ChDWEEKBIADopGED.GROnDSlAG vöÖRolZUID-H0U1nZEElJW3CHE Ell^^ MKEürm N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPU „EILANDEN-NIEÜWS" Uit het Kijkvenster. STICHTELIJKE OVERDENKING 12e Jaargang ZATERDAG 3 FEBRUARI 1940 No. 1114 Dit nummer bestaat uit 2 bladen. Jezus alleen WAARIN SEDERT 1 NOV E M B E R 1 9 3 5 O P G E N O M E N HET BLAD .O N Z E E I L A N D E N" - 1 8E J A A R G A N G UITGAVE VAN Mozes, Elia, de Heere Jezus op den berg der verheerlijking. Daarin ligt de inhoud van het Woord Gods, 't leven van Gods Kerk, alles wat een ieder noodig heeft te leeren kennen op reis naar de eeuwigheid. Mozes, de wet, die waarachtige be hoefte aan genade in het hart werkt. EUa, de profetie, de belofte, die den weg der genade wijst, de Heere Je zus, de Vervuiler van wet en profetie, uit Wiens volheid genade voor gena de ontvangen wordt. Eerst Mozes, Elia en de Heere Je zus. Straks Jezus alleen. Zóó was Het op den berg. Zóó ging het Philippus als hij Na- thanaël toeroept: „Wij hebben Dien gevonden, van Wieh Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten." Zij hebben gevonden den Vervuiler van wet en profeten en zien Jezus al leen. Zóó ging het den Emmaüsgangers. Eerst op den weg lezen wij, dat de Heere Jezus begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten hen uit leidde in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was. En hunne har ten worden brandende gemaakt. Straks aan den disch worden hunne oogen geopend en zij kenden Hem. Dan zien zij niemand dan Jezus al leen. Zóó moet het worden in ons hart. Zóó is het aanvankelijk bij een ieder die God vreest. Als de rijke man in de hel bidt: „Zend Lazarus tot mijns vaders huis, want ik heb .5 broeders, dat hij hun dit be- tuige, opdat ook zijn niet komen in deze plaats der pijniging," luidt het antwoord: ,.Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die hooren. Indien zij Mozes en de i^rofeten niet hooren, zoo zullen zij ook, al ware het dat er iemand uit de dooden opstond, zich niet laten gezeggen." Wij hebben Mozes en de profeten, dat wij die hooren. Hebben wij ooit Mozes, de wet, in ons leven ontmoet? De HeiUge Geest bedient Zich van de wet om een waarachtige zielsbehoef te te verwekken. In den aanvang van de ontmoeting van Gods wet belooft die mensch be terschap. Heb geduld en ik zal alles betalen. Plannen worden gemaakt. Hij wordt vroom, wettisch vroom en belooft zich de zaligheid der ziel. Hier is de wet nog niet de tuchtmees- ter tot Christus. Straks plaats de Heilige Geest hem voor de geestelijke beteekenis der wet. Dan wordt hij gebracht tot zon dekennis, schuldbesef, wanhoop aan zichzelf en aan alle schepselen, ver nedering onder God. Een mensch weet niet eer wat zon de is voordat hij de wet kent. Door de wet is de kennis der zonde. Wan neer de mensch geen schuldgevoel heeft, klaagt hij God en zijn naaste aan. Wie niet wanhoopt, komt niet, maar zwerft om. De Heere bepaalt daartoe menig maal eerst bij één zonde, om van die ééne zonde te komen tot de vuile bron zijns harten en van zijn hart tot onzen vollen bondsbreuk in Adam. Wie daar niet terecht komt, is nooit vernederd onder God. Gelijk Mozes op den berg in heer lijkheid werd gezien, zoo wordt de wet in heerlijkheid aanschouwd in de diepste vernedering. Als hij de deugden Gods hooger leert stellen dan zijn zaligheid, als de liefde Gods komt in de plaats van eigen liefde, moet hij met den apos tel Paulus uitroepen: „Uw wet, o Heere is heilig, rechtvaardig en goed, maar ik ben vleeschelijk, verkocht on der de zonde." Was er niemand dan Mozes, de door de wet ter aarde neergeworpene ging den weg van Achitofel, die zijn ezel zadelde en zich wierp in de armen der wanhoop. Zulk een heeft Elia noodig, d.w.z. hij krijgt behoefte aan de beloften Gods. Zoovelen stellen zich tevreden met een belofte, die zij meenen ontvangen te hebben en rusten daarop. Als even wel van 'sHeeren wege een belofte afkomt op die ziel, door schuldbesef getroffen en verslagen onder de ha mer van Gods heiUge wet, kan zij daar nooit in rusten. De belofte wijst op den Beloofde en hoe zou er rust zijn voor een verslagen hart, tenzij zij Christus, den Vervuiler der belof te. Zelf bezit. In de belofte worden geestelijke zaken ontdekt, die de ziel gewaar wordt juist in de toeëigening te mis sen. In plaats van te rusten wordt zij werkzaam, hoe fel de bestrijding ook is. In de belofte vindt die ziel een ademtocht, wordt zij op een verbor gen wijze ondersteunt, maar vindt zij niet de redding in den nood. Niets is er daar ik in kan rusten. Mozes en Elia spraken met den Heere Jezus over Zijn uitgang, die Hij zou volbrengen te Jeruzalem (Luc. 9 31) Zij spraken dus over Zijn lijden en sterven, maar ook over Zijn zegepraal. Wat de wet in de schaduwen der offeranden afbeeldde, hebben de pro feten in de woorden Gods vertolkt. Wie zal dat heilgeheim vertolken als zoo Mozes en Elia worden aan schouwd in de heerlijkheid door Christus op hen gelegd! Als een lichtstraal valt op den schuldovernemenden Borg. Die plaatsbekleedend de schuld, de vloek, de straf op de overtreding van Gods heilige wet gedragen heeft; als in de profetie Christus wordt ontdekt in de graveerselen van Zijn lijden en sterven en dat voor goddeloozen, vij anden, hel- en doemwaardigenals de ziel den Borg ziet kruipen in den hof, tot zonde gemaakt, geworden tot een vloek, als een Lam ter slach ting geleid; als een lichtstraal valt op Hem, Die Zijne doorboorde han den uitbreidt tot een volk, dat onder de bearbeiding van Gods wet komt met het doodvonnis in de hand, al staat de schuld nog open, al wordt de toeëigening dier zaken gemist, al wordt het gemis een steeds ondra gelijker last, geeft dat geen adem tocht, ligt daar geen zielsverkwik king in, wordt daar het hart niet brandende gemaakt? Daar kan niets de ziel baten dan alleen het alles reinigend en schuld- uitdelgend bloed van den Zone Gods. Petrus roept uit: Heere,, 'tis goed dat wij hier zijn. Zoo Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor U een, voor Mozes een en een voor Elia," niet wetende wat hii zei- de. Hij wist niet welk werk van Chris tus tot zijn zaligheid nodig was en welke lessen hij nog moest leeren. De ging voor den Heere Jezus van den berg naar Jeruzalem, naar Gol gotha, om Zijn ziel te stellen tot een rantsoen voor velen. Johannes zou eenmaal over Pat mos den Heere volgen, het zwaard van Herodes zou Jacobus, de^kruis- paal Petrus brengen in de eeuwige tabernakelen, waar Christus voor hen heeft plaats bereid. Terwijl Petrus nog spreekt over schaduwt een luchtige wolk hen en een stem wordt uit den wolk gehoord „Deze is Mijn geliefde Zoon, in den welken Ik Mijn welbehagen heb. Hoort Hem." De discipelen vallen op hun aan gezicht, zeer bevreesd. En Jezus bij hen komende, raakte hen aan, zeg gende: „Staat op, vreest niet." En zij, hunne oogen opheffende, zagen niemand dan Jezus alleen. In de twee zendbrieven van Petrus liggen kostelijke oefeningen, als hij handelt in 2 Petr. 1 16—18 over de verheerlijking op den. berg. Wat is de grond der zaligheid? de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker Jezus Christus, Die al leen. Wat is zijn leven Zijn godde lijke kracht heeft alles wat tot het leven en de godzaligheid behoort, ge schonken Die alleen. Waardoor zijn wij verlost? Niet door zilver of goud, maar het dier baai» bloed van Christus door dat bloed alleen. Wat is het fundament waarop het Godsgebouw wordt opgetrokken naar eeuwig gemaakt bestek? Jezus Christus alleen is de uiterste Hoek steen in Sion gelegd. Wat doet volharden tot den einde toe? Zij worden bewaard in de kracht Gods door het geloof tot de zaligheid. Daardoor alleen. Wat wenscht hij zijn lezers toe? Wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus die geestelijke opwas al leen. Op al die vragen heeft hij maar één antwoord: Jezus alleen. Wat ziet dan 'toog des geloofs in Christus? God en mensch in één per soon, gelijk bij de verheerlijking op den berg. Dat oog ziet Christus eerst in Zijn vernedering, gelijk Mozes en Elia met Hem spraken over Zijn uitgang te Je ruzalem, Dat gezicht leert rouw be drijven. Want dan zien zij Wien zij doorstoken hebben. Dat oog ziet Christus ook in Zijn verhooging. Dat gezicht leert neer vallen met de bede„O God, geef den Koning Uwe rechten en Uwe gerech tigheid den Zoon des Konings." Ps. 72 1. Dat oog ziet Christus als den Ge zondene en den Gegevene des Vaders, gelijk op den berg de stem uit de wolk klonk: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn weibeha gen heb. Hoort Hem." En waar de Heere 'n welbehagen in heeft, heeft die ziel nu ook haar welbehagen. Dat oog ziet in Christus alles wat noodig is voor tijd en eeuwigheid en neemt.de toevlucht tot Christus.- Dat oog ziet dat alles vrucht is van Christus' werk en voorbede, gelijk de verheerlijking op den berg geschied de, toen Christus was biddende. Daar is niets van 't schepsel bij. 't Is alles uit -Hem en door Hem en tot Hem alleen. Dat oog ziet in Christus de heer lijkheid van Gods genade, de heerlijk heid Zijner deugden. En die aanschou wing van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus is de voorbereiding, de voorsmaak van den hemel. Wat doet die ziel? Aanbidden en dat-is het werk der hemelingen. Kent gij van dat alles niets? Klaag uzelven aan en vraag om ontdekkend genadelicht. Mozes, de wet, heeft me nigmaal aan Uw hart geklopt, Elia, de belofte, U den -^q^ der verlossing geboodschapt, de Heere Jezus roept U in 't Evangelie toe: „Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die hoo ren." God roept ons van den berg toe: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Gelief de. Hoort Hem." Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf Gij, die genade bezit, gij kent Mo zes, Elia en den Heere Jezus, niet slechts op den berg, maar ook in uw hart. Worde Hij U steeds meer de Bron van alle goed. Alles buiten Hem niets dan gebroken bakken. Dat hebt gij ervaren. Bij niemand is heil, dan bij Hem alleen, den altoos raad we tenden hoogsten Profeet, en Leeraar, den getrouwen, verzoenenden en voorbiddenden Hoogepriester, den al les regeerenden en alles beheerschen- den Koning. WelgelukzaUg zijn allen die op Hem betrouwen. Sli ..ji_L^,_ Da. Lb. DE KRANT OOK OP FLAKKEE TE LAAT, DOOR VERKEERS-STAGNATIE. a niEuws ddelharnis Prins Hendtikstr. 122 C Giro 167930 Postb B^jbantoor voor Zeeland: St. Maartenadyb Markt, Telef. 69. Abonnementsprös 90 cent* per 3 maandenbg vooruitbetaling. Vetschilnt lederen Woensdag en Za^rdag 2 maal p«r vreek. Afoonderlï^c Eununer. 5 ce»l - Buitenland Sgulden ptr jaar Gevestigd te Middelhami, Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Td. 17. Advertentie^rys 20 cent per regel. Redames 40 et.; Dienst* aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et.; Boek«aani> kondiging 10 cent per regel Cxntracten belangrigk lager. En hunne oogen opheffende, zagen zij nienaand dan Jezus alleen. Matth. 17 8. POT EN KETEL. De Engelsche minister van marine Chur chill doet al zeer van zich spreken door zijn redevoeringen,'. Hield hij eenige weken geleden een zeer geruchtmakende rede over de positie der neutralen, die hij als slagveld voor de Engelsche zaak opeisch- te ook thans heeft hij weer een rede ge houden. Uiteraard bestond daarvoor veel belangstelling. Zou hij die eerste redevoering waarmee hij bij de neutralen zooveel ontstenmiing heeft verwekt eenigermate verloochenen? In Engelsche politieke kringeni zat men wel een beetje met zijn rede in de maag. Trachtte den indruk te verzachten. Maar Churchill heeft zijn rede niet ver zacht. Is er in geen enkel opzicht op te ruggekomen. Hieruit blijkt wel dat men. het in Engeland vrijwel met Churchill eens is. Dat men hoogstenjs het tijdstip en. de formuleering ongunstig acht. Nu heeft Churchill een ander thema behandeld. Meer voor binnenlandsch gebruik. Nu was het een rede doorspekt met gruwelverha len, die de Duitschers in Polen zouden hebben bedreven. We kennen die soort propaganda nog wel uit den vorigeri oorlog. Heeft ze toen mogelijk uitwerking gehad, thans is die kans veel geringer. Bovendien is Churchill allerminst de geschikte man om. met der gelijke propaganda van gruwelverhalen stemming in het buitenland te maken. De pot verwijt de ketel, geldt hier. Churchill was een van de mannen, die in der tijd de concentratiekampen voor de vrouwen en kinderen der Boeren heeft verdedigd. Hij was de pleiter bij Jiet Engelsche volk om hen over den gruwel van de concentratie kampen heen te brengen. Hij is de man die niet het minst het Engelsche volk voor dien gruwel heeft gewonnen. Een gru wel waardoor destijds de geheele beschaaf de wereld in rep en roer is-gebracht.- Iemand met zoo'n verleden deed beter over de gruwelen der Duitschers te zwij gen. Op die wijze bewijst hij het Engelsche volk geen dienst met een zoo doorzichtige propaganda. Monumentenzorg Een kostbaar mo- nument verwaarloosd? De oude Statenbijbel en de nieuwe vertaling Dwingen of pressen? Godsklanken luit het Heiligdom. Daar is in ons land een vereenlging, die zich ten doel stelt oude monumenten, oude molens en dergelijke voor den sloopersha- mer te vrijwaren en deze antiquiteiten der mate te restaureeren, dat de tand des tijds ze niet verder wegknaagt. Deze vereeniging, „Monumentenzorg" ge- heeten, verricht ongetwijfeld veel nuttig werk; groote sommen gelds worden be steed, om veel, waaraan oude, historische herinneringen zijn, voor het nageslacht te bewaren. Kostbare dingen; daar moet men altyd zuinig op zijn. Nu heeft het zeer onze verwondering, waar men in Nederland zooveel doet om allerlei kunstschatten te bewaren, „dat men onzen grootsten schat, onzen ouden gelief den Statenbijbel, die 17 Sept. 1937 drie honderd jaar oud is geworden, zoo ver waarloost. Men is er niet zuinig op; dit momumentale stuk van taal en stijl, waar aan de Kerk des Heeren zoo nauwver want is en waarbij wij allen zijn opge groeid, kon bij vele Zeer Hoog Geleerde Heeren „mt een oogf)unt van wetenschap pelijke eischen niet bogen op nauwkeurig heid" en wordt derhalve zooveel als aan den kant gezet. Men is n.l. overgegaan tot een nieuwe vertaling, waarvan 1 November j.l. het Nieuwe Testament is gereed gekomen. Ik heb mij zulk een nieuwe vertaling aangeschaft en het is daarover^ dat ik in dit „Kijkvenster" mijn hart eens wil luch ten. Ik moet mijn lezer zeggen, dat het lezen er van, mij zeer onprettig heeft aange daan. Van de tekst is niet maar zoo hier en daar afgeweken, neen, de geheele tekst is gewijzigd en van de Staten-vertaling vind ik er niet veel in terug. Taal en stijl, het is alles geheel anders, het „gewijde" is er af en het komt mij voor,| dat het zoo'n beetje lijkt op: de bijbel naverteld." Ik ben dan ook van meenuig, dat ons Bijbellezend en Bijbelvast volk, dat bij de Statenver taling is opgegroeid, niet zoo maar zonder meer deze nieuwe vertaling als authentiek zal overnemen, ook al is het, dat de eerste oplage in twee dagen tijds was uitverkocht. De beste behandeling is: onder de wol, eens flink transpireeren, en drie maai daags 'n AKKERTJE"nemen. "AKKERTJES"bevorderenten zeerste iiet zweeten, gaan de koorts tegen, verdrijven liet ellendige pijnlijke gevoel en bestrijden de infectie. "AKKERTJES" zijn beroemd om hun snelle, uitstekende Werking. Vaak nagemaakt, /maar nog nooit geëvenaard. Op elk "AKKERTJE" staat 't AKKËR-merk: Uw garantie! tegen pijnen, hoofdpijn,"nare dagen" Doos: 13 stuks - 12 stuivers; 2stuks - 2 stuivers. Daar is, éér deze nieuwe vertaling is ge reed gekomen, in de laatste decenenia, heel wat pro en contra over geweest. Op de classis Schiedam der Geref. Kerken in Sept. 1912 werd aan de Generale Synode in overweging gegeven om maatregelen te nemen voor een nieuwe overzetting der H, Schrift, uitgaande van de Geref, Kerken. De Vereeniging van Predikanten van de Geref. Kerken besloot in 1918 de Bijbel vertaling ter hand te nemen, en men weea (Jaar onderscheidene professoren en predi kanten voor aan,' maar tot een vertaling kwam het niet. Het onderwerp is echter in de loop der jaren urgent gebleven en veel is geschre ven en gewreven van wie eigenlijk die nieuwe vertaling moest uitgaan. Voor een Kerkelijke Bijbelvertaling voelde men niet veel en zoo is door het Nederlandsche Bij belgenootschap deze nieuwe vertaling van den Bijbel ondernomen. In de vertalingscommissie hadden zitting personen uit verschillende kerken en van verschillende richtingen, met Prof. F. W. Grosheide te Amsterdam als Voorzitter. Ongetvwjfeld zijn het zeer geleerde man nen, die met toewijding aan deze vertaling hebben gewerkt, maar het product hunner wetenscha,p kan mij niet bekoren. Taal en stijl in deze nieuwe vertaling vloeken tegen de verhevene schoonheid van dien ouden, geliefden Statenbijbel! Nu ja, ik weet hët, ik ben maar een ongeletterd krantenschrijver en vermag te gen zoovele vermaarde oude en nieuwe tes testamentici niet veel in te brengen. Maar ik woon toch „in het midden mijns volka" en ik laat mij die nieuwe vertaling niet zoo maar aanleunen. Ik heb in de nieuwe vertaling zoo hier en daar een hoofdstuk gelezen en bemerkt dat alle germanismen (Duitsch getinte woorden) zijn vervangen en alle pleonas men (overbodige bepalingen) zijn wegge nomen. Zoo schrijft men voor het in de Statenvertaling voorkomend woord „krijg" - oorlog; voor i^krijgsknechten" - soldaten; voor „gansch" - geheel; voor „navolgen" - achter Mij gaan; voor „schatten" - kost baarheden, ook wel „voorraad" (Matth 13 VS. 52), enz. De pleonasmen „heirleger" (Lucas 2) heeft men veranderd in legermacht; zend brief gewoon in „brief"; drinkbeker in „beker"; steenrots in „rots"; graven en verdiepen alleen in „graven." Wij hebben dus in deze nieuwe verta ling heele nieuwe woord-series gekregen, waarmee zinnen zijn geschapen, die aan de oude bijbel-stijl ten eenenmale vreemd zijn. En waarom, zoo vraag ik me af, gaat het purisme zoover, dat we al die woor den moeten missen? In onze dagelijksche taal gebruiken we ze toch ook? Ook heeft men die echt-bijbelsche woor den als „murmureeren" veranderd in Doordat de autobus niet verder kon rij den dan Mielissant wegens sneeuw-verstui- vingen, en de tram niet verder gfing dan Nieuwe Tonge,., is ons Blad van Dinsdag avond veel te laat gearriveerd. Laten on ze lezers er echter van overtuigd zijn, dat wij al het mogelöke doen, om ons Blad zooveel mogelijk op tgd te doen zijn.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1