CriDWEEKBLADÖpGED.GD0nD51AG vööÖDlZUJD-HOLLIriZEEUWJCIIC EILAMDEn
N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEÜWS"
Het probleem van de oorlog
I WOL I
De scheidslijn getrokken
12e Jaargang
WOENSDAG 24 JANUARI 1940
No. UU
Antwoord op een Ingezonden
I BREIENjlN DEN WINTER
pl.VANL09N,v.hJ.deKorU
Ruwe handen
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 5391 OPGENOMEN HET BLAD.,ONZE EILAND EN" - 18E JAARGANG
rmt
UITGAVE VAN
Komt nu onze mooie soorten i
I Kerkring 4 - OUDE TONGE
1 Telefoon 52.
?iuiiiiii!uiiiiuuniiiinuiiiiuiiniuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiu,..
HET AANTAL. VACATUREN IN DE
NED. HERVORMDE KERK.
hWI IIBIIIIIIIIJlUll
IIAÜDEn-IIIEUWS
Abonnementsprga 90 cent per 3 maandenbij vooruitbetaling.
Veischünt iederen Woensdag en Zaterdag 2 maal pér week.
Afzonderlijke nummer» 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar
Gevestigd te Middelhamis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 p Postbox 8 Td. 17.
BPiantoor voor Zeeland: St. Maartensdijk Markt, Telef. 59.
Advertentie*prfls 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienste
aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et; Bpelmuui'
kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager.
Wederom is een groot deel der mensch-
heid gestort in de ram,pen van de oorlog
en verkeert het meerendeel van de bewo
ners dezer aarde in een toestand, waarin
haat en vijandschap hoogtij vieren en het
roede paard van den krijg voortrent over
de met bloed doordrenkte aarde. De eene
oorlog na de andere breekt uit, het eene
volk na het andere valt ten prooi aan de
gruwelijkste menschenslachting en nog is
het einde niet. De oorlogsfakkel steekt
land na land in brand en wat óns nog te
wachten staat, God alleen weet het. Het
is geen wonder, dat in deze dlep-ernstige
en donkere tijden velen in ons land en
daarbuiten zich afvragen, welke plaats de
oorlog moet innemen in onze wereld- en
levensbeschouwing, welke beteekeni.i hij
heeft voor den Christen en hoe hij te rij
men is met Gods Voorzienigheid en wereld
bestuur. Duizenden zijn er, die met dat in
derdaad niet eenvoudige vraagstuk geen
raad weten en gemakshaive aan het Chris
tendom en aan de Kerk de schuld geven
van de wereldbrand en van meening zijn,
dat hiermede wel zeer duidelijk is gede
monstreerd, het failliet van de Christe
lijke kerk. Het schijnt ons daarom nuttig
toe, aan dit probleem eens onze bijzondere
aandacht te wijden^ opdat, kon het zijn,
meerderen omtrent dit vraagstuk tot
klaarheid mogen komen, die thans nog in
het duister dwalen.
Toen de groote wereldoorlog voorbfl was
en de Volkenbond opgericht, meenden zeer
velen, dat er nu eejn tijdperk van vrede en
geluk zou aanbreken. Er waren zelfs ide
alisten, die eVenals de Duitsche wijsgeer
Kant gingen spreken van een eeuwige vre
de op aarde. De oorlog zou worden uit
gebannen, de legers naar huis gezonden,
de zwaarden tot ploegen geslagen en een
gouden periode van ongestoorde idyllische
rust zou volgen op de massa-slachting van
de Wereldbrand. Hoe zijn deze menschen
teleurgesteld! Hun ontwapeningsdroomen
bleken stuk te slaan op de harde realiteit
van de menschelijke natuur. En na meer
plaatselijke oorlogen als die van Japan te
gen China en van Italië tegen Abessynlë
en Albanië zien we ons na 25 Jaren ge
plaatst voor een wereldconflict, dat in zijn
gevolgen veel ernstiger dreigt te worden
dan het vorige.
De dwazen, die in hun ongemotiveerd
optimisme hadden gemeend dat de mensch
der 20e eeuw zóó beschaaifd was gewor
den, dat een oorlog tot de onmogelijkhe-
len ging behooren, bleken In de overschat
ting van het menschdom een geweldige
fout te hebben gemaakt.
Bovendien waren zij slechte kenners der
historie. Immers, ondanks alle vredescon
gressen en tractaten zijn de oorlogen in
de 19e en in de 20e eeuw niet verminderd,
maar toegenomen. In de jaren vóór de
Wereldoorlog van 1914 volgde evenals nu
de ééne oorlog op de andere. In 1894 van
China tegen Japan, in 1897 van Turkije
tegen Griekenland, in 1898 van de Vereen.
Staten tegen Spanje, in 1899 van Engeland
tegen Transvaal, in 1904 van Rusland te
gen Japan, in 1912 van de Balkanstaten
tegen Turkije en in het volgende jaar on
derling. En als we de wereldgeschiedenis-
en onze Vaderlandsche historie overzien,
dan is het oorlog en oorlog van het begin
tot het eind. De oude geschiedenis heeft
haar wereldveroveraars gehad, die zonder
oorlog niet konden leven Nebucadnezar,
Assurbanipal, Xerxes, Alexander de Groo
te, Julius Caesar enz. En ook later vallen
de volken van de ééne krijg in de andere.
Ons eigen land b.v. heeft in de 150 jaar
van 1568 tot 1713 slechts 30 jaren vrede
gekend. Degenen, die het dus voorstellen,
alsof de oorlog voor de menschheid iets
onnatuurlijks of iets vreemds zou zijn,
dwalen zeer. En het is dan ook ten volle
waar, wat de Duitsche pessimistische phi-
losoof Schopenhauer eens geschreven
heeft: „De geschiedenis toont ons het
leven der volkeren en vindt niets dan oor
logen en vernieling te vertellen, de jaren
van vrede verschijnen slechts als korte
pauzen, als een tusschenspel tusschentwee
rampen."
Inderdaad, deze wijsgeer, ofschoon geen
Christen (een ware Christen is geen pes
simist) zag de dingen, zooals ze zgn.
Men behoeft zich er in het geheel niet
over te verwonderen, dat dit zoo is, al Is
de constateering van het feit wel zeer
droevig. We zouden willen vragen: hoe
kan het anders? Kan men van een men-
schengeslacht, dat van nature geneigd is
God en zijn naaste te haten, let» beters
verwachten? Is het mogelijk van deze
aarde een paradijs te maken met men
schen, die onbekwaam zijn tot eenig goed
en geneigd tot alle kwaad? Als we het
leven der enkele menschen gadeslaan in
hun verhouding tot anderen, ontwaren we
dan niet een voortdurende strijd, zelfs in
de kleine kring van een gezin, eeni fam.llie
een vereeniging en een volk? Wordt niet
telkenmale zelfs onl nietigheden de vre
de verstoord tusschen menschen van één
bloed, van één geloof, van één kerk, van
één volk? En laat die strijd, geboren uit
haat en nijd en heerschzucht, al wordt ze
meestal niet met vleeschelijke wapenen
gevoerd, toch geen diepe, soms ongenees
lijke wonden achter?
Het is daarom een groote dwaling, de
oorlogen, die op deze aarde gevoerd wor
den te beschouwen los van de menschelijke
natuur en ze te verklaren uit stoffelijke
factoren. Zij hangen onlosmakelijk samen
met de boosheid van het hart des men
schen, dat door de gansche wereldgeschie
denis heen, ondanks een schijn van bescha
ving, steeds in wezen hetzelfde blijft. Uit
dat hart zijn door alle eeuwen heen voort
gekomen doodslag, haat, twist, wangunst,
heerschzucht, hebzucht en wat al meer
gruwelijke zonden. En zooals deze zich in
kleine kring openbaren, doeni ze het ook
in het groot in het leven,der volken onder
ling. De kiem van de oorlog ligt dus in
ieder menschenhart. Hij is een gevolg van
de zonde, die de ziel der menschen vergif
tigd heeift vanaf het oogenblik, dat onze
eerste voorouders, Adam en Eva, zich in
het Paradijs van den Heere afwendden en
dienaren werden van den vorst der duis
ternis. Daarom is er vanaf de moord van
Kaïn op Abel, die de eerste oorlog was,
steeds oorlog geweest en zal er op deze
van God vervloekte wereld oorlog blijven,
zoolang de zonde heerschappij voert over
de menschen, dat is tot de laatste dag der
aarde toe.
Zoo zien we dus, dat de oorsprong van
eiken oorlog gezocht moet worden in onze
boosheid des harten. Ware de mensch niet
van zijn Schepper afgevallen, nimmer zou
de wereld oorlog hebben gekend. De Para
dijstoestand ware bestendig gebleven, en
dood en verderf zouden niet rondwaren
over deze aarde, gelijk nu weer in onze
dagen.
Een andere, niet minder belangrijke,
vraag is echter, of als gevolg van deze
constateering, dat de oorlog resultaat der
zonde is, hij buiten Gods Voorzienigheid
omgaat, met andere woorden, of de Heere
ook de oorlogen regeert en in Zijn macht
heeft, ze doet ontstaan en beëindigt. Hier
komen we aan één der moeilijkste stuk
ken van de Christelijke geloofsleer. Want
we moeten inderdaad vaststellen, op grond
van Gods Woord en als resultaat van lo
gisch denken, dat ook de oorlogen in Gods
wereldplan zijn opgenomen, dat zij onmo
gelijk buiten Zijn regeering kunnen om
gaan, maar dat hij zich ervan bedient om
Zijn Raad uit te voeren met de volkeren
dezer aarde, om hun historie in andere
banen te leiden, om hun geloof te beproe
ven, doch ook om ze te tuchtigen. De
oorlogen'worden door God gehanteerd om
de wereldhistorie naar het einde te leiden
en Hij gebruikt ze dwars door alle men
schelijke zonden en duivelsche invloeden
heen om Zijn Koninkrijk te doen komen.
De Schrift leert ons inxmers, dat Gods re
geering niet alleen gaat over het goede,
maar ook over' het kwade, hoewel Hfj van
dit laatste de auteur niet kan zijn. De zon
de staat onwedersprekelijk onder Gods
regiment; Hij kan ze verhinderen, maar
ook toelaten. Zoo liet Hij toe, dat Adam in
zonde viel, dat Kaïn Abel vermoordde,
dat Jezus werd gekruisigd, dat Jozef werd
verkocht, maar in dit alles werkte zich
Gods raadsplan uit en maakte God zelfs
de zonde dienstbaar aan de uitvoering van
Zijn wereldplan. Zonde en Satan staan on
der de goddelijke souvereiniteit, rampen
en tegenheden, smart ern lijden, ziekte en
dood zijn in Gods hand. En dit kan in
alles, wat in deze donkere tijden het hart
des menschen verontrust, tevens zijn rijke
troost zijn, dat in hoogster instantie het
niet de mensch is, noch de Satan, die de
wereld regeert, maar de Almachtige God,
die ook de oorlogen dienstbaar maakt aan
de komst van Zijn hemelsch Koninkrijk.
Wordt vervolgd.
TWEEDE KAMER.
De Tweede Kamer is in openbare ver
gadering bijeengeroepen tegen Dinsdag
middag 6 Februari. In deze vergadering
zullen de afdeellngen getrokken worden,
waarna eenl aantal wetsontwerpen in de
afdeellngen onderzocht zal worden.
Tot die wetsontwerpen behooren de in
stelling van een fonds voor de oeconoml-
sche verdediging en de heffing van een
winstbelasting.
In de Flalkkeesche Nieuwsbode van 13
Jan. kwam een ingezonden stuk voor van
de hand van den heer A. van Donge te
Middelharnis, die daarin polemiseerde te
gen ons hoofdartikel )Over; „Een ex-Wet
houder in oppositie" door ons in December
geschreven. Hoewel het onze gewoonte
niet is, op ingezondens uit andere bladen
in te gaan en het zeker onze gewoonte
niet worden zal, wlUep we ditmaal een uit
zondering maken, omdat men anders wel
licht ,zrou denken, dat we „verslagen" zijn.
Allereerst bevreemdt het ons, dat een
S.D.A.P.-er het voor een liberaal opneemt.
De man van de partij der arbeiders verde
digt hier den man van de partij van het
kapitaal! De verklaring zal wel hierin
te zoeken zijn, dat beiden het roerend eens
zijn, als het gaat tegen, de Christelijke par
tijen.
Voorts blijkt uit het stuk., dat inz. niet
meer op de hoogte is van de gezindheid
der burgers in zijn geboorteplaats. Als hij
schrijft, dat de heer Helleman bij vele
rechtsche kiezers zeer gezien is en zij hem
gaarne weer tot Wethouder hadden zien
verkozen, dan zouden virij wel eens willen
weten, waar die menschen zitten. Wij ken
nen ze niet.. Indien het waar was, hadden
ze op den heer Holleman gestemd en hem
een meerderheid bezorgd. Maar iemand,
die rechtsch is, stemt nietop een liberaal.
Wij weten wèl, dat meerdere linksche per
sonen juist niet op de lijst-HoUeman stem.-
den, omdat zij hem niet de aangewezen per
soon achtten voor raadslid en Wethouder.
Het is dus precies andersom als de Inz.
schrijft. En dat ons artikel dan ook niet
de zienswijze van rechtsch Stellendam,
maar alleen van een paar rechtsche voor
mannen vertolkte, is in flagrante strijd
met de feiten.
Overigens gaan we' hierop niet verder
in, daar we dan al te persoonlijke dingen
naar voren zouden moeten halen en we dit
liever niet doen, niettegenstaande het feit,
dat de rechtsche voormannen, althans één
hunner, bij de jongste raadsverkiezingen
wèl zeer persoonlijk en leugenachtig werd
aangevallen door liberale pamfletten.
De inz. is verder ook aan 't cijferen ge
trokken en kwam tot de conclusie, dat 53
procent der bevolking buiten het Dage-
lijksch Bestuur der gemeente is gebleven.
Hij maakte het zich echter wel zeer ge
makkelijk. Het is absoluut onwaar, dat
dit alle linksche stemmen waren. Zeker de
helft van de stemmen op den heer Rie-
mens uitgebracht, was uit rechtsche krin
gen. Evenzoo waren ditmaal op de lijst
van den heer Roon, die anders met een
S.D.A.P.-lijst uitkwam, doch nu zijn groep
„Arbeidersbelang" noemde, een aantal
rechtschen verdwaald. Men kan er dus ge
voeglijk zooveel procenten aftrekken, dat
het percentage een flink eind onder de 50
komt. Trouwens, indien de Herv. en de A.
R. niet samen vier zetels hadden gehaald,
doch de liberalen 3 en Riemens 1, dan zou
deze laatste meerderheid zonder eenige
twijfel de Wethouderszetels hebben ge
deeld met uitschakeling van een minder
heid van 46%! Het is voor de liberalen,
die slechts 2 zetels haalden, niet zoo erg
als 4 jaar geleden voor de Hervormden,
toen deze met 3 zetels werden uitgesloten.
Wat tenslotte het huidige College be
treft, dat bij inz. geen genade kan vinden,
merken we nog op, dat de Burgemeester,
die in Goeree woont, steeds binnen 5 a
10 min. in Stellendam kan zijn; dat de Ie
Wethouder Vogelaar een telefonische door
verbinding heeft en bovendien een auto
tot zijn beschikking heeft en de andere
Wethouder Hoek 2 min. fietsen van het
dorp woont. De verzuchting, die inz.
slaakt: „Gelukkig nog, dat de Secretaris
toch nog op Stellendam woont," is vol
maakt overbodig.
En hiermede meenen we voldoende aan
dacht besteed te hebben aan dit ingezon
den, dat een verkeerde indruk poogde te
geven van de Stellendamsche politieke
verhoudingen.
B zien voor het breien van Uw
Jumpers, Pullovers enz. Grootste
sorteering. Billijke prijzen.
In het „Kijkvenster" van Zaterdag j. 1.
heeft onze Waarnemer met een enkele pen-
nestreek aangehaald, wat een inzender aan
de Nieuwe Rott. Crt. schreef, over een
opmerking, die wij hadden gemaakt, dat
door het Prinselijk Paar den Dag des Hee-
ren wordt ontheiligd.
Nu de Flakkeesche Nieuwsbode zich
haast om dit stukje over te nemen en er
een onderschrift bijvoegt, willen wij on
zen lezers eens laten zien, op welke wijze
men ons over deze zinsneden aanvalt.
De scheidslijn wordt daarbij wel zeer
scherp getrokkeni.
De N.R.Ct. van 13 Jan. j.l. bevatte het
volgende ingezonden stukje:
IN-DROEVIG.
„Het t e Middelharnis verschijnende
Blaadje „Eilandennleuws". zich noemen
de „Christelijk weekblad op Gerefor
meerden grondslag," ontziet zich niet,
een berichtje omtrent ijsvermaak van
ons Prinselijk paar op de Loosdrecht-
sche plassenj te voorzien van den com
mentaar: „Het is wel in-droevig, dat de
Dag des Heeren door ons Prinselijk Paar
zoo wordt ontheiligd."
Men zou geneigd zijn te vragen; is
het niet in-droevig, dat anders dan wij
denkende Nederlanders, blijkens deze
commentaar, niets ontzien in hun
critiek.
Het is alom bekend, dat ons Vorsten
huis oprecht-godsdienstig gezind is; als
onze Kroonprinses en Haar Gemaal het
met hun consciëntie In overeenstemming
kunnen brengen (evenals duizenden an-
'dere godsdienstige Nederlanderseen
gedeelte van den Zondag in gepast Ijs-
vermaak door te brengen, dan behoor
den te- dezen opzichte strenger denken
de Nederlanders, zoo zij dit in gemóede
veroordeelen, zulks althans voor zich te
houden!
De „Plakk. Nieuwsb." plaatste hieronder:
Wij zijn het met de strekking van dit
stuk volkomen eens. Niet alleen is het
in-droevig, dat men iets dergelijks durft
schrijven van ons Vorstenhuis, het ge
tuigt ook van grenzelooze heerschzucht.
Het is geen kleinigheid om zoo maar
eens aan het Prinselijk Paar te willen
voorschreven, hoe zij zich moeten gedra
gen.
Dit ingezonden stuk heeft in een van
de grootste dagbladen gestaan. Het is
dus door tienduizenden in den lande ge
lezen. Helaas strekt dergelijk geschrijf
er niet toe, dat het aanzien van het
platteland in het oog van den stedeling
wordt verhoogd. Zeer ten onrechte
staan vele bewoners van de groote stad
nog op het stand,punt, dat zij meer ont
wikkeld zijn dan de bewoners van het
platteland. Soortgelijke pennevruchten,
als hierboven aangehaald, strekken er
slechts toe, dit superioriteitsgevoel te
versterken. De bewoners van de stad
kennen de plaatselijke toestanden niet
zoo goed, zoodat zij niet weten, dat
slechts een klein gedeelte van de platte
landsbevolking er dergelijke bekrompen
en heerschzuchtige standpunten op na
houdt, zoodat het per saldo aan een
gedeelte van onze dorpsbewoners te dan
ken is, als men ons niet voor vol ^.an-
ziet."
Tot zoover de Plakk. Nieuwsbode.
Ziezoo, onze lezers weten, waar zij aan
toe zijn. De liberale Flakk. Nieuwsb. gaat
nog verder dan de schrijver In de N. R..Ct
door de plattelandsbevolking van Flakkee
die den dag des Heeren in eere wenschen
te houden, als „onontwikkeld, beikrompen
en heerschzuchtig" te brandmerken.
Nu behoeft het ons niet te verwonde
ren, dat de liberalen, de geesteskinderen
der Pransche revolutie, zoo schrijven. Er
kentenis voor het Woord van God hebben
zij niet en derhalve ook niet, dat gehoor
zaamheid aan Gods Woord, Wil en Wet
wordt gepredikt en geleerd, zoowel vooi
Koning als onderdaan, maar dan ook zon»
der onderscheid.
Het liberalisme verwerpt het Woord
Gods. Dat is niet te sterk gesproken.
Zie hier hoe een Staatsman, vergrijsd
in deni dienst der „liberale gedachte". Mr.
S. van Houten in zijn Staats- en Straf
rechterlijke opstellen, (1897) het wezen
van het liberalisme toekende:
„wij 'erkennen noch een openbaring als
,,kenbron van waarheid en recht, noch
,,het gezag van eenig kerkelijk orgaan;
„ons staat slechts de rede ten dienste,
,,bij wier licht wij de uitingen van den
„volkswil in het heden en verleden
„waarnemen, hare vermoedelijke ge-
„volgen overzien, geluk en welvaart
„trachten te bevorderen en leed af te
„wenden. Niet het z.g. „Woord Gods",(
„maar, om eens de taal der gelovigen
„te gebruiken, het geschenk Gods,
J,dat wij In de rede bezitten. Is de
„lamp voor onzen voet."
Dat Is liberale taal.
Niet het Woord Gods. Dat dient men
„althans voor zich te houden." Godsdienst
is privaatzaak, het Woord Gods moet uit
het openbare leven gebannen. Dan wordt
men niet „voor vol" aangezien. Wanneer
men het Woord Gods laat spreken, ook
tegenover ons Vorstelijk Paar, noemt men
dat: „grenzelooze heerschzucht."
John Knox, de groote reformator van
Schotland, durfde het aan, Koningin Ma
ria Stuart op de zonden en op de gevolgen
der zonden te wijzen.
Uit heerschzucht?
Bij gelegenheid, dat de Koningin hem
hierover aansprak, antwoordde John Knox:
„ik moet Hem gehoorzamen, die mij ge
biedt, geen vleesch op aarde te vielen. De
ware kenisse Gods en Zijn rechte dienst,
is de voornaamste beweegreden, dat men
U als Prinses van harten gehoorzaamt."
Ruwe huid. Schrale lippen
IJ R O L verzacht en geneeat
Doos 30 en 60 et. Bij Apothekers en Drogisten.
Die Koningin was er van overtuigd, hoe
wel zij de raadgevingen niet opvolgde, dat
John Knox dit niet deed, om haar „de wet
voor te schrijven," maar uit waarachtige
gebondenheid aan het Woord van God, uit
welks betrachting niet een heerschen,
maar een onderwerping aan de van God
gestelde machten voortvloeit.
Talrijke voorbeelden van groote en ge
leerde mannen zouden zijn aan te halen,
die, met al wat in hen was,/ Overheid
en Volk hebben geleerd, onvoorwaardelijk
voor het eeuwig blijvend Woord Gods te
buigen. Niet uit „superioriteitsgevoel,"
maar uit onderwerping aan den AHerhoog-
sten Superieur, Die zegt: „Tot de Wet en
de Getuigenis! Zoo zij niet spreken naar
dit Woord, het zal zijn, dat zij geen dage
raad zullen hebben." (Jes. 8 20.)
Daarvan wil de „Flakk. Nieuwsbode"
niets weten, dies valt er met dat blad ook
niet te polemlseeren. Het is ook niet de
bedoeling, daarover een polemiek te voe
ren. We wilden onzen leaers alleen eens
duidelijk laten zien, dat de scheidslijnen
zeer scherp getrokken worden.
Wij zouden ons niet gaarne op één lijn
willen stellen naet een Calvijn, John Knox
en anderen, maar toch wenschen wij, zjj
hetvol gebrek, in ons blad voorlichting te
geven, gegrond op het Woord en de Be
lijdenis en terug te roepen tot de Wet en
de Getuigenis. Niet alleen de Wet in zijn
geheel,' maar ook, zooals het in den De
caloog te vinden is: „Gedenckt den Sab-
bathdag, dat gij dien heiligt."
Het is ons dan ook geen schande, maar
een eere, dat ons blad in het grootste dag
blad van Nederland wordt geciteerd en
tienduizenden in den lande lezen', welke
beginselen wij onze eilandbewoners voor
houden.
Het aantal vacaturen in de Ned. Herv.
Kerk bedroeg 1 Jan. 233 tegen 235 vacan
te predlkantsplaatsen op 1 Jan. 1939.
Over de verschillende provincies verdeeld
bedroegen deze vacaturen voor de pro
vincie Groningen 29, Friesland 41. Dren
the 12, Overijssel 7,Gelderland 30, Utrecht
13, Noord Holland 45, Zuid Holland 35,
Zeeland 10, Noord- Brabant 9 en Limburg 2
In de kringen der Vrijz. Hervormden
en van den Geref. Bond in de Ned. Herv.
Kerk zijn het aantal vacante plaatsen het
grootst.
REGISTRATIEKAARTEN VEE
STAPEL.
De Minister van Economische Zaken
maakt bekend, dat de registratiekaarten,
waarop de stand van den veestapel per
21 Jan. 1940 des nachts 12 uur, alsmede
eenige gegevens inzake op dezen datum
aanwezige voorraden ingevuld moeten
worden voor 25 Januari 1940 bij den plaat-
selijken bureauhouder in het district, waar
in de georganiseerde zijn bedrijfsgebouwen
gevestigd heeft, moeten zijn ingeleverd.
ledere georganiseerde bij een provinci
ale landbouw - crisis - organisatie- is ver
plicht, deze registratiekaart in te vullen
en bij den plaatselijken bureauhouder in te
leveren.