerd met betrekking tot de distribu tie van vleesch en vleeschwaren het vol gende mede: Met ingang van Maandag 23 September a.s. zal de nieuw uitgereikte vleeschkaart In gebruik worden genomen.- Elke der nieu we met „01. Vleesch" gemerkte bonnen geeft gedurende het tijdvak van 23 tot en met 29 September a.s. recht op het koopen van 100 gram vleesch, been Inbegrepen, Of een rantsoen vleeschwaren. De met ,,01. Worst, Vleeschwaren" gemerkte bon geeft uitsluitend recht op het koopen van een rantsoen vleeschwaren. De bonnen, welke op Zondag 29 September a.s. nog niet ge bruikt zijn, blijven nog geldig^ tot en met 6 October. Dit geldt niet voor de voor het verkrij gen van vleesch en vleeschwaren aangewe zen bonnen van het algemeen distributie- bonboekje, welke slechts gedurende de week van 16 tot en met 22 September gel dig zijn. De Vleeschwaren. Het rantsoen vleeschwaren, dat per bon kan worden gekocht, loopt uiteen voor de verschillende soorten. Het bedraagt: 75 GRAJVI voor gerookt of gekookt varkens-, rund of kalfsvleesch en voor gerookte worst soorten. Tot deze groep behooren o.a. ham, schouder, carbonado, spek, rookvleesch, pe- kelvleesch, Geldersche rookworst, plock- worst en snljworst. 100 GRAM voor gekookte worstsoorten, zooals bo terhammenworst en lunchworst en voor rol- pens en knakworst zooals Frankforter en W|eener. 135 GRAM van leverartlkelen, als b.v. Berliner-, Sak sische- en Haagsche leverworst, en verder van tongenworst en nierbrood. 150 GRAM voor bloedworst. IN BLIK: Bij vleeschwaren in blik dient bij de bere kening van het benoodlgde aantal bonnen te worden uitgegaan van den netto-Inhoud, met Inachtneming van de verschillende rant soenen voor de ulteenloopende soorten. Bij soepen en gemengde spijzen In blik, waarin vleesch Is verwerkt, moet worden gelet op de-verwerkte hoeveelheid vleesch. Geen afleveriii,g van 30 Sept.S Oct. 's-GRAVENHAGE, 21 Sept. De secre taris-generaal wnd. hoofd van het departe ment van Handel, Nijverheid en Scheep vaart, deelt mede, dat gedurende het tijd vak van Maandag 30 September tot en met Dinsdag 8 October 1940 de verkoop van en de aflevering van vaste brandstoffen aan verbruikers verboden zijn. Onder vaste brandstoffen worden ver staan: steenkolen, steenkoolbriketteri (ook elerbrlketten,) cokes (ook gascokes), bruin kolen, bruinkoolbriketten, turf en petro- leumcokes. Onder de verbruikers op wie dit afleve ringsverbod betrekking heeft, vallen: Groep A.: Particuliere personen. Groep B.: Openbare gebouwen (niet voor publieke vermakelijkheden), ziekenhuizen, sanatoria, rijks-, gemeente- en provinciale kantoren, gestichten, kerken, gevangenis sen, kazernes, scholen, centrale keukens, apotheken, wacht- en behandehngskamers van artsen e.d. Groep C: Warenhulzen, winkels, hotels, pensions, (ook .kamerverhuurders,) restau rants, cafe's, partlcuUere kantoren, lesruim ten in particuliere huizen. Groep D.: Gebouwen voor publieke ver makelijkheden, vereenigings- of vergaderlo kalen, niet behoorende tot de groepen A, B en O. Groep E.Kleinindustrie met een jaarver- brulk van vaste brandstoffen van minder dan 240 ton en niet behoorende tot de groe pen A, B, C en D. Een uitzondering op het verbod geldt voor de bij het Rijkskolenbureau als „groot industrie" Ingeschreven verbruikers met een jaarverbruik van 240 ton of meer. Deze categorie van industrleele verbruikers zal dus ook gedurende de periode van 30 Sep tember tot en met 8 Oct. de haar door het Rijkskolenbureau toegewezen hoeveelheid vaste brandstoffen kunnen betrekken» Van het verbod kan door het Rijkskolen bureau te 's-Gravenhage of een door dit bu reau aan te wijzen Instantie dispensatie worden verleend. Uitreiking formulieren. Verder wordt medegedeeld, dat de plaat selijke distributiediensten op nader bekend te maken wijze en tijdstip de verbruikers behoorende tot de groepen A, B, C en D in het bezit zullen stellen van formulieren „voorraadopgaven vaste brandstoffen',, waarop door de verbruikers den per 29 Sep tember 1940 aanwezigen voorraad vaste

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1