CHRWEEKBLADÖpGED.GDOriD&IAGvöoRDcZUID-HOairtZCCU^^ N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEDWS" Uit het Kijkvenster. Binnenland STICHTELIJKE OVERDENKING Deur der hope in het dal der benauwdheid. 12e Jaargang ZATERDAG 25 MEI 1940 No. 1143 WAARIN SEDERT 1 NOV E M BE R193gOPGENOMEN HET BLAD .ONZEErLANDEN" - 18^ JAARGANG UITGAVE VAN De eerste prediking van het Evan gelie door de Apostelen was met spot beantwoord. Vreeselijk voor de spot ters! Het Evangelie is niet naar den mensch. Dat een mensch er niets van hebben moet is een gezond teeken van de waarheid des Evangelies. Als er strijd komt, dan mogen wij wel uit roepen: de waarheid is gekomen! Toch wil Gods volk er van nature niet aan. Wat kostte het een moeite voor Jezus om zich geloofwaardig te maken, als Hij Zijn hjden voorspelde. Altijd zaten zij nog vast aan hun Joodsche begrippen van een aardsch Koninkrijk van den Messias en dat zij verlost zouden worden van het juk der Romeinen. Het gevolg was, dat de Apostelen aan Hem geërgerd wer den, als Hij in de handen der vijanden viel. „Wij hoopten, dat Hij Israël ver lossen zou," zeiden de Emmaüsgan gers. En Hij had het geestelijk Israël verlost. Altijd kleefden de discipelen nog vast aan Jezus' lichamelijke te genwoordigheid. En zij moesten Hem kwijt om Hem te krijgen. De uitstor ting van den Heiligen Geest zou hun Jezus wedergeven, n.l. in een geeste lijken zin. Want Zijn Koninkrijk was niet van deze wereld. En de goederen die Hij aan hen zou geven waren gees telijk van aard. Daarom zou de Hee- re Zijn toorn uitgieten over de wereld en de goddeloozen verdelgen.. En de rechtvaardigen zouden met Druk en kruis. Gedreven worden naar huis, dat is naar de zalige gemeenschap aan den Heere Jezus, door den Heili gen Geest. De winst ligt in het verlies, in het gemis. Wij moeten alles kwijt om Je zus te verkiezen, ook het volk, ook de oprechte leeraars. Het is iets opmer kelijks, dat de Heere de uitstorting des Heiligen Geestes beloofde en die belofte vervulde, maar ook voorspel de, dat er benauwde tijden aanstaan de waren, waarin wij thans deelen. De kantteekening op Joel 2:30,31 luidt: „De manieren van spreken, die in de ze twee verskens gebruikt worden, be- teekenen de schrikkelijke en algemee- ne beroerten, ellenden, verwoestingen, en benauwdheden, die der wereld zul len overkomen tot op de toekomst des Heeren Christi, om te oordeelen de le venden en dooden". Joel 2 10: „De aarde is beroerd voor deszelfs aangezicht; de hemel beeft; de zon en de maan worden zwart en de sterren trekken haren glans in". Kanteekening: „Dit zijn fi- guurïïjke manieren van spreken, be- teekende de algemeene en schrikke lijke verwoestingen en zware oordee len Gods, voor dewelke zich hemel en aarde (om zoo te spreken) ontzetten. „Zwart" beteekent verdonkerd en de sterren trekken haren glans of schiin sel „in". Op de uitstorting des Geestes volgt de uitgieting van Gods toorn. Moch ten wij het gelooven. Velen spreken over de oordeelen, maar vallen zelf er niet onder en zien de oordeelen niet. In onze stof komt een woord voor, waarover de uitleggers zeer verschil len van meening, n.l. eer dat de groo te en doorluchtige dag des Heeren komt. In Joel staat: „Eer dat die groo te en vreeselijke dag des Heeren komt". De een zegt, dat Christus' komst in het vleesch bedoeld wordt. De ander: de laatste oordeelsdag. Calvijn: De dag van Christus Rijk of regeering. „Bekeert U, want het koninkrijk der hemelen is nabij geko men." Christus' Rijk begint met Zijn geboorte en eindigt, als Hij het ko ninkrijk aan Zijn Vader zal overgeven en Zijn Middelaarswerk een einde neemt. Dan heeft hij Zijn Kerk toe- vergaderd door de prediking des Woords, haar wederbarende en tegen hare vijanden beschermende. Dan is dat niet meer noodig (1 Cor. 15 :24, kantteekening. De vijanden hebben dan ook een einde. Die dag van Christus' regeering is groot, het is geen gewone dag, maar een menigte van dagen, 't is een door luchtige dag, waarin de heerlijkheid van Christus' geestelijke regeering al om gezien wordt; het is een vreeselij ke dag, waarvoor ieder moet huiveren die onbekeerd is, vanwege Gods bran dende toorn. De dag des Heeren is nabij. Hij komt als een verwoesting van den Almachtige. O, atheïstische, zorgelooze, booze tijden! Niets ver schrikt en niets verkwikt. Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren en weenen. De Heere zegt tot Zijn volk „Gaat in uwe binnenste kameren, tot dat de gramschap overga." Ik zal wonderen geven in den hemel en teekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed. Een wonder is iets, dat boven de natuur is. Een teeken geeft wat te kennen. Beide zijn zij door God gewerkt. Letterlijk zijn het verschijnselen in de lucht of op de aarde, als duisternis op het midden van den dag, of aardbevingen. Bloed, dat de rivieren in bloed verandert: de eerste plaag in Egypte. Vuur, dat Sodom en Gomorra door den zwavel en vuurregen vergingen. Rookdamp wijst op de gevolgen van de verwoes tingen, door het vuur aangebracht. „Er ging een rook op van het land, waar Sodom en Gomorra tevoren wa ren, als de rook van een oven." De zon was verdonkerd en de maan had een bloedroode kleur. Figuurlijk be- teekenen de woorden: dat de Zonne der gerechtigheid Gods Kerk niet be scheen en de Geest de Kerk had ver laten; dat op aarde het geloof zoo gemist werd, dat ieder tastte, als een blinde naar den wand. Bloed wijst op oorlog en onnatuurlijke wreedheid en bloeddorstigheid, op de vervolgingen der Christenen, ook hongersnoood en doodelijke krankheid en scheuringen onder Gods volk. Rookdamp duidt op de dwalingen en ketterijen in het ge loof. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed. Deze woorden toonen aan, dat er donker heid heerschte in het geestelijke leven der kerk en de maan: de kerk, doo- delijk gesteld was. En dat zou zijn„eer dat de groote en doorluchtige dag des Heeren komt, naar de verklaring van Calvijn de dag van de Regeering of het Rijk van Christus. De omkeering in het rijk der natuur en in het rijk der genade kon niet anders dan ieder met schrik vervullen. De omwenteling, die daar van het gevolg moest zijn op elk ge bied van het levenHet atheïsme, het modernisme, het loochenen van de geestelijke goederen, niet alleen het zich neerleggen bij het verval, maar de ideeën van een nieuwe wereldbe schouwing zonder God, schijnen de laatste stuiptrekken te zijn van een Wissen dood. En toch, temidden van dien geweldigen toorn Gods, die over al heerscht, roept Hij: En het zal zijn, dat een iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. Calvijn zegt: Hoe is het overeen te brengen, dat tegelijk met de openba ring van Christus zoo'n groote zee van rampen zich vertoont. Want het kan ons ongerijmd voorkomen, .dat Hij het eenige Pand is van Zijne God- dellijke liefde jegens het menschelijk geslacht, in Wien de hemelsche Vader alle schatten van Zijne goedheid ont vouwt, ja de ingewanden van Zijn barmhartigheid over ons uitgiet en dat toch, door de komst van denzelf den, Gods toorn heviger dan gewoon lijk brandt om hemel en aarde als 't ware door één vuur aan te tasten." De reden daarvan is alleen te zoe ken in den geestelijken toestand van den mensch, dat hij te traag is om Christus te ontvangen en in zijn tegen stand door rampen moet bedwongen worden. De mensch veracht hoogmoe dig de genade. Hij wil maar vrede houden met zijn vleesch en geen oor log. Hij zoekt hier den Christus en daar. Hij roemt in Petrus en Paulus. Hij moet leeren, dat zelfs de lichame lijke Christus hem nog in den weg staat. Vandaar al die omwentelingen. Wij moeten af leeren om te leeren, dat Christus rijk geestelijk en Zijne goe deren hemelsch zijn. Calvijn zegt Hoé wonderlijker God met ons in Christus omgaat hoe meer onze boos heid groeit en in openbare weerbar stigheid uitbreekt. Alzoo is het niet te verwonderen, indien met de openba ring van Christus vele teekenen van de Goddellijke wraak zich daartegen over vertoonen daar de menschen met een goddelooze verachting God uitda gen en Zijn toorn in vlam zetten. De dag van Christus is ijselijk. Doch God wil óf onze traagheid ver beteren, óf ons, tot nog toe, onkun dig en bedwingen, óf de ondankbaar heid straffen. In deze schrikkelijke benauwdheid komt de Heere een deur der hope te openen. En dat voor ieder. En het zal zijn, dat een iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. -* Wie U aanroept in den nood. Vindt Uw gunst oneindig groot. De Heere zet de deur open om zalig te worden. Dit is al groot in zichzelf. Maar nog grooter is het, als Zijn toorn den toegang tot Zijn troon voor eeuwig schijnt afgesneden te hebben. „De Heere doet een afgesneden zaak op aarde." Gij moet verloren zijn om behouden te worden; dood zijn om levend te worden; arm zijn om rijk te Worden. Het kan zoo ellendig met ons gesteld zijn, als het nog nooit geweest is; zoo bang op de aarde wezen,dat ieder de hoop vergaat; al leen de aanroeping van den Naam des Heeren, die deur staat nog open. Een mensch wil van alles uitgehol- pen worden, maar hij wil niet zalig worden; niet van zijn zonde verlost worden. Daarom komt de Heere met slagen en ontneemt hem alles. Zalig die van dat Goddellijk aanbod ge bruik maakt. God heeft Zich in Chris tus als een Vader betoond voor allen, die Hem in geest en waarheid aan roepen. ,,Zal de hemelsche Vader den Heiligen Geest niet geven, dengenen, die Hem bidden?" De Heilige Geest werkt het geloof, waardoor de aan geboden genade ontvangen wordt. Eens zal de deur gesloten zijn. Dan zult gij roepen, maar geen gehoor krijgenen kloppen, maar de deur zal niet opengaan. Dan zal de wanhoop u aangrijpen van alle zijden en uw einde vreeselijk zijn. „Zoekt den Heere, terwijl hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddelooze verlate zijn Weg, en de ongerechtige man zijn ge dachten; en hij bekeere zich tot den Heere, zoo zal Hij zich zijner ontfer men, en tot onzen God, want Hij ver geeft menigvuldiglijk." Jes, 55:6 en 7. Amen! Ds. N. C. B. iiatideh-hieuii/ Aboimementsprfls 90 cent per 3 maandenbiy vooruitbetaling. Versclq}nt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal pei week. Afzonderlf^e Buminei* 5 ceai Buitenland 8 gulden per jaar Gevestigd te Middelhamis Frins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 i Fostbox 8 Tel. 17. Bijkantoor voor Zeeland: St. Maartensc^b Markt, Telef. 69. Advertentie»prgs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst» aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et.; Boekmaan» Joondiging 10 cent p^ r^el Contracten belangrijk lager. En Ik zal wonderen geven in den hemel boven en teekenen op de aarde bene den, bloed, en vuur, en rookdamp. De zon zal veranderd w^orden in duisternis en de maan in bloed, eer dat de groote en door luchtige dag des Heeren komt. En het zal zijn, dat een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. Hand. 2 19—21. Een moeilijke taaik Vermemigvuldi- diging van gedacliten Een dominé die de leiding nam Bidders ver minderd en bidders vermeerderd, Moeilijker dan ooit, is het thans een „Kijk venster" teschrijven. Er is zooveel te zien, zooveel aangrijpends, zóó veel nameloos leed, dat ik meer in staat ben om de ven sters te sluiten dan uit die veelheid van wat om ons gebeurt, iets ten papiere te brengen. Als een wervelvrtnd is het over ons ge komen, de oorlog met al zijn verschrikkin gen. En in de vijf dagen tijds, dat de oor logsfakkel in ons land heeft gebrand, is er zooveel geschied, dat wij het ons nauwe lijks alles kunnen voor den geest halen. Aan het oneindig sterkere Duitschland heeft Nederland zich moeten overgeven. Vergeefs is vertrouv/d en hulp gezocht bij de geallieerden en is ons vertrouwen in het Nederlandsche leger en de onoverwinnelijke waterlinies beschaamd. En als men ziet, hoe in een paar uur tijds de Duitsche bombar- dements-vliegtuigen in staat zijn een gehee- le stad te vernielen, zullen wij het besluit van den Opperbevelhebber Generaal Win kelman moeten billijken, dat hij de vijan delijkheden heeft laten staken en de wa pens laten inleveren. Tegen het machtig wapen van Duitsch land zijn wij niet bestand; hadden wij toch volgehouden, heel Nederland zou met den grond gelijk gemaakt zijn geweest. Boven dien, onze regeering ging op de vlucht, onze Koningin eveneens wij laten in het midden of dit al dan niet is te billijken zoodat ons volk den moed ontzonk en het voor den Opperbevelhebber ook niet langer mogelijk was, de verantwoording te dragen, dat duizenden jonge levens zouden worden afgeslacht. Harde slagen heeft ons Nederlandsche volk ontvangen en om onzer zonden wil is de rechtvaardige gramschap Gods over ons uitgestort. En als wij ons nu maar ver nederen willen dan is er nog hope ver harden wij daarentegen ons hart, wij zul len van kwaad tot erger gaan. Het is een roepstem die tot ons gekomen is, dat wij hebben toe te zien, dat wij bereid zijn; er is aan de deur van ons hart geklopt en wij hebben bij het doodsgevaar dat ons dreigde ongetwijfeld wel even naar binnen geblikt, om te zien, hoe het daar stond. In die uren van gevaar houdt het praten op, dan wordt het realiteit, werkelijkheid. Het is te hopen, dat wij allen, hoofd voor hoofd, in hetgeen ons is overkomen, de hand des Hee ren mogen opmerken, Die alle dingen re geert en bestiert naar Zijn eeuwigen Raad. Indien wij Zijn sterkte zouden mogen leeren aangrijpen, wij behoefden niet te vreezen, al gingen wij ook in een dal der schadu wen des doods. Dan zouden wij uitroepen: De Heere der helrscharen is met ons, de God Jacobs is ons een hoog vertrek. Sela! Wij zeiden reeds, dat er veel leeds is ge leden. Ik verneem uit Veenendaal, dat de eerste dag van de oorlog de bevolking te middernacht moest evacueeren. Te voet moest het de Grebbe-berg over, naar den Rijn, om in kolenschuiten elders in het land te worden vervoerd. Stel U dat voor, ouden van dagen, zieken en zwakken.inhet holst van den nacht van huis en erf verdreven, om zonder medeneming van iets, het veege lijf te redden. Bewonderingswaardig is dan obk weer de moed van sommige menschen die in de ure des gevaars de leiding weten te nemen. Ben predikant uit genoemde ge meente, wist de vluchtenden telkens door een bemoedigend woord te bezielen. Was het soms, dat de zoemende vliegtuigen bo ven het hoofd vlogen, zoodat schrik hun beving, liet dominé een psalmvers zingen, waardoor groot en klein zoo bemoedigd werden, dat zij de ellende vergaten. Wij zijn in Gods hand, zoo sprak hij, en zonder den wil des Hemelschen Vaders zal er geen haar van ons hoofd vallen. Dat is inderdaad ook zoo gebleken. Allen zijn weer behouden in hun haardsteden weergekeerd. En voor het ware volk van God was het nog de slechtste tijd niet, die ze met elkander had den doorgebracht. Wat van elkander ver wijderd stond, werd bijeengebracht, en wat lang besloten was, kwam openbaar. Juda's doohteren mochten zich verheu gen in de oordeelen en gerichten van de Majesteit Gods, zoodat zij moesten zeggen: wonderlijk zijn toch de wegen des Heeren! Er was een oude vrouw bij van 94 jaar, een kind Gods, die dezen tocht heeft mede gemaakt en volbracht. Maar toen zij thuis kwam is ze gestorven en opgenomen in eeuwige heerlijkheid. Vanuit Krabbendijke naar Zeeuwsch-Vlaan deren evacueerde ook een oude godzalige man, die op sterven lag. Hij heeft den tocht niet kunnen volbrengen maar over leed tijdens het vervoer. Zoo zijn er bid ders minder beneden en lovers meer daar boven. Maar ook zijn er bidders bijgekomen. In Rotterdam is het gebeurd, tijdens het tiom- bardement der Duitschers, dat anders groo te vloekers zich op de knieën wierpen om God om genade te smeeken. Het oorver- döovend gehuil der vliegmachines en het ineenstorten der brandende gebouwen was, zoo vertelde mij een toesohouwgr, alsof de wereld verging en de oordeelsdag was aan gebroken. Schrik en beving van rondom, maar wie weet, wat God er nog uit geboren doet worden! Immers heeft Hij het zelf gezegd in Zijn Woord, dat Hij in die dagen ,,van Zijn Geest zal uitgieten en wie den Naam des Heeren zou aanroepen, zou za lig worden. Geve de Heere ïïat de indruk niet worde weggevaagd, maar dat er wat van over blijft, opdat er een zoeken mocht zijn of geboren worden ter behoudenis. De „Waarnemer" heeft tot op heden zijn uitkijkpost mogen bezetten. Dat is ook een onverdiende weldaad, dat er zooveel behou den en gebleven is. Zien wij niet al te zeer op ons maatschappelijk- verlies dat wij ge leden of te lijden hebben, maar ook eens meer daarop, dat de goedertlerendheden des Heeren ons nog omringen, dat wij nog niet vernield zijn. Met weemoed gedenken wij die moeders en vaders, die hun zonen en die vrouwen, die hun mannen moeten missen. Wij bidden hun toe, dat zijn voor opstand en murmureering mogen blijven be waard en erkennen, dat God nooit geen on recht doet en dat het ook niet de schuld is van de Duitsche kogel, door vrie zij even tueel zijn gevaUen. Dat wij er mede naar binnen mochten keeren en naar Boven op zien! Leggen wij het hoofd in den schoot en wachten vrij ons, hetgeen ons wordt voor geschreven, niet te overtreden. Het past ons niet, eenigermate de leiding te storen. Het vele gebeurde zal menige herinnering overlaten en in deze rubriek zullen wij, zoo God wil, er nog wel eens op terug komen. WAARNEMER. Verootmoediging van noode De her bouw van Rotterdam Flunderaars zwaar gestraft Verwoesting door den strijd, beperkt tot enkele plaatsen Radio-rede van den Voorzitter der Tweede Kamer Verschillende be- ricliten. Als een wervelwind, kort en hevig, is de oorlog over ons heengegaan. Het is oif een hevige orkaan heeft gewoed en de stilte nu is ingetreden na den storm. Veel is ons ontvallen, zeer veel, maar veel is ons ge bleven. Het had nog erger kunnen zijn. En wij, die het leven er hebben afge bracht, mogen wel uitroepen: waarom is met ons geen voleinding gemaakt en waar om mogen vrij nog zijn, die we zijn, in tegenstelling van zooveel anderen, die door de oorlogsfakkel zijn verteerd geworden. Wij zijn toch niet beter, en het is loutere goedheid en gena, dat vrij nog niet zijn ver nield. Geve de Heere ons, land en volk, die ge nade, om zich voor Zijn aangezicht te verootmoedigen en ons onder de oordeelen niet te verharden. Want die zijn hart ver hardt, zal in het kwaad vallen. Nu is er nog behoudenis en het Schriftwoord komt ook tot ons: ,,Ga heen en zondig niet meer, opdat U niet wat ergers geschiede!" Het zwaarst getroffen is wel de stad Rotterdam. Zooals onze lezers bekend is, is de binnenstad geheel verwoest. Men moet de puihoopen gezien hebben, om een rechte indruk te krijgen van de verwoesting, die daar heeft plaats gehad. In enkele uren tijds is een groot gedeel te van de stad weggeveegd. Gelukkig heb ben het grootste deel van de bewoners tijdig weten te ontvluchten, anders zou het aantal dooden veel en veel grooter geweest zijn. Cijfers omtrent het doodenaantal zijn ons niet bekend. Men heeft aanstonds de hand aan den ploeg geslagen en is met kracht aan de opruimingswerkzaamhéden begonnen; even eens om de lijken te bergen en wat nog leeft te redden.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1