CI1QWECKBIADÖpGED.GnonD5IAG vöÖRDlZUID-HOLLInZECUWSCliC EILATtDEn N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EIIANDEN-NIEÜWS" Buitenland STICHTELIJKE OVERDENKING 12e Jaargang ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1939 No. 1069 Dit nummer bestaat uit 2 bladen Uit het Kijkvenster WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE El LAND E.4" - 18e JAARGANG UITGAVE VAN Naar Mij omgezien. Wij kunnen ons geen wonderlijker weo'en en paden indenken, dan deze, welke de Heere met Zijn volk wil hou den. Alles wat bij den Eeuwige beslo ten is, zal nimmer kunnen verwoest, en wat bij Hem besloten is, zal blijken onwrikbaar te zijn, ondanks het ge loei der vijanden. Zoo speuren wij dit bij een eenvoudige herdersknaap, dat een heilig God besloten had, dat een maal de Koningskroon zijn hoofd zou En nu moge de vijand Saul, de Ko ning met haat bezet zijn, omdat uit de monden der vrouwen werd verno men: „Saul heeft zijn duizenden, maar David zijn tienduizenden verslagen"; Gods Besluit bleef onherroepelijk, Da vid móést Koning worden- Al moge nu Saul meermalen de speer op den harpspeler werpen, de Heere dekte hem en straks zien wij, dat als Saul in benauwdheid komt, valt hij in zijn eigen zwaard en maakt een eind aan zijn leven. Hoewel David meermalen zijn vij and had kunnen dooden, hij grijpt wel het zwaard, doch sneed niet de le vensdraad, doch alleen de slip zijns mantels af. Neen, hij wil, hij kan de haat van Saul niet beantwoorden met haat, doch wel met liefde. Ja zelfs als de tijding wordt gebracht dat de ko ning met de zijnen gevallen zijn in den krijg, dan juicht hij niet, doch weent, uitroepende: Maakt het niet bekend in de straten van Askalon, opdat de Filistijnen niet opspringen van vreugde". Ook wil David, die nu Koning ge worden is, zich niet wreken over de nakomelingen van Saul, doch over het graf reikt hij de hand der liefde. Als een begenadigde vraagt hij„Is er nog iemand overgebleven van den huize Sauls, opdat ik weldadigheid aan hem doe?" Geen hartstocht tot algeheele vernietiging van Sauls huis, doch hij wil zijn liefde wederom be- toonen, hij wil de overgeblevenen barmhartigheid bewijzen. Hoe groot is toch de liefde Davids, dat hij vraagt naar iemand uit dat ge slacht, wiens hoofd altijd deze eene bedoeling gekoesterd heeft: „David moet gedood worden". Vreeselijk was de wraak der vijan den geweest, als zij de overwinning behaald hadden over Sauls' huis. Doch als David rust heeft na den krijg, dan is zijn eerste vraag: „Is er nog iemand van Sauls huis? Geen zondige neigingen porden Da vids ziele aan, om te weten of er nog nakomelingen van Saul den gevallen koning over waren. Geen wraaklust huisde in zijn hart, wanneer deze vraag gericht werd tot zijn dienaren. Neen, nu hij rust heeft na de oorlo gen des Heeren, wil hij weten, of er nog zijn uit het huis van zijn voorgan ger. Zijn hart ging niet uit om te ver nielen, maar om te behouden, om wel dadigheid te doen aan de overgeble venen Sauls'. Dat deed hij niet, omdat Saul het zoo best had afgemaakt, doch omdat er een verbond der liefde lag tusschen hem en zijn vriend Jonathan. Een ver bond der liefde in den Heere, en daar om wil hij na den dood van zijn vriend weten, of er soms nog één uit dit huis leeft. David wil in practyk brengen, het geen de levende Christus eeuwen na dien heeft uitgesproken: „Bidt voor degenen die U geweld aandoen, ze gent ze die U vloeken". Davids hart ging uit om te zegenen, alleen uit den aard der liefde en toe genegenheid tegenover Jonathan. Nauwelijks heeft de koning die vraag doen hooren, of hem werd ge zegd, dat er nog een zoon leefde van Jonathan, „Mefibozeth" genaamd. Hij moest komen, doch kon niet na deren, omdat hij geslagen was aan beide voeten, vanwege dat men hem had laten vallen. Dus door zijn val was hij ongeluk kig geworden. Dan klinkt het bevel des konings, haal hem, breng hem tot mij, want ik zal voorzeker mijn liefde hem be wijzen! Daar wordt de kreupele tot David gebracht, en men zet hem voor den koning neer. Doch nu gevoelde Me fibozeth, dat hij zulk een eer, zulk een voorrecht niet verdiend had; daarom zegt hij: „Wat is uw knecht, dat gij o koning hebt omgezien naar een doo den hond als ik ben" Het is voor deze kreupele te gi'oot, dat David nog naar hem gevraagd had, ja dat hij uit 's Konings mond, vernomen had weldadigheid". Naar mij omgezien, dat woont in het hart van deze ongelukkige. Alzoo is het met allen, door den he mel geroepene zondaren, zij gevoelen zich diep afhankelijk en zeggen dan ook: „naar zulk een omgezien"? Dat wonder was voor Mefibozeth zoo groot, dat hij geroepen was door den koning, niet om te sterven, maar te leven. Ja voorwaar, dan gevoelen dezul ken, die als Mefibozeth geroepen zijn, dat de minste zegen gansch verbeurd is. Elk mensch is immers van Sauls' geslacht. Nooit eene begeerte in de ziele tot den geestelijken David, van wege de val in het Paradijs, kreupel aan beide voeten, gansch melaatsch van de hoofdschedel tot de voetzool. En nu zulken geroepen door dien dierbaren Immanuël ten leven, verne deren zij zich onder de machtige hand des Heeren. Ja, dan spreken zij het uit: „Naar mij omgezien". Dan is het een neerbuigen, een buk ken en een vallen voor den troon der genade: ,,Heb ik omgezien naar Dien, die naar mij heeft willen omzien?" Voortnobilisatie afgekondigd. Komt Dr. Col^n weer in de regeering terug (Zie Binnenl. Nieuws 2e blad). iiAnDEn-niEuus Gevestigd te MiddelhamU Prins Hendrikstr. 122 C Giro J67930 Postbox 8 Tel. 17. Advertentie*prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst* aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek-aan^ kondiging 10 cent per regel Craitracten belangrijk lager. Bijkantoor voor Zeeland: St. Maartenaflflk Markt, Telef. 59. Abonnementsprijs 90 cent per 3 maandenbg vooruitbetaling. Verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummer» 5 cent Buitenland 8 gulden per jaat „Wat is Uw knecht, ,dat Gij hebt om gezien naar een dooden hond, als ik (2 Sam. 9-8). L. V. (Wordt vervolgd). Uitverkoop van mlnisterfunctie's Te ring naar de nering of potverte.6i«n met leenen. Een mifluwe ivolkswelvaartecono- mle Inspuiten van welvaart Vraag het desnoods ,aain je tante. Een staats schuld van If 4000.000.000 of 100 f 120 millioen jaarlijks aan rente. E>n tiental ministers aan den iflijk. Dr. Oolijh geen kampioen voor ule beginselen der K«for- matie Wat doen jiullie möt iMen oud- koloniaal Dr. Coiyn weig en op reis. 't Lijkt w^el een beetje op een uitverkoop met onze ministers. Zoo'n dertigtal zijn er aan bod geweest. Het was een komen en gaan. >re zou er haast den tel bij kwijt raken. Daar had je allereerst het ministerie Co- lijn, 'k Meen Colfln tV minus minister de Wilde. Die was al vroeger uit het ministersi. bootje gestapt. Vanwege de financiën of plat gezegd vanwege de centen. De man had zulke ouderwetsche denkbeelden op het gebied van heit geldwezen. Stel je voor die man redeneerde als volgt: „We moeten ,de tering naar de ne ring zetten." Is dat nu niet vreeselijk ouder- wetsch? Zoo spraken onze grootouders ook al. Neen, zoo'n man is niet te gebruiken tenminste in het oog van velen. Die vrtllen liever den pot verteren. En dan, als de pot leeg is? Ja kijk, dan was 't nog geen nood. Dan gaan We leenen. Krijgen veel geld. En dan gaan we weer aan het uitgeven. En al dat geld komt onder de menschen. Dan kun. nen ze weer koopen. Er komt op die wijze koopkracht. Dat hebben we juist noodi,g. Als er maar koopkracht is dan komt er welvaart. Op die wijze spuit je de welvaart in het volksleven in. Zoo meenen de Socia listen en Roomschen en sommige verlichte Christelijk-HistorJschen. Dat is zoo de nieu we volkswelvaarteconomie. Oif het een houdbare economie is? Geen sprake van. De eenvoudigste eerlijke huisvrouw zal je weten te vertellen. „Maar dat kan niet, dat loopt spaak!" Dat doet het ook. Dat kun je in het leven toch zoo vaak zien. Menschen in het particuliere leven, die er zoo'n eco nomie op nahouden brengen het niet ver en meestal staan ze In het boekje bij den winkelier, slager of neringdoende ook. Ja Kijkvensterman, U haalt er de vrouw bij, zal de lezer misschien denken. Waaromniet, ik doe dat met een gerust hart, sinds we dat illustre voorbeeld hebben van den kabinetsformateur Jhr. Mr. de Geer. Die haalde de vrouw er ook bij en dan kan ik hét ook gerust doen. Vraag het maar aan wie je wilt, desnoods aan je „tante," zou hij zoo ongeveer geantwoord hebben aan aanstaande ministers, die vroe gen of ze hun fractie, partij of partijraad mochten vragen. Nu, met dit voorbeeld voor oogen is het toch geen bezwaar, dat ik de vrouw laat oordeelen over de meest ele mentaire (eenvoudige) begrippen van de volkshuishouding, waarmee het in het groo- te precies eender is gesteld als in het al- ledaagsche huishoudelijke leven. Het ging' er dus over zullen we de uitgaven houden binnen het raam van de inkomsten of zul len we uitgeven, uitgeven maar en wat we dan te kort komen leenen. Minister de Will- de was van het eerste gevoelen, hij was in de minderheid, de meerderheid dacht er anders over en daarom achtte hij zich ver plicht heen te gaan. Dat was voor Dr. Co- lijn een heele slag Te meer daar hij het met zijn Minister van Financiën eigenlijk eens was. Toch bleef hij. Hij wilde het probee- ren om de anderen tot beter inzicht te bren gen. Door wat te krammen en te lijmen, kon de zaak misschien nog wel voor elkaar komen. Mg,ar de zaak kwam niet voor el kaar. Van de beproefde methode. „Bekijk de Inkomsten en bepaal daarna de uitga ven; wilde de meerderheid het gezelschap ministers van Dr. Colijn IV niet weten. Die keken meer op de uitgaven. Op de inkom sten, nu ja, dan kon toch altijd nog wor den geleend. En dan kwam immers de volks welvaart als vanzelf, Dat we mat onze staatsschuld ivan alles bij elkaar genomen ten, och, daar werd overheen gezien. Een staatsschlud van alles bij elkaar geuomen van ongeveer 4 miljard is geen kleinigheid. Dat verteert ieder jaar, laten we maar als gemiddelde rente 3 procent aannemen niet minder dan f 120 millioen gulden. Gezwegen nog maar van de aflossing. Een geweldig bedrag. En dan het uitgeven Zeer gevaarlijk. Ik heb ze gekend. Een familie, niet oppassend het gezin kwam zoo wat met bedelen en schooien aan de kost. Ongedacht fortuin. Ze krijgen een erfenis. Groot vijf duizend .gulden. Groote blijdschap en een echt feestelijke stemming. Het noodige werd gehaald en weldra klonk hun gezang „Hoe krijgen we 't op, hoe krij gen we 't op?" Dat was dus blijkbaar voor hen een las tig probleem. Maar 't bleek heelemaal geen probleem te zijn of liever gezegd het bleek dat het probleem zichzelf oploste. Na twee jaar min of meer was de eenige bestaans mogelijkheid het gezin weer bedelen of schooien. 'k Geloof niet, dat de Minister president dait gezin heeft gekend, maar toch was hij wel doordrongen van de onmogelykheid om maar raak uit te geven. Hij bood zijn ont slag aan en een tiental ministers stonden op straat. Niet gansch en al berooid zooals men uit de spreekvrtjze zou kunnen opma ken, dank zij pensioen dat voor enkelen het maximum van f 6000 haalde en voor anderen toch ook nog eenige duizenden be droeg. Zoo waa het gezicht dat ik op zekeren dag had uit mtjn Kijkvenster. Dr. Colijn aan het hoofd van zijn ministters op weg naar H.M. de Kontn,gin om zijn ont slag aan te bieden. Zooals dan het gebruik is bleef hij nog aan het bewind op' verzoek van H.M. de Koningin tot een ander minis terie zou gevormd .zijn. Vooral had Dr. Co lijn te kampen gehad met een paar Room- sche ministers. Als ik van „kam,pen" spreek moet dat niet letterlijk opgevat worden, neen, in de politiek moet men dat opvatten als „verschil van inzicht." Ja, 'tis jam mer het te moeten constalteeren maar een kamp met de Roomschen heeift Dr. Colijn nooit gestreden. Hij was de eerste politie ke leider, die aan H.M. de Koningin ad viseerde een Roomsch kabinetsformateur te benoemen. Helaas, den strijd voor de beginselen van de Reformatie vond in Dr. Colijn geen kampioen. Toegeven aan Rome, het bed spreiden voor hun machtspositie, was het leidmotief van Dr. Colijn. Jam mer, erg jammer, voor een Staatsman van zijn postuur. Overigens is hij niet erg ge lukkig geweest met zön kabinetten. Tel kens ,kwam er een kink in den kabel. En dat was nog wel het ergst, een kink, die hij had kunnen voorzien. Zijn vertrouwen op Rome is te groot ge weest.; Al het toegeven aan Rome's str6< ven naar de overheersching ten spijt moest Colijn weg. Een ondankbaar lot voor zoo veel toegeeflijkheid. Hij had het bij Rome verbruid. Rome dat, zooals we in een blad lazen smadelijk aan d« Antirevolutionairen durfde ivragen „Wat doen jullie toch met dien oud koloniaal?" Colijn moest voor Rome weg. En hij is weg en gaat nu op reis. WAARNEMEMR. SPANNINGEN. - „verloren dagen", heette hel vroeger. Nu niet meer - nu zijn er "AKKERTJES"! Een paar per dag, wèg pijn en narigheid! De gansche wereld zit vol spanning. De toestand van de wereld, van de volkeren, is als een gespannen boog. Dagelijks wordt de spanning aangedraaid. Zal de pees met een hevige knal stuk springen? Het heeft er allen schijn van. Menscheltjk gesproken moet het verwonderen, dat de pees niet al lang stuk gesprotngen is. Dat, het nog niet gebeurd is, ook al weer menschelijk ge sproken, ligt aan de vrees die men voor el kaar heeft. Aan devreeselijkheld van den oorlog, die te komen staat. Maar ook van menschelijk standpunt bezien moet het vreeselljke één maal gebeuren. Moet de pees van den boog springen. Wamieer zal het gebeuren? 't Staat te vreezen van onverwacht, van spoe dig. De gansche menschheid vreesjt den oor log. Waar zijn toch de vrederoepers van slechts eenige jaren? Die mannen en vrouwen van klein tot groot, die droomden van nooit meer oorlog, van een wereldvrede onder de vleugelen van den Volkenbond, gedra,gen door de hu maniteit en verlichting van de menschen. Ze zijn verdwenen, ze zijn In hun schulp gekropen. Ja erger nog, het woord vermogen ze niet meer te spellen, maar ze zijn overge- loDpen naar het kamp van de ophitsers tot de oorlog. Zooals de socialisten, die had het aan hun gelegen ook ons land den weg van partijkiezen en oorlog hadden opgedre ven. En met dat al. De spanningen nemen toe. 't Gaat eigenlijk tusschen twee. Duitsch land en Engeland. De anderen: Japan, Italië Frankrijk, 't zijn slechts medespelers. Be zetters van nevenposities. Tusschen die twee hoofdpartijen neemt de spanning toe. ,t Wordt gevaarlijk. In Engeland slaat de stemming om- Veel vernederin,gen en af fronts heeft dit land geslikt. Maar een grimmige, een vastbesloten stemming komt over het Bngelsche volk. Engeland, John Buil. begint te waarschuwen: „Denkt er om een buldogg (Engeland) laat zich sarren, plagen zonder te blaffen, maar het zelfde dier grijpt toe en laat niet los als het een maal heeft toegebeten." Da,t is een waar schuwing voor Duitschland. De spanning neemt toe. Zal de pees van den boog bre ken? Alleen God regeert. Hij, maar ook Hij alleen bepaalt het lot der volkeren. De spanning welke reeds sedert maanden de gemoedel-en in beroering heeft gebracht st^gt ten top. Vorige week schreven wij dat het urn- waarop de beslissing zou vallen naderde, doch nu de gebeurtenissen elkander zoo op volgen, huivert men bfl de gedachten aan hetgeen yolgen zal als God de Heere het niet verhoedt. Want temidden van al die bevelen die ge geven worden en de berichten die uit het buitenland tot ons komen, bedenke men toch steeds Got* ide Heere negeert^ Mochten wij ons vernederen onder de krachtige hand Gods, er zou rUst In ons hart zijn, temidden van al de woelingen der wereldzee. Heusch hoe ernstig ook, er ge beurt niets vreemds. In Jes. 7 staat, dat de Koning van Syrië, en de Koning van Is raël een conferentie hadden gehouden en besloten waren, tegen Juda op te trekken en heifc onder zich te ivierdeelen. Juda's lo|t was bezworen het had opgehouden te be staan. Doch de Heere zeide: Het i»l niet igeschield'en, en God bepaalde welke Koningen er zou den regeeren, voor welke landen en in wel ke hoofdplaatsen. En Die ZeUde Goid' leeft en regeert nog, Zijn Raad wordt uitgevoerd. Wat is het ergste. Zijn Woord is verworpen, de wereld heeft zich rflp gemaakt iVoor het verdenE en kan niet anders dan de gerichten Gods ven- wachten. Zullen ze komen? Het is alleen de Heere bekend. Leest zoo uw courant, in vergelijking met het Woord Gods, en vreest, want Satan weet dat hij nog een kleine tijd heeft. r^" iiimiir-l Of is het zaaien van dood en verderf, het smeden van al die ongerechtigheden geen satans werk? Hoe werden wij deze week daarbij weder bepaald. Engeland en Frankrijk zijn maanden be zig geweest met Rusland om te onderhan delen. Alle besprekingen op niets uitgeloo- pen. Waarom? Rusland heeft vrees voor Duitschland. Engeland en Frankrijk moesten Rusland hebben om in Oost-Europa de garaiitiesta- ten in geval van nood bij te staan, Rusland gevoelde zich alles behalve veilig en zag goed in, het moest daar de kastanjes uit het vuur halen. Aan twee fronten vechten. In Syberië tegen Japan en in Europa te gen Duitschland. En wat is geschiedt? De slimme diplo maten smeden het ijzer als het heet is. Duitschland kan en gaat naar de mensch gesproken niet meer terug, doch aarzelt. Het overziet het terrein énRus land het groote millioenen land? Twee groot-machten die tegen elkander opzien. Van het oogenbllk gebruik maken, is het werk der geheime diplomatie. In dezelfde stad, mogelijk nog wel in dezelfde straat of in hetzeUfdle igfebouw ver gaderen Engeland en Frankrijk met Rusland maar ook Duitschland met Rusland. Deze laataten, onder den druk der om standigheden vinden elkander. Nationaal so. cialisten en communist, gezworen vyanden, gaan een overeenkomst sluiten. Een onzer medewerkers, enkele jaren gei- leden de beginselen van beide stroomingen ontvouwende, schreef en wees erop, hoe beiden in richting uiteen gingen, maar in den wortel één waren. Vreeselijk als de wereld door die machten zal Worden geregeerd. Wat .zfln Duitschland en Rusland overeen gekomen Wel, Rusland zal zich buiten het Euro- peesche spel houden, Duitschland zal Rus land met vrede laten, en Rusland omge keerd Duitschland. Wat beteekent dit? Het is alsof Rusland tegen Duitschland zegt: „N«em Polen maar en doe eime<do naar je goeddiunjkt." Wat krijgt Rusland hiervoor Engeland staat verplettert. Chamberlains politiek heeft een geduchten knak gekregen. Engelands wereldheerschappij staat op het spel. Moet het terug trekken? Het kan niet; de laatste jaren heeft het verschillende gun stige kansen voorbij laten gaan, en als het nu weer bakzeil haalt, komt het steeds meer en meer in het gedrang. DiuitBchland grijpt Engeland naar de Iceel. Zal Engeland zijn tegenstander ,van het liJf kunnen houden of zal het, het onderspit delven. m Polen laten verdeelen, en koloniën aif- ataan, is de eenigste inwilliging waarop de tegenstanders de uitgetrokken degen weer in de schede wil steken, doch met de hand aan het Landvest. De kansen zijn plots gekeerd, zie het on derstaande staatje. ENGELAND Engeland 50 millioen Frankrijk 42 millioen Polen 35 milloen Roemenië 18 millioen Griekenland 7 millioen Turkije 16 millioen X68 millioen

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1939 | | pagina 1