Ct1DWCCK&LiX»SpGED.GP0nDSIAGvoÖRDlZUID-H0U1nZEElJW3^
I
r
N.V. UiïGEVERSMAATSCHAPPlJ „EILANDEN-NIEUWS"
Belastingzaken
13e Jaargang
WOENSDAG 4 SEPTEMBER 1940
No. 1173
Een strijdbaar held.
De kracht van hi Calvinisme
WAARIN SEDERT 1 N O V EMBER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZEEILANDEN" - 18E JAARGANG
W. A. DE BAKKER
niEuws
Aboimementsprtls 90 cent per 3 maandenbij vooruitbetaling.
Vetsch^t ledeten Woensdag en Zat^dag 2 maal per week.
Afzonderljike Bununen 5 ceat Buitenland 8 gulden per 'jaar
UITGAVE VAN
Gevestigd (e Middelkttnls i Frins Hendiiicstc. 122 G Giro 167930 Fostbo^ 8 x Tel. 17,
B^pxaotoor voor Zeeland: St. Maartenai^k Marld;, Telet. 69.
Advertemtieipi^ 20 cent per regel. Reclames 40 et.: Düensti
ftauTragen en aanbiedingen van 1—6 ttgda 80 et.; Boeb'aan'l
kondlging 10 cent p& r^el Contracten belanj^k lager.
„Zo gaf hen de Heere in de hand der
Midianieten, zeven jaar."
Zie hier ons de tuchtroede«getekend door
den Heere gebruikt over Zijn Israël. Men
lette hier goed op. Er staat nadrukkelijk:
„de Heere gaf hen in de hand 'der Midia
nieten," het was dus Jehova zelf, die dat
deed; Hij, die met het heir des hemels en
met de inwoners der aarde kan doen naar
Zijn vrijmachtig Welbehagen, en van Wien
geschreven staat: „Ik maak den vrede en
schep het kwaad; Ik de Heere doe al deze
dingen."
En wie waren dat dan, de Midianieten?
Laat ik U er iets van mogen vertellen. Het
moge U genoegzaam bekend zijn, dat Abra
ham bij drie vrouwen kinderen gewon. Bij
Hagar, Ismaël, bij Sara, Izak en bij Ketura
zes zonen, waarvan er één Midian heette.
Van deze Midian nu waren de Midianieten
afkomstig. Voor dat Abraham gestorven
was, had hij zelf de kwestie der erfenis
geregeld. Izak was het kind der belofte en
krachtens Gods eigen beschikking kwam
dan ook aan hem de erfenis, toe. We lezen
dan ook: „Doch Abraham gaf Izaak al
wat hij had, maar den zonen der bijwijven,
die Abraham had, gaf Abraham geschen
ken en zond ze weg van zijn zoon Izaak,'
terwijl hij nog leefde, oostwaarts naar het
land van het oosten."
En daar nu hebben die Midianieten zich
ontwikkeld. In datzelfde land van het oos
ten, waar heen ook nakomelingen van Is
maël getrokken waren. Dit had tengevolge,
dat de Midianieten wei eens een enkele
maal werden genoemd met de meer alge
mener naam van Ismaëlieten, getuige de
geschiedenis van Jozef, waar de kooplie
den van de karavaan, die dezen, jongeling
kochten nu eens met den algemeenen naam
Ismaëlieten, dan weer met den meer bijzon
deren naam Midianieten werden aangeduid.
In Mozes dagen leefde een tak van deze
Midianieten niet verre van den Sinaï.
Tot deze tak behoorde Jethro, de schoon
vader van Mozes, en onder hen leefde dan
ook nog iets voort van de aloude aartsva-
derlijke traditie en het geloof. Zij zijn Is
raël niet vijandig geweest doch hebben hen
tijdens de woestijnreis geholpen, waar zij
konden. Een gedeelte van hen, de z.g.n.
„Kenieten" zijn dan ook mede Kanaan mo
gen binnengaan en hebben grootendeels ge
leefd in het stamgebied van Juda als een
nomadenvolk of zijn meer noord
waarts getrokken, zooals de bekende He-
ber, wiens huisvrouw Jaël Sisera doodde.
Toen gaf dus de Heere Israël verlossing
door de hand van een Midianitische.
Deze Kenieten zijn rijkelijk door den
Heere gezegend, omdat ze Gods volk had
den welgedaan, 't Moge ons ter lering zijn,
dat de Heere niet vergeet de beker koud
water ter verfrissching verleent aan één
Zijner kinderen. Van deze Kenieten nu, zijn
ook afkomstig de Rechabieten, bekend uit
Jeremia 35, waar hun gehoorzaamheid aan
de voorvaderlijke instellingen het afgekeer
de Israël ten voorbeeld wordt gesteld.
En tenslotte vermeld nog het boek Ne-
hemia, dat, toen na de ballingschap de
poorten en muren van Jeruzalem hersteld
werden, de Mistpoort werd verbeterd door
een Malchia, den zoon van Rechab. De
Heere had hen dus gespaard tot in lengte
van dagen.
Evenwel de hoofdgroep der Midianieten,
die meer oostwaarts van Kanaan woonden,
waren volslagen vijanden van Israël.
Dit blijkt wel bij het eind van de woes
tijnreis; toen ze in bondgenootschap met
Balak, den koning der Moabieten, Bileam
lieten halen om Israël te vloeken. En ook
zij waren het, die Israël verlokten, om me
de te doen aan het zo zeer goddeloze feest
van Baal-Peor, waardoor de grimmigheid
des Heeren over Israël is ontwaak en dui
zenden en nog eens duizenden zijn omgeko
men.
Daarom ook, spra,k de Heere tot Mozes;
„Neem de wrake der kinderen Israels van
de Midianieten; daarna zult gij verzameld'
•worden tot uwe volkeren." En ziet, de wra
ke is genomen, en de Midianieten zijn ge
slagen in een geweldigen slag, waarin ook
Bileam is omgekomen, die hun raadgever
was geweest.
En toch, Midian heeft zich hersteld na
deze gevoelige nederlaag en thans in onze
geschiedenis, ongeveer twee honderd jaar
later, is het weer uitgegroeid tot een ge
weldig volk, dat met zijn vrilde horden Is
raël overstromen zou.
Aan bondgenoten ontbrak het hem niet.
Immers, wie was Israël niet gram? Daar
nad je Amalek, een afstammeling van den
goddelozen Ezau.
Zou die deze gelegenheid niet aangrijpen,
om zich te wreken op zijn aartsvijand Is
raël? Wias hier niet de voortzetting van
de haat Ezau tegen Jacob? en denkt ge,
dat Amalek het niet meer wist, wat er ge
beurd was bij Rafidims hoogten, toen zij zo
onverhoeds Israels achterlage hadden aan
gevallen, en juist de zwakken en ouden het
meest hadden getroffen, doch hoe toen Is
raël overwon door de scherpte van Jozua's
zwaard, toen een biddende Mozes de handen
ten hemel hief ondersteund zijnde door
een Aaron en Hur. Neen, voor hen was
thans de ure der wraak aangebroken en Is
raël zou het weten, dat de venijnige haat
zich had voortgezet tot in de geslachten, en
dat Israël naar luid van Bileams profetie
te doen had met ,,de eersteling der heide
nen."
En dan had je ook nog de kinderen van
het oosten. Wie dat waren Wel voorname
lijk Arabische stammen, in hoofdzaak dus
nakomelingen van' Ismaël, den spotter, die
was uitgedreven. Ach, wat bekommerden
dezen zich om Israël, als er buit te buiten
viel, waarom zouden dan ook zij niet mede-
doen? Israël was toch immers maar een
volk, dat in verachting stond, met wie jé
de spot kon drijven. Waarom zich dan ook
niet met de anderen vereend, om hun dien
smaad te doen gevoelen?
En zo zien we een waardig „trio" een
bondgenootschap, Midian, Ezau, Ismaël, al
len afkomstig uit een aartsvaderlijke tent,
om Israël te benauwen.
O, ja, als het gaat om de verdrukking
van het ware Zion Gods, wie is dan niet
gereed om ook eens een handje te hejpen.
Welke machten worden dan soms niet
saam geklonken om, als het wezen kon,
dat volk van „och en ach" te doen verdwij
nen van den aardbodem!
Is niet onze landshistorie er getuige van
hoe de machten der hel zich eertijds hebben
ontplooid, toen de roemruchte reformatie
ook in ons land wortel schoot, opdat deze
te niet zou worden gedaan en de'pauselijke
stoel in ere zou worden hersteld. Heeft niet
onze vaderlandse bodem het martelaars-
bloed uitgedronken en zijn de beulszwaar
den niet dronken geworden van het bloed
der verslagenen?
Het gaat in de geweldige strijd steeds om
het levende kind. Reeds in het Paradijs heeft
de Heere gesproken: „Ik zal vijandschap
zetten tussen u en tussen deze vrouw, tus
sen uw zaad en tussen haar zaad, datzelve
zal u den kop vermorzelen en gij zult het
de verzenen vermorzelen." En ook in Open
baringen 12 lezen we: „En de draak stond
vóór de vrouw, die baren zoude, opdat hij
haar kind zoude verslinden, wanneer zij het
zoude gebaard hebben."
En zo zal reeds de Kerk Gods blijven
een voorwerp van ontzettende haat, van
vlijmende spot, en van bittere vijandschap.
Edoch, de Heere zelf zal overwinnaar zijn
en voor zijn kerk zal hij zorg dragen, al
gaat het ook door bloed en tranen heen.
Hoe donker, dat dan ook de tijden worden
mogen, hoe geweldig ook de oplaaiende vij
andschap van de machten der hel, er blijft
toch altijd één troost over voor de kerk
des Heeren en dat is, dat haar Hoofd is
een Koning der Koningen en een Heere der
heren, en tot haar lering staat er geschre
ven: „En de vrouw vluchtte in de woestijn,
alwaar zij een plaats had haar van God
bereid, opdat zij ze aldaar zouden voeden
duizend tweehonderd zestig dagen."
Gewis, de kerke Gods is veilig in 's Hee
ren hoede. Daarom ook:
„Hoe donker, ooit Gods 'Weg moog
wezen.
Hij ziet in gunst, op die Hem vrezen."
ROTTERDAMSCHE VEEMARKT
BEGINT LATER.
De Directeur van het Openbaar Slacht
huis en de Veemarkt maakt bekend, dat
in verband met de heerschende duisternis
in de vroege morgenuren en de daaruit
voortvloeiende moeilijkheden bij het ver
voer van vee naar de markt, de Veemarkt
te Rotterdam met ingang van 1 September
1940 op Dinsdag in stede van om 7 uur
des voormiddags eerst om 8 uur zal aan
vangen.
GEEN LOONSVERLAGING NA
29 AUGUSTUS.
's-GRAVENHAGE, 2 Sept. Naar vrij
vernemen, zullen vermoedelijk heden a.s. de
uitvoeringsbepalingen in de staatscourant
verschijnen betreiffende de verordening over
het stabiliseeren der loonen en salarissen.
Hierin zal o.m. worden bepaald, dat de
op 29 Augustus den dag van de afkondi
ging der verordening, geldende loonen niet
verlaagd mogen worden. De verordening is
niet van terugwerkende kracht, hetgeen
dus wil zeggen, dat loonen, die tusschen 9
Mei en 29 Augustus verlaagd zijn er niet
onder vallen.
In de dagen, die we thans doorleven,
heerscht er een geestelijke verwarring, zóó
groot, dat men zich met vrees in het hart
afvraagt, wat er uit deze chaos zal geboren
worden. De gebeurtenissen der laatste
maanden hebben de levensovertuiging van
velen zwaar op de proef gesteld en niet
weinigen zijn er, die van hun anker gesla
gen zijn of als een riet door den stormwind
her- en derwaarts bewogen worden. Het
wordt nu openbaar, dat in tijden van felle
bewogenheid alleen hij stand houdt, die vas
te grond onder de voeten heeft en wiens
levensbeginsel niet rust op menschelijke
philosophieën, maar op de rots der eeuwen,
Jezus Christus. De vergankelijkheid van al
het aardsche, zelfs de ijdelheid van de ko
ninkrijken dezer wereld, spreekt thans met
duidelijke taal tot een ieder onzer. Men-
schenlevens vergaan bij duizenden, steden
worden tot puin, groote rijken storten in
een. Maar temidden van deze tragische
gang der historie is er één ding, dat blijft:
het Koninkrijk Gods, dat zich verwerkelijkt
dwars door de wereldtragedie heen. Deze
wereld gaat voorbij met al hare begeerlijk
heid, maar het Woord Gods blijft tot in
eeuwigheid.
Er is daarom in de geweldige geestelijke
en staatkundige crisis, die we nu doorma
ken, één vastigheid, waaraan we ons kun
nen vastklemmen. Wat ooK veranderen mo
ge en wat ook moge vallen, het Woord
Gods is door alle eeuwen heen hetzelfde en
Zijne ordinantiën, die hij den mensch ge
steld heeft om ernaar te leven, veranderen
evenmin. Dat Woord heeft in de loop der
eeuwen een wonder werk verricht, in de
meest verschillende omstahdigheden is het
voor personen en volkeren; de gids en weg
wijzer geweest in de donkerheid en onzeker
heid der tijden. Het heeft, treurenden ge
troost, wankelmoedigen g'^sterkt, dolenden
terechtgebracht en zondaren bekeerd, maar
het heeft ook moed en kracht geschonken
in tijden van gevaar en beroering.
En nu belijden wij, dat het Calvijn is ge
weest, die door het licht des Geestes ge
leid, dat Woord op het helderst en klaarst
heeft doen schijnen. Door zijn gezege.nde ar
beid werden duizenden in West-Europa ge
trokken uit de kluisters der Roomsche Kerk
en leerden zij een ander leven kennen. Het
was het Calvinisme, dat in de 16e eeuw
wonderen heeft verricht, doordat het een
reUgieuze hervorming bracht, een nieuw
kerkelijk leven schiep en op staatkundig
gebied een geweldige stimulans vormde
voor de vrijheid der volken. Met name ons
Nederlandsche volk heeft aan dat Calvinis
me onnoemelijk veel te danken.
Het is niet onze bedoeUng, hier toe te
lichten, wat het in godsdienstig opzicht aan
ons land gegeven heeft. Dit zij den theolo
gen overgelaten. Maar wel willen wij in ver
band met de tijdsomstandigheden, waarin
we thans verkeeren, wijzen op de groote ze
gen, die het op het staatkundige terrein
des levens voor ons heeft afgeworpen. En
dan kan zonder tegenspraak te duchten
worden beweerd, dat het Calvinisme aan
Nederland zijn vrij en onafhankelijk volks
bestaan geschonken heeft, doordat het de
hoofdmacht vormde in de strijd tegen de
Spaansche tirannie. Prof. Fruin, zelf een
man van vrijzinnige opvattingen, zegt in
zijn bekend werk: Tien jaren uit den tach
tigjarigen oorlog": „Overal waar het Pro
testantisme zich door het zwaard moest
vestigen, ook in Nederland, is het het Cal
vinisme geweest, dat de strijd heeft gewon
nen." Door het Calvinisme werd de psalm
der vrijheid uit de benauwde conscientie
naar de lippen gedrongen en werden onze
burgerrechten veroverd en verzekerd. De
heldenworsteling onzer voorouders tegen
Spanje was slechts mogelijk door het mach
tig heroïsme van de Calvinistische geest.
Tegenover het Roomsch-Katholicisme en het
absolutisme bood slechts het Calvinistisch
volksdeel, dat toch maar een tiende deel
der bevolking uitmaakte, een principieel
verweer en het was daarom, dat het over
won.
De Republiek der Zeven Vereenigde Ne
derlanden was, schrijft Busken Huet, de
aanzienlijkste Calvinistische Staat gewor
den, die Europa in de 16e eeuw heeft zien
opkomen. En Bakhuizen van den Brink ver
klaart: „De geschiedenis van onze vrijwor
ding is grootendeels de geschiedenis van de
uitbreiding ^san het Calvinisme," terwijl
Groen van Prinsterer getuigt, dat hier de
Republiek geboren is uit de belijdenis der
kerk, alzoo uit de beginselen van het Cal
vinisme.
De grondslagen van onzen staat zijn dus
door het Calvinisme gelegd en dit heeft der
halve zijn stempel gedrukt op heel onze
historie en heel ons volksleven. En daar het
Calvinisme naast de Souverelniteit Gods
ook sterke nadruk legde op de vrijheden
des volks, was tevens, naar Bancroft zegt,
de Calvinist een dweepziek strijder voor de
vrijheid. De vrijheidszin en vrijheidsdrang
zat hem in het bloed. Overal, waar Calvi
nisten woonden, streden ze hun vrijheids
oorlog; ook de Noord-Amerikaansche Sta
ten hebben hun vrijheid gebouwd op de Cal
vinistische beginselen. Groen van Prinsterer
drukte dit zóó uit: ,,In het Calvinisme ligt
de oorsprong en de waarborg onzer con-
stitutioneele vrijheden." Prof. Fredericq
(aangehaald bij Dr. Eekhof, Het Gerefor
meerd Protestantisme) zei het zóó, aantoo-
nende, hoe het Calvinisme de miacht van
het absolutisme gebrolken heeft: ,,Men
heeft met recht gezegd, dat het Calvinis
me, dat een vurige, beginselvaste en on
tembare godsdienstige gezindte is, het Pro
testantisme heeft gered. Maar ik meen er
aan te mogen toevoegen, dat het ook de
publieke vrijheden heeft gered." En Dr.
Eekhof noemde terecht in zijn bovenge
noemde Inauguraalrede als het tweede ken
merk van het Gereformeerd Protestantisme
(dat is Calvinisme)een diepe onuitroeiba
re drang naar vrijheid op elk terrein van
het leven.
Dat dit Calvinisme zulk een enorme
kracht kon ontwikkelen, zat in de grond
slag van zijn levensbeschouwing. Het gaat
uit van de Souverelniteit Gods over al het
geschapene. Hij is de Schepper van het
heelal en dat is het fundament, waarop de
wereldbeschouwing van den Calvinist rust.
Het houdt in, dat God Heer is over alles en
tevens Wetgever. Daarom is er niets, dat
buiten de goddelijke ordening staat. Staat
en maatschappij, kerkelijk en huiselijk le
ven, wetenschap en kunst, niets van dat al
les mag als waardeloos worden beschouwd.
De voornaamste vraag is voor Calvijn niet,
hoe de mensch zalig wordt, maar hoe God
aan Zijn eer komt. En dit laatste moet
doorgevoerd op elk terrein. Het Calvinisme
is dus universeel. Het is een levens- en we
reldconceptie, ontleend aan de H. Schriift,
die alle terreinen van menschelijk leven om
spant vanuit hare axioma's een logisch sy
steem opbouwt, dat geldigheid opeischt ook
in het politieke leven. Het staat daarom te
genover iedereen, die de godsdienst buiten
eenig deel van het leven sluit en die zou
willen beperken tot binnenkamer en kerk.
Thorbecke wilde indertijd, dat de Calvinis
ten een „stille" partij zouden zijn, die be
vredigd is, als zij in eigen omgeving voor
hare godsdienstige behoeften voldoening
kan vinden. Maar dit is te veel gevergd.
Het Calvinisme moet zijn een partij van ac
tie en niet het minst ook de staatkunde
trekken binnen haar sfeer. Dit is prlncipi-
ëele noodzaak en historische plicht.
Het Calvinisme is dus geen antiquiteit,
die in de huidige tijdsomstandigheden geen
beteekenis meer heeft. Het verduurt de
eeuwen; evenals de Schrift, waarop het is
gebouwd, heeft het ook nu iets tot ons te
zeggen. Het spreekt van de strijd onzer va
deren, die liun kracht putten uit hun ge
loof, en streden voor de eer van God en de
godsdienstige en burgerlijke vrijheid. Het
eischt ook het terrein van de staat op voor
de ordinantiën Gods en laat zich niet op
non-activiteit zetten. Het had een groot-
sche taak in de 16e eeuw bij de geboorte
van ons volksbestaan, het heeft die ook nu.
WSj moeten de staatkundige beginselen er
van ons goed realiseeren, want zij zijn juist
geëigend om in de huidige verwarring de
richtlijnen aan te geven. Het Calvinisme
stelt de Souverelniteit Gods tegenover die
van den almachtigen Staat en de burgerlij
ke vrijheden tegenover de staatsdwang der
nieuwe ideologie. Indien in ons volk de wa
re Calvinistische geest levendig wordt, zal
er goede toekomstverwachting kunnen zijn,
want dan gaat ons volk de toekomst in
met God.
MAXIMUMPRIJS VOOR EIEREN.
's-GRAVENHAGE, 31 Aug. De secre
taris generaal wnd. hoofd van het departe
ment van Landbouw en Visscherij maakt
het volgende bekend:
In den laatsten tijd zijn de winkelprijzen-
voor eieren aanzienlijk opgeloopen. Wel
treedt als in het najaar en ook reeds in de
zen tijd des jaars een prijsverhooging op,
maar de stijging was thans wel zeer sterk.
Daarom zijn thans maximum-winkelprijzen
voor eieren vastgesteld.
Voor groote versche eieren bedraiagt deze
maximumprüs 7'/j--cent per stuk en voor
kleine versche eieren bedraagt deze maxi
mumprijs 6|^ cent per stuk, terwijl de ma
ximumprijs voor kalkeieren op 5 cent is ge
steld. Het is dus vierboden eieren boven de-
'Zien prijs aan verbriuikers te iverkoopen of
ten veilkoop aan te bieden.
De prijs voor den pluimveehouder ligt
onder dezen, winkelprijs, aangezien daarvan
bij verkoop aan den handel de op 9 Mei j.l.
geldende prijsmarges van groot- en klein
handel moeten worden afgetrokken.
Door dezen maatregel is thans aan de stij
ging van den zomerprijs voor eieren een
einde gekomen.
BOEKHOUDING
ADMINISTRATIëN
ACCOUNTANCY
Commercieele en Administratieve
Bedrijfsleiding.
Laat deze uitsluitend DESKUNDIG
behandelen.
(Ook schriftelijk worden alle op
drachten in behandeling genomen
zoodat afstand geen bezwaar behoeft
te zijn.)
voor
Handel, Bedrijf en Particulier
OUDDORP
GEEN AARDAPPELDISTRIBUTIE IN
UITZICHT.
R«gellng igetroiffen voor de groote steden.
's-GRAVENHAGE, 31 Aug. (A.N.P.)
Daar in sommige streken van ons land ge
ruchten de ronde doen over een eventueele
distributie van en een mogelijk tekort aan
aardappelen, wordt het van de zijde van
het departement van Landbouw en Vissche
rij op prijs gesteld ter geruststelling eeiïi-
ge mededeelingen te doen over de aardap
pelpositie en een overzicht te geven van de
maatregelen, welke de overheid noodig acht
om de aardappelvoorziening veilig te stel
len.
De normale aardappelopbrengst in Neder
land is veel grooter dan de consumptie, in
normale jaren bedroeg de uitvoer eenige
honderdduizenden tons, terwijl voor veevoe
der eveneens een niet minder groote hoe
veelheid werd bestemd.
Zeer zeiker zal dit jaar /met een toene
mend v erbruik ivaji aardappe
len moeten worden rekening gehouden.
Neemt imen daarbdj in acht, dat de export
grootendeels of geheel wegvialt, en dat door
de overheid een veevoederverbod van alle
aardappelen, welke ivoor menschelijke con
sumptie geschikt zijn, wordt uitgevaardigd;
dus dat aUe voor menschelijke consumptie
geschikte aardappelen ook werkelijk hier
voor worden bestemd, dan is het duidelijk,
dat een aardappeltekort niet te vreezen is.
Het moet dan ook ten sterkste worden
ontraden reeds in de maanden Augustus en
September wintervoorraad op te doen. Im
mers, de aardappelen, welke dan aan de
markt^ komen, zijn op de eerste plaats de
middelvroege aardappelen en de nog niet
voldoende uitg-erijpte late aardappelen. Bei
de groepen zijn niet geschikt voor opslag
voor eenigszins langen duur en nu reeds op
slaan zou tot gevolg hebben: verloren gaan
van waardevol voedsel, wat thans zeer ze
ker vermeden moet worden.
Normale winterprovisie.
In de maanden October en November,
wanneer de houdbare aardappelsoorten be
schikbaar zijn, zal het publiek, dat zulks
gewoon was, in de gelegenheid worden ge
steld de normale winterprovisie op te doen.
Hierbij moet echter een ernstige waar
schuwing gericht worden tot het pubUek in
de groote steden, waar geen of onvoldoen
de bergruimte aanwezig is. Het moet ten
sterkste ontraden worden, aard
appelen op te slaan in daarvoor geïmpro
viseerde, voor dit doel absoluut ongeschikte
plaatsen.
Het opslaan van winterprovisie is trou
wens voor de groote steden niet noodig,
daar behalve dat alle aardappelen, welke
voor consumptie geschikt zijn, door de over
heid worden vastgelegd er voor gezorgd
wordt, dat in de groote steden steeds vol
doende aardappelen aanwezig zijn. Er is
een regeling getroffen, dat voor het geval
van optreden van vorst, de steden vóór dien
tijd beschikken over een aardappelenvoor
raad ter plaatse, toereikend voor minstens
twee maanden, terwijl deze voorraad steeds
wordt aangevuld.
Verder wordt door de overheid voor deze
groote steden een voorraad gereserveerd
voor de voorjaarsmaanden
Ten slotte wordt er met den meesten na
druk op gewezen, dat het geenszins in de
bedoeling ligt noch poodig is tot een aard
appeldistributie over te gaan.
Door een volledig organiseeren van den
aardappelhandel van groot tot kleüi kan de
overheid bovendien er voor zorgen, dat de
prijs voor den consument tot het redelijke
beperkt blijft, zoodat ook in dit opzicht
geen reden voor ongerustheid aanwezig is.