CriQWECKBIADÖpGED.GROnDSIAG N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EIIANDEN-NIEÜWS" Uit het Kijkvenster. Belastingen STICHTELIJKE OVERDENKING BINNENLAND 12e Jaargang ZATERDAG 15 JUNI 1940 No. 1149 Davids bede, dat de Heere zich verhooge in Zijae sterkte. WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILANDEN" - 18E JAARQ AN Q UITGAVE VAN Op zichzelf beschouwd zijn deze woorden van David, in een gebed tot den Heere opgezonden, zeker bevreem dend. Immers woont de Drieëenige God in het hooge en verhevene. Hij is zeer hoog verheven. Alle schepselen zijn van Hem afhankelijk. Al 't ge schapene is Hem onderworpen, is het niet gewillig, dan toch noodgedwon gen. Boven Hem is er niets. Niets is hooger dan God. Zich verhoogen in zulk een zin opgevat, dat Hij nog hoo ger zij, dan Hij is, is ongerijmd. In het historisch verband is Davids bede zeer goed verklaarbaar. David moest strijden tegen de Ammonieten en Syriërs. De strijd was fel en zwaar. Het volk was met den koning even eens in nood. Het gold hier immers Israels nationaal bestaan. Dit stond in bovengenoemde oorlog op het spel. Het volk sprak in den 20sten Psalm tot David: „De Heere vervulle al uwe begeerten." Die begeerten van David waren dat de Heere hem ook dezen oorlog deed winnen. Zoo waren dus volk en koning in dien nood één. Het volk waartegen David en zijn leger streden diende de afgoden. Wij weten uit de H. Schrift, hoe de volkeren in die dagen de afgo den prezen. Er zijn lange perioden in Israels tijd geweest, dat deze hetzelf de deden. De God Israels werd verla ten, de afgoden der Heidensche vol keren het land ingevoerd; altaren werden er voor opgeïicht. De toorn des Heeren kwam daarom over land en volk. Dewijl naar de vermaning om zich van de afgodendienst te bekee- ren niet geluisterd werd, bleven de zware straffen niet uit. Die God ver laat, heeft smart op smart te vreezen. Maar in Davids tijd was dit gelukkig nog anders. Het volk wandelde uit wendig in die Wegen, welke de ko ning het voorhield. Met niet één af godisch volk maakte het volk een verbond. Zoolang David aan het hoofd stond was Israël een afgezonderd volk. De afgodische volkeren, die het waagden tegen Israël te strijden kwamen het duur te staan. Zij dolven steeds het onderspit. Aan Israël schatplichtig, was het gevolg. Telkens probeerden de heidenen het weer, Israël van zijn plaats te krijgen, waar de Heere het gebracht had. Hier ook! De Ammorieten met de Syriërs probeerden het nu geza menlijk. Zij steunden op hunne afgo den. Zij vertrouwden, dat die hen hel pen zouden. Was de oorlog straks ten gimste van de heidenen uitgevallen, dan zouden de afgoden hoog geprezen wjorden. De heidenen zouden dan zeg gen: „Onze goden zijn sterker dan Is raels God!" Dat zou een smaad zijn tegen den Heêre. Dat kon David niet hebben. Dat de afgoden, die feitelijk niets zijn, doch slechts bestaan in de fan tasie der heidenen geëerd zouden wor den en de Heere onteerd, zou de dich ter en koning smarten. Daarom bad hijVerhoog U, Heere, in Uwe sterk te. Het ging dus inderdaad om de eere Gods. Davids eigen belangen stonden hier op den achtergrond. Won de vijand het, dan zou natuur lijk niet alleen de Heere bespot wor den, maar ook de overwonnenen, die op den Heere vertrouwd hadden. Het een staat met het andere in 't nauwst verband. Waarom wordt Gods volk gehaat en gesmaad? Omdat men vij andig staat tegenover God. En die vijandschap komt niet alleen van de godsdienstlooze wereld, maar ook van de godsdienstige. Er zijn heel wat godsdienstige menschen, die slechts steunen op hun godsdienst, en den Heere niet kennen. Deze kunnen het volk des Heeren niet verdragen, om dat him levensopenbaring een ver oordeeling inhoudt van het hunne. Dat komt met elkander in confUct. Nu gebeurt het nogal eens, dat het kind des Heeren in wegen van druk wandelt, en degenen, die slechts een oppervlakkige godsdienst hebben zich nimmer als een arm verloren zondaar voor God hebben leeren kennen, daar entegen niet. Hun gaat het voorspoe dig; het kind des Heeren, dat het nauw neemt in alles, daartegenover heeft met veel tegenspoed te kampen. Meewarig wordt het kind des Heeren aangezien. Het schijnt wel, of heel dat bevindelijk leven op niets uit loopt. Hier komt dus de eere Gods in gedrang. Heeft Gods volk dan ver geefs gebeden, vergeefs zich in diepe ootmoed gebogen? Heeft het zich verlaten op de ont vangene beloften dan geen zin? O die bange strijd die in de ziel gestreden wordt om die reden, is niet één kind des Heeren vreemd. Elia kwam er mee terecht onder de jeneverstruik en begeerde in diepe moedeloosheid aldaar te sterven. Ook dat is geen vreemde zaak voor Gods volk. Elk maakt er'wel eens wat van door. Men kan immers nu Davids bede heel goed verstaan. Wie van Gods volk bidt in den strijd niet evenzoo, zij 't soms in andere bewoordingen Het komt immers hierop neer, dat de Heere toch Zijn Woord, eens gespro ken, bevestige. Dat Hij 't toch voor zijn arm en ellendig volk opneme, op dat de vijand niet zal roepen: „Ha, Ha!" Dat men de smaders toch zal kunnen antwoorden: „Zie hier is on ze God, die nog nimmer vergeefs liet roepen, die nog nooit ons heeft be schaamd." Want de dichter vraagt immers om de verhooging des Heeren met een bepaalde reden. Hij zegt ver der: „Zoo zullen wij zingen." W. A. DB BAKKER voor Handel, Bedrijf en Particulier niEuws Abonnementspröa 90 cent per 3 maandenbö vooruitbetaling. VerschS^t iedeien Woensdag en Zat^axUg 2 nuial pet week. Afzonder^ke nummeia 5 ceai Buitenland 8 gulden per 'jaai Gevestigd te Middelbamis R Prins Hendrikstc. 122 G Giro 167930 i lotHbox, S »- Td, 17, B^kantoor voor Zeeland: St. Maartensdiyk Marbt, Telef. 69. Adv«rtentie«i>^ 20 cent per regel. Reclames 40 et.: Dienst* aanvragen en aanbiedingm van 1—6 rebels 80 et.; Boek<>aan^| kondi^ng 10 cent per regel Contracten belangrgk lager. Verhoog TJ, Heere in Uwe sterkte; zoo zullen wfl zingen eni TJwe ntaoht met Psalmen loven. Psajm 21 14. Ds. G. Wordt vervolgd. Nederlandsche soldaten bevoorrecht Uitgeschakeld en ingeschakeld Er valt wat te leeren De ontker stening vain ons volk Gemeen schappelijke wederikeer noodzakelijk. De geweldige wereldkrijg rolt op het oogenblik aan ons voorbij, zonder dat wij daarin rechtstreeks zijn betrokken. Wij zijn om zoo te zeggen uitgeschakeld. Binnen vijf dagen wist Duitschland ons tot capitu latie te dwingen, wat, nu de gescliiedenls zich nader ontplooit, ontegenzeggelijk dit voorrecht heeft, dat onze Nederlandsche soldaten voor een verdere slachting zijn gespaard. ZeMs behoeven onze militairen niet eens in krijgsgevangenschap te blijven en mochten deze week onze jongens In wel stand uit Duitschland hulswaS,rts keeren. Dat was een, meevaller, die groote vreugde heeft gebracht In vele gezinnen. Waar nog enkele mannen uitbleven, behoeft dit, vol gens een gepubliceerd bericht, geen directe ongerustheid te geven, omdat er van onze soldaten ook naar andere landstreken zijn weggevoerd. Zijn wij dus aan de eene zijde "Uitgescha keld, aan de andere zijde zijn wij ingescha keld. De Rijks-minlster,'Dr. Seyss-Inquart, zeide Immers in zijn eerste rede, dat wij „lotsgemeenschap" met Duitschland heb ben. Dat wil zegen, dat wij economisch in hetzelfde lot deelen, al zullen wij, wat onze voeding enz. betreft, zéker niet minder dan de Duitschers hebben. Wij, Nederlanders, die het zoo ruim gewoon zijn, moeten ons er op in stellen, dat, nu er moedere landen in den oorlog zijn beferokken, wij zoo zuinig mogelijk zien rond te komen en alles op alles zetten om uit den bodem zooveel mo gelijk producten te halen. Met een eerlijke verdeeling, waar van Overheidswege voor wordt gezorgd, zullen we het met Gods hulp, een heel eind brengen. Uw Waarnemer acht het verder een be treurenswaardig feit, dat van tijd tot tijd Engelsche bommenwerpers boven ons goe de landje komen om te trachten, hier en daar bruggen,''veemen met voedingswaar den, enz. te vernielen. Dit heeft, behalve de materleele schade, ook aan verschillende menschen het leven gekost, omdat zoo'n bom nu niet altijd precies op de voorgeno men plaats valt. Het moet ons of onze fa milie maar treffen, dan zal men deze bewe ring zeker beamen. Intusschen kan Neerlands volk wijze les sen op doen. Men behoefde geen profeet te zijn om Debatteeren over een versch kadetje, het afslachten van vee en zooveel meer, o, wat als het absoluut onmogelijke werd uitge- kreten, het gebeurt nu in een oogwenk en we moeten erkennen dat het zoo beter is dan toen. Men behoefde geen profeet te zijn om te zeggen, dat het zoo niet langer kon. Uren kon men bazelen en de couranten stonden er vol van, of b.v. sneeuwruimen nu wel tot de taak der werkloozen behoor de Met één veeg is al datgedoe van de baan. Stempelen dpen we niet meer; steuntrek- ken, 15 tot 20 gulden per week soms, zon der er één slag werk voor te doen, dat alles Is voorbij. Het Is nu „werken geblazen", naar het spreekwoord van een boer, die het ver bracht in de wereld. Nederlanders, we hebben het al meer ge schreven, zijn hard leers. We moeten nu een nationale vernedering aan doen om al die dingen te leeren. En als we nu maar leeren! Hard leers zijn we ook in geestelijk op zicht. De wereldkrijg toch, geschiedt niet buiten Gods Voorzienigheid. Het heeft ons wat te zeggen, wat wij en ons volk in een zoo korte spanne tljds zijn overkomen. Door sommige predikanten-in Nederland Is het uitgebazuind, dat het oordeel welhaast ko men zou. Let wel: „sommigen", want het meerendeel gaf gehoor aan den roep des volks: Spreek tot ons zachte dingen! Die nog de boetbazuln aan den mond zetten, werden gehoond en uitgelachen. En ziedaar, het oordeel 1 s gekomen. We zijn als volk uitgeschakeld, wij liggen in onze schande. Sommigen, onzer steden en dorpen zijn verwoest en al had het veel en veel erger kunnen zijn, in vele gezinnen heerscht rouw en droefheid. De staf des broods wordt ons gebroken en de toekomst is donker en onzeker. En nu? Is het onze schuld geworden? Is er vernedering des harten te bespeuren bij jong en oud? Een wederkeeren tot den Heere? Niets van dat alles! Br is geen stem nog opmerking. Een bijten op den steen, een doorgaan op de oude paden, aller wegen. Bioscoop en vermakelijkheden, ze doen weer opgeld, zelfs in de verwoeste ge bieden. De ellende moet zoo gauw mogelijk worden vergeten. Zóó diep zijn wij men schen nu gevallen, dat we, al is het dat God ons het zoo na aan het hart legt, uitroe pen: wijk van mij, want aan de kennis Uwer wegen heb ik geen lust! Zijn wij aan de verharding overgegeven, het zal ons duijr te staan komen. Dan zal het oordeel nóg zwaarder worden. Het volk van God ziet dit gebeuren met leede oogen aan. Hun hart schreit, als zij dit aanschouwen. Ds. Kievit, Hervormd predikant te Baam schreef verleden week aan het slot van een stichtelijke -overdenking; De Geest heeft een twist met ons volk en overheid en wat zien wij voor onze oogen gebeuren? Voort schrijdende Godvergetenheid. De Geest word bedroefd In en door de Kerk en waar is de smart over onze ellende? Is er geen oorzaak te vreezen, dat de Geest zich nog verder zal terugtrekken? Zeker, er is levend geloof geweest in de bange dagen die voorbijgingen, maar was dit meer dan-onderhouding der zielen door Geestesarbeid Was er een wederkeeren, een gemeenschappelijke wederkeer tot den Heere Gave God, dat hetzoo ware, maar helaas, wij kunnen het niet opmerken. Bedroeft den Heiligen Geest Gods niet.... WAARNEMER. Eenvormigheid in berichtgeving - Geen eed van trouw voor ambtenaren en onderwijzers Terugkeer van Ne derlandsche krljgsigevangenen uit Duitschland Prinses Juliana in Canada De Kifkscomunissaris be zocht Middelburg Maastricht na de capitulatie Verschillende be richten. Nu ons land door de Duitsche weermacht bezet is, heeft, begrijpelijkerwijs, de Neder landsche pers een groote verandering on dergaan. Er is een eenvormigheid gekomen In de berichtgeving voor alle bladen, voor de groote, zoowel als voor de kleine, de provinciale pers. In de journalistiek hebben wij onze eigen beschouwingen, die we voorheen vrij en onbedwongen konden en mochten uiten, op te schorten en terug te houden en, of dit nu aangenaam is of niet, de omstandighe den brengen mee, dat het vrije woord aan banden moet gelegd. Het is logisch, dat door de bezetting deze gelijkschakeling er moest komen en de geheele Nederlandsche pers heeft zich daaraan dan ook zonder slag of stoot onderworpen. Wij moeten er tegelijkertijd bij zeggen, dat de pers in Ne derland veel vrijheden zijn gelaten. Men is niet eens begonnen met een vóór-censuur In te stellen, d.w.z. dat men, alvorens be paalde artikelen af te drukken, deze eerst aan de betreffende autoriteiten ter beoor deeling heeft in te zenden. Het wordt aan de Redacties der bladen overgelaten, dat zij zelf zoo verstandig zijn niet tegen Duitschland al de Duitsche be zetting en leiding te schrijven, of daar eenigszlns op te zinspelen. En, zoover ons bekend, is dat ook nog niet door een enkel blad gedaan. Het mag ook een reden tot voldoening worden genoemd, dat wij ons in ons blad ook geestelijk mogen uiten en ons te dien opzichte geen enkele belemme ring in den weg wordt gelegd. De leiden de autoriteiten in het bezette Nederland sche gebied houden met onze nationale ge voelens en tradities rekening. Zoo heeft men zich in ambtenaren- en onderwijskringen bezorgd gemaakt dat volgens een gepubliceerd bericht aan de be- zettlngs-autorltelten een eed van trouw zou moeten worden afgelegd Dit berust geheel op een misverstand en moet, naar wij vernemen, voortgesproten zijn uit een foutieve vertaling van het in de veror dening door den Rijkscommlssaris ge bruikte woord; „eidestattllch". De Haagsche conventie (art, 45) houdt in, dat geen eed van trouw voor de bevol king van het bezette gebied mag worden afgedwongen. De Duitsche autoriteiten elschen dit ook niet, maar alleen wordt ge vraagd, de plechtige verklaring, dat ver ordeningen en bepalingen van den Rijks commlssaris zullen worden nagekomen en men zich zal onthouden van handelingen, die gericht zijn tegen het Duitsche Rijk of de Duitsche weermacht. Het komt dus hierop neer, dat een be lofte van loyaliteit wordt gedaan tegen over de bezetting-autoriteiten, die loyaal en begrijpend tegenover ons Nederlandsche volk optreden. Wij hebben In ons eerste nummer dat na de bezetting uitkwam gewezen op de woor den uit Jeremia 27 12, en gezegd, dat in onderwerping en gehoorzamen om Gods wil, vrede en rust te wachten is. Waardig en zonder murmureering hebben wij ons te gedragen en te bukken onder hetgeen ons opgelegd wordt. Wordt het een zaak, die eer en geweten aantast of die met het Woord van God In strijd Is, zou er aan leiding zijn om dit de autoriteiten onder het oog te brengen, maar o.l. behoeft door het gevraagde aan ambtenaren en onderiwlj- zers, het geweten geen geweld te worden aangedaan. De terugkeer van duizenden Nederland sche militairen uit de Duitsche krijgsge vangenschap heeft zeer velen gerustgesteld; In duizenden huizen heerschen vreugde en dankbaarheid. In andere gezinnen echter, bij andere ouders, is de onzekerheid dubbel drukkend geworden, omdat van hun man of zoon nog niets is vernomen. Van bevoegde zijde verklaart men met nadruk, dat in deze ge vallen voor bijzondere ongerustheid geen aanleiding bestaat. Uit bepaalde Duitsche kampen voor krijgsgevangenen zijn thans de Nederlan ders teruggekeerd. Er zyn er echter npg In andere Duitsche kampen ondergebracht. De bedoeling is, dat ook deze gevangenen bin nenkort de vrijheid zullen krijgen, naar huls terug te keeren,Bovendlen zijn er Neder landsche militairen teruggeweken naar LANDBOUWERS, ZAKENDOENDEN, voor Uw (aangifte etc) is het NU tijdeen jaaroverzicht en rapport uit Uw be drijf te doen opmaken. Eischt daar voor uitsluitend deskundige behande ling, OXJDDOBP BELASTINGEN - BOEKHOUDING - ACCOUNTANCY. (Ook voor de Zeeuwsche eilanden.) Frankrijk. Over ben zijn uiteraard niet on middellijk inlichtingen te krijgen, doch men mag hopen, dat ook zij te eeniger tijd terug zullen keeren. In leder geval is er dus geen reden, voor barige conclusies te trekken ten aanzien van het lot van die Nederlandsche militai ren, wier verblijfplaats op het oogenblik nog onbekend is. De Rijkscommlssaris rijksminlster Seys- Inquart heeft Dinsdag een inspectiereis ge maakt naar de getroffen stad Middelburg. In het Middelburgsch museum heeft de rijks-archivarls mr. A. Meerkamp van Em- den en de stads-bouwmeester jhr. de Ranitz de plannen uiteengezet en de tee- kenlngen getoond voor de wederopbouw. Met tal van autoriteiten is geconfereerd. De Burgemeestr, mr. dr. J. van Walré de Bordes sprak een welkomstwoord, de rijks archivaris gaf een historische inleiding over het ontstaan van de monumentale gebou wen der sad. De Rijks-commlssaris Dr. Seys-Inpuart heeift daarna vriendelijke woorden voor de hartelijke ontvangst ge richt tot de gastheer en de andere auto riteiten. Het was, zoo zeide hij o.m., alleen de harde en ijzeren noodzaak, welke ons dwong, van Middelburg het toneel van den strijd te maken, niet tegen de Neder landers, doch. tegen de Franschen. De we deropbouw van Nederland, aldus zeide spr. verder, is een zaak, die voor alles de Uwe is. Wij matigen ons niet aan, U hierbij be velen te wlUen geven. Wij -willen U hierbij helpen en raad geven. Spr. stelde voor een centrale in het leven te roepen voor een wederopbouw om goede plannen te ont werpen, opdat behouden wordt, wat de moeite waard is. Spr. zal een verbindings- man aanstellen, die er voor zal zorgen, dat alles wordt gedaan wat noodig is, in samenwerking met alle burgerlijke en mi litair e autorteiten van Duitschland. Des middags heeft het gezelschap een rondrit gemaakt over het schoone eiland Walcheren, waarna de Rljks-commissarls weer naar den Haag is teruggekeerd. Maastricht na de capitulatie. De oorlog heeft voor Maastricht het gevolg gehad, dat het aantal werkloozen sinds 10 Mei In minder dan een week van rond 3000 tot ongeveer 5100 is gestegen, aldus lezen wij in de Llmb. Koerier. Het blad schrijft vervolgens, dat deze vermeer dering van het aantal werkloozen voor een deel te wijten Is aan verschijnselen van voorbijgaanden aard, b.v. belemmering van transportmogelijkheden. Anderzijds zijn er echter factoren, die dreigen de werkloos heid van een groot aantal arbeiders over een langoren, tijd vast te leggen. Deaardewerk- en glasfabrieken werken slechts een aantal uren per week. De papierindustrie begint zich eenlger- mate te herstellen van de onzekerheid van bedrijfsmogelljlfheid, al zijn ook hier de moeilijkheden van productie en afzet opge stapeld. Windmolens krijgen weer werik. Ongeveer 2500 zijn er in ons land bedrijfs- klaarw Prof. W. J. M. van Eijsinga schreef in 1926 in het jaarboekje van de vereeniging De Hollandsche Molen: „Er zijn twee din gen, die niemand ons land kan ontnemen, het water en den wind. Nu de benzine zoo schaarsch is, gaat men dat beter begrijpen. De vereeniging De Hollandsche Molen heeft steeds verkondigd, dat het onverstandig Is, de molens, dié hun drijfkracht den wind

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1