CHDWEEKfilADopGED.GROnDSIAG
N.Y. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ JILANDEN-NIEDWS"
Geen Volkssouvereiniteit
Ingrijpende maatregelen
voor de kuststreek.
Belastingzaken I
13e Jaargang
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940
No. 1175
Een strijdbaar held.
I W. A. DB BAKKER I
WAARIN SEDERT 1 N O V EM B ER 19 35 OPGENOMEN HET B LAD .ONZE E ILAND EN" - 18E JAARGANG
J voor f
Handel, Bedrijf en Particulier a
I OUDDOEP i
UITGAVE VAN
Gevestigd te Mlddelluixals Frins Hendidsti. 122 G Giio 167930 i Fostbo^ 8 Tel, 17.
B^autoor voor Zeeland: St. MaartensiSpc Slarfet, Telef; 69.
Aboimementspiijs 90 cent per 3 maandenby vooruitbetaling.
Veiscb^t lederen Woensdag en Zatf^dag 2 tsaal per week.
Afzonderl^ke fiummeit 5 cent Buitenland 8 gulden per 'j[aai
Advertentle)pt§s 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dlenstx
aanvragen en aanbiedingen van 1—6 r«$els 80 et.; Boekwaan*
kondig^ 10 cent per regel Contracten belangx^k lager.
8.
Het is opmerkelijk, dat de heilige ge
schiedschrijver, wanneer hij mededeling
doet, dat de Heere Zijn Volk had overge
geven in de hand der Midianieten, er dade
lijk bij vermeldt, dat deze overheersing niet
eindeloos zou voortduren, maar beperkt zou
blijven tot een zeker bepaald aantal jaren,
en wel tot zeven jaar. Een leder gevoelt,
dat achter deze directe mededeling dan ook
een kennelijke Godsbedoeling schuilen moet.
Zeven is immers het getal van de volheid
Gods, de samenvoeging van drie en vier.
Doch, welke bedoeling dan, zult ge lichte
lijk vragen. Laten we trachten, dit voor U
wat nader te verklaren aan de hand van
een viertal gedachten.
In de eerste plaats dan mógen we uit
de mededeling van „zeven jaar", conclude
ren, dat de verdrukking niet eindeloos heeft
voortgeduurd, maar dat er, net zo goed als
er een begin was aan de tijd der verdruk
king, er net zo zeker een einde aan zou
komen en het uur der verlossing dus zeker
lijk slaan zou en ook geslagen is. H.a.w.
dus de „zekerheid':' der verlossing.
In de tweede plaats, dat deze verlossing
geschied is op Gods tijd of de „tijd" der
verlossing. Niet verder, maar ook geen mi
nuut te laat. Zeven is Immerg het getal van
de volheid Gods. Op het uur dus van het
Goddelijk Welbehagen, op het -Goddelijk
uurwerk zo juist afgetekend.
In de derde plaats, dat deze verlossing
plaats greep, ten spijt van alle vijandelijk
woeden. Zes moge het getal des mensen
zijn, zeven is het getal Gods.
En zes raakt aan zeven nooit, maar blijft
er altijd onder.
En in de vierde plaats, dat deze verlos
sing geschied Is uit banden van dienst
baarheid en slavernij. Voor deze laatste ge
dachte verwijzen wij u naar de oude theo
loog Burmannus, die o.m. aantekent: „De
dienstbaarheid was: zo gaf ze de Heere in
de hand der Midianieten, zeven jaren ver
kopende haar zo de volle tijd eens dienst-
knechts in een zware en zeer moeilijke
dienstbaarheid. Exodus 21 2. Als gij een
Hebreeuwsen knecht kopen zult, die zal zes
jaren dienen, maar in het zevende zal hij
voor vrij uitgaan om niet.'
We noemden U dus in de eerste plaats,
dat het einde der verdrukking gewisselijk
komen zou en ook gekomen is, en dat het
uur der verlossing eenmaal is aangebro
ken. Het is dus niet bij een hope gebleven,
maar de verlossing is een feit geworden,
een werkelijkheid. En het is als het ware,
of we in deze mededeling van „zeven ja
ren," het den Heiligen Geest het Zijn kerk
horen toeroepen: „Ik geef u wel over in de
hand van den vijand, om uwer zonden wil,
want ik haat en straf de zonde krachtens
mijn eeuwige deugden en Goddelijke vol
maaktheden, doch ik behoud toch ten op
zichte van u een van liefde brandend Va
der hart, daarom ook zal de vijand niet
eeuwiglijk óver u triomferen, maar aan de
tijd uwer verdrukking komt eenmaal een
eind."
Ja, zo is het en zo blijft het voor de gan
se kerk des Heeren, ook voor die van den
nieuwen dag. Daarom mag deze er troost
en hope uit scheppen. Want ook de tijd
harer verdrukking en vreemdelingschap
loopt éénmaal ten einde.
Het is dus, of in deze mededeling van de
tijd de Heere reeds nederdaalt, om honing
te smeren aan de roede, waarmede Hij
slaat en om balsem te gieten in geslagene
wonden. Hoe toont Hij toch de ware Heel
meester te zijn. Voorwaar, er is nog balsem
in Gilead, er is nog een heelmeester aldaar.
O, wat is dat Goddelijk Vaderhart toch
van liefde brandende voor Zijn Idnderen,
ook al houdt Hij met hen wegen tegen vlees
en bloed in. Wat zal die eeuwigheid toch
verklaren, en wat zullen dan de raadselen
Worden opgelost. Maar ook, wat zal dat
een eeuwige verwondering baren.
Hier wordt van de wegen des Heeren
(fikwijls zo weinig begrepen, hier kunnen
deze dikwijls zo weinig worden goedge-
l^eurd, maar straks zal dat alles anders
Wezen, dan zal er een eeuwig „amen" op
volgen. Hier klaagt de ziele zo dikwijls:
»Hoe lange nog, hoe lange nog?", als ze
zit in 't midden der ellende, en het ant
woord Gods is, zoals in onze geschiedenis
en dit vormde onze tweede gedachte
"Zeven jaren," namelijk tot het uur van
Gods welbehagen slaat, op Gods tijd dus,
op het Goddelijk uurwerk afgepast.
Welk een troost biedt ook dit aan een
oenauwde ziel. Zij weet het, het water der
verdrukking kan komen tot aan de lippen,
doch er over niet. God zal redding. God
zal uitkomst geven, op de door Hem afge
paste tijd. Zo is en blijft het voor al Gods
volk. Och, indien ze alleen in dat leven op
"hristus waren hopende, waren ze de el
lendigste van alle mensen, doch nu geen
nood, eenmaal komt er een eind aan al hun
druk, aan al hun kruis, aan al hun moeite,
aan al hun wederwaardigheden. Straks
worden ze van hun post afgelost, straks
worden ze thuis gehaald, doch alleen op
Gods tijd.
Maar, wat er ook gebeuren moge, hun
verlossing, hetzij uit tijdelijke o'f geestelijke
nood, hetzij dat het hun eeuwige verlossing
betreft, dat al te samen ligt vast in Gods
hand. Hij is het, Die regeert van zee tot
zee en van de rivier tot aan de einden der
aard. Ten spijt dan ook van alle vijandelijke
woeden en dit noemden, we in de derde
plaats zal dan ook de verlossing plaats
grijpen. Daarom' ook geen nood voor de
Kerk des Heeren.
Hier kan het Gods Kinderen soms bang
zijn, de donkerheid, die op de ziele ligt kan
soms zo groot zijn, de slingeringen zo ge
weldig, de duivel kan breken als een paard,
de hel verward zijn, de dood Gods kinderen
aangrimmen, evenwel, het vaste fundament
Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere
kent degene, die de Zijnen zijn. De overwin
ning zal dan ook Godes en Zijner kinderen
wezen, want de gezegende Middelaar heeft
hetzelE gesproken: ,,En niemand zal ze
rukken uit de hand Mijns Vaders." Ja, ze
zijn in Zijn beide handpalmen gegraveerd
en hunne muren zijn steeds voor Hem.
En deze verlossing zal geschieden en
dit was onze vierde gedachte uit ban
den van dienstbaarheid en gekneohtheid. O,
wat zal het toch een eeuwige verwondering
baren als Gods uitverkorenen verlost zul
len zijn van alle dienstbaarheid, ja van alle
banden der ellende, vrij van onder het juk
der kwellende macht van de zonde, geen
last meer van de overheersing van de ver
dorven natuur, maar voor eeuwig vrij, vrij,
om hun hemelsen Koning te dienen met al
wat in en aan hun is. Is het wonder, dat
een ziel, die door het geloof de zekerheid
der eeuwige verlossing een ogenblik omhel
zen mag in verwondering uitroept: „Maar
blij vooruitzicht, dat mij streelt, ik zal ont
waakt, uw lof aanschouwen, verzadigt met
uw Goddelijk beeld."
Eén der voornaamste oorzaken van het
opkomen der autoritaire bewegingen en het
optreden van dictatuur in de huidige tijd is
zeker wel de vilsche theorie der volkssou
vereiniteit geweest, die in haar practijk het
leven van vele volkeren in Europa heeft
vergiftigd en een normaal staatkundig le
ven onmogelijk heeft gemaakt. Met name
in Frankrijk heeft deze staatsleer haar tri-
omfen gevierd, maar zij heeft daar ook de
grootste verwoestingen aangericht. Ook
in andere landen was zij in breedè kringen
het evangelie van de staat geworden en is
zij mede oorzaak geweest, dat het parle
mentaire stelsel er in discrediet kwam ,en
reconstructie ervan dringend noodzakelijk
werd.
Het komt ons gewenscht voor, wat nader
bij het begrip en de practijk dezer volks
souvereiniteit stil te staan, ten einde aller
eerst te betoogen, dat deze staatkundige
leer de bron was der valsche democratie,
welke thans ligt te zieltogen, maar ook om
aan te toonen, dat wij als- Gereformeerde
Protestanten en aanhangers van de Calvi
nistische staatsleer daarmede geen gemeen
schap willen hebben en onze opvatting van
de volksrechten en vrijheden daarmede in
lijnrechte strijd is.
De leer der volkssouvereiniteit dateert
uit de 18e eeuw, toen in Frankrijk de zoo
genaamde Encyclopaedisten de revolutiebe
ginselen gingen verkondigen. Mannen als
Montesquieu, Diderot, Rousseau en Voltaire
kregen een enorme invloed, mede door de
buitengewoon slechte toestanden op sociaal
gebied en hun werken werden in en buiten
Frankrijk met graagte gelezen. Hun uit
gangspunt was het „ni Dieu, ni maatre,"
geen God en geen meester, het eerste arti
kel van hun ongeloofsbelijdenis. Een God,,
die souverein gezag heeft over alle men-
schenleven, ook in Staat, erkenden ze niet.
Ze ontkenden God en stelden zich tegenover
Hem. De grondslag voor hun leer was de
natuur van de mensch zelf. Zoo onttroon
den zij in hun revolutionaire theorieën God
en plaatsten de zondige mensch op de
troon. De wil van de mensch beslist en alle
macht, alle gezag gaat van hem uit. Alle
burgers van een land tezamen genomen,
vormden de bron van alle souvereiniteit iri
de staat. Deze was dus niet van God afge
leid, zooals de Schrift ons leert, maar oor
spronkelijk opgekomen uit het volk zelf.
Deze volkssouvereiniteit staat dus gelijk
met Godloóchening en dit nu was het be
ginsel, dat ten grondslag lei aan de Fran-
sche revolutie. Men stond op tegen God en
kroop voor de mensch. Het was met name
Rousseau, die*in zijn Contract social" de
theorie poneerde, dat in de oertijden de
volksgehooten bij verdrag het gezag aan
één persoon hadden opgedragen, aan wien
zij het ook weer konden ontnemen. Zoo
staat dus feitelijk de Overheidf onder het
volk, want dit wijst principieel degenen
aan, in vrte zijn eigen macht is geconcen
treerd. In wezen ontkent deze leer eigen
lijk alle gezag en maakt daarmede iedere
regeering onmogelijk. Zij verheft het volk
als machtsbron boven de staat en kent aan
het volk de plaats toe, die de Heere in
neemt. Prof. Fabius zei het zoo kernachtig:
„Gelijk de Heere boven alle staten verheven
is en ermee doet wat Hij wil, zoo is naar de
leer der volkssouvereiniteit de oppermach
tige menigte altijd bevoegd de staat te ver
nietigen." Deze is immers een maaksel van
de volkswil, doch daarmee is tevens aan al
le gezag in principe de wortel aifgesneden.
Groen van Prinsterer heeft deze beginse
len der revolutie in zijn prachtig werk „On
geloof en revolutie" uitvoerig en principi
eel gecritiseerd en doen uitkomen, dat zij
door hun anti-goddelijk en anti-christelijk
karakter de bron moesten worden van de
verraaterialiseering der geesten, de ontker
stening van de staat en de anarchie, waar
uit weer de tirannie geboren wordt. Hij
heeft dit proces op onnavolgbare wijze ge
schetst en met een profetische blik de evo
lutie ervan in de practijk van het leven der
volken aanschouwd. De leer der volkssou
vereiniteit druischt lijnrecht in tegen Gods
opperhoogheid en miskent de zonde, door
dat zij uitgaat van de natuurlijke goedheid
van de mensch. Gods Woord wordt als wet
boek voor c^e staat verworpen en de prach
tige leuzen van vrijheid, gelijkheid en broe
derschap, die in het Christendom realiteit
zijn en zulk een heerlijke beteekenis heb
ben, werden door de revolutiemannen in
hun tegendeel verkeerd. De revolutionaire
vrijheid, die het bracht, veranderde al spoe
dig in terreur van kleine groepen en van
het gepeupel der straat; de gelijkheid van
allen was louter theorie, want de sociale
ellende vermeerderde en de broederschap
bleek het best uit het bloedig werk der
quillotine. Zoo bracht deze van God ge
ëmancipeerde ideologie het tegenovergestel
de van wat zij beloofde en dat kon ook niet
anders, omdat zij den mensch autonoom
had gemaakt.
Het is met name de vrijheid, die nog even
onze aandacht vraagt. Het leerrijkst is in
dit opzicht de geschiedenis van Frankrijk,
het land, waar de revolutionaire vrijheid
het consequentst is toegepast en waar er
de meeste proeven mee zijn genomen. Die
geschiedenis leert, dat van 1789 af tot op
heden Frankrijk schier aan onophoudelijke
beroering ten prooi is geweest, doordat de
ééne partij de andere trachtte te overmees
teren en af en toe aan alle partijen de vrij
heid ontnomen moest worden om de orde
te handhaven. Schitterende redevoeringen
werden gehouden, maar practische be
kwaamheid ontbrak veelal. De levensduur
der ministeries was gemiddeld een half
jaar. Bijzondere voorliefde had men voor
het opstellen van constituties; maar deze
vermochten niet aan het volk de beloofde
vrijheid te geven. De toestanden waren dik
wijls zóó, dat vanwege de anarchie de zoo
hoog geroemde „droits de l'homme," de
menschenrechten, zooals vrijheid van veree-
niging, vergadering, drukpers, gedachten-
uiting enz. voortdurend aan de natie ont
houden moesten worden, .zoodat Thiers, de
bekende Fransche staatsman moest getui
gen: „la liberté n' est pas venue,'-' de vrij
heid is nog niet gekomen. Hij hoopte er
echter nog altijd op, getuige de woorden,
die hij eraan toevoegde: „elle viendra," zij
zal komen. Maar na honderd jaren is
Frankrijk daarvan verder verwijderd dan
ooit te voren. De historie van dat land* be
wijst, dat volkssouvereiniteit in de practijk
is het dobberen tusschen anarchie en des
potisme.
Prö'f. Wisse zegt het kernachtig aldus:
„De volkssouvereiniteit leidt lijnrecht naar
de anarchie en deze roept om den despoot,
die met ijzeren vuist de ontredderde boedel
we'er in orde moet brengen, terwijl de rech
ten en vrijheden der natie ondertusschen
naar het rijk der idealen zijn verdwenen.
En dan moest het spel weder van voren af
beginnen."
Deze volkssouvereiniteit nu, die de Over
heid niet als heer, maar als dienaar des
volks beschouwt, is in de 19e eeuw zoowel
door het liberalisme als door het marxisme
ten troon verheven. En overal, waar met
name het meer radicale marxisme invloed
oefende, onderging de staatkunde de ont
bindende en destructieve kracht ervan. Het
parlement werd beschouwd als boven de re
geering te staan en de parlementariërs wa
ren op hun beurt de dienaren des volks. Zoo
ontwikkelde zich ook in ons land, zij het
niet in die mate als elders, een staatkundi
ge practijk, waarin door de demagogie, de
oppositiezucht en de groepsbelang-bevorde
ring een voor het parlementaire stelsel on-
gewensohte toestand ging ontstaan. Beden
kelijker was, dat ook andere groepen, voor
al de Roomschen, in sterke mate de zuig
kracht dezer valsche democratie ondergin
gen en met de marxisten schier wedijver
den-, de werking van het parlement onmo
gelijk te maken. Te verwonderlijker is dit,
omdat juist deze groepen altijd het meest
de mond vol hadden van democratie en ook
het meest belang hadden bij haar voortbe
staan. Het blijkt echter, dat het de „demo
craten" zijn geweest, die het meest hebben
bijgedragen tot de degeneratie dezer demo
cratie en tot haar ondergang. De practijk
.van het staatswezen heeft overtuigend be
wezen, dat deze democratie, gebouwd op
volkssouvereiniteit, onbruikbaar is en prin
cipieel ver-werpelijk. De Calvinist heeft
daarom ook nimmer iets van deze leer moe
ten hebben. Wel is hij een man van de vrij
heid, doch hij baseert deze op een heel an
dere grondslag. Juist doordat men het Cal
vinistische souvereiniteitsbeginsel verlaten
heeft, is het parlementaire stelsel gederail
leerd. Daarom is het noodig daarnaar terug
te grijpen als de eenige gezonde basis van
ons staatsbestel. Een volgend maal daar
over meer.
Legitimatieplicht ivoor alle inwoners.
Tusschen 's-^avonds 10 uur en 's-morgens
4 uur niet 'buitenshuis.
Met ingang van 1 October a.s. zal iedere
Nederlander van 15 jaar of ouder zich moe
ten kunnen legitimeeren.
Deze maatregel en de bepalingen voor
het kustgebied, welke reeds eenigen tijd in
Frankrijk en België van toepassing zijn, be
oogen geenszins de Nederlandsche bevol
king Ie treffen en .zijn niet als een straf
maatregel bedoeld.
In dringende gevallen is het geoorloofd
na verboden tijd op straat te komen, b.v.
om geneeskundige hulp in te roepen, de
brandweer te alarmeeren, e.d. Bepaalde
groepen van personen kunnen voor de uit
oefening van hun beroep een schriiftelijke
vergunning krijgen, zooals o.a. de artsen en
vroedvrouwen.
Op bevel van den commissaris-generaal
voor de openbare veiligheid, den hoogeren
S.S.- en politieleider, zijn vier verordenin
gen uitgevaardigd, die in het laatste „Ver
ordeningenblad" voor het bezette Neder
landsche gebied gepubliceerd zijn en die
belangrijke en ten deele ingrijpende voor
schriften inhouden. Alle inwoners hebben
den plicht deze voorschriften consciëntieus
in acht te nemen ter vermijding van gevoe-
hge straffen en strenge dwangmaatrege
len.
Legitimatie verplicht.
In de eerste plaats is door de secreta
rissen-generaal van de departementen van
binnenlandsche zaken en van justitie voor
alle Nederlandsche staatsburgers boven
15 jaar, die in Nederland wonen of er ver
blijven, met ingang van 1 October 1940 een
algemeenen legitimatieplicht ingevoerd.
Dit verplicht lederen Nederlander in het
bezette Nederlandsche gebied, steeds een
van een foto voorzien officieel identiteitsbe
wijs (ofificieel foto-legitimatiebewijs) bij
zich te hebben, dat hem in staat stelt zich
te allen tijde behoorlijk te legitimeeren. Het
bewijs moet worden afgegeven door een
Nederlandsche instantie. Het officieele fo
to-legitimatiebewijs mag niet worden uitge
geven voor een langoren tijdsduur dan één
jaar.
Een uitzondering is gemaakt voor het
paspoort, dat naar gelang van zijn geldig
heidsduur voor behoorlijke legitimatie kan
worden gebruikt. Het identiteitsbewijs moet
behalve den naam en de voornamen bevat
ten den geboortedatum, de geboorteplaats,
het beroep de gemeente van inwoning en
het adres, zoomede de handteekening van
den houder, voorts den datum van uitgifte,
het dienstzegel van de instantie, die het be
wijs heeft uitgereikt, alsmede de handtee
kening van den bevoegden ambtenaar. Wie
niet in het bezit is van een zodanig offici
eel bewijs, kan er zich een laten uitreiken
door de bevoegde gemeentelijke instantie op
het raadhuis.
De plicht van de buitenlanders en staten-
loozen om te allen tijde een geldig paspoort
bij zich te dragen, wordt door deze verorde
ning niet ter zijde gezet.
Zooals gezegd, moet iedere inwoner een
dergelijk ofificieel bewijs altijd bij zich dra
gen. De houder is verplicht het bewijs on-
I BOEKHOUDING 1
ADMINISTBATIëN f
f ACCOUNTANCY f
Commercieele en Administratieve m
Bedrijfsleiding.
S Laat deze uitsluitend DESKUNDIG 1
f, behandelen. 1
V (Ook schriftelijk worden alle op- l
y drachten in behandeling genomen f
zoodat afstand geeii bezwaar behoeft
te zijn.) J
"^s-* e-^fe»» a^^fc»» ■^fc^ *^i*^ o^fepa»
verwijld terug te geven aan de instantie,
die het uitgegeven heeft, wanneer zijn
naam of zijn beroep verandert- of wanneer
in het algemeen een wezenlijke verandering
in zijn persoonlijke gegevens intreedt. Het
bewijs moet voorts ingeleverd worden, wan
neer een nieuw bewijs wordt uitgereikt. Ten
slotte moet iedere houder het verlies Van
zijn geldig bewijs onverwijld melden bij de
instantie, die het heeft uitgereikt. Wie zijn
legitimatieplicht niet nakomt, moet reke
ning houden naast de algemeene bestraf
fing, met een voorloopige gevangenhouding
ter indentificatie van zijn persoon.
Voor 10 uur thuis
De voornaamste verordening is die van
den secretaris-generaal van het departe
ment van Justitie over de beperkingen van
het verkeer.
Volgens deze verordening is het met in
gang van 9 September 1940 aan allen, die
nlet-Rijksduitsohers zijn, tot nader order
verboden zich tusschen 22 uur en 4 uur bui.
tenshuis te begeven in de bovenomschreven
gebieden. Deze verordening vormt een be
langrijke uitbreiding van de reeds op 28
Augustus uitgevaardigde verordening om
trent bijzondere maatregelen in het belang
van de luchtbescherming, welke verorde
ning zich vooral bepaalde tot een beperking
van het motorrijtuigenverkeer en tot een
verbod van het betreden van het duingebied
tijdens den nacht. De nieuwe verordening
over verkeersbeperkingen is practisch een
algemeen uitgaansverbod in de genoemde
gebieden voor de nachtelijke uren.
Niet getroffen door het uitgaansverbod
worden de leden van de Nederlandsfche poli
tie en brandweer, en van den luchtbescher-
mingsdienst, personen die in ambulances en
reddingsdiensten werkzaam zijn, .dokters en
vroedvrouwen, voor zoover hun verblijf In
de open lucht voor de vervulling van ambts
plichten of van beroepsplichten noodig is,
en Wel slechts voor zoover daarbij de amb
telijke bevoegdheidskring of de normale
arbeidssfeer niet wordt overschreden.
In dit verband moet in het bijzonder de
aandacht worden gevestigd op het feit, dat
degenen, die tot de bovengenoemde groepen
van personen behooren, zich tusschen 22 en
4 uur slechts binnen hun territoriaal ambts-
of beroepsgebied mogen bewegen.
Speciale vergiunnlng.
Tenslotte is voor diegenen, voor wie
in zeer bijzondere gevallen, zooals bijv. drin
gende beroepsgronden, het nakomen van
het verbod tot uitgaan niet mogelijk is, een
regeling getroffen door het beschikbaar
stellen van een speciale vergunning, welke
moet worden aangevraagd bij den voor de
betreffende provincie bevoegden districts
commandant van de Rijksveldwacht, met
bijvoeging van twee pasfoto's.
De strafbedreigingen voor handeUngen
in strijd met het verbod gewagen er van,
dat degenen, die in strijd hiermede hande
len, rekening hebben te houden met de
.zwaarste straffen. Tegelijkertijd wordt het
misbruik van een uitgereikte speciale ver
gunning met straf bedreigd. Wie ter ver
krijging van een bijzondere vergunning on
ware opgaven doet, stelt zich eveneens aan
straf bloot.
Marskramers uit loistgebied.
Een andere verordening van den secre
taris-generaal van het ministerie van Bin
nenlandsche Zaken, van den secretaris-ge
neraal van het ministerie van Justitie en
van dien van Handel, Nijverheid en Schepe-
vaart verbiedt met ingang van 9 September
voor de Wadden-eilanden en voor het boven
omschreven kustgebied de beroepsuitoefe
ning van van plaats tot plaats trekkende
kooplieden en andere ondernemers (rond
trekkende ondernemingen.)