CriDWEEKBLADÖpGED.GD0nD51AG vööÖDlZUJD-HOLLIriZEEUWJCIIC EILAMDEn N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEÜWS" Het probleem van de oorlog I WOL I De scheidslijn getrokken 12e Jaargang WOENSDAG 24 JANUARI 1940 No. UU Antwoord op een Ingezonden I BREIENjlN DEN WINTER pl.VANL09N,v.hJ.deKorU Ruwe handen WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 5391 OPGENOMEN HET BLAD.,ONZE EILAND EN" - 18E JAARGANG rmt UITGAVE VAN Komt nu onze mooie soorten i I Kerkring 4 - OUDE TONGE 1 Telefoon 52. ?iuiiiiii!uiiiiuuniiiinuiiiiuiiniuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiu,.. HET AANTAL. VACATUREN IN DE NED. HERVORMDE KERK. hWI IIBIIIIIIIIJlUll IIAÜDEn-IIIEUWS Abonnementsprga 90 cent per 3 maandenbij vooruitbetaling. Veischünt iederen Woensdag en Zaterdag 2 maal pér week. Afzonderlijke nummer» 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar Gevestigd te Middelhamis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 p Postbox 8 Td. 17. BPiantoor voor Zeeland: St. Maartensdijk Markt, Telef. 59. Advertentie*prfls 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienste aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et; Bpelmuui' kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager. Wederom is een groot deel der mensch- heid gestort in de ram,pen van de oorlog en verkeert het meerendeel van de bewo ners dezer aarde in een toestand, waarin haat en vijandschap hoogtij vieren en het roede paard van den krijg voortrent over de met bloed doordrenkte aarde. De eene oorlog na de andere breekt uit, het eene volk na het andere valt ten prooi aan de gruwelijkste menschenslachting en nog is het einde niet. De oorlogsfakkel steekt land na land in brand en wat óns nog te wachten staat, God alleen weet het. Het is geen wonder, dat in deze dlep-ernstige en donkere tijden velen in ons land en daarbuiten zich afvragen, welke plaats de oorlog moet innemen in onze wereld- en levensbeschouwing, welke beteekeni.i hij heeft voor den Christen en hoe hij te rij men is met Gods Voorzienigheid en wereld bestuur. Duizenden zijn er, die met dat in derdaad niet eenvoudige vraagstuk geen raad weten en gemakshaive aan het Chris tendom en aan de Kerk de schuld geven van de wereldbrand en van meening zijn, dat hiermede wel zeer duidelijk is gede monstreerd, het failliet van de Christe lijke kerk. Het schijnt ons daarom nuttig toe, aan dit probleem eens onze bijzondere aandacht te wijden^ opdat, kon het zijn, meerderen omtrent dit vraagstuk tot klaarheid mogen komen, die thans nog in het duister dwalen. Toen de groote wereldoorlog voorbfl was en de Volkenbond opgericht, meenden zeer velen, dat er nu eejn tijdperk van vrede en geluk zou aanbreken. Er waren zelfs ide alisten, die eVenals de Duitsche wijsgeer Kant gingen spreken van een eeuwige vre de op aarde. De oorlog zou worden uit gebannen, de legers naar huis gezonden, de zwaarden tot ploegen geslagen en een gouden periode van ongestoorde idyllische rust zou volgen op de massa-slachting van de Wereldbrand. Hoe zijn deze menschen teleurgesteld! Hun ontwapeningsdroomen bleken stuk te slaan op de harde realiteit van de menschelijke natuur. En na meer plaatselijke oorlogen als die van Japan te gen China en van Italië tegen Abessynlë en Albanië zien we ons na 25 Jaren ge plaatst voor een wereldconflict, dat in zijn gevolgen veel ernstiger dreigt te worden dan het vorige. De dwazen, die in hun ongemotiveerd optimisme hadden gemeend dat de mensch der 20e eeuw zóó beschaaifd was gewor den, dat een oorlog tot de onmogelijkhe- len ging behooren, bleken In de overschat ting van het menschdom een geweldige fout te hebben gemaakt. Bovendien waren zij slechte kenners der historie. Immers, ondanks alle vredescon gressen en tractaten zijn de oorlogen in de 19e en in de 20e eeuw niet verminderd, maar toegenomen. In de jaren vóór de Wereldoorlog van 1914 volgde evenals nu de ééne oorlog op de andere. In 1894 van China tegen Japan, in 1897 van Turkije tegen Griekenland, in 1898 van de Vereen. Staten tegen Spanje, in 1899 van Engeland tegen Transvaal, in 1904 van Rusland te gen Japan, in 1912 van de Balkanstaten tegen Turkije en in het volgende jaar on derling. En als we de wereldgeschiedenis- en onze Vaderlandsche historie overzien, dan is het oorlog en oorlog van het begin tot het eind. De oude geschiedenis heeft haar wereldveroveraars gehad, die zonder oorlog niet konden leven Nebucadnezar, Assurbanipal, Xerxes, Alexander de Groo te, Julius Caesar enz. En ook later vallen de volken van de ééne krijg in de andere. Ons eigen land b.v. heeft in de 150 jaar van 1568 tot 1713 slechts 30 jaren vrede gekend. Degenen, die het dus voorstellen, alsof de oorlog voor de menschheid iets onnatuurlijks of iets vreemds zou zijn, dwalen zeer. En het is dan ook ten volle waar, wat de Duitsche pessimistische phi- losoof Schopenhauer eens geschreven heeft: „De geschiedenis toont ons het leven der volkeren en vindt niets dan oor logen en vernieling te vertellen, de jaren van vrede verschijnen slechts als korte pauzen, als een tusschenspel tusschentwee rampen." Inderdaad, deze wijsgeer, ofschoon geen Christen (een ware Christen is geen pes simist) zag de dingen, zooals ze zgn. Men behoeft zich er in het geheel niet over te verwonderen, dat dit zoo is, al Is de constateering van het feit wel zeer droevig. We zouden willen vragen: hoe kan het anders? Kan men van een men- schengeslacht, dat van nature geneigd is God en zijn naaste te haten, let» beters verwachten? Is het mogelijk van deze aarde een paradijs te maken met men schen, die onbekwaam zijn tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad? Als we het leven der enkele menschen gadeslaan in hun verhouding tot anderen, ontwaren we dan niet een voortdurende strijd, zelfs in de kleine kring van een gezin, eeni fam.llie een vereeniging en een volk? Wordt niet telkenmale zelfs onl nietigheden de vre de verstoord tusschen menschen van één bloed, van één geloof, van één kerk, van één volk? En laat die strijd, geboren uit haat en nijd en heerschzucht, al wordt ze meestal niet met vleeschelijke wapenen gevoerd, toch geen diepe, soms ongenees lijke wonden achter? Het is daarom een groote dwaling, de oorlogen, die op deze aarde gevoerd wor den te beschouwen los van de menschelijke natuur en ze te verklaren uit stoffelijke factoren. Zij hangen onlosmakelijk samen met de boosheid van het hart des men schen, dat door de gansche wereldgeschie denis heen, ondanks een schijn van bescha ving, steeds in wezen hetzelfde blijft. Uit dat hart zijn door alle eeuwen heen voort gekomen doodslag, haat, twist, wangunst, heerschzucht, hebzucht en wat al meer gruwelijke zonden. En zooals deze zich in kleine kring openbaren, doeni ze het ook in het groot in het leven,der volken onder ling. De kiem van de oorlog ligt dus in ieder menschenhart. Hij is een gevolg van de zonde, die de ziel der menschen vergif tigd heeift vanaf het oogenblik, dat onze eerste voorouders, Adam en Eva, zich in het Paradijs van den Heere afwendden en dienaren werden van den vorst der duis ternis. Daarom is er vanaf de moord van Kaïn op Abel, die de eerste oorlog was, steeds oorlog geweest en zal er op deze van God vervloekte wereld oorlog blijven, zoolang de zonde heerschappij voert over de menschen, dat is tot de laatste dag der aarde toe. Zoo zien we dus, dat de oorsprong van eiken oorlog gezocht moet worden in onze boosheid des harten. Ware de mensch niet van zijn Schepper afgevallen, nimmer zou de wereld oorlog hebben gekend. De Para dijstoestand ware bestendig gebleven, en dood en verderf zouden niet rondwaren over deze aarde, gelijk nu weer in onze dagen. Een andere, niet minder belangrijke, vraag is echter, of als gevolg van deze constateering, dat de oorlog resultaat der zonde is, hij buiten Gods Voorzienigheid omgaat, met andere woorden, of de Heere ook de oorlogen regeert en in Zijn macht heeft, ze doet ontstaan en beëindigt. Hier komen we aan één der moeilijkste stuk ken van de Christelijke geloofsleer. Want we moeten inderdaad vaststellen, op grond van Gods Woord en als resultaat van lo gisch denken, dat ook de oorlogen in Gods wereldplan zijn opgenomen, dat zij onmo gelijk buiten Zijn regeering kunnen om gaan, maar dat hij zich ervan bedient om Zijn Raad uit te voeren met de volkeren dezer aarde, om hun historie in andere banen te leiden, om hun geloof te beproe ven, doch ook om ze te tuchtigen. De oorlogen'worden door God gehanteerd om de wereldhistorie naar het einde te leiden en Hij gebruikt ze dwars door alle men schelijke zonden en duivelsche invloeden heen om Zijn Koninkrijk te doen komen. De Schrift leert ons inxmers, dat Gods re geering niet alleen gaat over het goede, maar ook over' het kwade, hoewel Hfj van dit laatste de auteur niet kan zijn. De zon de staat onwedersprekelijk onder Gods regiment; Hij kan ze verhinderen, maar ook toelaten. Zoo liet Hij toe, dat Adam in zonde viel, dat Kaïn Abel vermoordde, dat Jezus werd gekruisigd, dat Jozef werd verkocht, maar in dit alles werkte zich Gods raadsplan uit en maakte God zelfs de zonde dienstbaar aan de uitvoering van Zijn wereldplan. Zonde en Satan staan on der de goddelijke souvereiniteit, rampen en tegenheden, smart ern lijden, ziekte en dood zijn in Gods hand. En dit kan in alles, wat in deze donkere tijden het hart des menschen verontrust, tevens zijn rijke troost zijn, dat in hoogster instantie het niet de mensch is, noch de Satan, die de wereld regeert, maar de Almachtige God, die ook de oorlogen dienstbaar maakt aan de komst van Zijn hemelsch Koninkrijk. Wordt vervolgd. TWEEDE KAMER. De Tweede Kamer is in openbare ver gadering bijeengeroepen tegen Dinsdag middag 6 Februari. In deze vergadering zullen de afdeellngen getrokken worden, waarna eenl aantal wetsontwerpen in de afdeellngen onderzocht zal worden. Tot die wetsontwerpen behooren de in stelling van een fonds voor de oeconoml- sche verdediging en de heffing van een winstbelasting. In de Flalkkeesche Nieuwsbode van 13 Jan. kwam een ingezonden stuk voor van de hand van den heer A. van Donge te Middelharnis, die daarin polemiseerde te gen ons hoofdartikel )Over; „Een ex-Wet houder in oppositie" door ons in December geschreven. Hoewel het onze gewoonte niet is, op ingezondens uit andere bladen in te gaan en het zeker onze gewoonte niet worden zal, wlUep we ditmaal een uit zondering maken, omdat men anders wel licht ,zrou denken, dat we „verslagen" zijn. Allereerst bevreemdt het ons, dat een S.D.A.P.-er het voor een liberaal opneemt. De man van de partij der arbeiders verde digt hier den man van de partij van het kapitaal! De verklaring zal wel hierin te zoeken zijn, dat beiden het roerend eens zijn, als het gaat tegen, de Christelijke par tijen. Voorts blijkt uit het stuk., dat inz. niet meer op de hoogte is van de gezindheid der burgers in zijn geboorteplaats. Als hij schrijft, dat de heer Helleman bij vele rechtsche kiezers zeer gezien is en zij hem gaarne weer tot Wethouder hadden zien verkozen, dan zouden virij wel eens willen weten, waar die menschen zitten. Wij ken nen ze niet.. Indien het waar was, hadden ze op den heer Holleman gestemd en hem een meerderheid bezorgd. Maar iemand, die rechtsch is, stemt nietop een liberaal. Wij weten wèl, dat meerdere linksche per sonen juist niet op de lijst-HoUeman stem.- den, omdat zij hem niet de aangewezen per soon achtten voor raadslid en Wethouder. Het is dus precies andersom als de Inz. schrijft. En dat ons artikel dan ook niet de zienswijze van rechtsch Stellendam, maar alleen van een paar rechtsche voor mannen vertolkte, is in flagrante strijd met de feiten. Overigens gaan we' hierop niet verder in, daar we dan al te persoonlijke dingen naar voren zouden moeten halen en we dit liever niet doen, niettegenstaande het feit, dat de rechtsche voormannen, althans één hunner, bij de jongste raadsverkiezingen wèl zeer persoonlijk en leugenachtig werd aangevallen door liberale pamfletten. De inz. is verder ook aan 't cijferen ge trokken en kwam tot de conclusie, dat 53 procent der bevolking buiten het Dage- lijksch Bestuur der gemeente is gebleven. Hij maakte het zich echter wel zeer ge makkelijk. Het is absoluut onwaar, dat dit alle linksche stemmen waren. Zeker de helft van de stemmen op den heer Rie- mens uitgebracht, was uit rechtsche krin gen. Evenzoo waren ditmaal op de lijst van den heer Roon, die anders met een S.D.A.P.-lijst uitkwam, doch nu zijn groep „Arbeidersbelang" noemde, een aantal rechtschen verdwaald. Men kan er dus ge voeglijk zooveel procenten aftrekken, dat het percentage een flink eind onder de 50 komt. Trouwens, indien de Herv. en de A. R. niet samen vier zetels hadden gehaald, doch de liberalen 3 en Riemens 1, dan zou deze laatste meerderheid zonder eenige twijfel de Wethouderszetels hebben ge deeld met uitschakeling van een minder heid van 46%! Het is voor de liberalen, die slechts 2 zetels haalden, niet zoo erg als 4 jaar geleden voor de Hervormden, toen deze met 3 zetels werden uitgesloten. Wat tenslotte het huidige College be treft, dat bij inz. geen genade kan vinden, merken we nog op, dat de Burgemeester, die in Goeree woont, steeds binnen 5 a 10 min. in Stellendam kan zijn; dat de Ie Wethouder Vogelaar een telefonische door verbinding heeft en bovendien een auto tot zijn beschikking heeft en de andere Wethouder Hoek 2 min. fietsen van het dorp woont. De verzuchting, die inz. slaakt: „Gelukkig nog, dat de Secretaris toch nog op Stellendam woont," is vol maakt overbodig. En hiermede meenen we voldoende aan dacht besteed te hebben aan dit ingezon den, dat een verkeerde indruk poogde te geven van de Stellendamsche politieke verhoudingen. B zien voor het breien van Uw Jumpers, Pullovers enz. Grootste sorteering. Billijke prijzen. In het „Kijkvenster" van Zaterdag j. 1. heeft onze Waarnemer met een enkele pen- nestreek aangehaald, wat een inzender aan de Nieuwe Rott. Crt. schreef, over een opmerking, die wij hadden gemaakt, dat door het Prinselijk Paar den Dag des Hee- ren wordt ontheiligd. Nu de Flakkeesche Nieuwsbode zich haast om dit stukje over te nemen en er een onderschrift bijvoegt, willen wij on zen lezers eens laten zien, op welke wijze men ons over deze zinsneden aanvalt. De scheidslijn wordt daarbij wel zeer scherp getrokkeni. De N.R.Ct. van 13 Jan. j.l. bevatte het volgende ingezonden stukje: IN-DROEVIG. „Het t e Middelharnis verschijnende Blaadje „Eilandennleuws". zich noemen de „Christelijk weekblad op Gerefor meerden grondslag," ontziet zich niet, een berichtje omtrent ijsvermaak van ons Prinselijk paar op de Loosdrecht- sche plassenj te voorzien van den com mentaar: „Het is wel in-droevig, dat de Dag des Heeren door ons Prinselijk Paar zoo wordt ontheiligd." Men zou geneigd zijn te vragen; is het niet in-droevig, dat anders dan wij denkende Nederlanders, blijkens deze commentaar, niets ontzien in hun critiek. Het is alom bekend, dat ons Vorsten huis oprecht-godsdienstig gezind is; als onze Kroonprinses en Haar Gemaal het met hun consciëntie In overeenstemming kunnen brengen (evenals duizenden an- 'dere godsdienstige Nederlanderseen gedeelte van den Zondag in gepast Ijs- vermaak door te brengen, dan behoor den te- dezen opzichte strenger denken de Nederlanders, zoo zij dit in gemóede veroordeelen, zulks althans voor zich te houden! De „Plakk. Nieuwsb." plaatste hieronder: Wij zijn het met de strekking van dit stuk volkomen eens. Niet alleen is het in-droevig, dat men iets dergelijks durft schrijven van ons Vorstenhuis, het ge tuigt ook van grenzelooze heerschzucht. Het is geen kleinigheid om zoo maar eens aan het Prinselijk Paar te willen voorschreven, hoe zij zich moeten gedra gen. Dit ingezonden stuk heeft in een van de grootste dagbladen gestaan. Het is dus door tienduizenden in den lande ge lezen. Helaas strekt dergelijk geschrijf er niet toe, dat het aanzien van het platteland in het oog van den stedeling wordt verhoogd. Zeer ten onrechte staan vele bewoners van de groote stad nog op het stand,punt, dat zij meer ont wikkeld zijn dan de bewoners van het platteland. Soortgelijke pennevruchten, als hierboven aangehaald, strekken er slechts toe, dit superioriteitsgevoel te versterken. De bewoners van de stad kennen de plaatselijke toestanden niet zoo goed, zoodat zij niet weten, dat slechts een klein gedeelte van de platte landsbevolking er dergelijke bekrompen en heerschzuchtige standpunten op na houdt, zoodat het per saldo aan een gedeelte van onze dorpsbewoners te dan ken is, als men ons niet voor vol ^.an- ziet." Tot zoover de Plakk. Nieuwsbode. Ziezoo, onze lezers weten, waar zij aan toe zijn. De liberale Flakk. Nieuwsb. gaat nog verder dan de schrijver In de N. R..Ct door de plattelandsbevolking van Flakkee die den dag des Heeren in eere wenschen te houden, als „onontwikkeld, beikrompen en heerschzuchtig" te brandmerken. Nu behoeft het ons niet te verwonde ren, dat de liberalen, de geesteskinderen der Pransche revolutie, zoo schrijven. Er kentenis voor het Woord van God hebben zij niet en derhalve ook niet, dat gehoor zaamheid aan Gods Woord, Wil en Wet wordt gepredikt en geleerd, zoowel vooi Koning als onderdaan, maar dan ook zon» der onderscheid. Het liberalisme verwerpt het Woord Gods. Dat is niet te sterk gesproken. Zie hier hoe een Staatsman, vergrijsd in deni dienst der „liberale gedachte". Mr. S. van Houten in zijn Staats- en Straf rechterlijke opstellen, (1897) het wezen van het liberalisme toekende: „wij 'erkennen noch een openbaring als ,,kenbron van waarheid en recht, noch ,,het gezag van eenig kerkelijk orgaan; „ons staat slechts de rede ten dienste, ,,bij wier licht wij de uitingen van den „volkswil in het heden en verleden „waarnemen, hare vermoedelijke ge- „volgen overzien, geluk en welvaart „trachten te bevorderen en leed af te „wenden. Niet het z.g. „Woord Gods",( „maar, om eens de taal der gelovigen „te gebruiken, het geschenk Gods, J,dat wij In de rede bezitten. Is de „lamp voor onzen voet." Dat Is liberale taal. Niet het Woord Gods. Dat dient men „althans voor zich te houden." Godsdienst is privaatzaak, het Woord Gods moet uit het openbare leven gebannen. Dan wordt men niet „voor vol" aangezien. Wanneer men het Woord Gods laat spreken, ook tegenover ons Vorstelijk Paar, noemt men dat: „grenzelooze heerschzucht." John Knox, de groote reformator van Schotland, durfde het aan, Koningin Ma ria Stuart op de zonden en op de gevolgen der zonden te wijzen. Uit heerschzucht? Bij gelegenheid, dat de Koningin hem hierover aansprak, antwoordde John Knox: „ik moet Hem gehoorzamen, die mij ge biedt, geen vleesch op aarde te vielen. De ware kenisse Gods en Zijn rechte dienst, is de voornaamste beweegreden, dat men U als Prinses van harten gehoorzaamt." Ruwe huid. Schrale lippen IJ R O L verzacht en geneeat Doos 30 en 60 et. Bij Apothekers en Drogisten. Die Koningin was er van overtuigd, hoe wel zij de raadgevingen niet opvolgde, dat John Knox dit niet deed, om haar „de wet voor te schrijven," maar uit waarachtige gebondenheid aan het Woord van God, uit welks betrachting niet een heerschen, maar een onderwerping aan de van God gestelde machten voortvloeit. Talrijke voorbeelden van groote en ge leerde mannen zouden zijn aan te halen, die, met al wat in hen was,/ Overheid en Volk hebben geleerd, onvoorwaardelijk voor het eeuwig blijvend Woord Gods te buigen. Niet uit „superioriteitsgevoel," maar uit onderwerping aan den AHerhoog- sten Superieur, Die zegt: „Tot de Wet en de Getuigenis! Zoo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn, dat zij geen dage raad zullen hebben." (Jes. 8 20.) Daarvan wil de „Flakk. Nieuwsbode" niets weten, dies valt er met dat blad ook niet te polemlseeren. Het is ook niet de bedoeling, daarover een polemiek te voe ren. We wilden onzen leaers alleen eens duidelijk laten zien, dat de scheidslijnen zeer scherp getrokken worden. Wij zouden ons niet gaarne op één lijn willen stellen naet een Calvijn, John Knox en anderen, maar toch wenschen wij, zjj hetvol gebrek, in ons blad voorlichting te geven, gegrond op het Woord en de Be lijdenis en terug te roepen tot de Wet en de Getuigenis. Niet alleen de Wet in zijn geheel,' maar ook, zooals het in den De caloog te vinden is: „Gedenckt den Sab- bathdag, dat gij dien heiligt." Het is ons dan ook geen schande, maar een eere, dat ons blad in het grootste dag blad van Nederland wordt geciteerd en tienduizenden in den lande lezen', welke beginselen wij onze eilandbewoners voor houden. Het aantal vacaturen in de Ned. Herv. Kerk bedroeg 1 Jan. 233 tegen 235 vacan te predlkantsplaatsen op 1 Jan. 1939. Over de verschillende provincies verdeeld bedroegen deze vacaturen voor de pro vincie Groningen 29, Friesland 41. Dren the 12, Overijssel 7,Gelderland 30, Utrecht 13, Noord Holland 45, Zuid Holland 35, Zeeland 10, Noord- Brabant 9 en Limburg 2 In de kringen der Vrijz. Hervormden en van den Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk zijn het aantal vacante plaatsen het grootst. REGISTRATIEKAARTEN VEE STAPEL. De Minister van Economische Zaken maakt bekend, dat de registratiekaarten, waarop de stand van den veestapel per 21 Jan. 1940 des nachts 12 uur, alsmede eenige gegevens inzake op dezen datum aanwezige voorraden ingevuld moeten worden voor 25 Januari 1940 bij den plaat- selijken bureauhouder in het district, waar in de georganiseerde zijn bedrijfsgebouwen gevestigd heeft, moeten zijn ingeleverd. ledere georganiseerde bij een provinci ale landbouw - crisis - organisatie- is ver plicht, deze registratiekaart in te vullen en bij den plaatselijken bureauhouder in te leveren.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1940 | | pagina 1