CKDWEEKBLADöpGED.GQ0I1Di5IAG vöÖRDcZUID-HOLLSiZEEUWSCIIE EHAnOEM TABAKSPIJPEN N.V. ülTGEVERSMAAmHAPPU „EILANDEN-NIEÜWS" Het probleem van de oorlog Bevestiging en Intrede van Ds. A. G. HARING HOUTEN 12 cent Buitenland 12e Jaargang WOENSDAG 21 FEBRUARI 1940 No. 1119 te Goedereede. VERBRUGGE WAARIN SEDERT 1 NOV E M B E R 1 9 3 5 O P G E N O M E N HET BLAD .O N Z E I L A N D E N" 1 8E J A A R Q A N Q MIDDELHARNIS (-X IIAI1DEI1 Abonnementsprgs 80 cent per 3 maandenbg vooruitbetaling. Verschgnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlgsc nurnmei» 5 ce»l - Buitenland 8 gulden per Jaar UITGAVE VAN Gevestigd te Mlddelhainis Prins Hendrikstr. 122 O Giro 167930 Postbox 8 Td. 17. B^kantooT voor ZeeJand: St. Maartensc^k Marbt, Telef. 69. Adverteatttie*pias 20 cent p«r regel. Reclames 40 et.; Dienst» aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boekmumi» kondiging 10 cent per r^el Contracten belangrijk lager. We zagen, dat het In het algemeen niet steeds even gemakkel^k is, vast te stellen^ of een bepaalde oorlog om een rechtvaar dige zaak wordt gevoerd. In het geval van een verdedigingsoorlog baart de schuld vraag niet veel moeite. Evenmin als het erom gaat de vrijheid van godsdienst te verdedigen tegen een, overweldiger, gelijk in onze tachtigjarige oorlog het geval was. Zelfs is interventie van anderen in zulk een geval zeker niet ongeoorloofd te ach ten. Toen Gustaaf Adolf, de godvreezende Zweedsche koning, in de Dertigjarige oor log in Duitschland tusschenbeide kwam om het Protestantisme te redden, streed hij ongetwijfeld voor een r'echtvaardige zaak. En wanneer de Zweden of de Engelschen en Franschen wellicht met militair e steun de Finnen helpen bevrijden van de drei gende opslorping door het godlooze bolsje wisme, dan doen ze een werk, dat de toets van het recht en de moraal kan doorstaan. Moeilijker is het evenwel, wanneer men in de conflicten tusschen, de groote mo gendheden of groepen ervan naar httrecht gaat zoeken. Deze oorlogen immers ziji; in hun oorzaken zóó geaompliceerd, dat een afdoend artwoord op de schulcfvraag steeds buitengewoon moeilijli te geven is. Nemen we b.v. de groote wereldoorlog. Toenj deze nog aan de gang was, zeide men, dat het nog te vroeg was om een oor deel te vellen over de kwestie, wie de schul dige was. Nadat hij was afgeloopen, de- creteerden de heeren van Versailles, dat Duitschland de eenige schuldige was en werdeni Wilhelm II, Hlndenburg en ande ren als de oorlogsmisdadigers gebrand merkt. Dit was echter wel een heel een zijdige en simplistische oplossing der kwes tie^ Evenwel indien men de voorgeschiede nis van die oorlog bestudeert en nagaat, welke motieven de diverse mogendheden ertoe leidden zich in de oorlog te begeven, dan komt men tot de conclusie, dat de Wereldoorlog in wezen een strijd was van het omhoog strevende Duitschland ener zijds en anderzijds Engeland en Frankrijk, die hun wereldpositie wenschten te behou den. En in de grond der zaak is het ten huldigen dage niet anders. Hitler strijdt voor een nieuwe orde, voor een m.achtlg Duitschland en een georganiseerd Eu ropa voor een) eereplaats onder de mogend heden, waartegenover de Geallieerden de gevestigde orde willen handhaven eni in een machtig Duitschland een gevaarlijke tegenstander zien, die hun positie gaarne zou overnemen. Ontdaan van alle minder belangrijke argumenten, waarmee men komt en waaraan we zeker niet alle be- teekenis ontzeggen; zooals de strijd voor de democratie, voor de vrijheid, voor de veiligheid der kleine landen, voor het her stel van Oostenrijk, Tsjechië en Polen en meer andere, is dit toch tenslotte de kern van de zaak: Zal Engeland (met Frank rijk) zijn positie als wereldmacht kunnen handhaven of zal het nat. socialistische Duitschland de toonaangevende mogendheid der toekomst worden. Zoo staat naar onze meening de zaak en niet anders. Al het an dere is bijzaak. En nu Is de groote vraag, wat dit met het recht te maken heeft. Had Engeland het recht een groot koloniaal wereldrijk te stichten? Als Engeland het niet mocht doen, mochten of mogen ande ren het ook niet. En gegeven het feit, dat dit rijk nu eenmaal bestaat^ heeft Enge land dan het recht, de afbrokkeling ervan en de berooving van verschillende stukken met geweld te verhinderen? Moet b.v. Ne derland zich goedschiks van Indië laten berooven, al heeft het dit vroeger wellicht op een minder fraaie wijze (althans som mige gedeelten) verkregen? Dan zijn er ook geenj 3 slagkruisers noodig! Als Ne derland zijn koloniaal rijk mag verdedigen, mag Engeland het ook en heeft het het recht, in zijn eigen belang zich te verzet ten tegen elke opkomende imperialistische macht, welke neigingen vertoont het te be dreigen. Anderzijds ons plaatsende op het Duitsche standpunt, lijkt het aannemelijk, dat dit rijk dezelfde rechten heeift als de an dere mogendheden en dat het streeft naar een verandering der weredlorde in zijn be lang. Men) gevoelt echter, dat we hier staan voor ethische problemen, die zwaar aijn om op te lossen. We komen voor de vraag te staan, hoever belang en recht kunnen sa mengaan. Het is dus niét zoo heel eenvoudig, de ze oorlog vanuit het rechtsstandpunt te be- oordeelen. Men maakt het zich echter wel erg gemakkelijk door te zeggen: waar twee vechten hebben' beiden schuld, want dit is lang niet altijd het geval. Zonder onze per soonlijke meening al te scherp naar voren te brengen, kunnen we toch wel zeggen, dat het voor niemand twijfelachtig kan zijn, wie deze oorlog heeft geprovoceerd, al thans heeft gerisqueerd om zijn doel te be reiken. Van Nederlandsoh standpunt uit bezien doch dit is geen rechts maar een belangenstandpunt is het evenmin twijfelachtig, bij wiens overwinning wij het meeste belang hebben. Afgezien van dit al les echter is het voor een ieder duidelijk, dat de oorlogen van de nieuwe tijd, gevoerd tusschen de imperialistische mogendheden, met het eigenlijke recht weinig of niets te maken hebben. Het zijn zuivere belangen- oorlogen, waarin men het met het recht niet zoo nauw neemt. De derde voorwaarde, waaraan een oor log moet voldoen om geoorloofd te zijn, is, dat hij gestreden moet worden met een rechtvaardig doel. Dit verschilt niet zoo heel veel van de vorige voorwaarde, ^elke bedoeling kan een land hebben met het be ginnen van een oorlog? Wat wil Rusland met Finland? Het wil, zegt Stalin, zijn grenzen veilig stejleiï. In werkelijkheid wil het zijn gebied uitbreiden ent nieuwe terrei nen bolsjewiseeren. Wat was het doel van Duitschland met de verovering van Tsje- cho-Slowakije en Polen? Een eind te ma ken aan de bedreiging van zijn grenzen door twee in Versailles geschapen staten. In werkelijkheid echter het vestigen van een hegemonie over gansch Midden-Eur opa. Wat walde Engeland met Transvaal? Zoogenaamd opkomen voor de rechten der Engelschen/ (uitlanders), inderdaad even wel had het een begeerig oog geslagen op de rijkdommen van goud en diamanten. En zoo zouden we verder kunnen gaan. Het uitgesproken doel is in vele gevallen) gansch anders dan het wezenlijke. Maar de vraag is, of ook dit doel de toets der rechts crltlek kan doorstaan. Indien het doel van een oorlog is, zich te verrijken ten koste van een ander land, een imperium te schep pen door het neerslaan van zawkkeni uit wraakzucht of heerschzucht de strijd aan te binden of eig>en goddsdienst <-de vroege re godsdienstoorlogen) en ideologie (de mo derne dictaturen) op te leggen aan iedere landen, dan is dit doel onrechtvaardig en de oorlog zonde voor God. Slechts als een uiterst middel mag hij worden aangewend om uiteindelijk het recht te doen zegevie ren en de vrede te bewerkstelligen. In de vierde plaats heeft men steeds als voorwaarde aan elke oorlog gesteld, dat hij op een rechtvaardige virijze werd gevoerd. Dit lijkt op zichzelf wel wat belachelijk. Is het mogelijk, de gruwelen van de oor logvoering te reglementeeren? Is het niet zoo, dat de oorlog „an sich" alle moraal, alle wetten van mensohelijkheid met voe ten treedt en moet niet de waarheid wor den erkend van het Fransche spreekwoord: la guerre comme la guerre? Inderdaad is het niet mogelijk, in oorlogstijd de arti kelen van het oorlogsrecht,) die in vredes tijd wellicht door de belligerenten waren onderteekend, te handhaveni. Maar niette min hebben steeds zeer velen ervoor ge ijverd, de oorlogvoering te civlliseeren, aan regelen te binden en de in vredestijd ge sloten plechtige verdragen omtrent het oorlogsrecht te doen eerbiedigen. Er be staat in de oorlog, zegt Calvijn, veel ver leiding en verzoeken, veel gelegenheid om kwaad te doen, maar daarvoor moeten te meer alle krachten worden ingespannen, om zich van slechte daden te onthouden. In oude tijden reeds zag men in, dat on- noodig bloedvergieten, verwoesting,, brand schatting, vermobrding van non-combat- tanten, wreedheden etc. verboden moesten zijn. En in de 20ste eeuw heeft het oor logsrecht zich werkelijk op papier heel be vredigend ontwikkeld. Bg verschillende ge legenheden, o.a. op de Vredesconferenties in Den Haag, werd de oorlogvoering aan beperkende bepalingen onderworpen, op dat de grootste onmenschelijkheden zou den kunnen worden tegengegaan. In een slotartikel hopen we daarover nog iets te zeggen. (Slot volgt.) DE PRUS VAN DE MOBILISATIE MOET BETAALD WORDEN. Dezer dagen hebben we kennis genomen van de verhoogde belasting op sommige gebruiksartikelen. Met name suiker, koffie en benzine wor den duurder vanwege de extra heffing die het Rijk er op heeft gelegd om de onkos ten veroorzaakt door de mobilisatie te be talen. De mobilisatie eischt ontzettende som men. Ze moeten door ons volk worden op gebracht. Hoe zwaar het ook moge val lens de prijs van de mobilisatie moet wor den betaald. We mogen dankbaar zijn dat ons land paraat is. Dat er voor onze solda ten goed gezorgd wordt. Maar dat alles kost veel, zeer veel geld. Ën naar het ons voor komt staan we slechts aan het begin. Aan het begin ook van de ifinantiëele lasten, die ons volk moet dragen. De prijs van de mobilisatie wordt begroot op circa f 2 miUioen per dag. Waar moet het heen, zoo de mobilisatie eenige jaren zal duren? Het staat te voorzien, dat ons volk zware las ten zal moeten dragen. Het kan niet an ders. Het is de prijs voor de mobilisatie. Dankbaar zullen we mogen zijn indien het nog zoo mag afloopen. De gevaren zijn groot. De moeilijkheden namen van dag tot dag toe. Daarom gewillig de schouders gezet ook onder deze nieuwe lasten ons door de Regeering opgelegd. De suiker en de koffie wat duurder, 't Is nie' prettig,! maar er zijn zooveel landen waar ze de smaak van de koffie niet meer ken nen of waar ze per maand een hoeveelheid toegemeten krijgen die wij per dag gebrui ken. En ook de benzineprijs. Die is nog schappelijk in ons land als we ze ver gelijken met de prijs in andere landen. De bevestiging en, intrede van den beroepen herder en leeraar, deden het Goereesche volk van zijn groote belang stelling, in het kerkelijk leven blijk geven. De opkomst was zoo groot, da,t het kerk gebouw des morgens bij de bevestiging nauwelijks de hoorders bevatten kon. De bevestlger. Ds. J. Haring van Gies- sendam, de vader van den nieuwen leeraar sprak over Jesaja 52 vers 7: Hoe lieflijk zijn op de bergen, de voeten dergenen die het goede boodschapt." 1 Na eérSt étil gestaan te he"bben bij het verband van den tekst, liet spr. uitkomen in den profeet Jesaja, wat de ware roeping Gods beteekent. Die roeping wordt niet verkregenl op de scholen. Men matige zichzelf die eer niet aan. Maar zij wordt geleerd dooV den Hei ligen Geest en verstaan in het verborgene, in de binnenkameren. Want alleen hij, die waarlijk zelf innerlijk geroepen werd, kan getuigen van dood en leven, kan spreken naar het hart van Jeruzalem, kan het kos telijke van het snoode onderscheiden. Gij moet wel verstaan. Wij zullen vol strekt niet beweren, dat allen die als pre dikant optreden, den weg des levens heb ben leerere kennen. Uit kracht van opvoe ding en aan de hand van oude schrijvers kan er veel worden gesproken, terwijl het harte er buiten staat. Maar wij willen dit alleen zeggen: waar het bloot verstandswerk is en de leeraar part noch deel heeft aan de erve der heiligen in het licht, daar zal toch in den grond der zaak de Heere van hem zeggen: „Hij profeteert wel in Mijn Naam, maar Ik heb hem niet gezonden." Daarom is de bevestigingsure zulk een ernstige ure. En als straks -Uw nieuwe leeraar zal uitroepen: „Ja, ik van ganscher harte," dan spreekt hg door die uitdruk king openlijk uit, dat ook hij zich een ge- roCipene weet, die gekomen, is om ook U de waarheid van Gods Getuigenis voor te stellen en zijn hand vrij te maken van Uw bloed. Maar als dit zoo mag zyn, welk een uit nemende arbeid dan. Wat is er rijker in deze wereld, vol moeite enverdriet, dan om Gods vreeverbond aan Gods Volk te mogen openbaren;. Geve de Heere, dat uw jeugdige leeraar veel daarvan ervaren moge voor eigen hart, dan zult gij daairvan de vruchten ontvangen en den Heere zullen, daarvoor worden toegebracht de lof, de dankzegging en aanbidding, tot in eeuwigheid. Vervolgens stond ZEerw. stil wat ver staan moet worden onder het brengen van een goede boodschap. Na de predikatie heeft de bevestiging van Cand. Haring plaats gehad. Aan de handoplegging namen deel zijn vader en Ds. Blok van Middelharnis als consulent. Toegezongen werd de zegenbede van Ps. 134 vers 3. Des namiddags daarop om 2 uur deed Ds. A. G. Haring zijn intrede voor een even volle kerk, zooals nog nimmer te Goedereede is aanschouwd. Velen waren naar Goedereede gekomen om tegenwoordig te zijn bij de eerste pre diking van den nieuwen leeraar in zijn eer ste gemeente. Behalve de bevestlger zijn vader. Ds. Haring van Giessendam en de consulent Ds. Blok van Middelharnis was aanwezig o.a.: Ds. van Galen van Den Bommel, den Eerw. Heer Bouman, Godsdienstonderwij zer te Stellendam. Vele kerkeraadsleden van naburige gemeenten gaven blijk van hun belangstelling en verder de Burge meester van Goedereede en Ouddorp resp. de heeren Keijzer en Geleedst met hunne wethouders. Na het zingen van Ps. 119 3 en 82 eu) het lezen der Twaalif Artikelen en Ps. 51 en gebed en hij gesproken had van het voorrecht dat zijn geliefden Vader hem had mogen bevestigen en dat de Heere hem kennelijk tot het ambt geroepen had en hem geleid had tot Goedereede, aanvaard de Ds. A. G. Haring zijn gewichtig ambt met een predikatie over Ps. 51 14b enl5: ,,en de vrijmoedige Geest ondersteune mij. Zoo zal ik den( overtreders Uwe wegen lee- ren en de zondaars .zullen zich tot U be- keeren." Zijn aandachtig gehoor bepaalde hy na der: Ie bij de noodzakelijkheid van de onder steuning des Heligen Geestes; 2e. bij de begeerte van den waren predi ker; 3e. bij de verwachting van de ware pre diking om met een toepassing te eindigen. Bij de uiteenzetting liet ZEerw. duide lijk uitkomen dat de Heere Zijn knechten. Zijn herauten komt uit te stooten in Zijn wijngaard, tegenl eigen wU en eigen zin, en niet op hun tijd, maar op Zijn tijd van eeuwigheid bepaald. En als het 's-Heeren tijd is voor zulke knechten Gods dan komt God den Heiligen Geest hen in alle waarheid en verborgen heid te leiden als een| blinde, als een on kundige. Men komt dat te staan in de mo gendheid des Heei-en Heeren. De prediker moet geen vreemdeling zijn aan de genade Gods. Voor dezulke is geen betere studie dan een biddende levensom gang met deni Heere en geen vruchtbaar der gemeente dan een biddende gemeente. De begeerte van diegenen is om 's-Hee- reni wegen te leeren er wel den hoofdweg, dat is Christus zelf, die gezegd heeft: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven." Den weg van verootmoediging voor God. Den weg naar den Sinaï en Golgotha. Den weg van zonde en Satans dienst te verla ten tot God in Christus den toevlucht te nemen om behouden te worden. Den weg hoe genadig God de Heere was in Christus om de zonde te vergeven, hoe zwaar men wel tegen dat goeddoende We zen gezondigd had. Dat al de wegen van den mensch, wegen des doods zijn en dat de Heere alleen de ware wegen leert in Zijn Woord. David's verwachting was dat de zon daars zich tot U zullen bekeeren. Hij verwacht dat niet van zijn prediking, niet van zichzelven, maar alleen als een middel in 's-Heeren hand en zoo óok ver wacht ZEerw. het niet van zijn leeren, maar alleen van de bediening des Geestes, Het is een bekeering niet van de zonde tot de deugd, maar een vrucht van weder geboorte, welke gedachte nader uitgewerkt werd. Na het zingen van Ps. 56 - en een) ern stig woord van toepassing, richtte Ds. Ha ring zich allereerst tot zijn geliefde ouders die beiden deze zoo gewichtvolle ure moch ten medemaken, waarin hij hen dank bracht voor al hetgeen; zij beiden voor hem geweest waren. Vervolgens tot den consulent en de ring collega's, waarin hij verklaarde met hen samen te werken, indien, men oprecht en eerlijk met elkander mag omgaan en sa men, mogen strijden voor de aloude Waar heid. Een hartelijk woord tot de belde Bur gemeesters. Dat zij mogen opkomen voor Gods Naam en zaak en dat het JWoord des Heeren voor hen richtsnoer moge wezen voor de besturing der gemeente. Tot den kerkeraad: Gij zijt mij geen on bekenden meer. Wil mij met mijn vrouw in welwillendheid en lieifde in Uwen kring op nemen. Moge de Heere ons verwaardigen, getrouw te zijn in de dingen» waartoe de Héere ons als kerkeraad geroepen heeft. Mbgen wij samen werkzaam zijn aan den opbouw van 's-Heeren Slon. Geliefde Gemeente: Gij hebt onze predi king gehoord. Geheel vreemd was zij U niet. Ik hoop dat mijn Groote Herder mij bekwaam maken zal om in mijn predi king, op de catechisatie, enj bij huisbezoek en ziekenbezoek en in de klaaghuizen het kostelijke van het snode te scheiden: Ik hoop, dat de bazuin ten( allen tijde een ze ker geluid geven zal. En ach, hoe ontzaglijk zal het wezen, zoo §rij. jong en oud nu onder onze prediking voor eeuwig verloren moet gaan. Verwacht gemeente, tenslotte niets van mij, maar moge het wezen, alles van Bo ven. Ouderling W. Reedert sprak daarna nog een ernstig en hartelijk woord, vervolgens de beide Burgemeesters en Ds. Blok. Na het zingen van Ps. 119 9 (gewij zigd) en( het uitspreken der zegenbede, ging de zeer groote schare huiswaarts. Incitlent in de Noorsche wateren. Er heeft zich in de Noorsche wateren een incident afgespeeld, wat voor de Scan dinavische landen bijzonder pijnlijk is. Om het in het kort mede te deelenj is de toe dracht als volgt: Een Duitsche stoomer, de „Altmark" welke als hulpschip van de Duitsche. mari ne bij de kruistochten van de „Graf Spee" assistentie verleende, heeft onopgemerkt in de Noorsche wateren weten te komen. Het deed de Noorsche haven Bergen aan en werd daar onderzocht op wapenen en ge vangenen door de autoriteiten. Er waren aan boord van de „Altmark" een groot aan tal Britsche zeevarenden), overschotten van bemanningen van getorpedeerde Engelsche schepen, maar deze werden door de con trole niet opgemerkt, zoodat de ,Altmark" als handelsschip toestemming kreeg zijn tocht door de territoriale wateren voort te zetten. Een mooie kans dus voor dit schip met Engelsche gevangenen, om een; Duitsche haven bimien te loopen. De Engelsche luchtmacht had echter het schip opgemerkt, en daar men op de hoog te was, dat er Britsche krijgsgevangenen aan boord waren, gaf men opdracht aan de Britsche marine de gevangenen te bevrij den. Men is daartoe met Engelsche oor logsbodems de Noorsche wateren binnen gevaren, waarbij de Britsche torpedoboot- jager „Cossach" in de fjord langszij van de „Altmark" is gekomen en met gewapende hand, de gevangenen heeft bevrijd. Bfl dit gevecht moeten acht man zijn gesneuveld. Dit alles gebeurde onder het oog van de neutrale Noorsche marine, die in de min derheid zijnde, zich tegen deze overrom peling niet konden, verzetten. Er zit aan dit geval een zeer gecom pliceerde juridische kant: „Duitschland be ging groot onrecht, misleidde de Noren en voer met een verkapt oorlogsschip in neu trale wateren: Engeland pleegde een oor logsdaad in de territoriale wateren vaneen neutraal land. Beiden, overtraden dus het internationale Volkenrecht. Duitschland protesteert nu in Noorwegen; ook Enge land j^rotsteerde te Oslo en Noorwegen teekende protest aan bg de Engelsche re geering. Voor de Scandinavische staten is dezfe gebeurtenis verre van aangenaam daar het minder prettige gevolgen voor de neutra len met zich kan meebrengen. Een Britsche torpedojager getorpedeerd. Londen 19 Febr. Officieel wordt me degedeeld, dat de Britsche torpedojager „Daring" getropedeerd en gezonken is. Ne gen officieren en 8 minderen, worden ver mist. Een officier en 4 minderen zijn gered. Grieiksch schip getorpedeerd. De „Elli" een Grieksch stoomschip van 1114 ton is, naar Reuter uit Madrid meldt op 60 mijl van Kaap Finistère getorpedeerd en gezonken. De bemanning is gered. Het schip was op weg van Engeland naar Grie kenland. Weer een Nederlandsoh, schip de „Ameland" vergaan. Getrotten, ondanks paravanes! Het Nederlandsch s.s. „Ameland" van de stoomvaartmaatschappij „Rotterdam", dat Zondagmorgen/ om half vijf uit Hoek van Holland met bestemming Nederlands Oost Indië was vertrokken, is ter hoogte van het lichtschip Schouwenbank, omstreeks 9 uur in de ochtend, op een mijn geloopen^ De bemanning is door de „Montferland" gered. De „Ameland" (4537 bruto en 2727 netto register ton) werd in 1930 gebouwd Drie gewonden zijn in Vlissingen aan wal gebracht. De rest van de bemanning is met de zeesleepboot „Zwarte Zee" naar Maassluis gebracht. De sleepboot had nog pogingen aangewend om het schip te ber- gen, maar het maakte te snel water.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1