Ct1DWCCK&LiX»SpGED.GP0nDSIAGvoÖRDlZUID-H0U1nZEElJW3^ I r N.V. UiïGEVERSMAATSCHAPPlJ „EILANDEN-NIEUWS" Belastingzaken 13e Jaargang WOENSDAG 4 SEPTEMBER 1940 No. 1173 Een strijdbaar held. De kracht van hi Calvinisme WAARIN SEDERT 1 N O V EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZEEILANDEN" - 18E JAARGANG W. A. DE BAKKER niEuws Aboimementsprtls 90 cent per 3 maandenbij vooruitbetaling. Vetsch^t ledeten Woensdag en Zat^dag 2 maal per week. Afzonderljike Bununen 5 ceat Buitenland 8 gulden per 'jaar UITGAVE VAN Gevestigd (e Middelkttnls i Frins Hendiiicstc. 122 G Giro 167930 Fostbo^ 8 x Tel. 17, B^pxaotoor voor Zeeland: St. Maartenai^k Marld;, Telet. 69. Advertemtieipi^ 20 cent per regel. Reclames 40 et.: Düensti ftauTragen en aanbiedingen van 1—6 ttgda 80 et.; Boeb'aan'l kondlging 10 cent p& r^el Contracten belanj^k lager. „Zo gaf hen de Heere in de hand der Midianieten, zeven jaar." Zie hier ons de tuchtroede«getekend door den Heere gebruikt over Zijn Israël. Men lette hier goed op. Er staat nadrukkelijk: „de Heere gaf hen in de hand 'der Midia nieten," het was dus Jehova zelf, die dat deed; Hij, die met het heir des hemels en met de inwoners der aarde kan doen naar Zijn vrijmachtig Welbehagen, en van Wien geschreven staat: „Ik maak den vrede en schep het kwaad; Ik de Heere doe al deze dingen." En wie waren dat dan, de Midianieten? Laat ik U er iets van mogen vertellen. Het moge U genoegzaam bekend zijn, dat Abra ham bij drie vrouwen kinderen gewon. Bij Hagar, Ismaël, bij Sara, Izak en bij Ketura zes zonen, waarvan er één Midian heette. Van deze Midian nu waren de Midianieten afkomstig. Voor dat Abraham gestorven was, had hij zelf de kwestie der erfenis geregeld. Izak was het kind der belofte en krachtens Gods eigen beschikking kwam dan ook aan hem de erfenis, toe. We lezen dan ook: „Doch Abraham gaf Izaak al wat hij had, maar den zonen der bijwijven, die Abraham had, gaf Abraham geschen ken en zond ze weg van zijn zoon Izaak,' terwijl hij nog leefde, oostwaarts naar het land van het oosten." En daar nu hebben die Midianieten zich ontwikkeld. In datzelfde land van het oos ten, waar heen ook nakomelingen van Is maël getrokken waren. Dit had tengevolge, dat de Midianieten wei eens een enkele maal werden genoemd met de meer alge mener naam van Ismaëlieten, getuige de geschiedenis van Jozef, waar de kooplie den van de karavaan, die dezen, jongeling kochten nu eens met den algemeenen naam Ismaëlieten, dan weer met den meer bijzon deren naam Midianieten werden aangeduid. In Mozes dagen leefde een tak van deze Midianieten niet verre van den Sinaï. Tot deze tak behoorde Jethro, de schoon vader van Mozes, en onder hen leefde dan ook nog iets voort van de aloude aartsva- derlijke traditie en het geloof. Zij zijn Is raël niet vijandig geweest doch hebben hen tijdens de woestijnreis geholpen, waar zij konden. Een gedeelte van hen, de z.g.n. „Kenieten" zijn dan ook mede Kanaan mo gen binnengaan en hebben grootendeels ge leefd in het stamgebied van Juda als een nomadenvolk of zijn meer noord waarts getrokken, zooals de bekende He- ber, wiens huisvrouw Jaël Sisera doodde. Toen gaf dus de Heere Israël verlossing door de hand van een Midianitische. Deze Kenieten zijn rijkelijk door den Heere gezegend, omdat ze Gods volk had den welgedaan, 't Moge ons ter lering zijn, dat de Heere niet vergeet de beker koud water ter verfrissching verleent aan één Zijner kinderen. Van deze Kenieten nu, zijn ook afkomstig de Rechabieten, bekend uit Jeremia 35, waar hun gehoorzaamheid aan de voorvaderlijke instellingen het afgekeer de Israël ten voorbeeld wordt gesteld. En tenslotte vermeld nog het boek Ne- hemia, dat, toen na de ballingschap de poorten en muren van Jeruzalem hersteld werden, de Mistpoort werd verbeterd door een Malchia, den zoon van Rechab. De Heere had hen dus gespaard tot in lengte van dagen. Evenwel de hoofdgroep der Midianieten, die meer oostwaarts van Kanaan woonden, waren volslagen vijanden van Israël. Dit blijkt wel bij het eind van de woes tijnreis; toen ze in bondgenootschap met Balak, den koning der Moabieten, Bileam lieten halen om Israël te vloeken. En ook zij waren het, die Israël verlokten, om me de te doen aan het zo zeer goddeloze feest van Baal-Peor, waardoor de grimmigheid des Heeren over Israël is ontwaak en dui zenden en nog eens duizenden zijn omgeko men. Daarom ook, spra,k de Heere tot Mozes; „Neem de wrake der kinderen Israels van de Midianieten; daarna zult gij verzameld' •worden tot uwe volkeren." En ziet, de wra ke is genomen, en de Midianieten zijn ge slagen in een geweldigen slag, waarin ook Bileam is omgekomen, die hun raadgever was geweest. En toch, Midian heeft zich hersteld na deze gevoelige nederlaag en thans in onze geschiedenis, ongeveer twee honderd jaar later, is het weer uitgegroeid tot een ge weldig volk, dat met zijn vrilde horden Is raël overstromen zou. Aan bondgenoten ontbrak het hem niet. Immers, wie was Israël niet gram? Daar nad je Amalek, een afstammeling van den goddelozen Ezau. Zou die deze gelegenheid niet aangrijpen, om zich te wreken op zijn aartsvijand Is raël? Wias hier niet de voortzetting van de haat Ezau tegen Jacob? en denkt ge, dat Amalek het niet meer wist, wat er ge beurd was bij Rafidims hoogten, toen zij zo onverhoeds Israels achterlage hadden aan gevallen, en juist de zwakken en ouden het meest hadden getroffen, doch hoe toen Is raël overwon door de scherpte van Jozua's zwaard, toen een biddende Mozes de handen ten hemel hief ondersteund zijnde door een Aaron en Hur. Neen, voor hen was thans de ure der wraak aangebroken en Is raël zou het weten, dat de venijnige haat zich had voortgezet tot in de geslachten, en dat Israël naar luid van Bileams profetie te doen had met ,,de eersteling der heide nen." En dan had je ook nog de kinderen van het oosten. Wie dat waren Wel voorname lijk Arabische stammen, in hoofdzaak dus nakomelingen van' Ismaël, den spotter, die was uitgedreven. Ach, wat bekommerden dezen zich om Israël, als er buit te buiten viel, waarom zouden dan ook zij niet mede- doen? Israël was toch immers maar een volk, dat in verachting stond, met wie jé de spot kon drijven. Waarom zich dan ook niet met de anderen vereend, om hun dien smaad te doen gevoelen? En zo zien we een waardig „trio" een bondgenootschap, Midian, Ezau, Ismaël, al len afkomstig uit een aartsvaderlijke tent, om Israël te benauwen. O, ja, als het gaat om de verdrukking van het ware Zion Gods, wie is dan niet gereed om ook eens een handje te hejpen. Welke machten worden dan soms niet saam geklonken om, als het wezen kon, dat volk van „och en ach" te doen verdwij nen van den aardbodem! Is niet onze landshistorie er getuige van hoe de machten der hel zich eertijds hebben ontplooid, toen de roemruchte reformatie ook in ons land wortel schoot, opdat deze te niet zou worden gedaan en de'pauselijke stoel in ere zou worden hersteld. Heeft niet onze vaderlandse bodem het martelaars- bloed uitgedronken en zijn de beulszwaar den niet dronken geworden van het bloed der verslagenen? Het gaat in de geweldige strijd steeds om het levende kind. Reeds in het Paradijs heeft de Heere gesproken: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, tus sen uw zaad en tussen haar zaad, datzelve zal u den kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen." En ook in Open baringen 12 lezen we: „En de draak stond vóór de vrouw, die baren zoude, opdat hij haar kind zoude verslinden, wanneer zij het zoude gebaard hebben." En zo zal reeds de Kerk Gods blijven een voorwerp van ontzettende haat, van vlijmende spot, en van bittere vijandschap. Edoch, de Heere zelf zal overwinnaar zijn en voor zijn kerk zal hij zorg dragen, al gaat het ook door bloed en tranen heen. Hoe donker, dat dan ook de tijden worden mogen, hoe geweldig ook de oplaaiende vij andschap van de machten der hel, er blijft toch altijd één troost over voor de kerk des Heeren en dat is, dat haar Hoofd is een Koning der Koningen en een Heere der heren, en tot haar lering staat er geschre ven: „En de vrouw vluchtte in de woestijn, alwaar zij een plaats had haar van God bereid, opdat zij ze aldaar zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen." Gewis, de kerke Gods is veilig in 's Hee ren hoede. Daarom ook: „Hoe donker, ooit Gods 'Weg moog wezen. Hij ziet in gunst, op die Hem vrezen." ROTTERDAMSCHE VEEMARKT BEGINT LATER. De Directeur van het Openbaar Slacht huis en de Veemarkt maakt bekend, dat in verband met de heerschende duisternis in de vroege morgenuren en de daaruit voortvloeiende moeilijkheden bij het ver voer van vee naar de markt, de Veemarkt te Rotterdam met ingang van 1 September 1940 op Dinsdag in stede van om 7 uur des voormiddags eerst om 8 uur zal aan vangen. GEEN LOONSVERLAGING NA 29 AUGUSTUS. 's-GRAVENHAGE, 2 Sept. Naar vrij vernemen, zullen vermoedelijk heden a.s. de uitvoeringsbepalingen in de staatscourant verschijnen betreiffende de verordening over het stabiliseeren der loonen en salarissen. Hierin zal o.m. worden bepaald, dat de op 29 Augustus den dag van de afkondi ging der verordening, geldende loonen niet verlaagd mogen worden. De verordening is niet van terugwerkende kracht, hetgeen dus wil zeggen, dat loonen, die tusschen 9 Mei en 29 Augustus verlaagd zijn er niet onder vallen. In de dagen, die we thans doorleven, heerscht er een geestelijke verwarring, zóó groot, dat men zich met vrees in het hart afvraagt, wat er uit deze chaos zal geboren worden. De gebeurtenissen der laatste maanden hebben de levensovertuiging van velen zwaar op de proef gesteld en niet weinigen zijn er, die van hun anker gesla gen zijn of als een riet door den stormwind her- en derwaarts bewogen worden. Het wordt nu openbaar, dat in tijden van felle bewogenheid alleen hij stand houdt, die vas te grond onder de voeten heeft en wiens levensbeginsel niet rust op menschelijke philosophieën, maar op de rots der eeuwen, Jezus Christus. De vergankelijkheid van al het aardsche, zelfs de ijdelheid van de ko ninkrijken dezer wereld, spreekt thans met duidelijke taal tot een ieder onzer. Men- schenlevens vergaan bij duizenden, steden worden tot puin, groote rijken storten in een. Maar temidden van deze tragische gang der historie is er één ding, dat blijft: het Koninkrijk Gods, dat zich verwerkelijkt dwars door de wereldtragedie heen. Deze wereld gaat voorbij met al hare begeerlijk heid, maar het Woord Gods blijft tot in eeuwigheid. Er is daarom in de geweldige geestelijke en staatkundige crisis, die we nu doorma ken, één vastigheid, waaraan we ons kun nen vastklemmen. Wat ooK veranderen mo ge en wat ook moge vallen, het Woord Gods is door alle eeuwen heen hetzelfde en Zijne ordinantiën, die hij den mensch ge steld heeft om ernaar te leven, veranderen evenmin. Dat Woord heeft in de loop der eeuwen een wonder werk verricht, in de meest verschillende omstahdigheden is het voor personen en volkeren; de gids en weg wijzer geweest in de donkerheid en onzeker heid der tijden. Het heeft, treurenden ge troost, wankelmoedigen g'^sterkt, dolenden terechtgebracht en zondaren bekeerd, maar het heeft ook moed en kracht geschonken in tijden van gevaar en beroering. En nu belijden wij, dat het Calvijn is ge weest, die door het licht des Geestes ge leid, dat Woord op het helderst en klaarst heeft doen schijnen. Door zijn gezege.nde ar beid werden duizenden in West-Europa ge trokken uit de kluisters der Roomsche Kerk en leerden zij een ander leven kennen. Het was het Calvinisme, dat in de 16e eeuw wonderen heeft verricht, doordat het een reUgieuze hervorming bracht, een nieuw kerkelijk leven schiep en op staatkundig gebied een geweldige stimulans vormde voor de vrijheid der volken. Met name ons Nederlandsche volk heeft aan dat Calvinis me onnoemelijk veel te danken. Het is niet onze bedoeUng, hier toe te lichten, wat het in godsdienstig opzicht aan ons land gegeven heeft. Dit zij den theolo gen overgelaten. Maar wel willen wij in ver band met de tijdsomstandigheden, waarin we thans verkeeren, wijzen op de groote ze gen, die het op het staatkundige terrein des levens voor ons heeft afgeworpen. En dan kan zonder tegenspraak te duchten worden beweerd, dat het Calvinisme aan Nederland zijn vrij en onafhankelijk volks bestaan geschonken heeft, doordat het de hoofdmacht vormde in de strijd tegen de Spaansche tirannie. Prof. Fruin, zelf een man van vrijzinnige opvattingen, zegt in zijn bekend werk: Tien jaren uit den tach tigjarigen oorlog": „Overal waar het Pro testantisme zich door het zwaard moest vestigen, ook in Nederland, is het het Cal vinisme geweest, dat de strijd heeft gewon nen." Door het Calvinisme werd de psalm der vrijheid uit de benauwde conscientie naar de lippen gedrongen en werden onze burgerrechten veroverd en verzekerd. De heldenworsteling onzer voorouders tegen Spanje was slechts mogelijk door het mach tig heroïsme van de Calvinistische geest. Tegenover het Roomsch-Katholicisme en het absolutisme bood slechts het Calvinistisch volksdeel, dat toch maar een tiende deel der bevolking uitmaakte, een principieel verweer en het was daarom, dat het over won. De Republiek der Zeven Vereenigde Ne derlanden was, schrijft Busken Huet, de aanzienlijkste Calvinistische Staat gewor den, die Europa in de 16e eeuw heeft zien opkomen. En Bakhuizen van den Brink ver klaart: „De geschiedenis van onze vrijwor ding is grootendeels de geschiedenis van de uitbreiding ^san het Calvinisme," terwijl Groen van Prinsterer getuigt, dat hier de Republiek geboren is uit de belijdenis der kerk, alzoo uit de beginselen van het Cal vinisme. De grondslagen van onzen staat zijn dus door het Calvinisme gelegd en dit heeft der halve zijn stempel gedrukt op heel onze historie en heel ons volksleven. En daar het Calvinisme naast de Souverelniteit Gods ook sterke nadruk legde op de vrijheden des volks, was tevens, naar Bancroft zegt, de Calvinist een dweepziek strijder voor de vrijheid. De vrijheidszin en vrijheidsdrang zat hem in het bloed. Overal, waar Calvi nisten woonden, streden ze hun vrijheids oorlog; ook de Noord-Amerikaansche Sta ten hebben hun vrijheid gebouwd op de Cal vinistische beginselen. Groen van Prinsterer drukte dit zóó uit: ,,In het Calvinisme ligt de oorsprong en de waarborg onzer con- stitutioneele vrijheden." Prof. Fredericq (aangehaald bij Dr. Eekhof, Het Gerefor meerd Protestantisme) zei het zóó, aantoo- nende, hoe het Calvinisme de miacht van het absolutisme gebrolken heeft: ,,Men heeft met recht gezegd, dat het Calvinis me, dat een vurige, beginselvaste en on tembare godsdienstige gezindte is, het Pro testantisme heeft gered. Maar ik meen er aan te mogen toevoegen, dat het ook de publieke vrijheden heeft gered." En Dr. Eekhof noemde terecht in zijn bovenge noemde Inauguraalrede als het tweede ken merk van het Gereformeerd Protestantisme (dat is Calvinisme)een diepe onuitroeiba re drang naar vrijheid op elk terrein van het leven. Dat dit Calvinisme zulk een enorme kracht kon ontwikkelen, zat in de grond slag van zijn levensbeschouwing. Het gaat uit van de Souverelniteit Gods over al het geschapene. Hij is de Schepper van het heelal en dat is het fundament, waarop de wereldbeschouwing van den Calvinist rust. Het houdt in, dat God Heer is over alles en tevens Wetgever. Daarom is er niets, dat buiten de goddelijke ordening staat. Staat en maatschappij, kerkelijk en huiselijk le ven, wetenschap en kunst, niets van dat al les mag als waardeloos worden beschouwd. De voornaamste vraag is voor Calvijn niet, hoe de mensch zalig wordt, maar hoe God aan Zijn eer komt. En dit laatste moet doorgevoerd op elk terrein. Het Calvinisme is dus universeel. Het is een levens- en we reldconceptie, ontleend aan de H. Schriift, die alle terreinen van menschelijk leven om spant vanuit hare axioma's een logisch sy steem opbouwt, dat geldigheid opeischt ook in het politieke leven. Het staat daarom te genover iedereen, die de godsdienst buiten eenig deel van het leven sluit en die zou willen beperken tot binnenkamer en kerk. Thorbecke wilde indertijd, dat de Calvinis ten een „stille" partij zouden zijn, die be vredigd is, als zij in eigen omgeving voor hare godsdienstige behoeften voldoening kan vinden. Maar dit is te veel gevergd. Het Calvinisme moet zijn een partij van ac tie en niet het minst ook de staatkunde trekken binnen haar sfeer. Dit is prlncipi- ëele noodzaak en historische plicht. Het Calvinisme is dus geen antiquiteit, die in de huidige tijdsomstandigheden geen beteekenis meer heeft. Het verduurt de eeuwen; evenals de Schrift, waarop het is gebouwd, heeft het ook nu iets tot ons te zeggen. Het spreekt van de strijd onzer va deren, die liun kracht putten uit hun ge loof, en streden voor de eer van God en de godsdienstige en burgerlijke vrijheid. Het eischt ook het terrein van de staat op voor de ordinantiën Gods en laat zich niet op non-activiteit zetten. Het had een groot- sche taak in de 16e eeuw bij de geboorte van ons volksbestaan, het heeft die ook nu. WSj moeten de staatkundige beginselen er van ons goed realiseeren, want zij zijn juist geëigend om in de huidige verwarring de richtlijnen aan te geven. Het Calvinisme stelt de Souverelniteit Gods tegenover die van den almachtigen Staat en de burgerlij ke vrijheden tegenover de staatsdwang der nieuwe ideologie. Indien in ons volk de wa re Calvinistische geest levendig wordt, zal er goede toekomstverwachting kunnen zijn, want dan gaat ons volk de toekomst in met God. MAXIMUMPRIJS VOOR EIEREN. 's-GRAVENHAGE, 31 Aug. De secre taris generaal wnd. hoofd van het departe ment van Landbouw en Visscherij maakt het volgende bekend: In den laatsten tijd zijn de winkelprijzen- voor eieren aanzienlijk opgeloopen. Wel treedt als in het najaar en ook reeds in de zen tijd des jaars een prijsverhooging op, maar de stijging was thans wel zeer sterk. Daarom zijn thans maximum-winkelprijzen voor eieren vastgesteld. Voor groote versche eieren bedraiagt deze maximumprüs 7'/j--cent per stuk en voor kleine versche eieren bedraagt deze maxi mumprijs 6|^ cent per stuk, terwijl de ma ximumprijs voor kalkeieren op 5 cent is ge steld. Het is dus vierboden eieren boven de- 'Zien prijs aan verbriuikers te iverkoopen of ten veilkoop aan te bieden. De prijs voor den pluimveehouder ligt onder dezen, winkelprijs, aangezien daarvan bij verkoop aan den handel de op 9 Mei j.l. geldende prijsmarges van groot- en klein handel moeten worden afgetrokken. Door dezen maatregel is thans aan de stij ging van den zomerprijs voor eieren een einde gekomen. BOEKHOUDING ADMINISTRATIëN ACCOUNTANCY Commercieele en Administratieve Bedrijfsleiding. Laat deze uitsluitend DESKUNDIG behandelen. (Ook schriftelijk worden alle op drachten in behandeling genomen zoodat afstand geen bezwaar behoeft te zijn.) voor Handel, Bedrijf en Particulier OUDDORP GEEN AARDAPPELDISTRIBUTIE IN UITZICHT. R«gellng igetroiffen voor de groote steden. 's-GRAVENHAGE, 31 Aug. (A.N.P.) Daar in sommige streken van ons land ge ruchten de ronde doen over een eventueele distributie van en een mogelijk tekort aan aardappelen, wordt het van de zijde van het departement van Landbouw en Vissche rij op prijs gesteld ter geruststelling eeiïi- ge mededeelingen te doen over de aardap pelpositie en een overzicht te geven van de maatregelen, welke de overheid noodig acht om de aardappelvoorziening veilig te stel len. De normale aardappelopbrengst in Neder land is veel grooter dan de consumptie, in normale jaren bedroeg de uitvoer eenige honderdduizenden tons, terwijl voor veevoe der eveneens een niet minder groote hoe veelheid werd bestemd. Zeer zeiker zal dit jaar /met een toene mend v erbruik ivaji aardappe len moeten worden rekening gehouden. Neemt imen daarbdj in acht, dat de export grootendeels of geheel wegvialt, en dat door de overheid een veevoederverbod van alle aardappelen, welke ivoor menschelijke con sumptie geschikt zijn, wordt uitgevaardigd; dus dat aUe voor menschelijke consumptie geschikte aardappelen ook werkelijk hier voor worden bestemd, dan is het duidelijk, dat een aardappeltekort niet te vreezen is. Het moet dan ook ten sterkste worden ontraden reeds in de maanden Augustus en September wintervoorraad op te doen. Im mers, de aardappelen, welke dan aan de markt^ komen, zijn op de eerste plaats de middelvroege aardappelen en de nog niet voldoende uitg-erijpte late aardappelen. Bei de groepen zijn niet geschikt voor opslag voor eenigszins langen duur en nu reeds op slaan zou tot gevolg hebben: verloren gaan van waardevol voedsel, wat thans zeer ze ker vermeden moet worden. Normale winterprovisie. In de maanden October en November, wanneer de houdbare aardappelsoorten be schikbaar zijn, zal het publiek, dat zulks gewoon was, in de gelegenheid worden ge steld de normale winterprovisie op te doen. Hierbij moet echter een ernstige waar schuwing gericht worden tot het pubUek in de groote steden, waar geen of onvoldoen de bergruimte aanwezig is. Het moet ten sterkste ontraden worden, aard appelen op te slaan in daarvoor geïmpro viseerde, voor dit doel absoluut ongeschikte plaatsen. Het opslaan van winterprovisie is trou wens voor de groote steden niet noodig, daar behalve dat alle aardappelen, welke voor consumptie geschikt zijn, door de over heid worden vastgelegd er voor gezorgd wordt, dat in de groote steden steeds vol doende aardappelen aanwezig zijn. Er is een regeling getroffen, dat voor het geval van optreden van vorst, de steden vóór dien tijd beschikken over een aardappelenvoor raad ter plaatse, toereikend voor minstens twee maanden, terwijl deze voorraad steeds wordt aangevuld. Verder wordt door de overheid voor deze groote steden een voorraad gereserveerd voor de voorjaarsmaanden Ten slotte wordt er met den meesten na druk op gewezen, dat het geenszins in de bedoeling ligt noch poodig is tot een aard appeldistributie over te gaan. Door een volledig organiseeren van den aardappelhandel van groot tot kleüi kan de overheid bovendien er voor zorgen, dat de prijs voor den consument tot het redelijke beperkt blijft, zoodat ook in dit opzicht geen reden voor ongerustheid aanwezig is.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1