CHQWEEKBy^öpGED.GR0riD6IA6 ^ÖRDËZlJID-milEriZEElJWKHE CIIATiDEII N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEÜWS" Alle souvereiniteit uit God Belastingzaken I 13e Jaargang WOENSDAG 18 SEPTEMBER 1940 No. 1177 Een strijdbaar held. Rechtzaken Bommen op Ouddorp WAARIN SEDERT 1 NOV EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZEEILANDEN" - 18EJAARGANG De Nederlandsche Unie en haar driemanschap W. A. DE BAKKER iiahdeu lEUWS UITGAVE VAN GevesUgd te MlddellMinls Prins Hendtikstr. 122 Q Giro 167930 i Fostbo:; S x Td, 17. BPantooT voor Zeelaad: St. Maartenan^k MarKt, Xele^. 69. Aboimementspr^s 90 cent per 3 maandenbij vooruitbetaling. Verschlint iedeten Wo«)sdag en Zat^dag 2 nual per week. Afzonderde nammett 5 ceni Buitenland 8 gulden pa 'jaar Advetientie>ptS|i 20 cenit per regel. Reclames 40 et.; Diens» aanvragen en aanbiedingeia van 1—6 ttg<^ 80 et.; Boebxaiuv hoüéS^ïig 10 cent p» regel Contracten belangp^ lager. 9. Thans zijn we genaderd tot de eigenlijke inval der Midianieten. Zó geheel onverwachts, maar toch zo ge heel zeker is die gekomen. Israël sliep zijn geruste zond'êslaa.p, doch wist niet, dat de roede gereed lag. Israël had, zoals op ieder ander jaar, op tijd het zaad aan -den akker toebetrouwd de Heere had de vroegere regen en de spade regen niet onthouden en de velden, de kos telijke landouwen, beloofden een heeerlijke oogst. Edoch - 't zou niet Voor Israël zijn. Want aiet, de Midianieten en de Ame- lekieten en de kinderen van het Oosten hadden zich bijeenvergaderd en op het on verwachts trokken zij, zonder enige tegen stand te vrezen, de Jordaan over en vielen het beloofde land, het land Kanaè,n binnen, dat land, dat de Heere Zijn volk ten erf deel had gegeven. Eenmaal de rivier over zijnde, legerden zij zich in het beste deel des lands, name lijk in de zeer vruchtbare vlakte van Jis- reël en zochten van daar uit hun weg door het gansche land, tot in het Zuiden en tot aan de zee. 't Was een ontzaggelijke menigte, die vlfilde horden op hun kemelen, met hunne tenten en met hun vee. Schier ontelbaar. De Heilige Schrift noemt ons dan ook het getal van 135000 strijdbare mannen en de kanttekenaren der Statenvertaling tekenen daarbij aan: „buiten het andere gespuis, dat zulke legers, die geen tegenstand ver wachten, placht te volgen." Is het dan ook wonder, dat er vermeld staat: „zij kwamen gelijk de sprinkhanen in menigte". Doch niet alleen om de hoegrootheid der legerscharen wordt dezeinval der Midia nieten bij een sprinkhanenplaag vergeleken, doch ook om het werk, dat ze deden. Want hoor, waarmede hun inval gepaard ging, of liever, wat het doel van hun strooptocht was: „Zij verdierven de opkomst des lands en lieten geen leeftocht overig in Israël noch kleinvee, noch os, noch ezel, en zij kwamen in het land, om dat te verderven." Kan het erger? Wat ze dus niet roofden en medenamen, werd opzettelijk vernield of door de hoeven der kamelen vertreden, zodat er geen veld- of boomvrucht, zelfs geen os of ezel overbleef. En dit gebeurde niet eenmaal, maar tel ken jare, als Israël gezaaid had, net zo lang als de Heere hen in der Midianieten hand had overgegeven. Voor den oosterling was het beeld van een sprinkhanenplaag .een overduidelijke sprake. Immers, deze was in de Oosterse landen geweldig gevreesd en werd door Israël aan gemerkt als een bijzonder oordeel Gods. Want in een oogwenk tijds was de koste lijkste vlakte, wanneer zo'n geweldige zwerm van deze insecten zich op de land ouwen neerlieten, herschapen in een wilde woestenij. Hoor slechts, wat de profeet Joel dienaangaande getuigt in het twede hoofdstuk, het derde vers: ,,Vóór hen ver teert een vuur, en achter hen brandt een vlam; het land is vóór hen als een lusthof maar achter hen een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve." Ja, zij naderden soms in zulk een menig te, dat de zon er van verduisterd werd, terwijl ze, wanneer ze neergevallen waren, dikwijls uren ver in de omtrek ellen hoog lagen. Wie zou dan ook zulk een verwoede plaag niet vrezen en waarbij konden de ge weldige plunderaars dan ook beter vergele ken worden, dan bij „sprinkhanen in me nigte." Och, de Heere misrekent zich nooit en Zijn keuze is nooit een verkeerde keuze. Hoe blinkt toch in alles de wijsheid en de rechtvaardigheid Gods uit, zelfs in het uit kiezen van een roede voor Zijn volk. Jeho va had toch Zijn Israël genoegzaam ge waarschuwd. Daar lag het toch niet aan. Want had Hij niet reeds bij den Sinai Zijn knecht Mozes bevolen den kinderen Isra els aan te zeggen: „Zo gij Mijn inzettingen smadelijk zult verwerpen en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, om Mijn verbond te ver nietigen, dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel pijni gen; gij zult ook uw-zaad tevergeefs zaaien en uwe vijanden zullen dat opeten. Daartoe zal Ik Mijn gericht tegen ulieden zetten, dat gij geslagen zult worden voor het aangezicht uwer vijanden, en uwe haters zullen over u heerschappij hebben, en gij zult vlieden, als u niemand vervolgt." En had niet bij vemieuvrtng het Gods woord geklonken uit de mond van den ouden knecht, voordat hij sterven ging en Israël de Jordaan zou overtrekken, zeg gende: „De vrucht uws lands en al uwen arbeid zal een volk eten, dat gij niet gekend hebt; en gij zult alle dagen alleenlijk ver drukt en gepletterd zijn". En, gewisselijk, zo is het Israël, om zijner zonden wil, overkomen. En nu voorts. De wijze Prediker getuigt: „Omdat niet haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen vol in hen om kwaad te doen." Doch God kent Zijn tijd, ook die Zijner bezoeking. Geeft dan ook ere den Heere uwen God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen. Eenige weken geleden hebben we in een uitvoerig artikel het ontstaan en het pro gram der Ned. Unie besproken en als onze meening kenbaar gemaakt, dat deze bewe ging de sympathie van het Gereformeerd- Protestantschee volksdeel niet kan hebben. Het was onze bedoeling, dit nog eens kor- telijks te herhalen en er zelfs op aan te dringen, dat zij, die hun adheasie reeds be tuigd hadden, deze zouden intrekken. We ontvingen nu een goed uitgevoerde brochu re van de hand van den bekenden literairen criticus Dr. P. H. Ritfer Jr., dragende de titel: Wie zajji de drie mannen der Nederl. Unie? De bespreking hiervan willen we combineeren met datgene, wat we nog over deze nieuwe politieke strooiakig te zeggen hadden. Het geschrift geeft een korte biogi'afiè der drie voormannen, Mr. Linthorst Ho- man, Mr. Einthoven en Prof. de Quay. Naar men weet, is de eerste commissaris der provincie Groningen, de tweede hoofdcom missaris van politie te Rotterdam en de JaAtste professor aan de Rr.K.-Handelshoo-* geschool te Tilburg. Erg boeiend kunnen we het boekje niet vinden. Het is een poging om de levensloop, het werk en de belang stelling der drie mannen te doen zien als een noodzakelijke voorbereiding voor hun optreden als triumviraat der N, U. of, om het nog scherper uit te drukicen, als een poging om te betoogen, dat hun huidig op treden een logisch gevolg is van hun vroe gere werkkring en sympathie. Pe schrijver is hierin naar onze meening slechts zeer ten deele geslaaigd. Men krijgt zelfs de in druk, dat zijn betoog hier en daar, vooral in het deel, dat over Mr. Linthorst Homan handelt, gewrongen is. Alleen waar hij me dedeelt, dat Mr. Einthoven nooit lid van eenige partij heeft willen worden, al was hij van liberale opvatting, kan men concludee- ren, dat deze drieman thans wellicht zijn ideaal benadert met de oprichting van deze z.g. onpartijdige partij. Niettemin is het boekje aan te bevelen aan hen, die nader kennis willen maken met -de N. U. en haar stichters, ten einde deze beweging te kunnen beoordeelen. Het lezen van deze uitgave der- Hollan- dia drukkerij te Baarn is daartoe echter niet voldoende, want het eigenlijk program wordt door den schrijver niet behandeld. Het voornaamste bezwaar, dat wij tegen de Ned. Unie hebben, is, dat zij voor drie kwart op autoritaire beginselen berust. Merkwaardig is wel, dat er een zeer ken merkend verschil is tusschen het program der eerste en der tweede Ned. Unie. De eerste was de concentratie der zes politieke partijen èn het driemanschap, de laatste is de huidige stichting. Bij de eerste be sprekingen was men het eens geworden over een program, waarin sprake was van volksinvloed op wetgeving en bestuur, doch dit punt is bij de tegenwoordige Ned. Unie niet te vinden. Daaruit blijkt eerstens, dat de heeren gemakkelijk van standpunt ver anderen, zelfs in zulk een kwestie van de eerste orde en vervolgens, dat de Ned. Unie niet voor volksinvloed is. Ook in de N. U. zelve is dit zoo. De leden mogen contribu tie betalen en applaudiseeren, doch meer niet. Invloed op de leiding der N. U hebben ze niet; Men moet deze leiding geheel aan vaarden en er zich algeheel aan onderwer pen. Voorts is er slechts een gering gradueel verschil met het program der N.S.B.: de eenheidspartij, de corporatieve staatsge- dachte, de eenheid van jeugdorganisatie etc. vrtjzen hierop. Gezien het vage en het onvaste in het program en In de verdere uitlatingen van het driemanschap staat het vrijwel vast, dat deze beweging, die practisch niets anders is dan een nieuwe politieke partij, op de duur geheel in nat.- socialistische richting zal worden gedreven. Naar onze meening is voor hen, die de Calvinistische beginselen zijn toegedaan, in deze beweging geen plaats. De leuze van Groen van Prinsterer: In ons Isolement ligt onze kra«ht, zij ook nu ons richtsnoer. De Overheidssouvereiniteit ontleent haar grondslag niet uit de menschen; aan den individueelen mensch niet en evenmin aan de geheele volksgemeenschap. Dit kan ook niet. Het woord souvereihiteit is afgeleid Van het Latijnsche supra-potestas, hetwelk beteekent: de hoogste macht. De allerhoog ste macht nu, de oppersouvereiniteit berust niet bij menschen, doch bij God. Hij alleen is in absolute zin souverein, d. w. z. Hij alleen heeft geen macht boven Zich. Hij is de wereldsouverein en alles, wat op aarde bestaat, dankt het aanzijn aan Hem. God heeft de gansche stoffelijke en onstoffelijke zienlijke en onzienlüke wereld geschapen en onderhoudt haar nog van oogenblik tot oogenblik. Als Schepper bezat Hij de macht en de bevoegdheid om Zijn creaturen zóó te scheppen, als het Hem goeddacht en ook om ze te doen voortleven zoolang en in zul ke omstandigheden, als het Hem belieft. H:j heeft de wetten der natuur gesteld en ook die, welke gelden in het geestesleven Hij heeft de macht, deze te handhaven of tijdelijk op te heffen. Alle natiën zijn door God geschapen. Ook van deze kan gezegd worden, dat hun bestaan is uit Hem, door Hem en tot Hem. Zij zijn Zijn eigendom. Als Koning heerscht Hij over alle volken met een heerschappij, die voor ons dik wijls onbegrijpelijk is, doch daarom niet minder reëel. Souvereiniteit in strikte zin kan daarom alleen zijn in Hem, die er was, vóór al wat is en aan al wat is, het aanzijn gajf. Krach tens deze schepping heeft God volstrekt souverein gezag over alles wat bestaat en is alle schepsel daarom aan Hem in ab solute zin onderworpen. De souvereiniteit Gods bepaalt dus de verhouding tusschen Schepper en schepsel, In'-religieus opzfbht beteétóent dat ónze af hankelijkheid van Hem, in Wiens hand ons leven en ons lot is. Maar in onze aardsche verhoudingen, die mede door God worden bepaald, heeft Hij ons menschen een roe ping gegeven om ook zelve te heerschen over de schatten dezer aarde. Wannéér de menschheid als geheel gesteld werd om als Koning te heerschen over de aardsche schepping, dan is deze menschelijke souve reiniteit van lagere orde dan de Goddelijke. Zijn souvereiniteit, op wat wijze ook uitge oefend en op welk terrein ook, is steeds slechts relatief en begrensd. Zij is een be trekkelijke en afhankelijke, men zou kun nen zeggen een secundaire souvereiniteit. En deze moet hij aanwenden in gehoor zaamheid aan God en aan Zijn ordonnan- tiën. Met zijn souverein gezag moet hij de gerechtigheid Gods dienen. Zoo is er twee ërlei souvereiniteit, de absolute, goddelijke, oneindige en eeuwige, waarin ieder on derworpen is en de daaraan ondergeschikte menschelijke en beperkte souvereiniteit van het schepsel. Uit dit alles volgt, dat geen enkel mensch in en van zichzelf souverein kan zijn. Wan neer menschen souvereiniteit uitoefenen over anderen, dan geschiedt dit alleen door „overdracht" van Godswege en slechts in beperkte ,zin. Geen enkel mensch heeft uit zichzelf recht over een anderen mensch. Het recht van den sterkste, dat in deze wereld zich openbaart, is immers geen recht. Daarom kan gezag over menschen niet uit den mensch zelf opkomen, maar vloeit alle gezag, ook het Overheidsgezag, enkel en alleen voort-uit God en uit Zijn souvereiniteit. Romeinen 13 zegt het zoo kernachtig: Alle macht, die er is, is uit God. En Spreuken 8 luidt: Door Mij re- geeren de Koningen. De Overheid is Gods dienaresse om tegenover de werking der zonde Zijn gerechtigheid te handhaven. Zij is een instrument van Gods algemeene ge nade om de ongebondenheid te stuiten, zooals art. 36 onzer Ned. Geloofsbelijdenis in de aanhef zegt: Wij gelooven, dat onze goede God uit oorzaak der verdorvenheid 'des menschelijken geslachts, Ironingen, prinsen en overheden verordend heeft." Zonder Overheidsgezag zou deze wereld orde niet kunnen bestaan en zou zij gelijk zijn aan de wereld voor de zondvloed. Een regeeringlooze mensohenmassa zou onder gaan en vooral een hoogstaaand cultuur volk met een gecompUceerde maatschappij orde kan onmogelijk zonder Overheid. Te genover het woelen der zonde en haar des tructieve werking moet de orde en de ge rechtigheid Worden gehandhaafd en daar om heeft God in de middellijke weg magis traten verordend, keizers, koningen, of hoe ze verder genoemd worden, hooge en lage, in monarchieën en republieken, in staten en steden en dorpen. En deze allen regeeren, of ze het erkennen of niet, bij de gratie, Id. i. bij de genade Gods. Zoo is het met het Overheidsgezag, maar ook met alle andere autoriteit, welke on der menschen wordt uitgeoefend. Het gezag van een vader in het gezin, van een pa troon in de werkplaats, van een onderwijzer op school, van een kapitein op zijn schip, is in wezen gelijk aan dat van den vorst, burgemeester, etc. Het is altijd gezag, dat van God afkomstig is en dat met dezelfde autoriteit, -.ieder in eigen kring, wordt uitgeoefend.. De groote principieële kwestie is dus deze: waaruit leiden wij het gezag onder menschen, dus ook het overheidsgezag, af? Zoeken we de bron daarvan in den mensch of in God? Voor hem, die de Schrift aan vaardt als norm, is dit niet tv/ijfelachtig. Hij gelooft, dat de souvereiniteit Gods de oorsprong is van alle menschelijke autori teit en verwerpt derhalve elke staatsleer, die zich daartegen verzet, n.l. die, welke het gezag afleidt uit het volk als zoodanig en ook die, welke het baseert op de sou- veceine Staatsidee. Een Calvinist plaatst zich dus met zijn belijdenis der souvereini teit Gods tegenover de volks- en tegenover de staatssouvereiniteit. Op welke wijze God de Heere deze sou vereiniteit der Overheid overdraagt, is van ondergeschikt belang. Bij Israël gebeurde dit soms rechtstreeks; men denke aan de Koningen Saul en David. Israël was echter een theocratisch volk, wat inhoudt, dat de Heere met andere volken nimmer direct handelde. Hun overheden werden in den weg der historie aangewezen; soms was daarin zeer kennelijk Gods hand te zien, tervrijl dit in andere gevallen niet zoo ge makkelijk was te bespeuren. Het is dus in 't geheel niet noodig, dat de goddelijke aan wijzing rechtstreeks geschiedt en evenmin, dat het gebeurt door middel van bijzondere historische gebeurtenissen. Het kan ook op een wijze, die practisch op één lijn staat met de volkssouvereiniteit, doch er princi pieel tegenover staat. Om een voorbeeld te noemen. Toen in de geboorteperiode van de Vereenigde Staten van Amerika de kolonisten een Overheid behoefden, - was er "geen 'andefê^^Trieffiöae' denkbaar dan deze door het volk te doen aanwijzen. Beteekende dit volkssouvereini teit? Ja en neen. Niet in de revolutionaire zin van het woord, alsof dat volk in zich zelf, dB souvereiniteit had, maa;r wel in deze beteekenis, dat het door God als Zijn orgaan en instrument werd gebruikt om den souverein aan te wijzen. Toen deze eenmaal aangewezen was, rustte op hem de souvereiniteit in de Staat en waren de bur gers gehouden, hem te gehoorzamen als den dienaar Gods en den heer der burgers. Principieel rustte deze volkssouvereini teit in die van God zelf. Het gaat er im mers niet om wie de overheid in de midde- lijke weg aanwijst; dit moeten tenslotte schier altijd menschen doen in Ideiner of grooter getale.'De kwestie draait hierom: leidt men de souvereiniteit der overheid af uit God, ja dan neen. ^ie dit niet doet, moet ze ergens anders zoeken, in de mensch of in den staat. Wie den mensch of de staat autonoom acht, d.w.z. niet gebonden aan hoogere wetten van God, vsde de mensch of de staat vergoddelijkt, heeft geen juiste souvereiniteitsopvatting. En niet alleen zijn beide leeringen uit begin seloogpunt onjuist, ook in de practijk van het staatsieven blijken zij steeds weer op onbevredigende wijze te werken, mede om dat zij geen goede oplossing geven van het eeuwenoude probleem van gezag en vrijheid. Politierechter. DE FLAKKEESCHE MEISJES DRAGEN DE SCHULD. Twintig zaakjes van Plakkee. Overtreding van Art. 12 der Luchtbescher- mingswet, n.l. het niet voldoen aan het bevel van den burgemeester om zich van 11 tot 4 uur torentijd niet op den openba ren weg te bevinden. Maar de Flakkeeërs, die heele beste men schen zijn en vooral goede Nederlanders, hebben er nu eenmaal een hekel aan om 's- Zaterdagsavonds met de kippen op stok te gaan. De Flakkeesche meisjes zijn op.die ma nier de trekpleisters geworden, dat ver schillende Flakkeesche jongelui door de veldwachters zijn bekeurd. Allemaal op Zaterdag- en Zondagavond werden die vertredingen geconstateerd te Ouddorp, Herkingen, Goedereede, Stellen- dam en Dirksland. Op de gewone avonden waren er bijna geen overtreders, maar op die uitgaans avonden De rechter heeft er eenigen tgd geleden dan ook korte metten mee gemaakt en de overtreders allemaal een week onvoorwaar delijk gevangenisstraf gegeven. BOEKHOUDING ADMINISTRATIëN f ACCOUNTANCY Commercleele en Administratieve Bedrijfsleiding. Laat deze uitsluitend DESKUNDIG behandelen. (Ook schriftelijk worden alle op drachten in behandeling genomen zoodat afstand geen bezwaar behoeft te zijn.) voor Handel, Bedrijf en Particulier OUDDORP Dat heeft er wel den schrik in gebracht en zoo zijn er den laatsten tijd bijna geen overtreders meer. De zaakjes van vandaag dateeren nog uit de maanden Juni en Juli en van begin Augustus j.l. doch de officier vrilde zich tóch houden aan zijn eenmaal vastgestelde tarief," maar dan voorwaardelijk, omdat de Flakkeeërs den laatsten tijd zulke man netjes van de klok zijn. Merkwaardig is, dat de veldwachters steeds te hooren kregen: 'kKom van me meissie," of „Ik heb een beetje te lang af scheid van me meissie genomen," of ,'tis eeen beetje laat geworden," of „'t Is zulk mooi weer om nu al naar huis te gaan met den Zaterdagavond." Er kwam zelfs een hoofdonderwijzeres uit één der dorpen, die geverbaliseerd was, omdat zij zich om 1.45 's nachts door haar verloofde had laten thuisbrengen. Dat kwam zoo laat heelemaal niet te pas jrueende-de-officier en ook tegen deze pae- dagoge vroeg hij een week voorwaardelijk. Ze kreeg die ook van den rechter, zooals alle Flakkeeërs vandaag voorwaardelijk werden veroordeeld. Een advocaat heeft nog wat staan plei ten, maar het heeft weinig gegeven. De heeren waren, op een enkele na, niet verschenen. Dat zou te duur worden om er nog een dag voor te verletten, ongerekend de reiskosten. Arjaantje, een Flakkeesche schoone, had er echter haar werk voor in den steek ge laten. Zij had zich niet eens op een avond met haar vrijer verlaat, omdat zij die nog niet heeft. Maar ze kwam van haar vrien din Precies 7 minuten te laat op huis aan. De veldwachter had het op zijn horlo ge gecontroleerd. Dan was er nog een Flakkeeër geweest, dife op de vraag van den veldwachter. Waar hij zoo laat vandaan kwam heele maal geen antwoord had gegeven. Die was gewoon doorgeloopen. Oost-Indisch doof. De dorpsveldwachters hebben heel wat eeden afgelegd en tenslotte Uep alles voor de groene tafel automatisch. Steeds hoor de men maar een week voorwaardelijk,, waarop de rechter: Dan veroordeel ik conform den eisch van het O.M. Janus, of Leendert of Jacob, of Eeuwit, of Arie, of Teunis, of Daniël, of Aart of Pieter tot een week voorwaardelijk met 1 jaar proef tijd. Op de tribune stond tenslotte niemand meer. De getuigenkamer bleef leeg. Zoo was het vandaag erg vervelend op den Noordsingel. En dit allemaal om de Flakkeesche meis jes, die hun jongens 's-avonds te lang vast houden. (Rott. Nbl.) In den nacht van Zondag op Maan dag j.l. werden de bewoners van Ouddorp tweemaal opgeschrikt door neervallende EngelSGhe bommen. Om 2 uur cirkelde het vliegtuig boven het grondgebied van deze gemeente en vielen eenige brand- en twee explosieve bommen waarvan er één een trechter in een peiceei bouwland aan de Boutweg veroorzaakte van ongeveer t^ M. diepte. Om 6 uur voorm. viel een 12-tal brand bommen en één explosieve bom in een per ceel bouwland in den Oudelandschen polder. Een bom viel in de nabijheid van de woning van L. V. d. W. die het dak aan de noord zijde beschadigde door de pannen te vernie len. De bewoners, die juist zaten te eten kwamen, behalve deze materieele schade, met den schrik vrij. Om 3 uur 's-middags vielen eenige explosieve bommen uit een vliegtuig, die terecht kwamen in het water nabij de haven. Persoonlijke ongelukken hebben zich nergens voorgedaan.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1