CHDWEEKBLADopGED.GD0nD51A6 vööÖDËZUID-HOainZCE^^ EHAHDEn
"AKKEKrm
„Jehovah - Tsidkenu''
Uit het Kijkvenster.
\i.
12e Jaargang
ZATERDAG 2 DECEMBER 1939
No. 1097
STICHTELIJKE
OVERDENKING
Dames
Japonstoffen
Fa. H. BRflBER
Buitenland
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD .ONZE EILAND E/^J" - 18EJAAGANG
UITGAVE VAN ^m^^mÊOÊ^mÊmmÊmmmÊ^^mÊi^^m^m^
Dit nummer bestaat nit 2 bladen
(Vervolg en Slot.)
Reizigers naar dood en eeuwig
heid! nog zijt ge, dank zij het ge-
hengel van Gods lankmoedigheid, in
den dag der zaligheid.
De Heere heeft geen lust in Uwen
dood, doch daarin dat gij zult verla
ten den weg der eigengerechtigheid,
den weg des doods.
Gij leeft nog onder het aanbod van
genade; bij den Heere is almachtige
genade en volheid des Geestes, om U
te ontdekken aan zonde en schuld,
om U te onderwijzen den weg der
zaligheid: rechtvaardig voor God en
erfgenaam des eeuwigen levens door
het geloof in Jezus Christus!
Zoekt den Heere, terwijl Hij te vin
den is; roept Hem aan, terwijl Hij
nabij is; mocht ge vragen gaan om
het ontdekkende licht des Heiligen
Geestes, want de Heere wil geven den
H. Geest, hun, die Hem er om bidden
worde het: Och, schonkt Gij mij de
krachtdadige invloeden Uws Geestes,
opdat ik niet langer mocht zijn en
blijven „een vreemdeling voor God en
mijn hart," maar leeren vragen: Hoe
zult gij, mijn ziele, rechtvaardig voor
God verschijnen?
De Heere moge U komen te arres
teeren op Uw weg der eigengerechtig
heid ;ontneme U alle betrouwen op
Uw eigengerechtige en vrome vleesch
Uw waan- en schijngeloof. Uw „ge
stolen geloof."
De Heere ontdekke U, dat ge zijt
in Uzelven een groot zondaar voor
Hem en een verdóemelijke goddeloo-
ze, die mist de voor God geldende
gerechtigheid om te bestaan in Zijn
Goddelijke vierschaar.
De Heere leere U te buigen onder het
■vloekvonnis der Wet, te omhelzen het
recht Gods U te verdoemen, opdat
geboren worde de zielskreet Gena
en geen recht! en gekend worde de
noodzakelijkheid, onmisbaarheid van
den Borg voor Uw doemschuldige ziel
zoodat het zij: Heere, mocht Gij zijn
óók voor mij mijn Borg, mijne gerech
tigheid voor God!
Mocht de Heere door den Geest
des geloofs in U werken, dat oprech
te geloof, dat spreektbreid Uw vleu
gelen over mij uit, want Gij zijt de
Losser; dat geloof hetwelk aanneemt
uit de genade hand Gods Christus
met al Zijn, weldaden en als het oog
der ziel ziet het Lam Gods; dat ge
loof, hetwelk de hand doet rusten op
Golgotha's zoenoffer des vredes en
legt in het hart en mond den roem al
ler Sionieten: DE HEBRE ONZE GE
RECHTIGHEID!
Het is ons gezet éénmaal te ster
ven en daarna het oordeel!
Eens zullen wij allen staan voor
den grooten witten troon des Rech
ters van hemel en aarde. Indien gij
daar zult verschijnen als een ,misser'
van het bruiloftskleed der gerechtig
heid Christi, zal de Rechter spreken:
„Werpt ze uit in de buitenste duister
nis." Aldaar zal weening zijn en kner
sing der tanden, omdat want de
mensch gaat verloren om en door
eigen schuld) de HEERE Jezus heeft
willen bijeenvergaderen onder Zijne
vleugelen als de Zonne der gerech-
tigheid en gijlieden hebt niet gewild
omdat gij zijt geweest en gebleven
een vijand van vrije genade.
Och, dat er een haasten en spoe
den om Uws levenswille mocht zijn!
De Heere Zelve voere U uit het So
dom des verderfs binnen de muren
van het Zoar der behoudenis, leide U
binnen de Vrijstad!
Ziet, daar staat geschreven boven
den poorten op de muren in letteren
van goud: „Behoudenis voor eeuwig"
want er is geen verdoemenis vor
degenen, die in Christus Jezus zijn!"
DE HEERE ONZE GEREHTIG-
HEID!
Ontdekte zielGij, die ziet een
„eeuwig omkomen," geen troost noch
vrede ooit zult hebben, tenzij de Hee
re Jezus zich aan U komt te ontdek
ken --als Uw persoonlijke Borg en de
HEERE UWE GERECHTIGHEID,
och, blijf liggen aan de voeten des
Heeren, smeekingen sprekende om
GeesteslichtZend, Heere, Uw licht
en waarheid neder!
Dat hebt gij noodig: hemelsch licht.
Want in Uzelve zien niets dan zon
de en schuld, Uzelve weten voor
God een verdóemelijke goddelooze en
dan te gelooven: goddeloos en „noch-'
tans" rechtvaardig voor God, Jezus
mijn Jezus en mijne gerechtigheid
voor God, dat is alleen maar moge
lijk door Geesteslicht en de almacht
der Goddelijke genade.
Mocht er dan maar zijn een nauwe
aanbinding aan den troon, pleitende
op vrije genade: Vertroost mijn ziel
in haar geween, en zeg tot haar: Ik
ben Uw heil alleen
De Heere Jezus openbare Zich aan
U als „de Heere onze gerechtigheid"
toone U en doe genieten het heilge-
heim van het „nochtans des geloofs".
Opdat tot prijs van vrije gunst ge
moogt nazeggen den dichter:
Toen vluchtte ik tot Jezus, Hij
heeft mij gered.
Hij heeft mij verlost van het vonnis
der Wet;
Mijn heil en mijn vrede en mijn
leven werd Hij,
Ik boog me, en geloofde, en mijn
God sprak mij vrij!
,,De Heere onze gerechtigheid!"
Volk des Heeren, mocht Uwe ziele
vat hebben aan het heilgeheim van
des Heeren Naam, opdat Uw roem
als vrijgekochten des Heeren mocht
zijn: Wie zal beschuldiging inbrengen
tegen de uitverkorenen Gods? God is
het. Die rechtvaardig .maakt, wie is
het, die verdoemt? Christus is het.
Die gestorven is, ja, wat meer is, Die
ook opgewekt is, Die ook ter rech
terhand Gods is. Die ook voor ons
bidt!
Satan, Wet en eigen consciëntie
mogen U beschuldigen en „verdoemd"
willen hebben, gij zijt en blijft noch
tans rechtvaardig voor God.
Uw zonden en gebreken en Uwe
ellendigheden houden wel den hemel
uit U\^e ziel, doch Uwe ziel uit den
hemel houden kunnen zij nooitheel
de hellemacht is niet in staat Uw
naam uitgedelgd te krijgen uit het
boek des Levens des Lams.
Uw eerste kreet is geweest een be
de om genade, ook Uw laatste ver
zuchting zal moeten wezen: O, God,
wees mij zondaar genadig! Doch dan
zult ge gelijk de tollenaar gaan ge
rechtvaardigd naar huis, naar het
Vaderhuis met zijn vele woningen om
te zijn bij Jezus.
En ten dage des gerichts zal Uw
Koning, die recht en gerechtigheid
doet Uw Rechter-Redder als „de Hee
re Uwe gerechtigheid" U, zijn duur-
gekochte schapen, zetten ter Zijner
Rechterhand, U verleenen de volle
vrijspraak en tot U richten Zijne llefd
lijke noodiging: Gaat in, in de vreug
de Uws Heeren!
„De Heere onze gerechtigheid!"
Rechtvaardig volk Verhef Uw
blijde klanken, verheugd in God, naar
waarde nooit te danken en zingt vroo-
lijk:
Nu ken ik die waarheid, zoo diep
als gewis.
Dat Christus alleen mijn gerech
tigheid is;
Nu tart ik den dood, nu verwin ik
het graf;
Nu neemt mij geen satan.de zege
kroon af!
Als een nieuw lied, een lofzang Co
de en ter eere van Hem, wien Sion^
noemt met den nakm: „JEHOVAH-
TSIDKENU,, „de Heere onze ge
rechtigheid", worde gegeven in hart
en mond de psalm:
Dit is, dit is de |)oort des Heeren,
Daar zal 't rechtvaardig volk door
treên.
Om hunnen God ootmoedig t' eeren
Voor 't smaken Zijner zaligheên
St. M.,dijk.
AMEN!
d. Br.
nyiiiiiuiiiiiiiiiniiiiiiuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiioiuiiiiiiiiiiiiiniiiiiniiiiiiiiiin^
iiahdeiuii
uws
N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEUWS LanvragenZTaBbiedingen van 1-6 regels 80 et.; Boekmaan.
Gevestigd te Middelhamis Prins Hendrilcstr. 122 G Giro J67930 Postbox 8 Td, 17. I kondiging 10 cent per regel Contracten bekngryk lager.
Abonnementspr^s 90 cent per 3 maandenbij vooruitbetaling.
Verschijnt lederen Woensdag en Zatjsrdag 2 maal per week.
Afzomderlllke nummers 5 cent Bmtenland 8 gulden per "jaar
BijlkantooT voor Zeeland: St. Maartenadijk Marfct, Telef. 69.
(Het Wachtwoord der Hervormers.)
De Heere onze gerechtigheid.
Jeremia 23 l.w.
De gevajen voor onze zeelieden
Raadselen alomi Tante In 't zaal
tje Dominé in den trein.
De ons omringende oorlog moge zich
dan niet kenm,erken door hevige gevechten
te land, maar te water.<gaat het er spaansch
naar toe. Het schijnt wel dat er voor vij
and noch neutrale staat meer kwartier ge
geven wordt. Of 'tnu^ Engelsche, Duitsche
of HoUandsche zeelieden en passagiers zijn,
die daar plotseling in het kille water ver
zinken of uren en dagen lang in de kille
jaargetij en de koude Winternachten in een
sloep ronddrijven, dat maakt voor onze
deernis geen verschil. De verhalen der ge
redden moeten wel diepen indruk maken
op ieder die nadenkt.' Terwijl wij ons nog
welverzadigd en verzorgd te bed begeven
en ons in warmte koesteren als de regen
tegen de ruiten slaat en de storm om, ons
huis giert, worstelen allicht weer tientallen
menschen voor hun léven tegen de golven
van een onstuimige zes. En dan zijn er nog
de honderden, W'er ;>,?y6n jsoo plotseling
wordt afgesneden en die, gansch onver
wacht en, naar ik vrees, ook gansch on
voorbereid den drempel der grote eeuwig
heid overschrijden, ons ter waarschuvring,
die nog leven in een liefelijk „heden" van
genade.
Wie, zooals de Waarnemer, nog al eens
heeft rondgekeken op onze zeeschepen en
er de gangetjes en gaatjes kent, waarin
de bemanning zich ophoudt en zich ver
plaatst, die krijgt er eenig idee van wat
het zijn moet, als men daar in die diepte
ineens een schok voelt en het schip terzij
de neigt. Eer iemand dan naar boven ge
sneld is, stroomt het koude water hun
reeds tegemoet en snijdt den aiftocht af.
Onze groote Oceaanstoomers, die 600
700 man personeel voeren, hebben de be-
diendenverblrjven meest beneden de water
lijn. Daar slapen zij op een betrekkelijk
klein oppervlak met een paar honderdman;
de gangen naar de trap zijn smal, zoodat
men elkander maar zijdelings passeert. Het
is wel teekenend, dat zij die benedenruim
te zelf den „leeuwenkuil" noemen. En nu is
een zeeman niet bang uitgevallen, 't zijn
geen jonge juffrouwen, nietwaar, maar ten
slotte is hij ook mensch, en niets mensche-
lijksch is hem vreemd. Het leven is zoet
en daar vecht een ieder voor, ofschoon te
gen den dood, als ons uur daar is, geen
geweer bestaat.
Zoo klimt de nood des tgds als met den
dag. Wat al leed heeft de oorlog in he^ bui
tenland maar ook reeds in ons land ge
bracht. De vraag klimt in het hart op:
„Waarom, toch, waarom toch? Er heeft
niets dan vernietiging plaats en als de^
mlUiarden gouds eens besteed Waren aan
werken des vredes!" Wij zien volkeren zich
op maken om elkander te vernielen, ja,
mensehen, die elkander volstrekt vreemd
zijn hebben 't op elkanders dood aange
legd. De ontknooping van dit raadsel wordt
in 't Paradijs gevonden, waar onze natuur
door onze zonde geheel verdorven is en de
mensch, in al zijn wegen goddeloos, ver
keerd en verdorven werd. (Art. 14 der
Ned. Geloofsbel.)
woord voor woordje, stond op een heilig
blad." Wie nu met de Génestet's verzen
dweept of er de jeugd uit onderwijst, mij
zijn zij 't aanraken nog niet waard.
Maar wat mij meer leed is, ligt dé.é.rin,
dat thans nog een man, die zichzelf, tot
prediker opwierp, aan de eenvoudige zielen
gedichtjes als dat hierboven het eerst aan
geduid, voordrsiagt. Alles onder den schijn
de Gereformeerde Waarheid te brengen,
„zooals je die nergens meer kan hooren."
Ja, de kerk is in Nederland wel diep ver
vallen.
Daar is geen Priester
Die Hem verklaart,
In raadslen wandelt
De mensch op aard.
Dat is de aanvang van een der vele ge
dichten van de Génestet, den Remonstran
ten domjné, die van 1829 tot 1861 leefde en
gestaan heeft onder andere in Moordrecht
eii Delft. Vaag, zooals al zijn g-eestverwan-
ten, wist hij eigenlijk niet wat hij van God
moest denken, daarom: geen priester die
Hem verklaart. Minachtend zag hij neer op
degenen, die Gods Woord geloofden, die...
„strumpelden hun afgebakend pad, alsof^
Tante ging ook altijd naar 't zaaltje. En
daar had je 't lieve leven. Vier regeltjes van
de Génestet's versje, door den spreker aan
gehaald, overweldigden haar geheel en al:
daar is geen priester, die hem verklaart!
Het sloeg dan nu op den mensch, hem, met
'n kleine letter. En voor tante sloeg het op
„haar;" in raadselen wandelt tante op
aard. Wel kon zfe niet erg uit de voeten
met de vraag, hoe die levensraadselen nu
moeten opgelost worden, maar ze was ook
maar een dom mensch daar is geen pries
ter, die „het" verklaart. En daar is 't nu
al jaren bij gebleven; maar zulk eene, waar
van in den hemel niets bekend Is en waar
't oprechte volk van God voor beeft. Dat
zulks nu wordt bewerkt door een man, die
zelf in de letterkunde niet geheel vreemd
is, doch de eenvoudige menschen in zijn
zaaltje maar wat op den mouw spelt, 't is
diep te bejammeren.
Als hij erg krijgt in de nieuwe Leidsche
Bijbelvertaling Is hg in staat zijn gehoor
te vergasten op een preek over Richt. 14
14. „Zoetigheid ging- uit van den zure."
Ge vraagt U wel eens af, of deze brood
predikers dan nooit doorzien worden. Maar,
kerkeraad, ouderlingen of diakenen houden
zij er niet op na, dat is maar 't corset
van de Dordtsche Synode." Van een ouder
ling, die in Gods Woord en de Gereformeer
de leer thuis Is, zou dominé immers maar
last hebben; wat heb je aan die wijsneu
zen? En 't eenvoudig volk, dat nog naar
waarheid vraagt, wordt vaak meegesleept.
Jaren lang, tot de ware aard van dominé
openbaar wordt. Maar dan weet de predi
ker weer elders een nieuwe groep bewonde
raars om zich te verzamelen. Dan gaat
hij over zijn gemeente „oordeelen" uitspre
ken en klapt met veel misbaar den Bijbel
dicht 'tis afgeloopen! In „het kamertje"
eigent hy zich brutaal de heele collecte toe
en verdwijnt dan, de onthutste vrienden
sprakeloos achterlatend. Neen dat is geen
fantasie, dat is gebéurd!
Laat ik met wat beters besluiten. Ook
w6Ar gebeurd. 06k over 'n dominé. Een ach
tenswaardig man. Bedeeld met groote vrij
moedigheid in 't spreken en ervaren, in de
wegen des Heeren. Een man dien ge aan
zijn hoge hoed en witte das overal als pre
dikant herkent."
Dominé zit in den trein. Daar stapt een
reiziger in en zegt: „Zoo, U bent zeker do
miné? Ja, luidt het antwoord, ik ben do
miné.
't Gesprek verloopt dan aldus:
Dominé van de Groote Kerk, denk
ik?
Ja, van de Groote Kerk.
Bü 'n volgend station stapt nog een heer
in, en al spoedig- doet ook deze de -vraag
aan den prediker, of hij dominé is.
Ja mijnheer.
Zeker bij de Kleine Kerk?
Ja mijnheer, bij de Kleine Kerk.
Maar nu mengt eerstbedoelde reiziger
er zich in en zegt: Neem me niet kwalgk,
U hebt my verteld dat U aan de Groote
Kerk hoort en tot dezen heer zegt U, dat
U bij de „kleine" predikant zijt
Ja zeker, dat is ook zoo, ik behoor
bij alle twee.
Nu, zooiets heb ik nog nooit beleefd,
dat kan toch niet, dominé?
Welzeker, zoo luidt het antwoord, ik be
hoor bij de Groote Kerk, want in den hemel
is het een schare die niemand tellen kan.
Bij de kleine kerk behoor ik tevens, want
de Heere heeft er van gezegd: Vrees niet,
gg klein kuddeke, want het is des Vaders
Welbehagen Ulieden het Koninkrijk te ge
ven."
Daar zat dus niets raadselachtiga in.
WAARNEMER.
Voor mooie
naar
'XEL. 166 DIBKSLAND
liiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiuiiiiifiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiü
^2|
Neem direct 'n "AKKERTJE",
want "AKKERTJES" zijn dan
van groote waarde. 2e be
strijden koorts en infectie.
"AKKERTJES" verdrijven de
ziel<telciemen, door hun af
leidende werl<ing. Bovendien
bevorderen "AKKERTJES" het
transpireeren, onmisbaar bij
het doeltreffend bestrijden
Ivan kou, koorts en griep.
"AKKERTJES" stillen direct
alle pijnen en maken dat U
zich prettig gaat gevoelen.
tegen hoofdpijn, pijnen, "nare dagen"
Doos: 13 stuks -12 stuivers: 2 stuks - 2 stuivers.
Wat met vrees en groote zorg werd te
gemoet gezien, is helaas een feit geworden.
Het groote machtige Rusland heeft het
kleine, slechts 3% millioen inwoners tellen
de Finland
den oorlog verklaard.
De vorige week was de Russische pers
In de weer tegen de Plnsche ministerpresi
dent Kajander.
Het blad van Prawda noemde hem een
hansworst en een clown, die de rijken naar
de oogen ziet en de arbeiders misleidt.
De Russische pers elschte het aftreden
van de huidige Finsche regeering, en in
dien Kajander dit niet wenschte, moest h^
maar naar de Poolsche hansworsten Beek
en Moscicki kijken, dan kon hij zien, wat
hemj en zijn volk te wachten staan.
Een grensincident waarbij -vier Russische
soldaten gedood'en negen gewond werden,
is de aanleidende oorzaak geworden.
Rusland eischte dat Finland oogenblikke-
lijk zijn troepen 25 K.M. zou terugttrekken.
Finland was bereid als
Rusland het ook deed.
Finland deed mededeeling dat het met
het grensincident niets te maken had, doch
bood niettegenstaande arbitrage aan. Het
gaf dus blijk van goeden wil, door het be
weerde grensincident, door onpartijdige per
sonen te laten onderzoeken.
Rusland was daarover zeer verstoord.
Het niet aanvalsverdrag werd door Rus
land opgezegd en de betrekkingen verbro
ken. IJet verdrag dateerde van Juni 1932
en werd in April 1934 met 10 jaar verlengd.
Gisteren Donderdag zijn Russische troe
pen Finland binnengetrokken en zfln enkele
Finsche plaatsen door vliegmachines ge
bombardeerd. Mogelijk dat wij in de ru
briek gemengd nieuws, nog eenige latere
berichten kunnen opnemen.
Van Duitsche zijde wordt medegedeeld,
dat te Moskou officieel nog niets van een
oprukken der troepen bekend is.
Alhoewel dit laatste weinig zegt, want
welke vreemde dingen gebeuren er in deze
oorlog niet, toch dienen -wij er nog even reke
ning miede te houden, en nadere gegevens
af te wachten.
Zou het onverhoopt tot een treffen ko
men, dan is de groote vraag
wat izal er van Finland worden?
Is God de Heere, hun een vaste burcht,
dan geen nood, maar o hoe is het te -vree
zen, dat het slechts klanken zijn, meer
naam dan daad.
Toen Hofni en Pinehas met Israël tegen
de Filistijnen streden werd de ark meege
voerd in het leger. Israël juichte met een
groot gejuich, doch de ark werd genomen,
en het volk geslagen. Waarom?
De beleving was er niet, en daarom deed
de bloote tegenwoordigheid der ark geen
nut.
Het is te hopen dat Finland nog bidderh
mag bezitten, want indien het alleen op
zijn dapperheid vertrouwt, staat het te
vreezen dat het kleine landje, het tegen
zoo'n machtigen staat zal moeten afleggen.
Met groote spanning wordt een en an
der gevolgd. Meermalen is beweerd, dat de
waarde van het Russische leger'niet hoog