CKDWEEKBLADöpGED.GQ0I1Di5IAG vöÖRDcZUID-HOLLSiZEEUWSCIIE EHAnOEM
TABAKSPIJPEN
N.V. ülTGEVERSMAAmHAPPU „EILANDEN-NIEÜWS"
Het probleem van de oorlog
Bevestiging en Intrede van
Ds. A. G. HARING
HOUTEN
12 cent
Buitenland
12e Jaargang
WOENSDAG 21 FEBRUARI 1940
No. 1119
te Goedereede.
VERBRUGGE
WAARIN SEDERT 1 NOV E M B E R 1 9 3 5 O P G E N O M E N HET BLAD .O N Z E I L A N D E N" 1 8E J A A R Q A N Q
MIDDELHARNIS
(-X
IIAI1DEI1
Abonnementsprgs 80 cent per 3 maandenbg vooruitbetaling.
Verschgnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlgsc nurnmei» 5 ce»l - Buitenland 8 gulden per Jaar
UITGAVE VAN
Gevestigd te Mlddelhainis Prins Hendrikstr. 122 O Giro 167930 Postbox 8 Td. 17.
B^kantooT voor ZeeJand: St. Maartensc^k Marbt, Telef. 69.
Adverteatttie*pias 20 cent p«r regel. Reclames 40 et.; Dienst»
aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boekmumi»
kondiging 10 cent per r^el Contracten belangrijk lager.
We zagen, dat het In het algemeen niet
steeds even gemakkel^k is, vast te stellen^
of een bepaalde oorlog om een rechtvaar
dige zaak wordt gevoerd. In het geval van
een verdedigingsoorlog baart de schuld
vraag niet veel moeite. Evenmin als het
erom gaat de vrijheid van godsdienst te
verdedigen tegen een, overweldiger, gelijk
in onze tachtigjarige oorlog het geval was.
Zelfs is interventie van anderen in zulk
een geval zeker niet ongeoorloofd te ach
ten. Toen Gustaaf Adolf, de godvreezende
Zweedsche koning, in de Dertigjarige oor
log in Duitschland tusschenbeide kwam om
het Protestantisme te redden, streed hij
ongetwijfeld voor een r'echtvaardige zaak.
En wanneer de Zweden of de Engelschen
en Franschen wellicht met militair e steun
de Finnen helpen bevrijden van de drei
gende opslorping door het godlooze bolsje
wisme, dan doen ze een werk, dat de toets
van het recht en de moraal kan doorstaan.
Moeilijker is het evenwel, wanneer men
in de conflicten tusschen, de groote mo
gendheden of groepen ervan naar httrecht
gaat zoeken. Deze oorlogen immers ziji; in
hun oorzaken zóó geaompliceerd, dat een
afdoend artwoord op de schulcfvraag
steeds buitengewoon moeilijli te geven is.
Nemen we b.v. de groote wereldoorlog.
Toenj deze nog aan de gang was, zeide
men, dat het nog te vroeg was om een oor
deel te vellen over de kwestie, wie de schul
dige was. Nadat hij was afgeloopen, de-
creteerden de heeren van Versailles, dat
Duitschland de eenige schuldige was en
werdeni Wilhelm II, Hlndenburg en ande
ren als de oorlogsmisdadigers gebrand
merkt. Dit was echter wel een heel een
zijdige en simplistische oplossing der kwes
tie^ Evenwel indien men de voorgeschiede
nis van die oorlog bestudeert en nagaat,
welke motieven de diverse mogendheden
ertoe leidden zich in de oorlog te begeven,
dan komt men tot de conclusie, dat de
Wereldoorlog in wezen een strijd was van
het omhoog strevende Duitschland ener
zijds en anderzijds Engeland en Frankrijk,
die hun wereldpositie wenschten te behou
den. En in de grond der zaak is het ten
huldigen dage niet anders. Hitler strijdt
voor een nieuwe orde, voor een m.achtlg
Duitschland en een georganiseerd Eu
ropa voor een) eereplaats onder de mogend
heden, waartegenover de Geallieerden de
gevestigde orde willen handhaven eni in
een machtig Duitschland een gevaarlijke
tegenstander zien, die hun positie gaarne
zou overnemen. Ontdaan van alle minder
belangrijke argumenten, waarmee men
komt en waaraan we zeker niet alle be-
teekenis ontzeggen; zooals de strijd voor
de democratie, voor de vrijheid, voor de
veiligheid der kleine landen, voor het her
stel van Oostenrijk, Tsjechië en Polen en
meer andere, is dit toch tenslotte de kern
van de zaak: Zal Engeland (met Frank
rijk) zijn positie als wereldmacht kunnen
handhaven of zal het nat. socialistische
Duitschland de toonaangevende mogendheid
der toekomst worden. Zoo staat naar onze
meening de zaak en niet anders. Al het an
dere is bijzaak. En nu Is de groote vraag,
wat dit met het recht te maken heeft. Had
Engeland het recht een groot koloniaal
wereldrijk te stichten? Als Engeland het
niet mocht doen, mochten of mogen ande
ren het ook niet. En gegeven het feit, dat
dit rijk nu eenmaal bestaat^ heeft Enge
land dan het recht, de afbrokkeling ervan
en de berooving van verschillende stukken
met geweld te verhinderen? Moet b.v. Ne
derland zich goedschiks van Indië laten
berooven, al heeft het dit vroeger wellicht
op een minder fraaie wijze (althans som
mige gedeelten) verkregen? Dan zijn er
ook geenj 3 slagkruisers noodig! Als Ne
derland zijn koloniaal rijk mag verdedigen,
mag Engeland het ook en heeft het het
recht, in zijn eigen belang zich te verzet
ten tegen elke opkomende imperialistische
macht, welke neigingen vertoont het te be
dreigen. Anderzijds ons plaatsende op het
Duitsche standpunt, lijkt het aannemelijk,
dat dit rijk dezelfde rechten heeift als de an
dere mogendheden en dat het streeft naar
een verandering der weredlorde in zijn be
lang. Men) gevoelt echter, dat we hier staan
voor ethische problemen, die zwaar aijn om
op te lossen. We komen voor de vraag te
staan, hoever belang en recht kunnen sa
mengaan.
Het is dus niét zoo heel eenvoudig, de
ze oorlog vanuit het rechtsstandpunt te be-
oordeelen. Men maakt het zich echter wel
erg gemakkelijk door te zeggen: waar twee
vechten hebben' beiden schuld, want dit is
lang niet altijd het geval. Zonder onze per
soonlijke meening al te scherp naar voren te
brengen, kunnen we toch wel zeggen, dat
het voor niemand twijfelachtig kan zijn,
wie deze oorlog heeft geprovoceerd, al
thans heeft gerisqueerd om zijn doel te be
reiken. Van Nederlandsoh standpunt uit
bezien doch dit is geen rechts maar
een belangenstandpunt is het evenmin
twijfelachtig, bij wiens overwinning wij het
meeste belang hebben. Afgezien van dit al
les echter is het voor een ieder duidelijk,
dat de oorlogen van de nieuwe tijd, gevoerd
tusschen de imperialistische mogendheden,
met het eigenlijke recht weinig of niets te
maken hebben. Het zijn zuivere belangen-
oorlogen, waarin men het met het recht
niet zoo nauw neemt.
De derde voorwaarde, waaraan een oor
log moet voldoen om geoorloofd te zijn, is,
dat hij gestreden moet worden met een
rechtvaardig doel. Dit verschilt niet zoo
heel veel van de vorige voorwaarde, ^elke
bedoeling kan een land hebben met het be
ginnen van een oorlog? Wat wil Rusland
met Finland? Het wil, zegt Stalin, zijn
grenzen veilig stejleiï. In werkelijkheid wil
het zijn gebied uitbreiden ent nieuwe terrei
nen bolsjewiseeren. Wat was het doel van
Duitschland met de verovering van Tsje-
cho-Slowakije en Polen? Een eind te ma
ken aan de bedreiging van zijn grenzen
door twee in Versailles geschapen staten.
In werkelijkheid echter het vestigen van
een hegemonie over gansch Midden-Eur
opa. Wat walde Engeland met Transvaal?
Zoogenaamd opkomen voor de rechten der
Engelschen/ (uitlanders), inderdaad even
wel had het een begeerig oog geslagen op
de rijkdommen van goud en diamanten. En
zoo zouden we verder kunnen gaan. Het
uitgesproken doel is in vele gevallen)
gansch anders dan het wezenlijke. Maar de
vraag is, of ook dit doel de toets der rechts
crltlek kan doorstaan. Indien het doel van
een oorlog is, zich te verrijken ten koste
van een ander land, een imperium te schep
pen door het neerslaan van zawkkeni uit
wraakzucht of heerschzucht de strijd aan
te binden of eig>en goddsdienst <-de vroege
re godsdienstoorlogen) en ideologie (de mo
derne dictaturen) op te leggen aan iedere
landen, dan is dit doel onrechtvaardig en
de oorlog zonde voor God. Slechts als een
uiterst middel mag hij worden aangewend
om uiteindelijk het recht te doen zegevie
ren en de vrede te bewerkstelligen.
In de vierde plaats heeft men steeds als
voorwaarde aan elke oorlog gesteld, dat hij
op een rechtvaardige virijze werd gevoerd.
Dit lijkt op zichzelf wel wat belachelijk.
Is het mogelijk, de gruwelen van de oor
logvoering te reglementeeren? Is het niet
zoo, dat de oorlog „an sich" alle moraal,
alle wetten van mensohelijkheid met voe
ten treedt en moet niet de waarheid wor
den erkend van het Fransche spreekwoord:
la guerre comme la guerre? Inderdaad
is het niet mogelijk, in oorlogstijd de arti
kelen van het oorlogsrecht,) die in vredes
tijd wellicht door de belligerenten waren
onderteekend, te handhaveni. Maar niette
min hebben steeds zeer velen ervoor ge
ijverd, de oorlogvoering te civlliseeren, aan
regelen te binden en de in vredestijd ge
sloten plechtige verdragen omtrent het
oorlogsrecht te doen eerbiedigen. Er be
staat in de oorlog, zegt Calvijn, veel ver
leiding en verzoeken, veel gelegenheid om
kwaad te doen, maar daarvoor moeten te
meer alle krachten worden ingespannen,
om zich van slechte daden te onthouden.
In oude tijden reeds zag men in, dat on-
noodig bloedvergieten, verwoesting,, brand
schatting, vermobrding van non-combat-
tanten, wreedheden etc. verboden moesten
zijn. En in de 20ste eeuw heeft het oor
logsrecht zich werkelijk op papier heel be
vredigend ontwikkeld. Bg verschillende ge
legenheden, o.a. op de Vredesconferenties
in Den Haag, werd de oorlogvoering aan
beperkende bepalingen onderworpen, op
dat de grootste onmenschelijkheden zou
den kunnen worden tegengegaan. In een
slotartikel hopen we daarover nog iets te
zeggen.
(Slot volgt.)
DE PRUS VAN DE MOBILISATIE
MOET BETAALD WORDEN.
Dezer dagen hebben we kennis genomen
van de verhoogde belasting op sommige
gebruiksartikelen.
Met name suiker, koffie en benzine wor
den duurder vanwege de extra heffing die
het Rijk er op heeft gelegd om de onkos
ten veroorzaakt door de mobilisatie te be
talen.
De mobilisatie eischt ontzettende som
men. Ze moeten door ons volk worden op
gebracht. Hoe zwaar het ook moge val
lens de prijs van de mobilisatie moet wor
den betaald. We mogen dankbaar zijn dat
ons land paraat is. Dat er voor onze solda
ten goed gezorgd wordt. Maar dat alles
kost veel, zeer veel geld. Ën naar het ons
voor komt staan we slechts aan het begin.
Aan het begin ook van de ifinantiëele lasten,
die ons volk moet dragen. De prijs van de
mobilisatie wordt begroot op circa f 2
miUioen per dag. Waar moet het heen, zoo
de mobilisatie eenige jaren zal duren? Het
staat te voorzien, dat ons volk zware las
ten zal moeten dragen. Het kan niet an
ders. Het is de prijs voor de mobilisatie.
Dankbaar zullen we mogen zijn indien het
nog zoo mag afloopen. De gevaren zijn
groot. De moeilijkheden namen van
dag tot dag toe. Daarom gewillig de
schouders gezet ook onder deze nieuwe
lasten ons door de Regeering opgelegd. De
suiker en de koffie wat duurder, 't Is nie'
prettig,! maar er zijn zooveel landen waar
ze de smaak van de koffie niet meer ken
nen of waar ze per maand een hoeveelheid
toegemeten krijgen die wij per dag gebrui
ken. En ook de benzineprijs. Die is
nog schappelijk in ons land als we ze ver
gelijken met de prijs in andere landen.
De bevestiging en, intrede van den
beroepen herder en leeraar, deden het
Goereesche volk van zijn groote belang
stelling, in het kerkelijk leven blijk geven.
De opkomst was zoo groot, da,t het kerk
gebouw des morgens bij de bevestiging
nauwelijks de hoorders bevatten kon.
De bevestlger. Ds. J. Haring van Gies-
sendam, de vader van den nieuwen leeraar
sprak over Jesaja 52 vers 7: Hoe lieflijk
zijn op de bergen, de voeten dergenen die
het goede boodschapt." 1
Na eérSt étil gestaan te he"bben bij het
verband van den tekst, liet spr. uitkomen
in den profeet Jesaja, wat de ware roeping
Gods beteekent.
Die roeping wordt niet verkregenl op de
scholen. Men matige zichzelf die eer niet
aan. Maar zij wordt geleerd dooV den Hei
ligen Geest en verstaan in het verborgene,
in de binnenkameren. Want alleen hij, die
waarlijk zelf innerlijk geroepen werd, kan
getuigen van dood en leven, kan spreken
naar het hart van Jeruzalem, kan het kos
telijke van het snoode onderscheiden.
Gij moet wel verstaan. Wij zullen vol
strekt niet beweren, dat allen die als pre
dikant optreden, den weg des levens heb
ben leerere kennen. Uit kracht van opvoe
ding en aan de hand van oude schrijvers
kan er veel worden gesproken, terwijl het
harte er buiten staat.
Maar wij willen dit alleen zeggen: waar
het bloot verstandswerk is en de leeraar
part noch deel heeft aan de erve der
heiligen in het licht, daar zal toch in den
grond der zaak de Heere van hem zeggen:
„Hij profeteert wel in Mijn Naam, maar Ik
heb hem niet gezonden."
Daarom is de bevestigingsure zulk een
ernstige ure. En als straks -Uw nieuwe
leeraar zal uitroepen: „Ja, ik van ganscher
harte," dan spreekt hg door die uitdruk
king openlijk uit, dat ook hij zich een ge-
roCipene weet, die gekomen, is om ook U
de waarheid van Gods Getuigenis voor te
stellen en zijn hand vrij te maken van Uw
bloed.
Maar als dit zoo mag zyn, welk een uit
nemende arbeid dan. Wat is er rijker in
deze wereld, vol moeite enverdriet, dan om
Gods vreeverbond aan Gods Volk te mogen
openbaren;.
Geve de Heere, dat uw jeugdige leeraar
veel daarvan ervaren moge voor eigen
hart, dan zult gij daairvan de vruchten
ontvangen en den Heere zullen, daarvoor
worden toegebracht de lof, de dankzegging
en aanbidding, tot in eeuwigheid.
Vervolgens stond ZEerw. stil wat ver
staan moet worden onder het brengen van
een goede boodschap.
Na de predikatie heeft de bevestiging
van Cand. Haring plaats gehad. Aan de
handoplegging namen deel zijn vader en
Ds. Blok van Middelharnis als consulent.
Toegezongen werd de zegenbede van Ps.
134 vers 3.
Des namiddags daarop om 2 uur deed
Ds. A. G. Haring zijn intrede voor een
even volle kerk, zooals nog nimmer te
Goedereede is aanschouwd.
Velen waren naar Goedereede gekomen
om tegenwoordig te zijn bij de eerste pre
diking van den nieuwen leeraar in zijn eer
ste gemeente.
Behalve de bevestlger zijn vader. Ds.
Haring van Giessendam en de consulent
Ds. Blok van Middelharnis was aanwezig
o.a.: Ds. van Galen van Den Bommel, den
Eerw. Heer Bouman, Godsdienstonderwij
zer te Stellendam. Vele kerkeraadsleden
van naburige gemeenten gaven blijk van
hun belangstelling en verder de Burge
meester van Goedereede en Ouddorp resp.
de heeren Keijzer en Geleedst met hunne
wethouders.
Na het zingen van Ps. 119 3 en 82 eu)
het lezen der Twaalif Artikelen en Ps. 51
en gebed en hij gesproken had van het
voorrecht dat zijn geliefden Vader hem had
mogen bevestigen en dat de Heere hem
kennelijk tot het ambt geroepen had en
hem geleid had tot Goedereede, aanvaard
de Ds. A. G. Haring zijn gewichtig ambt
met een predikatie over Ps. 51 14b enl5:
,,en de vrijmoedige Geest ondersteune mij.
Zoo zal ik den( overtreders Uwe wegen lee-
ren en de zondaars .zullen zich tot U be-
keeren."
Zijn aandachtig gehoor bepaalde hy na
der:
Ie bij de noodzakelijkheid van de onder
steuning des Heligen Geestes;
2e. bij de begeerte van den waren predi
ker;
3e. bij de verwachting van de ware pre
diking om met een toepassing te eindigen.
Bij de uiteenzetting liet ZEerw. duide
lijk uitkomen dat de Heere Zijn knechten.
Zijn herauten komt uit te stooten in Zijn
wijngaard, tegenl eigen wU en eigen zin,
en niet op hun tijd, maar op Zijn tijd van
eeuwigheid bepaald.
En als het 's-Heeren tijd is voor zulke
knechten Gods dan komt God den Heiligen
Geest hen in alle waarheid en verborgen
heid te leiden als een| blinde, als een on
kundige. Men komt dat te staan in de mo
gendheid des Heei-en Heeren.
De prediker moet geen vreemdeling zijn
aan de genade Gods. Voor dezulke is geen
betere studie dan een biddende levensom
gang met deni Heere en geen vruchtbaar
der gemeente dan een biddende gemeente.
De begeerte van diegenen is om 's-Hee-
reni wegen te leeren er wel den hoofdweg,
dat is Christus zelf, die gezegd heeft: „Ik
ben de weg, de waarheid en het leven."
Den weg van verootmoediging voor God.
Den weg naar den Sinaï en Golgotha. Den
weg van zonde en Satans dienst te verla
ten tot God in Christus den toevlucht te
nemen om behouden te worden.
Den weg hoe genadig God de Heere was
in Christus om de zonde te vergeven, hoe
zwaar men wel tegen dat goeddoende We
zen gezondigd had.
Dat al de wegen van den mensch, wegen
des doods zijn en dat de Heere alleen de
ware wegen leert in Zijn Woord.
David's verwachting was dat de zon
daars zich tot U zullen bekeeren.
Hij verwacht dat niet van zijn prediking,
niet van zichzelven, maar alleen als een
middel in 's-Heeren hand en zoo óok ver
wacht ZEerw. het niet van zijn leeren,
maar alleen van de bediening des Geestes,
Het is een bekeering niet van de zonde
tot de deugd, maar een vrucht van weder
geboorte, welke gedachte nader uitgewerkt
werd.
Na het zingen van Ps. 56 - en een) ern
stig woord van toepassing, richtte Ds. Ha
ring zich allereerst tot zijn geliefde ouders
die beiden deze zoo gewichtvolle ure moch
ten medemaken, waarin hij hen dank
bracht voor al hetgeen; zij beiden voor hem
geweest waren.
Vervolgens tot den consulent en de ring
collega's, waarin hij verklaarde met hen
samen te werken, indien, men oprecht en
eerlijk met elkander mag omgaan en sa
men, mogen strijden voor de aloude Waar
heid.
Een hartelijk woord tot de belde Bur
gemeesters. Dat zij mogen opkomen voor
Gods Naam en zaak en dat het JWoord des
Heeren voor hen richtsnoer moge wezen
voor de besturing der gemeente.
Tot den kerkeraad: Gij zijt mij geen on
bekenden meer. Wil mij met mijn vrouw in
welwillendheid en lieifde in Uwen kring op
nemen.
Moge de Heere ons verwaardigen, getrouw
te zijn in de dingen» waartoe de Héere ons
als kerkeraad geroepen heeft.
Mbgen wij samen werkzaam zijn aan den
opbouw van 's-Heeren Slon.
Geliefde Gemeente: Gij hebt onze predi
king gehoord. Geheel vreemd was zij U
niet. Ik hoop dat mijn Groote Herder mij
bekwaam maken zal om in mijn predi
king, op de catechisatie, enj bij huisbezoek
en ziekenbezoek en in de klaaghuizen het
kostelijke van het snode te scheiden: Ik
hoop, dat de bazuin ten( allen tijde een ze
ker geluid geven zal.
En ach, hoe ontzaglijk zal het wezen, zoo
§rij. jong en oud nu onder onze prediking
voor eeuwig verloren moet gaan.
Verwacht gemeente, tenslotte niets van
mij, maar moge het wezen, alles van Bo
ven.
Ouderling W. Reedert sprak daarna nog
een ernstig en hartelijk woord, vervolgens
de beide Burgemeesters en Ds. Blok.
Na het zingen van Ps. 119 9 (gewij
zigd) en( het uitspreken der zegenbede,
ging de zeer groote schare huiswaarts.
Incitlent in de Noorsche wateren.
Er heeft zich in de Noorsche wateren
een incident afgespeeld, wat voor de Scan
dinavische landen bijzonder pijnlijk is. Om
het in het kort mede te deelenj is de toe
dracht als volgt:
Een Duitsche stoomer, de „Altmark"
welke als hulpschip van de Duitsche. mari
ne bij de kruistochten van de „Graf Spee"
assistentie verleende, heeft onopgemerkt
in de Noorsche wateren weten te komen.
Het deed de Noorsche haven Bergen aan en
werd daar onderzocht op wapenen en ge
vangenen door de autoriteiten. Er waren
aan boord van de „Altmark" een groot aan
tal Britsche zeevarenden), overschotten van
bemanningen van getorpedeerde Engelsche
schepen, maar deze werden door de con
trole niet opgemerkt, zoodat de ,Altmark"
als handelsschip toestemming kreeg
zijn tocht door de territoriale wateren
voort te zetten. Een mooie kans dus voor
dit schip met Engelsche gevangenen, om
een; Duitsche haven bimien te loopen.
De Engelsche luchtmacht had echter het
schip opgemerkt, en daar men op de hoog
te was, dat er Britsche krijgsgevangenen
aan boord waren, gaf men opdracht aan de
Britsche marine de gevangenen te bevrij
den. Men is daartoe met Engelsche oor
logsbodems de Noorsche wateren binnen
gevaren, waarbij de Britsche torpedoboot-
jager „Cossach" in de fjord langszij van de
„Altmark" is gekomen en met gewapende
hand, de gevangenen heeft bevrijd. Bfl dit
gevecht moeten acht man zijn gesneuveld.
Dit alles gebeurde onder het oog van de
neutrale Noorsche marine, die in de min
derheid zijnde, zich tegen deze overrom
peling niet konden, verzetten.
Er zit aan dit geval een zeer gecom
pliceerde juridische kant: „Duitschland be
ging groot onrecht, misleidde de Noren en
voer met een verkapt oorlogsschip in neu
trale wateren: Engeland pleegde een oor
logsdaad in de territoriale wateren vaneen
neutraal land. Beiden, overtraden dus het
internationale Volkenrecht. Duitschland
protesteert nu in Noorwegen; ook Enge
land j^rotsteerde te Oslo en Noorwegen
teekende protest aan bg de Engelsche re
geering.
Voor de Scandinavische staten is dezfe
gebeurtenis verre van aangenaam daar het
minder prettige gevolgen voor de neutra
len met zich kan meebrengen.
Een Britsche torpedojager
getorpedeerd.
Londen 19 Febr. Officieel wordt me
degedeeld, dat de Britsche torpedojager
„Daring" getropedeerd en gezonken is. Ne
gen officieren en 8 minderen, worden ver
mist. Een officier en 4 minderen zijn gered.
Grieiksch schip getorpedeerd.
De „Elli" een Grieksch stoomschip van
1114 ton is, naar Reuter uit Madrid meldt
op 60 mijl van Kaap Finistère getorpedeerd
en gezonken. De bemanning is gered. Het
schip was op weg van Engeland naar Grie
kenland.
Weer een Nederlandsoh, schip
de „Ameland" vergaan.
Getrotten, ondanks
paravanes!
Het Nederlandsch s.s. „Ameland" van de
stoomvaartmaatschappij „Rotterdam", dat
Zondagmorgen/ om half vijf uit Hoek van
Holland met bestemming Nederlands Oost
Indië was vertrokken, is ter hoogte van
het lichtschip Schouwenbank, omstreeks 9
uur in de ochtend, op een mijn geloopen^
De bemanning is door de „Montferland"
gered. De „Ameland" (4537 bruto en 2727
netto register ton) werd in 1930 gebouwd
Drie gewonden zijn in Vlissingen aan wal
gebracht. De rest van de bemanning is
met de zeesleepboot „Zwarte Zee" naar
Maassluis gebracht. De sleepboot had nog
pogingen aangewend om het schip te ber-
gen, maar het maakte te snel water.