ChDWEEKEMADÖpGED.GR0n[)lSIA6vöSRDlZUD-H0ainZCEU^^ J N.Y. UiïGEVERSlHAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEDWS" Verbod om te biddeo Uit het Kijkvenster. STICHTELIJKE OVERDENKING f Belastingzaken f Officieele berichten. 13e Jaargang ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1940 No. 1170 ■|.Pijn - Pijn - Pijn WAARIN SEDERT 1 N O V EM B ER 19 35 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE E IL AND EN" - 1 8E J A A R G A N G UITGAVE VAN De profeet Jeremia krijgt te dra gen onder de maatschappelijke en geestelijke ellenden van Zijn volk. Hij zoekt zijn volk te verontschuldi gen, door den Heere voor te stellen, dat himne profeten valschelijk profe- teeren, dat zij geen zwaard, noch hon ger zullen zien, maar dat zij in een gewissen vrede zullen deelen. Tot tweemaal toe bidt Jeremia om de ver lossing van zijn volk met belijdenis, van schuld en zonden. En hij bepleit bij den Heere, of Hij Juda gansch verworpen heeft en Zijne ziel e^n wal ging aan Sion heeft. Met erkentenis van hunne goddeloosheid en der va deren ongerechtigheid, smeekt Hij, dat de Heere hen toch niet mocht ver achten; dat Hij Zijn troon niet zou ternederwerpen en Zijn verbond niet zou vernietigen met hen. Doch wat was het antwoord, dat de Heere op die herhaalde voorbede van Jeremia voor Zijn volk gaf? De Heere ver bood hem voor het volk te bidden en gebood hem de oordeelen en straffen Gods aan te zeggen. Wij vinden in onze tekstwoorden: een verbod om te bidden; een versterking van het verbod; de oorzaak van het verbod; het gebod om de oordeelen aan te zeggen. Een verbod om te bidden. De Heere zelf verbiedt het. Hoe kan dat zijn, daar de Heere toch het bid den gebiedt? Kunnen wij bidden tot God? Neen. Door onzen diepen val in Adam bidden wij tot onze afgoden. Wij bidden om eten en drinken en kleeding; om de wereld en hare schatten en genietingen; den duivel om hem te dienen; om het genot en de slavernij der zonden. De begeerten van ons vleesch schijnen ons tot God te drijven om vervulling in onze be hoeften, doch ze voeren ons inder daad van God af. Geen een mensch kent God. Nie mand zoekt God. Niemand heeft be hoefte aan God. Om te bidden zal hij bekeerd moeten worden. En dan ver staat hij het, dat hij nog nooit gebe den heeft. Van Paulus staat als bewijs van zijn bekeering geschreven: „Ziet hij bidt." Heeft Paulus dan vóór zijn bekeering nooit gebeden? O zooveel! Zijne gebeden waren de grond van zijn zahgheid. Maar thans kon Paulus niet meer bidden. Het gebed des god- deloozen is een gruwel voor God. Een versterking van het verbod. „Al stond Mozes en Samu el voor Mijn aangezicht." Mozes had in de bres gestaan voor het volk Is raels, toen het overtreden had met het gouden kalf; en hij verkreeg het van den Heere dat Hij het volk niet uitdelgde. Samuel bad tot den Heere, toen de Filistijnen tegen Israël krijg- den. En de Heere antwoordde Samu el met onweder, waardoor zij ver schrikt en verslagen werden. Maar thans,,nu Israël de maat der zonden volmaakte, zouden de godzalige man nen niet hebben kimnen bidden voor dat booze volk. Wat was dan hun zon de? Dat zij God en Mammon dienden. Daar is maar één middel voor: hart grondige bekeering. Doch die werd gemist. Er waren geen vruchten der bekeering waardig. De bijl lag aan den wortel der boomen. De Heere stond gereed den boom te vellen. Het is een wonder dat er het meest gebe den wordt in een zondigen tijd. Het doet denken aan den rozenkrans, het gebedswiel en de gebedsriemen. Doch als de Geest gemist wordt, hoe zal men dan bidden? Daarom zal men moeten wederkeeren tot de Wet, an ders is er geen gebed. Het ware ge bed gaat tegen ons zelf in. Onze tekst spreekt van een vastbesloten oordeel, dat niet af te bidden is, hoe godvree zend en godzalig wij ook mogen zijn. Een gebed tegen Gods raad en wil is van ons en niet van den Heere. Het is een dood, geestelijk gebed, een gru wel in de ooren des Heeren, Het wa re gebed komt voort uit Gods wil. Het komt van God en keert tot God en komt uit, al krijgen wij niet wat wij willen. De Heere neemt dikwijls den druk niet wfeg, maar geeft gena de om den druk te kunnen dragen. Deoorzaakvanhetverbod. „Zoo zou toch Mijne ziel tot dit volk niet wezen." Met eerbied gesproken, de Heere is koud voor een verblind en verhard volk. Gewoonlijk keert zulk een volk zich geheel tot de afgoden. Zouden hier de gebeden baten?-De Heere wil gehoorzaamheid en geen of feranden. Hoe zulk een volk zich zou pijnigen, gelijk de profeten van Baal. die zichzelven sneden met messen en priemen, het zou hun oordeel verzwa ren. Wij kunnen God niet verzoenen met onze goede werken en gebeden; met een vleiende tong en lief koozende woorden als waren wij barmhartiger dan God. De zonden moeten wij haten en laten. Dat is een vrucht van het eenig offer van Christus, voor hen, die oprecht in Hem gelooven. Die in de zonde leven, zullen in de zonden sterven. En dat God haat en straft, dat Zijn ziel tot zulk een volk niet is, maar dat Hij een walging aan hen heeft hoe kan het anders? God is toch heilig. Alleen de straffen zijn te wachten. Hetgebodomdeoo'r deelen aantezeggen. „Drijf ze weg van Mijn aangezicht en laat ze uitgaan." Vreeselijke boodschap! Aan wien? Aan die zich niet oprecht bekeeren van hunne booze wegen. De profeet inoeht niet voor hen bidden, want dan gaf hij hun nog iets om op te steunen en te hopen. Hij moest de oordeelen aanzeggen en dat die komen zouden, vastbesloten oordeelen. Hij moest zeggen: Het is te laat. God heeft lang gewacht, geroepen, gedreigd, maar gij hebt geweigerd u te bekeeren. Nu is de deur gesloten. Gij staat buiten, klopt en roept: „Heere! Heere! doe ons open." Doch de deur wordt niet geopend. Maar de Heere antwoordt en zegt: „Ik ken u niet vanwaar gij zijt." Dan wilt gij u bekend maken aan den Heere, dat gij in Zijne tegen woordigheid gegeten en gedronken hebt en dat de Heere in uwe straten geleerd heeft, doch de Heere zal het herhalen en zeggen: „Ik ken u niet vanwaar gij zijt." Wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid! Dan zullen de aangezichten vergrim- men; dan zal de valsche grond van rust ontzinken; dan zullen wij staan bij een onbetaalde schuld en geen Borg; dan zal het zijn: had ik! Dan zal komen, wat wij lang gevreesd hebben. De Heere zou Israël door Ne- bukadnezar, het instrument van Zijn toorn uit Zijn huis, stad en land ver drijven en hen laten uitgaan: „Wie ten dood ten dode, wie ten zwaard ten zwaarde, wie ten honger ten honger en wie ter gevangenis ter gevange nis." En ach, mocht het dan nog zijn, dat wij als een Manasse in de gevan genis bekeerd mochten worden, dat in den honger een honger mocht gekend worden, die alleen verzadigd wordt; dat er een Jacobus mocht ge boren worden, wiens ziel niet gedood werd, al stierf zijn hchaam door het zwaard; dat er nog stierven, die de zaligheid verwierven, al waren zij door den aardschen rechter ter dood veroordeeld. Zoo zouden uit de oor deelen nog eeuwige voordeelen voort komen. Want het zal er maar op aan komen, dat wij onze ziel mogen be vrijden. Nochtans, onderzoekt het wel, of er een deugdelijke grond is om dat te hopen; want dat is alleen Christus, Amen. M. N. C. B. Het historische stadhuis van Hoorn wordt gerestaureerd. De Noordzijde van het stadhuis het gedeelte in de Niëuwsteeg. de „Kalverstraat van Hoorn" verkeert in zoo'n slechten toestand, dat restauratie hoogst noodzakelijk werd. Reeds waren brokken steen in de drukke straat terecht gekomen. (Foto Polygoon), VAN SEVENTER'S POSTZEGELHANDEL W. A. DB BAKKER voor Handel, Bedrijf en Particulier niEuws Abonnementsprtls 90 cent per 3 maandenbg vooruitbetaling. Veischj^t iedeien Woensdag en Zat^tdag 2 maal per week. Afzonderll^e Biummeia 5 cent Buitenland 8 gulden per jaai Gevestigd te Middelliaiais Prins Hendrikstr. 122 G i Giro 167930 i Foaitbo^ 8 n TcL 17. KpantoOT voor Zeeland: St. Maartenadyb Marbt, Telef. 69. Adverttntiei^tgi 20 cent pee regeL Reclames 40 et.; Diensfül Mnviagen en aanbiedingen van 1—6 engels 80 et.; Boek^um'l kondiging 10 cent p& regel Contracten belangi^ lager. Maar de Heere zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuel voor Mijn aangezicht, zoo zoude toch Mijne ziel tot dit volk niet wezen; drijf ze weg van Mijn aangezicht, en laat ze uitgaan. (Jeremia 15 1.) Suggestie voor een komende, be tere tijd In het Amthuis is het 200 slecht niet De luodderaar in de kerikgracht. Op mijn schrijfbureau ligt een krantje, dat mij lederen Vrijdag trouw wordt toe gezonden. Het is het „Algemeen Weekblad voor den Middenstand," het officieel orgaan van den Koninklijken Nederl. Middenstands bond. De dageraad van een nieuwe gemeen schap is dit blad reeds opgegaan en de re dactie leeft in een hoerah-stemming voor den komenden, nieuwen tijd. Hoor maar, wat ze onze winkelende collega's in dave- renden stijl voorzet: „Ziet, middenstanders, dit puur egoïsti sche tijdperk Is voor goed afgesloten. Nu gaat het niet meer om een, twee of drie menschen, neen, nu gaat het om de gemeenschap, om alle menschen van goe den wil, om allen te helpen voor allen te werken, om zaken te doen uit edeler motieven dan alleen geld. Nu komt het zoo vaak geheel ten eigen gewin verkon digde dienen" naar-voren, maar dan die nen in de gemeenschap. Een met al, zal de mensch afstand moe ten doen van alle egoïsme en toe moe ten treden tot die groote groep van die naren der menschheid in den waren zin. En pas dan krijgt het leven dat mooie perspectief. Pas dan is het de moeite waard te leven. Zoo ,gezien daagt het be tere in volle zonnestralen op, zoo gezien is het leven de moeite waard en verdwij nen alle angsten. En dan mogen wij ons per saldo ge lukkig prijzen nu te leven In dezen tijd. Nu mee te werken a.'in dat bete^rè, waar in en waaraan een ieder gelooft, doch nog niet is een ieder bereid de noodige of fers te brengen. En toch, hiermede zal begonnen moeten worden. Veel zal er in de toekomst ajiders gaan doch één ding wordt vast en zeker beter, n.l. de wil om van mensch tot mensch in waarheid en eenvoud te leven, om geheel in dienst te worden gesteld van die alge- heele wereldvernieüwing." Wel, mijn lezer, hebt U ook al van dien nieuwen geest gedronken? U kunt nu toe- tasten! Uw Waarnemer is misschien een vervelende slappeling, maar van dit soort optimisme moet hij niets hebben. Het irri teert hem. Die mooie perspectieven ziet hij niet. Als men die redactie eens precies in het hart kon zien, hem dunkt, dat ze het zelf niet gelooven. Het is een kunstmatige hoerah-stemming wekken. Instede dat het „daghet in het Oosten" en „het betere in volle zonnestralen" ons toelonkt, leven we in volslagen mist. Wij tasten naar de wand gelijk de blinden, gelijk de blinden op den middag, alzoo tasten wij. Door hun uitdrijvende- en pijnstillen de werking helpt hierbij altijd veilig en vlug als geen ander een poeder of ca chet van Mijnhardt. Mijnhardt's Poeders per stuk S et. Doos 45 et. Cachets, genaamd „Mijnhardtjes" Doos 10 en 50 et. Men mag nu suggereeren, dat het „zoo de moeite waard" zal worden, maar dat zou in tegengestelden zin waar kunnen zijn. Men hoort meer steggen, „er is niks-meer- an." Die suggestie mag voor een oogenblik opkikkeren, de werkelijkheid doet toch weer neerploffen. De weelde-tijd raakt voor bij, hoe gaarne we die ook met hand en tand willen vasthouden. Wij hebben lekker lijk geleefd op de aarde. God komt ons nu om onze eigen zonde te slaan. Merken we er iets van? Misschien komen we na al de genoten weldaden in het armhuis terecht. Nu is het,in het armhuis zoo slecht niet, merkten we in het gebed van een ouderling in een der Zeeuwsche gemeenten op. Uw volk, o Heere, zoo bad hij, vindt het wel erg, dat ze altijd zoo in het armhuls moe ten zitten, maar houdt ons er asjeblieft maar in. Dan hebben ze wat te klagen en te vragen. En een bedelaar krijgt nog eens wat. Dan zeggen ze niet, er ,is niks meer-an" als ze op die plaats zijn is alles goed. In tegenslag. Ellende, armoede, zijn ze rijk in God. Vervul Ik niet de hemel en de aarde, spreekt de Heere? Zal Hij hun in Christus dan niet alle dingen schenken? De wereld wil bedrogen zijn, zegt zeker spreekwoord. Wij laten ons zoo gaarne wat aanleunen, terwijl wij meest de werkelijk heid voorbijzien. Wij stellen immers den boozen dag verre, totdat op eens onze ar moede ons overkomt als een wandelaar en ons gebrek als een gewapend man. De zonde zit overal tusschen en dS.é,rom blijkt telkens weer, dat er niets aan" is. En van nature zijn we de zonde zoo ge woon, dat we er geen erg meer in hebben dat het zonde is. Wat tenslotte tot de verharding leidt en wee, als wij daaraan worden overgegeven. Mijn vriend de ouderling, hierboven aan gehaald, bekleedde eertijds de minzame be trekking van gemeentewerkman. Zijn taak bestond ook daarin, dat hij van tijd tot tijd de modder uit de kerkgracht moest schep pen. Dit verspreidde vanzelfsprekend een zeer onaangename geur. Een heer, die voor bij wandelde, zei; man, hoe hou je het uit! Och, was het antwoord, ik ben het al zioo gewoon, ik ruik het niet meer. Maar ik heb door genade mijzelf al eens geroken en dat is een veel ergere stank. En hoe meer ik dat ruik, hoe beter ik er aan toe ben. Ik weet niet, of die meneer het verstond. Die modderaar in de Kerkgracht was ech ter een zeer gelukkig man. De oude Da theen verstond het ook wel, want hij dichtte in een zijner Psalmen; Wat de mensche zij, dat bekent de Heere, Hij weet ook wel, dat wij vol van oneere, Niets anders zijn, dan stof en stank (onrein! Wie daaraan ontdekt is, heeft van de schoonschijnende wereld niet veel ver wachting. En laat zich niet zonder meer suggereeren. WAARNEMER. v.h. Keizerstraat 1, Visschersdijk, IS THANS GEVESTIGD: Nieuwe Binnenweg 137 - Rotterdam In- en Verkoop. BOEKHOUDINa ADMINISTBATIëN ACCOUNTANCY Commercieele en Administratieve Bedrijfsleiding. Laat deze uitsluitend DESKUNDIG behandelen. (Ook schriftelijk worden alle op drachten in behandeling genomen zioodat afstand geen bezwaar behoeft te zijn.) OUDDOBP TURF. In aansluiting op de intrekking van de dispensatie van het verbod tot het ver- kodpen, afleveren en vervoeren van turf d.d. 29 Juli j.l. maakt de Secretaris-Gene raal, waarnemend Hoofd van het Departe ment van Handel, Nijverheid en Scheep vaart bekend, dat tot wederopzegging een regeling is vastgesteld, welke de voorwaar den omvat, Waarop het aan verveners en handelaren in vaste brandstoffen, welke van den verkoop van tunf hun normaal be drijf maken, weder is toegestaan alle soor ten turf te verkoopen, af te leveren, te ver voeren of te doen vervoeren. Deze regeling is neergelegd in een circu laire, welke ten kantore van de plaatselijke distributiediensten kan worden afgehaald. VOORRADEN EIEREN EN EIPRODUCTEN. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorzie ning in Oorlogstijd maakt het volgende be kend: Ten einde op elk oogenblik een overzicht te hebben van de opgeslagen koelhuis- en kalkeieren en van de eiproducten, is be paald, dat ieder zijn voorraden moet opge ven aan de Nederlandsche Centrale voor Eieren en Pluimvee te Beekbergen. Deze opgave moet geschieden uiterlijk 24 Augus tus, naar den toestand van 21 Augustus. Deze opgave behoeft alleen verstrekt te worden door diegenen, die de koelhuis- en kalkeieren en de eiproducten in voorraad hebben voor verkoop of om dezfe te gebrui ken in het eigen bedrijf. Hieronder vallen niet de eieren, die particulieren voor eigen consumptie hebben Ingeslagen. Het afleveren van koelhuis- en kalkei eren en eiproducten, als ook het aanwen den daarvan in het eigen bedrijf mag al leen geschieden na verkregen machtiging van de Nederlandsche Centrale voor eieren en Pluimvee te Beekbergen. Van den opslag van koelhuis- en kalkei eren en van het bereiden van eiproducten na heden, moet terstond worden kennis gegeven aan de genoemde Centrale met ver melding van de hoeveelheden. Bij alle op gaven moeten kippen- en eendeneieren en de uit deze bereide producten afzonderlijk worden opgegeven.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1