CHDWEEKfilADopGED.GROnDSIAG N.Y. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ JILANDEN-NIEDWS" Geen Volkssouvereiniteit Ingrijpende maatregelen voor de kuststreek. Belastingzaken I 13e Jaargang WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940 No. 1175 Een strijdbaar held. I W. A. DB BAKKER I WAARIN SEDERT 1 N O V EM B ER 19 35 OPGENOMEN HET B LAD .ONZE E ILAND EN" - 18E JAARGANG J voor f Handel, Bedrijf en Particulier a I OUDDOEP i UITGAVE VAN Gevestigd te Mlddelluixals Frins Hendidsti. 122 G Giio 167930 i Fostbo^ 8 Tel, 17. B^autoor voor Zeeland: St. MaartensiSpc Slarfet, Telef; 69. Aboimementspiijs 90 cent per 3 maandenby vooruitbetaling. Veiscb^t lederen Woensdag en Zatf^dag 2 tsaal per week. Afzonderl^ke fiummeit 5 cent Buitenland 8 gulden per 'j[aai Advertentle)pt§s 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dlenstx aanvragen en aanbiedingen van 1—6 r«$els 80 et.; Boekwaan* kondig^ 10 cent per regel Contracten belangx^k lager. 8. Het is opmerkelijk, dat de heilige ge schiedschrijver, wanneer hij mededeling doet, dat de Heere Zijn Volk had overge geven in de hand der Midianieten, er dade lijk bij vermeldt, dat deze overheersing niet eindeloos zou voortduren, maar beperkt zou blijven tot een zeker bepaald aantal jaren, en wel tot zeven jaar. Een leder gevoelt, dat achter deze directe mededeling dan ook een kennelijke Godsbedoeling schuilen moet. Zeven is immers het getal van de volheid Gods, de samenvoeging van drie en vier. Doch, welke bedoeling dan, zult ge lichte lijk vragen. Laten we trachten, dit voor U wat nader te verklaren aan de hand van een viertal gedachten. In de eerste plaats dan mógen we uit de mededeling van „zeven jaar", conclude ren, dat de verdrukking niet eindeloos heeft voortgeduurd, maar dat er, net zo goed als er een begin was aan de tijd der verdruk king, er net zo zeker een einde aan zou komen en het uur der verlossing dus zeker lijk slaan zou en ook geslagen is. H.a.w. dus de „zekerheid':' der verlossing. In de tweede plaats, dat deze verlossing geschied is op Gods tijd of de „tijd" der verlossing. Niet verder, maar ook geen mi nuut te laat. Zeven is Immerg het getal van de volheid Gods. Op het uur dus van het Goddelijk Welbehagen, op het -Goddelijk uurwerk zo juist afgetekend. In de derde plaats, dat deze verlossing plaats greep, ten spijt van alle vijandelijk woeden. Zes moge het getal des mensen zijn, zeven is het getal Gods. En zes raakt aan zeven nooit, maar blijft er altijd onder. En in de vierde plaats, dat deze verlos sing geschied Is uit banden van dienst baarheid en slavernij. Voor deze laatste ge dachte verwijzen wij u naar de oude theo loog Burmannus, die o.m. aantekent: „De dienstbaarheid was: zo gaf ze de Heere in de hand der Midianieten, zeven jaren ver kopende haar zo de volle tijd eens dienst- knechts in een zware en zeer moeilijke dienstbaarheid. Exodus 21 2. Als gij een Hebreeuwsen knecht kopen zult, die zal zes jaren dienen, maar in het zevende zal hij voor vrij uitgaan om niet.' We noemden U dus in de eerste plaats, dat het einde der verdrukking gewisselijk komen zou en ook gekomen is, en dat het uur der verlossing eenmaal is aangebro ken. Het is dus niet bij een hope gebleven, maar de verlossing is een feit geworden, een werkelijkheid. En het is als het ware, of we in deze mededeling van „zeven ja ren," het den Heiligen Geest het Zijn kerk horen toeroepen: „Ik geef u wel over in de hand van den vijand, om uwer zonden wil, want ik haat en straf de zonde krachtens mijn eeuwige deugden en Goddelijke vol maaktheden, doch ik behoud toch ten op zichte van u een van liefde brandend Va der hart, daarom ook zal de vijand niet eeuwiglijk óver u triomferen, maar aan de tijd uwer verdrukking komt eenmaal een eind." Ja, zo is het en zo blijft het voor de gan se kerk des Heeren, ook voor die van den nieuwen dag. Daarom mag deze er troost en hope uit scheppen. Want ook de tijd harer verdrukking en vreemdelingschap loopt éénmaal ten einde. Het is dus, of in deze mededeling van de tijd de Heere reeds nederdaalt, om honing te smeren aan de roede, waarmede Hij slaat en om balsem te gieten in geslagene wonden. Hoe toont Hij toch de ware Heel meester te zijn. Voorwaar, er is nog balsem in Gilead, er is nog een heelmeester aldaar. O, wat is dat Goddelijk Vaderhart toch van liefde brandende voor Zijn Idnderen, ook al houdt Hij met hen wegen tegen vlees en bloed in. Wat zal die eeuwigheid toch verklaren, en wat zullen dan de raadselen Worden opgelost. Maar ook, wat zal dat een eeuwige verwondering baren. Hier wordt van de wegen des Heeren (fikwijls zo weinig begrepen, hier kunnen deze dikwijls zo weinig worden goedge- l^eurd, maar straks zal dat alles anders Wezen, dan zal er een eeuwig „amen" op volgen. Hier klaagt de ziele zo dikwijls: »Hoe lange nog, hoe lange nog?", als ze zit in 't midden der ellende, en het ant woord Gods is, zoals in onze geschiedenis en dit vormde onze tweede gedachte "Zeven jaren," namelijk tot het uur van Gods welbehagen slaat, op Gods tijd dus, op het Goddelijk uurwerk afgepast. Welk een troost biedt ook dit aan een oenauwde ziel. Zij weet het, het water der verdrukking kan komen tot aan de lippen, doch er over niet. God zal redding. God zal uitkomst geven, op de door Hem afge paste tijd. Zo is en blijft het voor al Gods volk. Och, indien ze alleen in dat leven op "hristus waren hopende, waren ze de el lendigste van alle mensen, doch nu geen nood, eenmaal komt er een eind aan al hun druk, aan al hun kruis, aan al hun moeite, aan al hun wederwaardigheden. Straks worden ze van hun post afgelost, straks worden ze thuis gehaald, doch alleen op Gods tijd. Maar, wat er ook gebeuren moge, hun verlossing, hetzij uit tijdelijke o'f geestelijke nood, hetzij dat het hun eeuwige verlossing betreft, dat al te samen ligt vast in Gods hand. Hij is het, Die regeert van zee tot zee en van de rivier tot aan de einden der aard. Ten spijt dan ook van alle vijandelijke woeden en dit noemden, we in de derde plaats zal dan ook de verlossing plaats grijpen. Daarom' ook geen nood voor de Kerk des Heeren. Hier kan het Gods Kinderen soms bang zijn, de donkerheid, die op de ziele ligt kan soms zo groot zijn, de slingeringen zo ge weldig, de duivel kan breken als een paard, de hel verward zijn, de dood Gods kinderen aangrimmen, evenwel, het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degene, die de Zijnen zijn. De overwin ning zal dan ook Godes en Zijner kinderen wezen, want de gezegende Middelaar heeft hetzelE gesproken: ,,En niemand zal ze rukken uit de hand Mijns Vaders." Ja, ze zijn in Zijn beide handpalmen gegraveerd en hunne muren zijn steeds voor Hem. En deze verlossing zal geschieden en dit was onze vierde gedachte uit ban den van dienstbaarheid en gekneohtheid. O, wat zal het toch een eeuwige verwondering baren als Gods uitverkorenen verlost zul len zijn van alle dienstbaarheid, ja van alle banden der ellende, vrij van onder het juk der kwellende macht van de zonde, geen last meer van de overheersing van de ver dorven natuur, maar voor eeuwig vrij, vrij, om hun hemelsen Koning te dienen met al wat in en aan hun is. Is het wonder, dat een ziel, die door het geloof de zekerheid der eeuwige verlossing een ogenblik omhel zen mag in verwondering uitroept: „Maar blij vooruitzicht, dat mij streelt, ik zal ont waakt, uw lof aanschouwen, verzadigt met uw Goddelijk beeld." Eén der voornaamste oorzaken van het opkomen der autoritaire bewegingen en het optreden van dictatuur in de huidige tijd is zeker wel de vilsche theorie der volkssou vereiniteit geweest, die in haar practijk het leven van vele volkeren in Europa heeft vergiftigd en een normaal staatkundig le ven onmogelijk heeft gemaakt. Met name in Frankrijk heeft deze staatsleer haar tri- omfen gevierd, maar zij heeft daar ook de grootste verwoestingen aangericht. Ook in andere landen was zij in breedè kringen het evangelie van de staat geworden en is zij mede oorzaak geweest, dat het parle mentaire stelsel er in discrediet kwam ,en reconstructie ervan dringend noodzakelijk werd. Het komt ons gewenscht voor, wat nader bij het begrip en de practijk dezer volks souvereiniteit stil te staan, ten einde aller eerst te betoogen, dat deze staatkundige leer de bron was der valsche democratie, welke thans ligt te zieltogen, maar ook om aan te toonen, dat wij als- Gereformeerde Protestanten en aanhangers van de Calvi nistische staatsleer daarmede geen gemeen schap willen hebben en onze opvatting van de volksrechten en vrijheden daarmede in lijnrechte strijd is. De leer der volkssouvereiniteit dateert uit de 18e eeuw, toen in Frankrijk de zoo genaamde Encyclopaedisten de revolutiebe ginselen gingen verkondigen. Mannen als Montesquieu, Diderot, Rousseau en Voltaire kregen een enorme invloed, mede door de buitengewoon slechte toestanden op sociaal gebied en hun werken werden in en buiten Frankrijk met graagte gelezen. Hun uit gangspunt was het „ni Dieu, ni maatre," geen God en geen meester, het eerste arti kel van hun ongeloofsbelijdenis. Een God,, die souverein gezag heeft over alle men- schenleven, ook in Staat, erkenden ze niet. Ze ontkenden God en stelden zich tegenover Hem. De grondslag voor hun leer was de natuur van de mensch zelf. Zoo onttroon den zij in hun revolutionaire theorieën God en plaatsten de zondige mensch op de troon. De wil van de mensch beslist en alle macht, alle gezag gaat van hem uit. Alle burgers van een land tezamen genomen, vormden de bron van alle souvereiniteit iri de staat. Deze was dus niet van God afge leid, zooals de Schrift ons leert, maar oor spronkelijk opgekomen uit het volk zelf. Deze volkssouvereiniteit staat dus gelijk met Godloóchening en dit nu was het be ginsel, dat ten grondslag lei aan de Fran- sche revolutie. Men stond op tegen God en kroop voor de mensch. Het was met name Rousseau, die*in zijn Contract social" de theorie poneerde, dat in de oertijden de volksgehooten bij verdrag het gezag aan één persoon hadden opgedragen, aan wien zij het ook weer konden ontnemen. Zoo staat dus feitelijk de Overheidf onder het volk, want dit wijst principieel degenen aan, in vrte zijn eigen macht is geconcen treerd. In wezen ontkent deze leer eigen lijk alle gezag en maakt daarmede iedere regeering onmogelijk. Zij verheft het volk als machtsbron boven de staat en kent aan het volk de plaats toe, die de Heere in neemt. Prof. Fabius zei het zoo kernachtig: „Gelijk de Heere boven alle staten verheven is en ermee doet wat Hij wil, zoo is naar de leer der volkssouvereiniteit de oppermach tige menigte altijd bevoegd de staat te ver nietigen." Deze is immers een maaksel van de volkswil, doch daarmee is tevens aan al le gezag in principe de wortel aifgesneden. Groen van Prinsterer heeft deze beginse len der revolutie in zijn prachtig werk „On geloof en revolutie" uitvoerig en principi eel gecritiseerd en doen uitkomen, dat zij door hun anti-goddelijk en anti-christelijk karakter de bron moesten worden van de verraaterialiseering der geesten, de ontker stening van de staat en de anarchie, waar uit weer de tirannie geboren wordt. Hij heeft dit proces op onnavolgbare wijze ge schetst en met een profetische blik de evo lutie ervan in de practijk van het leven der volken aanschouwd. De leer der volkssou vereiniteit druischt lijnrecht in tegen Gods opperhoogheid en miskent de zonde, door dat zij uitgaat van de natuurlijke goedheid van de mensch. Gods Woord wordt als wet boek voor c^e staat verworpen en de prach tige leuzen van vrijheid, gelijkheid en broe derschap, die in het Christendom realiteit zijn en zulk een heerlijke beteekenis heb ben, werden door de revolutiemannen in hun tegendeel verkeerd. De revolutionaire vrijheid, die het bracht, veranderde al spoe dig in terreur van kleine groepen en van het gepeupel der straat; de gelijkheid van allen was louter theorie, want de sociale ellende vermeerderde en de broederschap bleek het best uit het bloedig werk der quillotine. Zoo bracht deze van God ge ëmancipeerde ideologie het tegenovergestel de van wat zij beloofde en dat kon ook niet anders, omdat zij den mensch autonoom had gemaakt. Het is met name de vrijheid, die nog even onze aandacht vraagt. Het leerrijkst is in dit opzicht de geschiedenis van Frankrijk, het land, waar de revolutionaire vrijheid het consequentst is toegepast en waar er de meeste proeven mee zijn genomen. Die geschiedenis leert, dat van 1789 af tot op heden Frankrijk schier aan onophoudelijke beroering ten prooi is geweest, doordat de ééne partij de andere trachtte te overmees teren en af en toe aan alle partijen de vrij heid ontnomen moest worden om de orde te handhaven. Schitterende redevoeringen werden gehouden, maar practische be kwaamheid ontbrak veelal. De levensduur der ministeries was gemiddeld een half jaar. Bijzondere voorliefde had men voor het opstellen van constituties; maar deze vermochten niet aan het volk de beloofde vrijheid te geven. De toestanden waren dik wijls zóó, dat vanwege de anarchie de zoo hoog geroemde „droits de l'homme," de menschenrechten, zooals vrijheid van veree- niging, vergadering, drukpers, gedachten- uiting enz. voortdurend aan de natie ont houden moesten worden, .zoodat Thiers, de bekende Fransche staatsman moest getui gen: „la liberté n' est pas venue,'-' de vrij heid is nog niet gekomen. Hij hoopte er echter nog altijd op, getuige de woorden, die hij eraan toevoegde: „elle viendra," zij zal komen. Maar na honderd jaren is Frankrijk daarvan verder verwijderd dan ooit te voren. De historie van dat land* be wijst, dat volkssouvereiniteit in de practijk is het dobberen tusschen anarchie en des potisme. Prö'f. Wisse zegt het kernachtig aldus: „De volkssouvereiniteit leidt lijnrecht naar de anarchie en deze roept om den despoot, die met ijzeren vuist de ontredderde boedel we'er in orde moet brengen, terwijl de rech ten en vrijheden der natie ondertusschen naar het rijk der idealen zijn verdwenen. En dan moest het spel weder van voren af beginnen." Deze volkssouvereiniteit nu, die de Over heid niet als heer, maar als dienaar des volks beschouwt, is in de 19e eeuw zoowel door het liberalisme als door het marxisme ten troon verheven. En overal, waar met name het meer radicale marxisme invloed oefende, onderging de staatkunde de ont bindende en destructieve kracht ervan. Het parlement werd beschouwd als boven de re geering te staan en de parlementariërs wa ren op hun beurt de dienaren des volks. Zoo ontwikkelde zich ook in ons land, zij het niet in die mate als elders, een staatkundi ge practijk, waarin door de demagogie, de oppositiezucht en de groepsbelang-bevorde ring een voor het parlementaire stelsel on- gewensohte toestand ging ontstaan. Beden kelijker was, dat ook andere groepen, voor al de Roomschen, in sterke mate de zuig kracht dezer valsche democratie ondergin gen en met de marxisten schier wedijver den-, de werking van het parlement onmo gelijk te maken. Te verwonderlijker is dit, omdat juist deze groepen altijd het meest de mond vol hadden van democratie en ook het meest belang hadden bij haar voortbe staan. Het blijkt echter, dat het de „demo craten" zijn geweest, die het meest hebben bijgedragen tot de degeneratie dezer demo cratie en tot haar ondergang. De practijk .van het staatswezen heeft overtuigend be wezen, dat deze democratie, gebouwd op volkssouvereiniteit, onbruikbaar is en prin cipieel ver-werpelijk. De Calvinist heeft daarom ook nimmer iets van deze leer moe ten hebben. Wel is hij een man van de vrij heid, doch hij baseert deze op een heel an dere grondslag. Juist doordat men het Cal vinistische souvereiniteitsbeginsel verlaten heeft, is het parlementaire stelsel gederail leerd. Daarom is het noodig daarnaar terug te grijpen als de eenige gezonde basis van ons staatsbestel. Een volgend maal daar over meer. Legitimatieplicht ivoor alle inwoners. Tusschen 's-^avonds 10 uur en 's-morgens 4 uur niet 'buitenshuis. Met ingang van 1 October a.s. zal iedere Nederlander van 15 jaar of ouder zich moe ten kunnen legitimeeren. Deze maatregel en de bepalingen voor het kustgebied, welke reeds eenigen tijd in Frankrijk en België van toepassing zijn, be oogen geenszins de Nederlandsche bevol king Ie treffen en .zijn niet als een straf maatregel bedoeld. In dringende gevallen is het geoorloofd na verboden tijd op straat te komen, b.v. om geneeskundige hulp in te roepen, de brandweer te alarmeeren, e.d. Bepaalde groepen van personen kunnen voor de uit oefening van hun beroep een schriiftelijke vergunning krijgen, zooals o.a. de artsen en vroedvrouwen. Op bevel van den commissaris-generaal voor de openbare veiligheid, den hoogeren S.S.- en politieleider, zijn vier verordenin gen uitgevaardigd, die in het laatste „Ver ordeningenblad" voor het bezette Neder landsche gebied gepubliceerd zijn en die belangrijke en ten deele ingrijpende voor schriften inhouden. Alle inwoners hebben den plicht deze voorschriften consciëntieus in acht te nemen ter vermijding van gevoe- hge straffen en strenge dwangmaatrege len. Legitimatie verplicht. In de eerste plaats is door de secreta rissen-generaal van de departementen van binnenlandsche zaken en van justitie voor alle Nederlandsche staatsburgers boven 15 jaar, die in Nederland wonen of er ver blijven, met ingang van 1 October 1940 een algemeenen legitimatieplicht ingevoerd. Dit verplicht lederen Nederlander in het bezette Nederlandsche gebied, steeds een van een foto voorzien officieel identiteitsbe wijs (ofificieel foto-legitimatiebewijs) bij zich te hebben, dat hem in staat stelt zich te allen tijde behoorlijk te legitimeeren. Het bewijs moet worden afgegeven door een Nederlandsche instantie. Het officieele fo to-legitimatiebewijs mag niet worden uitge geven voor een langoren tijdsduur dan één jaar. Een uitzondering is gemaakt voor het paspoort, dat naar gelang van zijn geldig heidsduur voor behoorlijke legitimatie kan worden gebruikt. Het identiteitsbewijs moet behalve den naam en de voornamen bevat ten den geboortedatum, de geboorteplaats, het beroep de gemeente van inwoning en het adres, zoomede de handteekening van den houder, voorts den datum van uitgifte, het dienstzegel van de instantie, die het be wijs heeft uitgereikt, alsmede de handtee kening van den bevoegden ambtenaar. Wie niet in het bezit is van een zodanig offici eel bewijs, kan er zich een laten uitreiken door de bevoegde gemeentelijke instantie op het raadhuis. De plicht van de buitenlanders en staten- loozen om te allen tijde een geldig paspoort bij zich te dragen, wordt door deze verorde ning niet ter zijde gezet. Zooals gezegd, moet iedere inwoner een dergelijk ofificieel bewijs altijd bij zich dra gen. De houder is verplicht het bewijs on- I BOEKHOUDING 1 ADMINISTBATIëN f f ACCOUNTANCY f Commercieele en Administratieve m Bedrijfsleiding. S Laat deze uitsluitend DESKUNDIG 1 f, behandelen. 1 V (Ook schriftelijk worden alle op- l y drachten in behandeling genomen f zoodat afstand geeii bezwaar behoeft te zijn.) J "^s-* e-^fe»» a^^fc»» ■^fc^ *^i*^ o^fepa» verwijld terug te geven aan de instantie, die het uitgegeven heeft, wanneer zijn naam of zijn beroep verandert- of wanneer in het algemeen een wezenlijke verandering in zijn persoonlijke gegevens intreedt. Het bewijs moet voorts ingeleverd worden, wan neer een nieuw bewijs wordt uitgereikt. Ten slotte moet iedere houder het verlies Van zijn geldig bewijs onverwijld melden bij de instantie, die het heeft uitgereikt. Wie zijn legitimatieplicht niet nakomt, moet reke ning houden naast de algemeene bestraf fing, met een voorloopige gevangenhouding ter indentificatie van zijn persoon. Voor 10 uur thuis De voornaamste verordening is die van den secretaris-generaal van het departe ment van Justitie over de beperkingen van het verkeer. Volgens deze verordening is het met in gang van 9 September 1940 aan allen, die nlet-Rijksduitsohers zijn, tot nader order verboden zich tusschen 22 uur en 4 uur bui. tenshuis te begeven in de bovenomschreven gebieden. Deze verordening vormt een be langrijke uitbreiding van de reeds op 28 Augustus uitgevaardigde verordening om trent bijzondere maatregelen in het belang van de luchtbescherming, welke verorde ning zich vooral bepaalde tot een beperking van het motorrijtuigenverkeer en tot een verbod van het betreden van het duingebied tijdens den nacht. De nieuwe verordening over verkeersbeperkingen is practisch een algemeen uitgaansverbod in de genoemde gebieden voor de nachtelijke uren. Niet getroffen door het uitgaansverbod worden de leden van de Nederlandsfche poli tie en brandweer, en van den luchtbescher- mingsdienst, personen die in ambulances en reddingsdiensten werkzaam zijn, .dokters en vroedvrouwen, voor zoover hun verblijf In de open lucht voor de vervulling van ambts plichten of van beroepsplichten noodig is, en Wel slechts voor zoover daarbij de amb telijke bevoegdheidskring of de normale arbeidssfeer niet wordt overschreden. In dit verband moet in het bijzonder de aandacht worden gevestigd op het feit, dat degenen, die tot de bovengenoemde groepen van personen behooren, zich tusschen 22 en 4 uur slechts binnen hun territoriaal ambts- of beroepsgebied mogen bewegen. Speciale vergiunnlng. Tenslotte is voor diegenen, voor wie in zeer bijzondere gevallen, zooals bijv. drin gende beroepsgronden, het nakomen van het verbod tot uitgaan niet mogelijk is, een regeling getroffen door het beschikbaar stellen van een speciale vergunning, welke moet worden aangevraagd bij den voor de betreffende provincie bevoegden districts commandant van de Rijksveldwacht, met bijvoeging van twee pasfoto's. De strafbedreigingen voor handeUngen in strijd met het verbod gewagen er van, dat degenen, die in strijd hiermede hande len, rekening hebben te houden met de .zwaarste straffen. Tegelijkertijd wordt het misbruik van een uitgereikte speciale ver gunning met straf bedreigd. Wie ter ver krijging van een bijzondere vergunning on ware opgaven doet, stelt zich eveneens aan straf bloot. Marskramers uit loistgebied. Een andere verordening van den secre taris-generaal van het ministerie van Bin nenlandsche Zaken, van den secretaris-ge neraal van het ministerie van Justitie en van dien van Handel, Nijverheid en Schepe- vaart verbiedt met ingang van 9 September voor de Wadden-eilanden en voor het boven omschreven kustgebied de beroepsuitoefe ning van van plaats tot plaats trekkende kooplieden en andere ondernemers (rond trekkende ondernemingen.)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1