Ct1DWCEKBIADopGED.GD0nD5IAG vöÖR^ZUID-HOain EHATtDEn
D
SPIT...
N.V. UiïGEVERSMAATSCHAPPIJ JILANDEN-NIEUWS"
„Jehovah-Tsidkenu''
KLDDSTERBALSEM
Buitenland
STICHTELIJKE
OVERDENKING
12e Jaargang
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1939
No. 1089
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
Uit het Kijkvenster
AKKER'S
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDE.^j" 18e JAARGANG
DE HEERE ONZE GERECHTIG
HEID. Zóó is de Naam van Sions al-
genoegzamê Zaligmaker, het onwan
kelbaar fundament des heils; dies
roemt de Kerke Gods: „Zoo is er dan
nu geene verdoemenis voor degenen,
die in Christus Jezus zijn."
Want DE HEERE alleen is DE
GERECHTIGHEID voor God.
Bij den mensch is geen gerechtig
heid, welke van noode is om te kun
nen bestaan in de goddelijke vier
schaar van het heiUge recht. Ontdek
kende genade des HeiUgen Geestes
leert dat en legt der Kerke in hart en
mond de belijdenis: alle onze gerech
tigheden (let wel, niet: onze ongerech
tigheden) zijn als een wegwerpelijk
kleed. (Jesaja 64 6.)
Door ontdekkend licht wordt be
vindelijk doorgemaakt het gemis van
de voor God geldende gerechtigheid
en gezien hare noodzakelijkheid om
vrede bij God te bekomen.
We moeten bezitten „gerechtig
heid," om rechtvaardig te zijn voor
God. D.w.z. we moeten zijn in een
zóódanigen staat voor God, dat we
beantwoorden aan de eischen der hei
lige Wet des Heeren en dan zóó, dat
daarbij wordt aangemerkt niet slechts
de letter der wet, doch óók en dat
niet 't minst, de geest, de geestelijke
wijdte en uitgebreidheid.
We moeten zijn zóó gelijk de Wet
ons hebben wil, volkomen heilig in
gedachten, woorden en werken; bo
ven de Wet heeft de Heere als Sou-
vereine Wetgever gesteld den eisch:
Ik ben de HEERE, uw God; daarom
zult gij U heiligen en heilig zijn, de
wijl Ik heiUg ben.
Nu, zooals de Heere naar Zijn
heilige Wet ons hebben wil, heilig en
rechtvaardig voor Hem, zóó zijn we
niet; die rechte staat wordt gemist.
Waar ligt de verklaring van dit ge
mis?
De oplossing hgt in onzen diepen
val in het Paradijs.
Adam, ons aller Stamvader en
Bondshoofd, was in den „staat der
rechtheid" versierd met Gods beeld,
waartoe behoorden gerechtigheid en
heihgheid; in alles kon hij met den
wille Gods overeenkomen en was in
derdaad naar uit- en inwendig be
staan in dien staat, waarin zijn For
meerder hem wilde hebben als Zijn
beelddrager.
Edoch, Adam is moed- en vrijwillig
in de Bondsbreuke van God afgeval
len; hij is uitgevallen uit den staat
der rechtheid, toegevallen aan den
Satan en de zonde, is gevallen in
diepten van verdorvenheid, gekomen
in het geweld des doods.
Sedert dien onzaligen val in Eden
missen we de voor God geldende ge
rechtigheid; we zijn geworden „God"
loos, goddeloos, ongerechtig.
Adam viel en wij in hemer is geen
onderscheid, wij hebben allen gezon
digd en derven de heerUjkheid Gods.
Nochtans, niettegenstaande onzen
zwaren val, is bUjven liggen en ligt
nog op ons de eisch der goddelijke
Wet.
Moed- en vrijwillig hebben we ons
van de eens geschonken gaven, ge
rechtigheid en heiligheid, beroofd en
daarom eischt den Heere, blijft de
Wetgever vorderen, dat we „recht
vaardig en heilig" zullen zijn. God
handhaaft onverbiddelijk Zijn heilige
Wet; Zijne heilige Majesteit kan niet
anders doen, zal GOD blijven GOD.
De Wet toch is in haar karakter
de uitdrukking van des Heeren drie
maal heilig Wezen. „Ik, de HEERE,
word niet veranderd," spreekt God
en daarom kan ook de Wet niet wor
den veranderd; zij kan niet en nooit
anders doen dan onverzwakt handha
ven haar eischen.
Des Heeren Wet doet uitgaan deze
sprake: gij kunt nimmer zijn recht
vaardig voor het aangezicht van de
reine Hemel-Majesteit, tenzij door U,
o mensch! wordt opgeleverd een vol
maakt werk en door heilige gedach,
ten, woorden en werken aan mij
wordt betaald de tol van volstrekte,
volmaakte gehoorzaamheid.
De Wet des Heeren roept als de
heraut der heiligheid Gods op tot
gerechtigheid: „betaal mij al wat gij
Gode en mij schuldig zijt!"
En ziet!, dat betalen van wat we
schuldig zijn, de voldoening aan het
recht der wet is voor het gevallen en
verdorven Adamskind eene totale on
mogelijkheid
De bittere vrucht van den val in
het Paradijs is: dood zijn door de
misdaden en zonden, onbekwaam tot
eenig goed; het bedenken des vlee-
sches is vijandschap tegen God, wil
noch kan zich onderwerpen der Wet
Gods.
En onze werken der wet voldoen
nimmer aan den eisch der door den
Wetgever gevorderde gerechtigheid
en heiligheid; alle goed werk, braaf
heid, deugd, vroomheid, kastijdingen
des vleesches, boetedoeningen, bede
vaarten en wat dies meer zij, zijn
niets waard voor God en kunnen niet
op eenigerlei manier gelden als vol
doening aan Gods eisch en eere; om
dat het gaat in de naar Gods heilig
recht gespannen vierschaar om de
geestelijke vervulling, om overeen
stemming met'der geboden geestelij
ke uitgebreidheid, opdat de Heere
kome aan Zijn eere.
Zóó is de ware stand van zaken:
God is het Hooge, Heilige en Recht
vaardige Wezen, dat zoekt gerech
tigheid, ware rechtvaardigheid en
zuivere heiligheid. En onzerzijds is
er geene gerechtigheid!
Maar, wie gelooft dit? Geen mensch
van nature! Niemand!
Wat de mensch wel doet
Hij is op allerlei wijze er op uit
eene eigene gerechtigheid voor God
op te richten.
Om dat te bereiken wordt gevon
den een veelvuldig en veelsoortig
toeleggen op uitwendige deugd, zelf
verbetering, een zedelijk en „Christe
lijk" leven, eigenwillige godsdienst,
die echter bij God niet is in eenige
waarde.
Men doet o.a. zijn best zoo goed
mogelijk zijn leven te richten naar de
letter der geboden en dan verlaat
men zich voor de rest op God, dien
„lieven Heere',, die wel zóó „lief" en
„barmhartig" zal zijn om met het
„mogelijke" genoegen te nemen, im
mers alles nakomen is niet te berei
ken op grond van het goede werk,
dat „naar vermogen" is volbracht,
zal God toch zekerlijk een plaats gun
nen in de „heerlijke woning hierbo
ven."
Ach, wat een pogen immer Gode
voor te stellen eene gerechtigheid
met vermeende eigen krachten en
vrijen wil ten goede; afgekapt wor
den de uitwassen der uitwendige zon
den en wetsovertredingen; de „vro
me" man of vrouw komt aandragen
met Kerk-, leer-, en werkheiligheid,
met de liefde tot de „oude Waar
heid," met de hoogachting voor Gods
volk, het geloof in „den bekeerde
broeder of zuster"; gesteund wordt
op het „kerksch-zijn" of óók wel op
zijn „onkerkelijkheid" (in sommige
kringen is dat een soort „vroomheid"
nauwkeuriger uitgedrukt „over"-
vroomheid)en op dien trant leeft
de „vrome" zeer Christelijk of
Gereformeerd of Oud-gereformeerd
zijn leven en staat hij hoog van
statuur opgericht, gelijk aan den
dankenden Farizeër, in den waan
(ijdelen waan) bevangen op weg te
zijn niet naar de hel, doch naar den
hemel.
We zien ons gedrongen te wijzen
op een andere manier, waarop o.i.
men meent gerechtigheid bij God te
hebben en waardoor de grond der za-
Ugheid wordt gelegd in het schepsel
n.l. in den z.g. geloovigen mensch.
Van menigen kansel en in z.g.
„Evangelisaties" wordt verkondigd
een als „ruim" aangediend Evangelie
van dezen inhoud: „de Heere Jezus is
gekomen voor zondaren, ja, voor alle
zondaren"; eene algemeene verzoe
ning wordt geleeraard en de genade is
beschikbaar voor allen; in die krin
gen is men een verklaard vijand van
de bevindelijke waarheid, dat de zon
daar moet „worden zondaar voor
God."
Bij de prediking wordt dan aange
drongen op geloof; Geloof maar, ge
loof toch en ge zijt en wordt zalig!
maar de goddelijke waarheid dat het
zahgmakend geloof is „Gods Gave,"
daarvan wordt niet gerept. En wat is
de vrucht van het „ruim-Evangehe-
prediken
De Zaligmaker wordt „zoo maar"
aangenomen als zijn Verlosser door
den mensch, die slechts bezit een „be
schouwende kennis van het zondaar
zijn" en volstrekt geen kennis heeft
aan het „bevindelijk beoefenen van
het arme zondaarsbestaan vóór Gods
aangezicht."
De Heere Jezus wordt aangenomen
met het door den prediker „opgedron
gen" en door den hoorder "wederrech
telijk genomen", dat is „gestolen ge
loof."
En op dien grondslag van dat „ge
nomen" en „niet gegeven" geloof
bouwt zich de „geloovige" een woning
in het Vaderhuis; de geloovige gelooft
immers-^en al wie gelooft dat Jezus
zondaren zalig maakt en den Zaligma
ker aanneemt als óók voor hem geko
men, die wordt zeker zalig en „ruim"
zalig. Van zijn geloof wordt gemaakt
eene gerechtigheid voor God en de
grond der zaligheid ligt in den z.g. ge
loovigen mensch en niet in den Heere
Jezus, hoewel Hij met den mond ge
roemd wordt als Zaligmaker.
Zóó is het gesteld bij de verkondi
ging van het „ruime Evangelie": al
les is even ruim: alléén Evangelie;
vooral niet zij er de prediking van de
Wet, want dat is contrabande voor de
liefhebbers van „de ruimte;" een
ruim geloof, een ruim zalig wor
den, want ze willen niet weten van de
enge poort, den nauwen weg naar Si-
on, van een „nauwelijks zalig wor
den," dat wil zeggen: zalig worden
door een wonder van genade.
Een zwara ^@rk@ydheicl
niEuws
UITGAVE VAN
Advcrtenüe*pr)is 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst*
aanvragen en aanbiedingen van 1—6 rebels 80 et.; Boekmaan*
kondiging 10 cent per regel Contracten belangi^k lager.
Gevestigd te Middelhamis Prins Hendrikstr. 122 G Giro JL67930 Postbox 8 Tel. 17.
Biyikantoor voor Zeeland: St. Maartena^k IMarbt, Telef, 69.'
Abonnementsprijs 90 cent per 3 maandenbfl vooruitbetaling.
Verscl4fnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonder^jke nummeia 5 ceni Buitenland 8 gulden per ja»
(Het Wachtwoord der Hervormers.)
De Heera onze gerechtigheid.
Jeremla 23 l.w.
II.
I
St. M.
(Wordt vervolgdv)
Ds. d. Br.
geneest men spoedig door inwrijving
en inademing van Dampo.
Pot 50, Doos 30 et. Bij Apoth. en Drogisteo.
^fftPO daar lucht je van epi
Ned«rlandl Is neutraal. De neutraliteit
van Nederland is een axioma. Met die
neutraliteit zijn allen het niet eens. On
ze neutraliteit ons goefl en zedelijk
recht). Bovendien ook dure plicht, 't
Pamtserfort te VUsshigen 19101911.
Onze persoonlijke ivrijheid van meeninigs
Uiting mag de Begeertogstaalk niet ver
zwaren. De meening van Prof. Visscher.
Een giepast woord van den Belgischen
minister van Spaak ook voor ons.
De oorlog is uitgebroken. Er zijn oor
logvoerende partijen en er zijn partijen, par
tijen hier in de beteekenis van landen, die
niet meedoen. Deze laatsten worden neutra
len genoemd. Nederland is ook een neutraal
land. Onze Regeering heeft de neutraliteit
van ons land verklaard of beter gezegd uit
gevaardigd. Het is een goed regeerbeleid
van onze regeeringen van vorige eeuw en
deze eeuw geweest een zelfstandiglieidspoii-
ti^ te voeren. Onder invloed van het hu
manistisch bestel van den Volkenbond is
Nederland in feite daarvan slechts Eifge-
weken door zijn lidmaatschap van den Vol
kenbond. Denken we slechts aan het mee
doen aan de sancties in het Italiaansch-
AbMsijnsch conflict en aan de aanvaarding
van het beruchte artikel 16 van het Vol
kenbondspact, dat recht van doortocht ver
leende aan oorlogvoerenden onder zekere
omstandigheden.
Gelukkig is onze Regeering daarvan te
ruggekeerd.
De neutraliteit van Nederland' is een axir
oma, een te aanvaarden feit zonder meer.
De bemoeiingen van het buitenland om
onze neutraliteit te garandeeren heeft Ne
derland fier van zich afgewezen. De po
gingen van andere zijde ons land in allian
ties (verbonden) te betrekken heeft Ne
derland al evenzeer van de hand gewezen.
De netiztraliteit van ons land is een axio
ma, ziedaar die opvatting van de Nederland-
sche Reigeering.
Van welke zijde men die ook schenden
zal, men zal dan te doem krijgen met de in
zet van de gansche Nederlandsche weer-
macht, zoowel ter zee, te land als in de
lucht. Of die neutraliteit erkend en gewaar
deerd wordt door allen Geen sprake van.
In het buitenland zijn stemmen opgegaan
die Nederland verweten, dat het behoud
van de .zelfstandigheid te danken zou zijn
aan de Westelijke democratiën, van Fran-
sche zijde is het wel laiffe berusting ge
noemd als ons land neutraal zou blijven en
de Fransche staatsman Leon Blum schreef
in ,de Populaire' dat wie in dezen oorlog niet
voor ons is, (lees Frankrijk, Red.) tegen ons
is. Dat alles op grond van een valsche ide
ologische tegenstelling n.l. de tegenstelling
totalitaire regeeringsvorm contra democra
tie. Neen ons land heeft ii^t goed recht neu
traal te zijn.
Het goede zjedelijke recht.
Immers aan het uitbreken van dezen oor
log hebben wij als land niet de 'minste
schuld, noch onze Regeering van het Va
derland, noch die van het Moederland, on
ze koloniëiij Geen imperalistisch streven on.
zerzijds, geen scheppen of versoherpen van
tegenstellingen kan onze Regeering voor
beide gehiedadeelen worden verweten.
Steeds hebben we onze betrekkingen met
het buitenland gevoerd op den- grondslag
van de meest vriendschappelijke verhoudin
gen.
Niet alleen is onze neutraliteit een goed
zedelijk recht, maar het is ook een dure
plicht, gezien de belangrijkheid van onze
ligging ook voor de andere landen in den
Rijn-Maas-Scheldedelta en het beheerschen
van de uitmondingen dier rivieren. Dat de
andere landen op onze neutraliteit als een
axioma rekenen is in de internationale ven-
houdingen meermalen gebleken. We wijzen
slechts op de periode 19101911 op de ver
schillende reacties van Engeland-Duitsch-
land en Frankrijk toen door den bouw van
het pantserfort bij Vlissingen de schijn
slechts werd gewekt, dat een kentering in
onze politiek zou optreden.
Dat ons land neutraal is, is van groot be
lang. Met de uiterste zorgvuldigheid streeft
onze Regeering er ook naar die neutrali
teit te handhaven.
Door woorden in geschrifte en in rede
voeringen en door daden.
Maar niet alleen onze Regeering heeft die
duren plicht. Ook elk burger, elk individu
komt onder die verplichtingen, zeker bij de
voorlichting van het publiek.
Dat houdt niet in, dat men zijn geest neu^
traal gelijk moet laten schakelen.
Geen sprake van.
pat gaat gepaard met behoud van zijn
anti- en sympathieën.
Maar in het openbaar zij men uiterst voor
zichtlg en bemoeilijke men de taak van onze
Regeering niet.
Met behoiud van alle recht om een per
soonlijk oordeel over den huidjlgen str^d
te mogen hebben is liet in dezen t^d in het
belang van onze neutralit^t dit oordeel
niet naar buiten te doen blijken.
Zeer terecht schreef dan ook Prof. H.
Visscher; ,,Het gevaar,dat we ons te zeer
vereenzelvigen met wat ter eene of ter an
dere zijde geschiedt.
In dat geval stellen wg ons licht partij,
zoodat "^e neutrale stemming, die voor een
neutraal volk gebiedende eisch is zal de neu
traliteit der regeering niet mislukken,
dreigt te loor te gaan."
In deze tijdsomstandigheden zijn we het van
harte eens met wat de Belgische minister
van Spaak dezer dagen sprak: „ïk verklaar
met kracht zoo vervolgde minister Spaak
dat de individueele vrijheid, hoezeer ze
ook in normale tijden gerespecteerd behoort
te worden, thans moet wijken voor de natio
nale discipline. Er staat voor ons land te
veel op spel. Als het bestaan van een volk
in het geding is, mag het niet toestaan dat
een verkeerd begrepen individualisme zijn
lot ,in gevaar brengt. Zij die spreken of
schrijven zonder zich in acht te nemen, ma.
ken zich van deze overwegingen los door
te zeggen: dat is van geen/beteekenis. In-
dien we in den oorlog betrokken moeten
worden hangt dat niet van ons af!" Dat is
niet juist. ledere daad, die wij verrichten
ieder woord, dat wij spreken, kan gevolgen
hebben."
Laat dadelijk een groote pot Akker's
Kloosterbalsem halen en laat U drie
maal per dag flink daarmede wröven.
Akker's Kloosterbalsem heeft de btj.
zondere eigenschap diep in de weefsels
te dringen en daar oplossend te werken.
Kloosterbalsem tast dus Uw spit in zön
oorzaak aan, verdrijft verrassend snel de
pijn en maakt Uw spieren weer gezond.
Ongeëvenaard als wrüfmiddel bij spit,
rheumatiek, spierverrekkingen, stram,
held, kneuzingen, ischias, pijnlijke spieren
Per pol van 25 Gram f O.621/2, pot van 50 Gram f 1.04
Tot zoover minister van Spaak over Bel.
gië. Geheel van pas ook voor ons land. De
tijd is uitermate gevaarlijk. De vrede is ge.
zocht, maar niet gevonden. De toekomst
lijkt uitermate somber en gevaarlijk. Geva
ren en verschrikkingen dreigen overal. Dat
de Heere er ons voor behoede. Komen ze
over ons, dat we dan niet behoeven te aeg-
gen: „mede door mijn schwld'."
-----^-—^^«r—- WAARNEMER.
Terwöl wö ons overzicht schrijven is dé
spanning tusschen
Rusland en Finland
zeer verscherpt.
Op Dinsdag 31 October j.l. is de buiten
gewone zitting van de twee kamers van den
Oppersten Raad der Sovjet-Unie begonnen.
Het aantal afgevaardigden bedroeg meer
dan 1000 personen. Hieronder bevonden zich
131 afgevaardigden uit <Je Ingelijfde gebie
den.
Molotof de minister van buitenlandsche
ziiken heeft een indrukwekkende rede ge
houden.
Hfl wees op drie belangrijke factoren.
a. De verandering in de betrekkingen
tusschen Rusland en Duitschland.
b. Het uiteenvallen van den Poolschen
staat.
c. De gvoot^ oorlog welke in Europa is
uitgebroken.
Molotof was verheugd te kunnen mede-
deelen dat de Russen thans met Duitsch
land zeer vriendschappelijke betrekkingen
onderhielden. Met de Duitschers streeifd»
Rusland naar vrede.
De economische betrekkingen zouden zoo
veel mogelijk worden uitgebreid.
Wat betreft Polen, was de onhoudbare po
litiek van dat land zelf oorzaak, dat de
staat uiteen gevallen is. Het totale bank
roet heeft het aan zichzelf te wijten. Vruch
teloos is het van Engeland en Frankrijk den
oorlog om Polen voort te zetten.
Met de groote oorlog moet Rusland ré»
kening houden. De verhouding tot de Bal-
tische landen Estland, Letland en Litauen,
is opperbest. De verdragen welke met die
landen gesloten zijn, beoogden de veiligheid
van die landen zelf alsmede van het Rus
sische Rijk.
Met Finland wil Rusland eenzelfde ver-
,drag sluiten. Hiervoor is noodig dat Fin
land een strook grond aan Rusland afstaat;
toestemming geeft tot het aanleggen van
Russische vlootsteunpunt in de Pinsche golf
en een paar kleine eilandjes afstaat.
Wat Turkije betreift, zeide Molotof, dat,
Rusland wel een bedrag wilde sluiten maar
gewaarborgd moest zijn, dat het niet in
conflict zou komen met Duitschland. Ten
tweede eischte het, dat Turkije zich zou ver
binden, den doorgang door den Bosporus
te verbieden aan natie», welke niet aan de
Zwart» Zee liggen,