CmWEEKBLADÖpGED.GQ0riD5IAGvöönDlZUID-H0airiZEEUW3^^ EHAHDEn
N.fDITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEDWS"
Van Gilgal tot Bochim.
Uit het Kijkvenster.
iserjiML
Het JOWELIERSBEDRIJF van J. BAKSTEEN Zo. tZl^ZTtlZ
STICHTELIJKE
OVERDENKING
BINNENLAND
13e Jaargang
ZATERDAG 27 JULI 1940
No. 1162
Nieuwe Binnenweg 74
Persijnstraat 14 - Rotterdam
WAARIN SEDERT 1 NO V EM B ER 1935 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" - 18E JAARGANG
UITGAVE VAN
1.
Deze onze tekst valt uiteen in 2 ge
deelten, en wel naar de 2 plaatsna
men, die we daarin vermeld vinden.
Gilgal en Bochim.
Gilgal was een zeer belangrijke en
beteekenisvoUe plaats voor het volk
van Israël. Na hun 40-jarige omzwer
ving door de woestijn, kwamen de
kinderen Israels tenslotte voor de
grenzen van het beloofde land. Doch
ziet, de rivier de Jordaan vormde de
grensscheiding en maakte het voor
het volk onmogelijk het land binnen
te trekken. En we kennen allen de
verdere geschiedenis wel, door een
machtig wonder deed de Heere Zijn
volk, droogvoets het beloofde land
binnen treden. Aan dit wonder Gods
ontleende nu Gilgal z'n naam.
Maar welk een rijke geestelijke
diepte ligt er ook in deze geschiede
nis verborgen. Die rivier de Jordaan
wordt toch menigmaal gebezigd als
een beeld van den dood. Ook voor het
geestelijk Israël is er zulk een vree-
selijke rivier de Jordaan, die voor hen
een onoverkomelijke scheiding vormt
van het land der ruste, overvloeien
de van melk en honing. Het is de
stroom van den dood, van Gods eeu
wige vloek en toorn tegen de zonden.
Deze stroom stuwt haar wateren
voort en loopt uit in de Doode Zee,
een beeld van de eeuwige rampzalig
heid. Allen die zich in die stroom
Wagen, in zijn wateren terecht ko
men, worden door zijn golven meege
voerd naar die plaats van dood en
afgrijzen.
Aan alle zijden omringt hen nu de
dood, vóór, achter en aan de beide
zijden. Hier moet een wonder ge
schieden of anders is het voor eeuwig
omkomen. Op Gods beveV moesten nu
de priesters met de ark vooruit gaan.
Zoodra zij aan het water kwamen,
ontstond er een pad. Zij moesten nu
dat pad betreden, doch midden in de
rivier stil staan en dan het volk daar
langs laten trekken. Waren ze allen
voorbij getrokken, dan moesten de
priesters met de ark daar achter aan
sluiten en de andere oever der rivier
betreden.
Welk een treffend schoon beeld is
hierin gelegen van Christus in Zijn
priesterlijke bediening. O, toen Hij
daar, voor Zijn volk uitgaande, nader
de met Zijn eigen dierbaar bloed,
toen stond de stroom van Gods eeu
wige vloek en toom stil en ontstond
er een droog pad, dwars door dien
stroom henen. Dat is Gilgal; daar
doet de Heere Zijn volk onder de roe
de doorgaan, terwijl de groote Borg
en Zaligmaker in hun plaats onder
die roede blijft stil staan; Zijn rug
kromt onder die roede om de slagen
die zij verdiend hadden, voor hen op
te vangen. Zij trekken door, maar Hij
bleef staan om onder die roede in
hun plaats te lijden en te sterven.
Christus is dus niet maar alleen een
voorbeeld voor Zijn Kerk. Hij ging
niet als eerste onder de roede door;
neen Hij alleen bleef onder de roede
staan, terwijl de Zijnen er alleen maar
onderdoor gaan.
Hiermede is Gilgar echter nog niet
tenvoUe verklaard; ook geestelijk
niet. Deze plaats ontleende z'n be
kendheid onder Israël ook nog aan
een 2de iets dat aldaar bij diezelfde
gelegenheid van de doortocht door
de Jordaan, geschied is. De Heere
heeft bij Gilgal Zijn volk niet alleen
onder de roede doen doorgaan, maar
Hij heeft hen daar vervolgens ook
gebracht onder de band des ver-
bonds. Deze 2 zaken mogen we nooit
Van elkander scheiden, en ook niet
uit het oog verliezen dat ze beiden
ook altoos bij elkaar behooren. Het
doorgaan onder de roede, en het ge
bracht worden onder de band des
verbonds vormen tezamen Gilgal. We
zien dat ook bij het volk van Israël.
Toen het de Jordaan doorgegaan
was, heeft de Heere aldaar ook we
der het verbond met Zijn volk ver
nieuwd en bekrachtigd. In Jozua 5 le
zen we, dat Jozua bevel kreeg om de
kinderen Israels, die te Gilgal gele
gerd waren, wederom te besnijden;
en tevens moest Israël ook daar we
derom het Pascha vieren. Dat was al
dien tijd in de Woestijn niet geschied
nu ze echter in Kanaan ingekomen
zijn, nu wordt die verbondsbetrek
king ook weder bevestigd; ja het volk
wordt weer gebracht onder de band
des verbonds. En pas wanneer dat
geschied is, kunnen we spreken van
een Gilgal, omdat ook Gods Woord
er dan pas van spreekt. Eerst als de
besnijdenis is geschied, en het volk
dus gebracht is onder de band des
verbonds. dan eerst spreekt de Heere
tot Jozua: Heden heb Ik den smaad
van.Egypte van ulieden afgewenteld;
daarom noemde men den naam dier
plaats Gilgal, tot op dezen dag (Jo
zua 5:9).
Het woord „Gilgal" beteekeht af
wenteling. Daar heeft de Heere de
smaad van Egypte van Zi|n volk af
gewend. De heerschende macht der
Egyptische tirannie was al eerder
van hen weggenomen,-naml. toen Is
raël door de Roode Zee getrokken
was.
Maar de smaad en de hoon van
Egypte lag toen nog op hen. Deze
hoontaal weerklonk nog over dat
volk: Ze zijn nu uitgeleid uit Egypte,
hun aandeel in ,de liefde Gods. Uit
de woorden die de Engel daar te Bo
chim spreekt, bljjjkt dat Hij bezig is
om hen die dingen te openbaren, die
hen van God geschonken zijn.
Dit zijn naml. zaken die we onder
scheiden moeten, te weten het omhel
zen- des geloofs, en het weten wat
men door het geloof heeft mogen om
helzen.
Zoo onderscheid b.v. ook de apos
tel Johannes het kennen van Chris
tus, en de wetenschap der ziel dat
zij Christus kent.
Hij zegt: Hieraan kennen wij, dat
wij Hem gekend hebben enz. (1 Joh.
2 3). Ook Paulus zegt: Ik weet
Wien ik geloofd heb.
P. Ds. V. d. H.
Wij noodigen U uit tot een bezoek
Nieuwe Binnenweg 74
doch tot hun eigen verderf; ze zijn
in de woestijn gebracht om daar een
ellendigen hongerdood te vinden of
door vijandige volkstammen te wor
den uitgeroeid.
Deze smaad wordt hier nu van hen
afgewenteld, want hier bij Gilgal
wordt het verbond vernieuwd; hier
ook mogen ze als erfgenamen binnen
gaan in het land, dat de Heere ge
zworen had hun te zullen geven.
Gilgal, afwenteling van de smaad
van Egypte! Door Jozua zijn ze nu
binnengeleid in het land der ruste.
Niemand en niets, zelfs ook niet de
vreeselijke Jordaan kon hen er buiten
houden. Ze zijn nu in het land der
ruste. Doch deze uitdrukking wordt
nog wel eens verkeerd verstaan.
In dat land mogen ze dus de rust
vinden en genieten. Inderdaad, doch
alleen een rust van de smaad van
Egypte. Gilgal is afwenteling van de
smaad van Egypte, meer niet. Daar
mogen ze dus in volkomene vrijheid
van rusten. «Een in allen de^le volko
men rust was dat echter niet.
Van Egypte en haar smaad waren
ze nu wel verlost, doch in dat land
der ruste begon nu pas de strijd tegen
de inwoners des lands.
En ill het geestelijke is het al niet
anders. Op Gilgal volgt een Bochim.
Onze tekst zegt: En een Engel des
Heeren kwam opwaarts van Gilgal
tot Bochim. Deze Engel is de Engel
des Verbonds, het is Christus zelf, de
Vorst van het heir des Heeren. Dui
delijk blijkt dat al reeds uit hetgeen
Hij daar te Bochim spreekt. Hij zegt
Ik heb U uit Egypteland opgevoerd,
Ik heb U gebracht in het land dat Ik
Uwen vaderen gezworen heb, zeggen
de: Ik zal Mïjn verbond met ulieden
niet verbreken in eeuwigheid (vers 1)
De beteekenis nu van Bochim, en
de komst van den Engel des verbonds
aldaar, is deze: Christus komt daar
als Verklaarder van Gilgal. Hij komt
hen daar mededeelen wat ze te Gil
gal mochten leeren en ervaren; Hij
komt daar a.h.w. om het zegel er op
te zetten, om hen te verzekeren van
Overspannen zenuwen
niEuws
Gevestigd te Middelliacnb Ftim Hendiikstr. 122 G Giro 167930 i losübox 8 Td. 17,
Abonnementsprtls 00 cent per 3 maandenbij vooruitbetaling.
Verschifnt lederen Woensdag en SUtgrdag 2 maal per week.
Afzooderliike Bummeit 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar
B^jbantoor voor Zeelajid: St. Maartenad^k Markt, Telet. 69.
Advertenticpilts 20 cenit per regeL Reclames 40 ot.; Dienst
aanvragen en aanbiedingen van 1—6 r^eb 80 et.; Boekmaan'
bondlgii^ 10 cent pet legil Contracten belangigk lager.
Eji een Engel des Heeren kwam op
waarts van Gilgal tot Bochim.
(Richt. 2 la.)
(Wordt vervolgd)
In de worsteling der levensbeschou
wingen. Schaduwkanten des de
mocratie. „Mijnheer de dokter."
Zoo is er dan nog gaande de groote
worsteling van aanhangers der democrati
sche beginselen met de voorstanders van
den totalitairen staat. Immers in den
grond der zaak geldt het hier een strijd
van levensbeschouwingen. Mede komt die
strijd op uit de begeerte om wat stofifelijk
is. De nood, in breede lagen des volks in
vele Europeesche landen reeds zoolang
doorstaan, deed roepen om een andere be
tere samenwerking, üm éen regeering, die
zorgen mocht voor brood voor allen. Dat
hebben de regeeringen, die steunden op den
Volkswil zooals in Frankrijk, en bij een
Hel heeft wel eenigen tijd geduurd, alvorens wij
in'staat waren het bovenstaande te kunnen annon
ceeren. Maar wij hebben gemeend, goed voor den
dag te moeten komen. Onze meuwe zaak aan den
is in dat opzicht een copie van ons vroegere
magazijn aan de Kipstraat. Ook hier geldt weer
het oude devies: Merkes meer keus. Onze collectie
in gladde ringen, zilveren en gouden voorwerpen,
tafelzilver, horloges, klokken, etc. etc. benadert weer
de vroegere.
vlh. Kipstraat
Rotterdam- Telefoon tijdelijk'gestoord
r
waarborg voor goede regeering en dan valt
er door het volk niets te kiezen. Ik zeg,
niet, dat deze redeneering juist is, maar
er zit een goede kern in.
Wijlen Prof. Fabius wees daar ook op
in Zijn Studiën en Schetsen (hadden die
maar meer ingang bij ons volk gevonden,
dan waren wij voor valsche democratie be-
N.B. De Persijnstraat is bij de Heemraadsingel
en Beukelsdijk.
lewfclWBgt i»iK»-..|MBB|iVi)(|||ffiil
sterk getemperde monarchie zooals in Ne
derland, niet kunnen geven. Nu is, tenzij
er een volslagen wonder gebeurt, ook
over Nederland voor lange jaren beslist:
het oude zal niet meer terugkeeren.
Nederland had vrijheid verworven, een
vrijheid die tot losbandigheid dreigde over
te slaan. Het volk regeerde practisch. Naar
den uitslag der verkiezingen stelde men
de Regeering saam. En dat was zoozeer
een publieke zaak, dat er veel van de hoog
heid, die toch dezen dienaars der Kroon
moet omringen, verloren ging. Wie Minis
ter werd, was meestal luttele weken, te
voren door de kiezers tot Kamerlid verko
zen, zoodat hij bij het volk, dat hem in
vergaderingen had hooren spreken, be
kend was. Dat is natuurlijk geen ongeluk,
maar al te groote gemeenzaamheid met
hen, die ons moeten regeeren, is toch niet
juist. Ook zag men de heeren vandaag in
den gemeenteraad, op een ander tijdstip
weer lid van Gedeputeerde Staten, later
Minister en daarna soms weer de omge
keerde volgorde. Bij dit al zou onze zelf
beschikking, de medewerking des volks aan
de regeering nog heerlijke vrucht hebben
kunnen dragen, indien wij een volk waren,
dat in de wegen des Heeren wandelde.
Maar waar de meerderheid beslist, ligt het
voor de hand dat een vrijzinnig ongods
dienstig volk ook een vrijzinnig Minister
oplevert. Is het volk bij wijze van voor
beeld revolutionnair geworden, welnu, dan
verschijnt er een revolutionnair Ministerie.
Is Nederland verroomscht, dan wordt het
onder Roomsch bewind gesteld. T>éX was
de Kroon verplicht, zoo leerde men.
Niet allen waren het met deze staats
rechtelijke methode eens. Terecht mocht
iemand vragen, waar op deze wijze de
macht des Konings uit bleek. Welnu, op
het voetspoor der revolutie is die macht
van den Souyerein steeds meer ingeperkt,
en zoo klein geworden, dat men er scha-
menshalve maar liever niet over sprak. Ik
kan voor dat alles geen bewondering heb
ben.
Zoo was het mij in vroeger jaren niet
duidelijk dat iemand weigerde te gaan
stemmen. Thans deel ik dat standpunt nog
lang niet, maar heb toch beteren kijk op
de gezindheid van een man, die zeide: „ik
kies niet, dat komt mij niet toe; ik wil
geregeerd wórden."
Zulk een man voelt groot opzien jegens
wie God boven hem gesteld heeft. Hij acht
den Koning aan Gods Woord gebonden,
I zooals de Koningen van Israël. Dat is hem
waard) in 1923, den laatsten jaargang, blz.
72. (Thans nergens meer te koop!)
Heel fijn teekent hij daar de trekken
van het volkskarakter. In korte woorden
komt het hier op neer, dat de man van
lageren stand wel degelijk gevoel heeft
voor maatschappelijke voornaamheid. In
de betere standen heeft men van de lagere
volksklasse een geheel verkeerd beeld. Men
meent daar, dat de „gewone" man zich
toch wel ongelukkig moet voelen en hij de
rijken steeds benijdt. Daarom bevelen de
rijken hervormingen aan in staat en maat
schappij, om later te bemerken, dat het al
les niet heeft mogen baten. Want, zegt Fa
bius, zij ontnemen juist aan die lagere
standen wat die wenschen, zij wenschen
een voornamen stand t.e zien, die het land
bestuurt. Zelf in eenvoud en geringe ken
nis levende, eischt het volk dat zijn regeer
ders en vertegenwoordigers een verfijnd
type van hemzelf toonen. Een verfijnde
Tweede Kamer bijvoorbeeld, waarin alleen
thuisbehooren wie door geboorte of door
aanleg daartoe op klimmen. Het volk
wenscht innerlijk een volksvertegenwoordi
ging van hooge statuur. Niet een ieder
behoort daarin. Een inrichting der maat
schappij naar horizontale lijn, niet naar de
verticale lijnen, met b.v. een canaille-partij
als sluitsteen.
Ja, zoo is het. Tegen allen die land, ge
west en gemeente regeeren wil ik opzien.
Dat is niet met de strooppot loopen, maar
dat leert mij het vijfde gebod. Wil die ge
zindheid niet verloren gaan onder het volk,
dan moet de overheid zich ook haar hoo
ge positie waardig gedragen. Dan moeten
alleen bekwame menschen tot de ambten
geroepen worden en niet heden, van wie
een ieder weet, dat zij van hun ambt niet
het minste verstand hebben, 't Is een aan
klacht tegen Neerlands parlementair stel
sel, dat een ieder maar verkozen kan' wor
den, een „Had-je-me-maar" in den raad
van Amsterdam, een vertegenwoordiger
van de rappaille-partij in den Raad van Rot
terdam. Heb ik de heeren niet hier en daar
en meermalen handgemeen gezien? Ik
schaam mij het te moeten erkennen. En
'k zou er een boekje over kunnen open
doen!
Ja, ja, er moet opzien zijn. In goede ge
zinnen wordt dat geleerd. Ik herinner mij,
dat vader den dokter immer aanspraak
als „mijnheer de dokter" hem bij de deur
ontving en ook tot de deur uitgeleide deed.
Tegenv^oordig hoor ik, dat de dokter „óók
maar voor .z'n centjes werkt."
Wij, nu mannen geworden, denken er nog
eens aan terug. Zeg, sprak mijn broer, de
kapitein ter zee, weet je nog, dat vader
een „heer" had? Als vader naar kantoor
was en iemand moest hem 'spreken, zeide
moeder: „mijn man is naar zijn heer." Als
of vader een slaaf was; 'tis om je ziek te
lachen!
Ja, jongen, vroeger was er meer eerbied
voor den patroon en chef dan nu. Men
maakt den arbeider nu ■wijs dat zijn baas
zijn grootste vijaijd is. De .resultaten van
die volksvergiftiging zie je om je heen.
Als ik goed zie is het met onze demo
cratie, zelfregeering, volkswil en al dat
'fraais afgeloopen. De Duitsche Overheid
regeert tot heden wild en ik moet overi
gens zeggen, dat men weet wat men aan
haar heeft, er is geen greintje onduidelijk
heid in. Of zij er toe komen Zal ons land
nog ooit volstrekte vrijheid te hergeven
weet ik niet, maar zoo dat geschiedt, zal
er toch waarborg gegeven moeten worden
rfat Nederland niet tot bakermat van een
revolutie wordt. Heerlijke voorrechten wa
ren ons in onze vrijheden gegeven, maar
wij hebben- die tot vrijheid van ongeloof ge
bruikt, ons zoo deze gaven onwaardig ma
kend. Ik zal de leeuw, nu hij daar ster
vend nederligt, geen trap geven. De Waar
nemer is niet bekwaam over het politieke
leven van de laatste 20 jaren te schrijven.
Wanthij wéét te veel! Laten we er
over zwijgen, maar er veel over denken.
Het is van rondom zóó donker, dat er voor
niets anders plaats is dan voor de bede,
óók geldend voor ons volk: En ga niet in
het gericht met Uwen knecht!
WAARNEMER.
Mijnhardt's Zenuwtabletten maken U spoe
dig weer weldadig kalm. Buisje 40 en 75 et.
DE NEDERLANDSCHE tJNIE.
Een oproep tot het Nederlandsche volk.
De reeds bij name bekende Nederland-
sche Unie, vertegenwoordigd door een drie
manschap bestaande uit de heeren mr. L.
Einthoven, mr. J. Linthorst Moman en prof.
dr. J. E. de Quay, heeft zich thans met
den Volgenden oproep tot het Nederland-
sche Volk gewend:
Landgenooten.
Uit den nood der tijden is een nieuwe
taak geboren.
Wij noodigen U uit, met ons deze taak
op te nemen.
Wij roepen u op, met eigen kracht en
overeenkomstig onzen eigen Nederland-
schen aard, gezamenlijk door kordaten ar
beid naar een nieuwe Nederlandsche saam
hoerigheid te streven.
Allereerst is noodig: