Over Staatsvormen
CriDWEEKUADÖpGED.GDOn[]lSIAG vöÖRDlZUID-HOUEriZEEl^^ EÜAMDEn
N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEUWS"
13e Jaargang
WOENSDAG 25 SEPTEMBER 1940
No. 1179
Een strijdbaar held.
Onrustige zenuwen
Distributie-nieuws
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 19 3 5 OPGENOMEN HET BLAD ,0 N Z E. E I L A N D E N" 18^ JAARGANG
INVENTARISATIE DER BRANDSTOF-
FENVOORRADEN.
niEuws
UITGAVE VAN
Abonaementsprys 90 cent per 3 maandenby vooruitbetaling.
Vencfi^nt iedeten Woensdag en Za^rdag 2 maal per week.
Afzonderipce aummei* 5 oeni Buitenland 8 gulden per jaar
Gevestigd te MlddelhaziUs Prins Hendiilcstr. 122 G GLco 167950 i Fostboz 8 Td, 17,
B^^xantoor voor Zeeltmd: St. Maartensdyk Marttt, Telef. 69.
Adverteintie^t|ls 20 cenl per regel. Redames 40 et.: Dienstt
aanvragen en aambiedingen van 1—iS K^eb 80 et.; Boek^aan^
kondigtng 10 cent p«( regel Contracten belan^:^ lager.
10.
Maar, hoe reageerde Israël dan toch op
deze inval der Midianieten, zult ge vragen!
Gorden ze het zwaard aan de heup om als
een enig man den vijand te keren? Immers,
zij waren toch bij machte een gezamenlijk
leger van 400.000 man op de been te bren
gen, als dat moest, Zie dit maar uit de
krijgstocht van Israël naar de plaats Gibea
in de stam van Benjamin, een geschie
denis ons ook uit het Rlchterentijdvak be
schreven, toen deze plaats gestraft
moest worden vanwege .zijn gruwelijke zon
de. En dat niet alleen, maar hadden de tij
den, die achter hen lagen, hun niet aange
toond, dat in de kracht en de mogendheid
des Heeren Heeren de vijand op de vlucht
kon worden gejaagd met een veel kleinere
legenschaar? Als de Heere maar aan de
spits was getreden, dan ging dat wel. Kijk
dan maar eens naar" de zegevierende over
winningen op Sihon, den koning der Amo-
rieten, op Og, den koning van Bazan, op
de verbonden Kanaanitische koningen van
't Zuiden bij Beth-Horon, of op die van het
Noorden bij de wateren van Merom. Wie
vreesde in die dagen de Isralietische leger
scharen niet? Klonk hun roem toen niet
tot ver over de grenzen heen? En, waar
bleef men nu Wie durfde nu de Midianie
ten aan? Wie kon hen thans keren? Och,
arme, niemand! En, waarom niet. Wel, om
dat het volk geslagen was met angst en
vreze, met versaagdheid en bloheid, ja,
met een diepe verslagenheid, zodat in hen
geen kracht was, tegen die grote menigte,
en ze hun kracht ook niet zochten, vanwe
ge verre verlatenheid, bij Israels God. Han-
deloos en voeteloos, machteloos en krach
teloos, als een hulpbehoevend kind, lagen
zij terneder. En van Israël kon gezegd wor
den, hetgeen de Profeet Jeremia later zeg
gen zou van de helden van Moab en Edom:
„Het hart van Moabs helden zal te dien da
ge wezen als het hart ener vrouw, die jn
nood is."
Wlat beseffen we toch dikwijls weinig van
de leidingen Gods. Want waarom is dat
zelfde volk van Israël nu toch de ene tijd
zo moedig en overwint het als een fier volk,
en waarom is het pp een andere tijd zo
vreesachtig, dat het op de vlucht gaat voor
het ritselen van een blad? Is het niet, om
dat de Heere in alles Zijn Hand heeft en
alle paden bij Hem zijn? Israël moest hier
eerst tot vernedering komen, opdat het
daarna in belijdenis van schuld en zonde,
roepen zou tot den AUnachtigen God. Zie,
dat was het Goddelijk doel, dat was het
Goddelijk oogmerk. Israël moest vernederd
worden onder de krachtige Hand Gods en
daarom mocht Midian thans overwinnen en
voortgaan in zijn grote kracht, tot het uur
van. afrekening komen zou.
En hoe is het gegaan in de geschiedenis
van ons eigen land en volk! Is daar de
roemruchte historie van de tachtigjarige oor
log er niet, om te bewijzen, dat Neerlands
volk wat vermag! Hoe hebben ze gestreden
in de kracht en in de mogenheid des Hee
ren Heeren, hoe was de Heere aan de spits
gestreden, en hoe hebben ze overwonnen
tot glorie van Zijn Naam. Brandstapels en
schavotten konden dat vuur niet .uitdoen,
en het ijzeren juk van de Roomse en Spaan
se tyrannie werd afgeworpen. Neen, deze
machtige geloofskamp was niet tevregeefs
gestreden!
Zie ook in later dagen, hoe de Ruijter en
de Tromps de schrik der zeeën waren. En
in die tijd schreef eens een kundig Engels
man: „De Nederlanders overtreffen ons in
wijsheid, moed, kracht, kennis van onze
eigene strom.en, en zij eindigen als ovenvin-
naars de krijg." (Zie Handb. der Gesch.
Groen van Prinsterer.)
Ja, zo is het geweest. Doch ons land
heeft ook andere dagen gekend. Dagen van
geestelijk diep verval. Dagen waarin de
heerlijkheid van ons volk was geweken, ja,
waarin die was weggevaagd als een vroeg-
komende dauw of morgennevel. Danste niet
eenmaal Rooms en onrooms, Jood en niet-
Jood, proletariér en aristocraat, in naana
van: „Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap
om de vrijheidsboom, een boom, die wel een
kroon, doch geen wortel had? Waar was
toen de glans van onze fiere Calvinistische
staat gebleven? O, droevig verval. Ons
volk had zich rflp gemaakt voor de tucht-
roede Gods.
En, om niet verder te gaan, en op onze
dagen te komen, ligt het nog niet vers in
ons geheugen, hoe in vijf dagen tijds ons
land moest worden prijsgegeven. Kwam
de Heere ons niet bezoeken met de roede
Zijner verbolgenheid om onzer zonden wil
le? En wie zal nu tot Hem zeggen, wat
doet Gij En, wanneer Hij bevel heeft ge
geven aan het zwaard, wie zal het dan toe
roepen; „Vaar in Uw schede, rust en wees
stil." (Jeremia 48 6) O, dat er een bui
gen en bukken mocht komen onder Zijn
Hand en men in ware vernedering en ver
tedering mocht wederkeren tot dien God,
die we zo snood hebben verlaten, en dat in
de erkenning, dat Zijn doen is Majesteit en
heerlijkheid.
Doch. laten we terugkeren, tot Israël zelf.
Als ze zich dan niet durfden verweren,
op welk wijze trachten zij zich dan te ver
bergen in het midden der benauwdheid?
Wel, de Heilige Schrift zegt het ons zelf.
Als nu der Midianieten hand sterk werd
over Israël, maakten zich de kinderen Is
raels vanwege de Midianieten, de holen, die
in de bergen zijn en de spelonken en de ves
tingen." Men maakte dus verborgen schuil
plaatsen in het hart der aarde. Nu leende
de holachtige grond van Palestina er zich
gemakkelijk voor dergelijke holen te graven
en op verschillende plaatsen waren die
reeds aanwezig als zijnde door de natuur
zelf gevormd.
En zo zien we de mensen bij naderend ge
vaar een schuilplaats zoeken in de ,holen."
d.w.z. de onderaardse gangen met mogelijk
hier en daar luchtgaten als vensters, waar
bij wachters stonden, op wier seinen, dat
er gevaar dreigde, alles omlaag vluchtte".
Ook wordt er gesproken van „spelonken"
en „vestingen." Met de „spelonken" werden
wellicht bedoeld de verborgen bergplaatsen
van datgene, wat van de oogst was gered
en met de „vestingen" de door de natuur
zelf gevormde, ingeslotene, verborgene
plaatsen, die als schuilplaatsen dienden
voor het vee. Alles bewees dus, dat men in
vreze wandelende en bij de minste ritse
ling van gevaar een veilig heenkomen
trachtte te zoeken, om het speurend oog
van den vijand te ontgaan. En dat in eigen
land! Hoe werd toch kennelijk bewaarheid
het woord uit Deuteronomium 28: „Hij zal
tot een hoofd zijn, en gij zult tot een staart
zijn."
't Leek wel, oif. Israël de strijd was ver
leerd en dat Israels volk zonder waarde
was geworden.
Hoe kan dat ook zo zijn met Gods volk.
Ai, zeg mij in der waarheid, waar is de
glans en de heerlijkheid van Gods Volk in
deze dagen gebleven. Wat leven ze toch
laag bij de grond. Lijkt het niet, of ook zij
verscholen zitten in de holen en spelonken,
en sidderen ook zij soms niet bij het ritse
len van een blad?
En vergelijkt dat dan eens met Hebreen
11, met de rij der geloofshelden! Moet dan
niet schaamte het aangezicht bedekken.
Zou men dan door het geloof niets vermo
gen? Luister dan maar, wat er staat: „wel
ke door het geloof koninkrijken hebben
overwonnen, gerechtigheid geoefend, de be
loftenissen verkregen, de muilen der lee-
wen toegestopt, de kracht des vuurs heb
ben uitgebluscht, de scherpte des zwaards
zijn ontvloden, uit zwakheid krachten
hebben gekregen, in de krijg sterk gewor
den zijn, heirlegers der vreemden op de
vlucht hebben gebracht; de vrouwen heb
ben hare doden uit de opstanding wederge-
kregen; en anderen zijn uitgerekt gewor
den, de aangebodene verlossing niet aanne
mende, opdat zij een betere opstanding ver.
krijgen zouden; en anderen hebben bespot
tingen en geeselingen geleden, en ook ban
den en gevangenis; zijn gestenigd gewor
den, in stukken gezaagd, verzocht, door
het zwaard ter dood gebracht, hebben ge
wandeld in schaapsvellen en in geitenvel-
len, verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld
zijnde, welker de wereld niet waardig was,
hebben in woestijnen gedoold en op bergen
en in spelonken en in de holen der aarde."
Zo hebben ze getoond hier slechts gasten
en vreemdelingen te zijn, doch zij verwach
ten de stad, die fundamenten heeft, wel
ker kunstenaar en bouwmeester God is.
O, wat zijn zij toch welgelukzalig, vder
leven alzo zijn mag. Doch moet helaas
thans niet geklaagd worden: „Hoe is het
goud zo verdonkerd, het goede fijne goud
zo veranderd! De kostelijke kinderen Si-
ons, tegen fijn goud geschat, hoe zijn ze nu
gelijk gerekend aan de aarden 'flessen, het
werk van de handen eens pottenbakkers."
En heeft het volk des Heeren zelf geen
oorzaak gegeven, dat Jehova thans zeggen
moet: „Mijn volk heeft twee boosheden ge
daan, mij, de springader des levenden wa
ters, hebben zij verlaten, om zichzelven
bakken uit te, houwen, gebrokene bakken,
die geen water houden."
Och, dat de Heere zelf nog eens mocht
opstaan met goedertierene en goedgunstige
gedachten, om te midden van de bange we
reldweeën en wentelende oordelen, over Zijn
volk te vrtllen uitstorten, die Geest der ge
nade en der gebeden, opdat zij gevoerd
zouden worden met smeking en geween, en
hun roeping getrouw, weder bevonden
mochten worden te zijn, een zoutend zout
en een lichtend licht te midden van een
krom en een verdraaid geslacht.
Inleiding en staatsbegrip.
Behalve de oorlogsactualiteiten is er bij
na.niets in onze tijd zóó aan de orde van
de dag als de problemen van de staatsvor
men. Waar voorheen alleeii de staatsrecht
geleerden daarover schreven en spraken en
de kwestie schier louter een academisch ka
rakter droeg, is vooral na de wereldoorlog
het vraagstuk van de wijze van staatsorga-
nisatie er één geworden van practischebe-
teekenis, daar de loop' dei* historie in vele
landen op dit gebied grodte veranderingen
deed aanschouwen en menig volk van
staatsvorm wisselde. Monarchieën werden
republieken, democratieën werden dicta
turen. De periode van 1914 tot 1940 is in
dit opzicht rijk aan diep ingrijpende gebeur
tenissen in 'de binnenlandsch-staatkundige
toestand van vele landen. Men denke
slechts aan wat in Rusland, Italië, Duitsch-
land en Spanje geschiedde, waar de staats
vormen wel in zeer bijzondere mate wijzi
ging ondergingen. In de andere landen van
Mijnhardt's Zenuwtabletten maken U spoe
dig weer weldadig kalm. Buisje 40 en 75 et
Europa ging de ontwikkeiing der politieke
toestanden eveneens voort, al geschiedde dit
meer geleidelijk, doch ook daar kwamen
bewegingen op, die het pleit gingen voeren
voor radicale verandering, omdat de parle-
mentaire-geregeerde landen teekenen gin
gen vertoonen, die erop wezen, dat ook het
democratische stelsel ging lijden aan de ge
volgen der zwakheden, die er inhaerent
aan zijn. Zoo is er schier geen land meer in
Europa, waar de kwestie van de staats
vorm niet actueel is, hetzij deze reeds is be
slist en thans in de practijk niet meer be
hoeft te worden gesteld, maar toch in haar
werking met belangstelling wordt gadege
slagen, hetzij het volk de keuze nog moet
doen en alzoo overweegt, welke staatsvorm
in zijn omstandigheden de beste schijnt.
Het is derhalve'.zeker geen ondankbaar
werk, eens een onderzoek in te stellen om
trent de historie, de beginselen, de organi
satie en de evolutie der verschillende staats
vormen. Vooral ook in ons land is door de
gebeurtenissen der laatste maanden het pro
bleem aan de orde gekomen en wordt er al
om gediscussieerd, gepolemiseerd en hope
lijk ook gestudeerd over en in dit urgente
vraagstuk, dat voor ieder, die zich interes
seert voor de landzaken, een bijzondere be
koring heeft. Heeft men daarbij ook nog
historische en staatsrechtelijke belangstel
ling, dan is het behandelen van de kwesties,
die met dit probleem samenhangen, niet al
leen van groot practisch nut, maar levert
ook een bijzonder intellectueel genot.
Het is daarom, dat wij ons voorgenomen
hebben, een objectieve uiteenzetting te ge
ven van de verschillende staatsvormen, de
geschiedenis ervan, de beginselen, die er
aan ten grondslag liggen en wat verder
met dit onderwerp samenhangt. We kunnen
daarbij de historische methode volgen en
aan de hand der wereldgeschiedenis de ont
wikkeling der staatsvormen nagaan, vve
kunnen ook de staatsrechtelijke methode
kiezen en iedere staatsvorm in zijn organi
satorische, principieele en historische betee-
kenis beschouwen. Voor een reeks couran
tenartikelen lijkt het ons echter niet noo-
dig, ons angstvallig aan één dezer metho
den te houden.
De staatsvorm is de vorm, waarin de
staat zich openbaart. Het zal dus tot recht
begrip der zaken noodig zijn, dat we ons
eerst realiseeren; wat een staat is. Het is
voor ons doel overbodig, daarbij allerlei
staatsrechtelijke wijsheid naar voren te
brengen. De geleerden hebben van het be
grip staat hoogdravende en ingewikkelde
definities gegeven en één hunner heeft
zelfs wel eens verklaard, dat naar zijn mee
ning eenheid van inzicht in het vraagstuk,
wat een staat eigenlijk is, wel nimmer zal
worden bereikt. Dit is eenigermate te be
grijpen als men b.v. de volgende bepaling
leest van het wezen van de staat: „De
staat is een reguleerende centraal-inrich
ting tot coördinatie van alle deelen van de
sociale totaalbeweging en een orgaan tot
positief ingrijpen in het belang van het be
houd der. gemeenschap." (Schaf f Ie.) Een
ander, Stahl, die veel door Groen van Prins
terer werd aangehaald, definieerde aldus:
„De Staat is het verband van een volk on
der een Overheid tot bescherming en ont
wikkeling van de stoffelijke en geestelijke
goederen en hieronder vooral de handha
ving van recht en gerechtigheid." Men ge
voelt, dat de begripsbepaling verschillend
zal zijn al naar de grondslag, het doel en de
functies, die men aan de staat geeft. Afge
zien van deze elementen, kan echter worden
vastgesteld, dat in het algemeen drie fac
toren aanwezig moeten zijn, zal er van een
staat sprake kunnen wezen. Er is noodig
een volk, een land en een overheid; pas
door de inéénzetting van deze drie vormt
zich een staat. Het primaire element is na
tuurlijk het volk: zonder volk geen staat.
Er bestaat echter wel een volk der Joden,
maar omdat het geen begrensd territoir
heeft, dat het bewoont, is er geen Joodsche
Staat. Het tweede element is dus het land.
W;anneer echter een volk een bepaalde
landstreek bewoont, doch ongeorganiseerd
leeft, zooals Australische stammen nog wel
doen, kan men niet van een staat spreken,
want deze veronderstelt tevens een leidend
organisme in één of andere vorm. Een volk,
dat in absolute anarchie leeft, met alge-
heele ongebondenheid in doen en laten van
elk individu en volkomen gemis van een
centraal gezag, vormt geen staat. Zulke
volken komen nog slechts zeer sporadisch
voor, zoodat vastgesteld kan worden, dat in
onze tijd bijna alle volken een min of meer
geciviliseerde staat vormen. Men zou dus
als eenvoudige definitie van een staat kun
nen stellen: „Een staat is daar, waar een
volk op een bepaald gebied door een gezag
tot een zelfstandige eenheid verbonden is."
De vorming der staten is steeds op zeer
verschillende wijzen geschied. Oorspronke
lijk zal het veelal zóó gegaan zijn, dat een
volk zich in een bepaald gebied, meestal
door verovering, vastzette en dat de stam
men, waaruit het bestond, ter bescherming
tegen buiten- en binnenlandsche vijanden
en gevaren een centraal gezag in het leven
riepen. Daardoor groeide het gemeenschaps
gevoel tot een volksbewustzijn, dat zijn
wortel vond in gemeenschap van afkomst,
zeden en gewoonten, taal en godsdienst.
Toen evenwel de staten meer geconsoli
deerd werden, traden telkens veranderingen
op in de onderlinge verhoudingen, veelal
tengevolge van oorlogen en kwamen sta
ten op, die gevormd werden uit een conglo
meraat van volken. Voorbeelden uit de
nieuwste tijd zijn de vroegere Oostenrijk-
Hongaarsche monarchie, de Tsjecho-Slo-
waaksche republiek en thans nog de Unie
der Sovjet-republiéken, die in feite uit tien
tallen verschillende volken bestaat. Ook is
het niet bepaald noodzakelijk, dat er een
heid van taal Is om een staat te vormen.
Zwitserland is drietalig en België en niet
temin zijn deze landen staten In de staats
rechtelijke beteekenis van het woord. In
de Vereenigde Staten van Amerika
spreekt dit nog veel duidelijker. Daar im
mers zijn schier alle volken der wereld In
een wonderlijk amalgama tezamen gesmol
ten en vormen door kolonisatie een mach
tige staat.
Evenmin als de ethnologische en taal-
eenheld is een godsdienstige eenheid -voor
waarde voor de vorming of het bestaan
van een staat. In de primitieve perioden
der volken was deze er, doch de na-refor-
matorlsche tijd begon de opkomst en het
voortbestaan van staten te zien, welker
burgers in religieus opzicht verdeeld wa
ren. Dacht men aanvankelijk (Karel V
deed dit), dat dit de ondergang van de
staat zou worden, al spoedig bleek, dat de
moderne staten zeer wel bestaanbaar wa
ren bij een gemengd-religleuze bevolking.
De Staatsidee is dus een samengesteld
begrip met drie componenten: een volk,
een land en een overheid, waarvan het
eerste als van prlmulre beteekenis móet
worden geacht. Het Ugt voor de hand, dat
de staat, die onderdanen en een overheid
veronderstelt, een bepaalde organisatie
vorm moet hebben. Dit nu is de staats
vorm.
(Wordt vervolgd)
VLEESCHBON: 01
Wisselende rantsoenen op den bon
ivoor wo-rst en vleescliwaren.
's-Gravenhage, 21 Sept. De secreta
ris-generaal, wnd. hoofd van-het departe
ment van Landbouw en Vlsscherij, deelt in
aansluiting aan hetgeen reeds eerder Is ge
publiceerd met betrekking tot de distribu
tie van vleesch en vleeschwaren het vol
gende mede:
Met ingang van Maandag 23 September
a.s. zal de nieuw uitgereikte vleeschkaart
In gebruik worden genomen.- Elke der nieu
we met „01. Vleesch" gemerkte bonnen
geeft gedurende het tijdvak van 23 tot en
met 29 September a.s. recht op het koopen
van 100 gram vleesch, been Inbegrepen, Of
een rantsoen vleeschwaren. De met ,,01.
Worst, Vleeschwaren" gemerkte bon geeft
uitsluitend recht op het koopen van een
rantsoen vleeschwaren. De bonnen, welke
op Zondag 29 September a.s. nog niet ge
bruikt zijn, blijven nog geldig^ tot en met
6 October.
Dit geldt niet voor de voor het verkrij
gen van vleesch en vleeschwaren aangewe
zen bonnen van het algemeen distributie-
bonboekje, welke slechts gedurende de
week van 16 tot en met 22 September gel
dig zijn.
De Vleeschwaren.
Het rantsoen vleeschwaren, dat per bon
kan worden gekocht, loopt uiteen voor de
verschillende soorten. Het bedraagt:
75 GRAJVI
voor gerookt of gekookt varkens-, rund
of kalfsvleesch en voor gerookte worst
soorten. Tot deze groep behooren o.a. ham,
schouder, carbonado, spek, rookvleesch, pe-
kelvleesch, Geldersche rookworst, plock-
worst en snljworst.
100 GRAM
voor gekookte worstsoorten, zooals bo
terhammenworst en lunchworst en voor rol-
pens en knakworst zooals Frankforter en
W|eener.
135 GRAM
van leverartlkelen, als b.v. Berliner-, Sak
sische- en Haagsche leverworst, en verder
van tongenworst en nierbrood.
150 GRAM
voor bloedworst.
IN BLIK:
Bij vleeschwaren in blik dient bij de bere
kening van het benoodlgde aantal bonnen
te worden uitgegaan van den netto-Inhoud,
met Inachtneming van de verschillende rant
soenen voor de ulteenloopende soorten. Bij
soepen en gemengde spijzen In blik, waarin
vleesch Is verwerkt, moet worden gelet op
de-verwerkte hoeveelheid vleesch.
Geen afleveriii,g van 30 Sept.S Oct.
's-GRAVENHAGE, 21 Sept. De secre
taris-generaal wnd. hoofd van het departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart, deelt mede, dat gedurende het tijd
vak van Maandag 30 September tot en met
Dinsdag 8 October 1940 de verkoop van en
de aflevering van vaste brandstoffen aan
verbruikers verboden zijn.
Onder vaste brandstoffen worden ver
staan: steenkolen, steenkoolbriketteri (ook
elerbrlketten,) cokes (ook gascokes), bruin
kolen, bruinkoolbriketten, turf en petro-
leumcokes.
Onder de verbruikers op wie dit afleve
ringsverbod betrekking heeft, vallen:
Groep A.: Particuliere personen.
Groep B.: Openbare gebouwen (niet voor
publieke vermakelijkheden), ziekenhuizen,
sanatoria, rijks-, gemeente- en provinciale
kantoren, gestichten, kerken, gevangenis
sen, kazernes, scholen, centrale keukens,
apotheken, wacht- en behandehngskamers
van artsen e.d.
Groep C: Warenhulzen, winkels, hotels,
pensions, (ook .kamerverhuurders,) restau
rants, cafe's, partlcuUere kantoren, lesruim
ten in particuliere huizen.
Groep D.: Gebouwen voor publieke ver
makelijkheden, vereenigings- of vergaderlo
kalen, niet behoorende tot de groepen A,
B en O.
Groep E.Kleinindustrie met een jaarver-
brulk van vaste brandstoffen van minder
dan 240 ton en niet behoorende tot de groe
pen A, B, C en D.
Een uitzondering op het verbod geldt
voor de bij het Rijkskolenbureau als „groot
industrie" Ingeschreven verbruikers met
een jaarverbruik van 240 ton of meer. Deze
categorie van industrleele verbruikers zal
dus ook gedurende de periode van 30 Sep
tember tot en met 8 Oct. de haar door het
Rijkskolenbureau toegewezen hoeveelheid
vaste brandstoffen kunnen betrekken»
Van het verbod kan door het Rijkskolen
bureau te 's-Gravenhage of een door dit bu
reau aan te wijzen Instantie dispensatie
worden verleend.
Uitreiking formulieren.
Verder wordt medegedeeld, dat de plaat
selijke distributiediensten op nader bekend
te maken wijze en tijdstip de verbruikers
behoorende tot de groepen A, B, C en D in
het bezit zullen stellen van formulieren
„voorraadopgaven vaste brandstoffen',,
waarop door de verbruikers den per 29 Sep
tember 1940 aanwezigen voorraad vaste