CHDWCEKEUADÖpGED.GnonD51AGvö5RDlZUID-HOUÊriZCCUW^ N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEÜWS" STICHTELIJKE OVERDENKING 12e Jaargang ZATERDAG 22 JULI 1939 No. 1059 Dit nummer bestaat uit 2 bladen WELGELDKZALIG. Ds. G. van Velzen f Uit het Kijkvenster SPRUTOL fVlarktberichten WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDE.^" - 1 8e JAARGANG UITGAVE VAN Gelijk de dauwdruppels in den mor gen schitteren bij de opkomende zon, zoo zijn de Spreuken als diademen bij het licht des Geestes. Helder en klaar komt de Zon der Gerechtigheid Zich vooral in dit hoofdstuk te openbaren. De opperste Wijsheid doet Zich hier hooren in de majesteit Zijner deugden en het wei- gelukzalige hiervan de levenservaring te mogen wegdragen. Welgelukzalig is de mensch die; bij gevolg Ugt hier een tegenstelling in opgesloten. En deze tegenstelling houdt in dat niet allen dié naam van welgelukzalig kunnen dragen. Het heeft Gode van eeuwigheid be haagd, sommigen te verkiezen tot be houdenis en"cte anderen in hun schuld laten liggen. Voor dat van eeuwigheid gekend en tot zaligheid verkozen, bood Hij Zich aan die in de eeuwigheid was, ten allen tijde Vaders vermaking en "Wiens vermaking ook was met de menschenkinderen. Zoo moesten de besluiten baren en de tijd aanbreken voor de eeuwig- heidsliefde Zich zou doen kennen. Im mers als de gansche schepping is vol eindigd en de Heere God ziet dat al les wat Hij schiep zeer goed was, ging dit ook in het bijzonder over den mensch. Met het beeld Gods is hij bewelda- digd. Kennis, gerechtigheid en heilig heid is hem geschonken en waar de Heere in eindelooze goedheid ver- bondsgewijze, met den mensch han delt, wordt hem beloofd, dat hij in den staat van tekunnen zondigen, na volbrachte gehoorzaamheid zal overgaan in den staat van niet meer te kunnen zondigen. Maar dit verbond verbrak de mensch moed- en vrijwillig. In die breuk lig gen we nu allen. We zijn allen van welgelukzahge, rampzalige schepse len geworden en aan de zijde des men schen is er nooit meer eenige moge lijkheid om uit de. diepte zich op te halen. Aan de zijde des menschen nu voor eeuwig afgesneden, maar nu de eeuwige Godsgedachte om schuldi gen genade, pardon toe te kennen in den van eeuwigheid gegenereerden Zoon des eeuwigen Vaders. Hij, Die de toorn van het Goddelijk recht dragen zou, de natuur van den zondaar zou aannemen, al hun schuld op Zich zou laden en in hun dood zou afdalen. Nooit uit te denken mysterie. Engelen begeerig om in te zien; aan verlore nen geopenbaard; ,Alzoo lief heeft God de wereld gehad"in den Chris tus en door Dien Bloedbruidegom het volk kapitaal verworven, waardoor bij Geestes bediening der levenservaring van kan worden ontvangen, genade voor genade. Voorwaar hier geldt het: 't heilgeheim wordt aan zijn vrienden, naar Zijn vreeverbond ge openbaard. Van dat heiligdom spreekt nu het woord onzer overdenking. Let op, het staat in het enkelvoud, niet z ij n de menschen, maar is de mensch. Het gaat in onze dagen zoo massaal, maar de geestelijke kerk leert het per soonlijk. Welk schepsel wordt nu welgeluk zalig gesproken? Eerstens: die naar Mij hoort. Dat hooren nu doet van nature nie mand, geen rijke noch arme. Er is niemand die naar God vraagt. Zalig voorrecht en noodzakelijke weldaad als het wonderwerk des Hei ligen Geestes ervaren mag worden en het 'zal zijn dat de dooden hooren zullen de stemme des Zoons Gods en hoorende zullen leven. Van den Goddelijken eisch, om te hooren, zal niemand zich kimnen ont doen en naar mate we onder den meest zuiveren kerkdijken gang heb ben geleefd, zal het zooveel te ont- zettender zijn in de mogelijkheid te hebben geleefd om te kunnen behou den worden en om eigen onwil en on macht te zullen verloren gaan. Bij de verklaring over het „hooren" hebben we wel op onderscheid te let ten. Er is een uitwendig hooren. Voort komende 't zij uit een historisch-, tijd of wondergeloofMocht Nederland nog eens de roepstemmen en oordee- len ter harte nemen, gelijk Ninevé nog uitwendig hoorde. Maar dieper zinken we weg, waar de sprake des Heeren ook niet uitwendig meer gehoord wordt. Geen stem, noch opmerking. Er zal dus uit het eenzijdige Gods- werk bediening en bearbeiding des Heiligen Geestes noodig zijn om te komen tot hooren. In dat wonderwerk, dat dooden hooren zullen, is een Drieënig Godde lijk Wezen arbeidzaam. De Vader in trekking, de Zoon in verlossing, de Heilige Geest in toepassing. Al weet de uitverkoren zondaar in het uur der minne die onderscheiding niet. zoo krijgt hij toch te hooren. De Goddelij ke lijn zal gekend worden. „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den éénen waarachtigen God en Je zus Christus, Dien Gij gezonden hebt." Alzoo Christuskennis na Gods kennis, dus vooraf Godskennis. Dat van God geleerd schepsel leert nu de waarachtigheid der dingen ken nen. Hij leert hooren. Hij hoort tot hiertoe en niet verder. Hij hoort dat de Heere geen ledige Aanschouwer is. Hij hoort hoe onderscheiden de we gen van toebrenging ook zijn, noch tans er de eenheid is. Hij hoort de schuld dat hij het tegen die „Mij" zoo lang heeft volgehouden die heilig is in Zijn schrikkelijke deugden, maar ook nog goedertieren, geen lust hebbende in den dood der zondaars. Bij dit hooren valt een keuze, dat al was er geen hemel tot belooning en geen hel tot straf, dat de Heere Wiens stem zij hoorden, waardig is gekend, gediend en geprezen te wor den. Hoe worden de Psalmen Davids dat volk dierbaar en hoe hartelijk zingen ze het den dichter na: Sla de zonden nimmer ga. Die mijn jonkheid heeft bedreven Denk aan mij toch in gena. Om Uw goedheid eer te geven." Het hooren in onze Schriftoverden king geeft echter nog een andere gang te kennen. Die hier spreekt ,naar Mij', is de gezegende Immanuël. Immers dat uit vrije genadfe hoorende volk, ingewonnen ook voor de schrikkelijke deugden der majesteit Gods, leeren het, zij kunnen voor die God niet be staan en leeren vragen, uitzien, wach ten op een antwoord op een vraag, die een levensvraag voor hen is ge worden: Is er eenig middel om deze straf te ontgaan en wederom in ge nade te kunnen worden aangeno- nomen Dit hoorend volk kent geen Jezus. Kent geen weg van ontkoming. Nood zaak is op de ziel gebonden en tastend naar den wand, zoeken ze ontkoming. Die naar Mij hoort, zoo spreekt de Handhaver des Rechts op zijn op antwoord wachtend volk, door Hem alzoo voor- en toebereid: ,Zie Ik heb hulpe besteld bij een Held.' ,Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt." Ochtendgloren der opkomende Zon- ne der Gerechtigheid, aanvankelijke toepassing: ,Het volk dat in duister nis wandelt zal een groot Licht zien" en dat voor degenen die wandelen in de schaduwen des doods. Zalige Bethels-beleving. Geen zelf gemaakte, geen gefantaseerde, geen zelf genome- ne, maar de kennisgeving, de beleving de door den Heüigen Geest voorge stelden Zaligmaker. Welnu, dit volk wordt nu welgeluk zalig gesproken, want die moeten en zullen nu des Heilands stem hooren. In AduUam's spelonk staat Hij als de betere David om het welkom hen toe te spreken, die bedroefd van geest zijn en die een schuldeischer hebben. Ze zijn nu wakende gemaakt en waar nemende de posten de reduren. En al staat nu ook boven die poort: „Wel kom," ze worden lijdelijk bediend. Leeren het: heenwijzing is nog geen ingaan, nog geen doorgaan. De zaak is zóó groot dat er van poorten ge schreven is. Zoo heeft de Meester nu zulk een eenheid en zulk een verschei denheid. Daar staat een arme bede laar, die denkt: 't Zal nooit geschie den; zijn aanbevelingen heeft hij niet kunnen behouden en het perst uit de diepte zijner ziel; Zie op mij in gunst van boven; daar staat er een, zijn zaak schijnt verloren en de procedure schijnt op een bankroet uit te loopen zou die groote Advocaat te spreken zijn? Daar komt er een uit het hei dendom met zoovele raadsels en nie mand kan ze ontknoopen, maar de heilmare klonk daar in de verte: En zie, meer dan Salomo is hier. En al heeft de Koning nu boven het hoofd van al dat volk geschreven: ,Welge- lukzalig," het kon wel bij oogenblik- ken vertroosten, maar rust niet ge ven. De poort moest open, want die }4!ij vindt, vindt het leven. De Midde laar des Verbonds moet Zich aan hen openbaren en dat iö feun dood. Het moet bij hen naar de laagte, gfa-af die per, meer gruwelen, geestelijk failliet als een bankroetier, tchrikkelijk in overtreding; maar eöjwig wonder, daar wordt een gekruiste Christus dierbaar, gepast noodzakelijk, waarin het eeuwig welbehagen zich open baart, opdat het persoonlijke welge vallen moge beleefd worden en een Drieënig God grootgemaakt. Hier ten deele. Eens volkomen. Ds. V. d. Br. Zomersproeten niEUWS Gevestigd te Middelhamis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17. Bijkantoor voor Zeeland: St. Maartensdijk Markt, Telef. 59. AdverteTitie«prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst* aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek'aan^ kondiginf 10 cent per regel Contracten belangrijk lager. Abonnementsprijs 90 cent per 3 maandenbrj vooruitbetaling'. Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar Welgelukzalig Is de mensch, die naar Mij hoort, dagelijks vs^akende aan Mijne poorten, waarnemende de posten Mij ner deuren. Spreuken 8 34. In iden gezegenden ouderdom van 87 ja ren is te Doesburg overleden de welbeken- ,de en op Flakkee veelg'eliefde Leeraar Ds. G. van Velzjen, emeritus-preddkant der Ge reformeerde Kerk te Middelhamis. Ds, van Velzen is eerst later tot het pre dikambt gekomen; voordien was hij lakei aan het Nederlansche Hof en diende daar Prins Alexander. Geboren 16 Maart 1852 is hij in 1897 candidaat geworden. Op 45-jarigen leeftijd 31 Jan. 1897, werd hij in zijn eerste gemeen te ,te Ede, tot zijn heilig dienstwerk in,ge- leid. Achtereenvolgens diende hij de gemeen ten Lopik (van 19001911), Zuilichem (van 1911 tot 1914) en ten slotte van 5 Dec. 1914 tot 1 Jan. 1928 de gemeente Mid delhamis. Op laatstgenoemde datum ver kreeg hij eervol emeritaat en vestigde zich te Doesburg om daar zijn levensavond te slijten, In de 14 jaren dat hij te Middelhamis gestaan heeft/, heeft hij met bijzonderen ze gen mogen arbeiden. Niet dat hij bij al zijn parochianen even geliefd was verre van dat! met de leer die naar de godzalig heid is, welke door „den ouden knecht" op stoel werd gebracht, kon een gedeelte zich niet vereenigen. Zijn prediking heeft' dan ook een gewel dige strijd in eigen kerk teweeg gebracht. Verschillende broeders "waren het niet erg eens met hun prediker, die wel durfde te leeraren: ,,dle nog' nooit getwijfeld heeft, heeft nooit geloofd!" Ondanks veel smaad en verguizing heeft God hem krachtig ondersteund en mocht hij, waar 't hem zoo dikwijls moeilijk ge maakt werd, kennelijk 's Heeren goedkeu ring op zijn arbeid ondervinden. Van hem kon worden gezegd als van Jozef:: ,,De schutters hebben hem wel bitterheid aange daan en hem beschoten men denke slechts aan het boek van Rudolf van Reest, alias K. C. van Spronsen, getiteld „Schapen zon der Herder", dat geheel om Ds. van 't Hof (Ds. van Velzen) draait maar zijn boog is in stevigheid gebleven en de armen zijner handen zijn gesterkt door de handen van den machtige Jacobs!" Toen Ds. van Velzen ïnet! emeritaat ging is het tot een scheiding gekomen in de Ger. Kerk en hebben zijn aanhangers zich in Chr, Geref. verband laten opnemen. Af en toe heeft Ds, van Velzen nog wel eens gepreekt, zelfs nog na zijn 80ste jaar. Op zijn 70-ste jaar ontving hij de ridder orde van Oranje Nassau. Thans is de grijze dienstknecht heenge gaan in de eeuwige rust, die overblijft voor het volle van God. De teraardebestelling jzal heSën "vrijdSo plaats hebben, waarbi, naar wij vernemen, de Kerkeraad der Chr. Ger. Kerk hoopt te genwoordig te z^jn. Een spi'i^ulk iiiit een oul boek Ont wapening en bewapening Het aan zicht van idten oorlog verandert De veili|gste schiiilplaats. Oudtijds had inen veel de gewoonte, bij het aanleggen van nieuwe registers of re- solutie's, op de eerste bladzijde een of an dere spreuk neer te schrijven, betrekking hebbende op de tijdsomstandigheden waar in men leefde. In zoo'n oud resolutieboek uit Middel hamis, begonnen tusschen 1585 en 1590 kan men voorin de volgende woorden vin den: „Cor contritum et humiliatum Deus non despicies". hetgeen zooveel beteekent als: ,,God zal het benauwde en bedroefde hart niet verachten". Dit werd geschreven in de tijd, toen we de 80-jarige oorlog met Spanje hadden, kort na de dood van Prins Willem de Zwij ger, de bangste tijd eigenlijk van heel dit tijdperk, toen er zoo weinig hope was dat Neerland ooit van het Spaansche juk zou worden bevrijd en de lage landen bij de zee hun vrijheid en onafhankelijkheid zouden verwerven. Deze latijnsche spreuk geeft wel te kennen, wat er in de volksziel van onze Voorouders, ook ten plattenlande, leefde. Het is nu de gewoonte niet meer, om ten Stadhuize in notulen-, burgerlijke stand of andere ambtelijke boeken, met dergelijke citeeringen aan te vangen. Eensdeels is dit maar goed ook. Men mag nu eenmaal daar geen letter neerschrijven, of het moet van hooger hand zijn goed,gekeurd. Me dunkt, wanneer dat nog geoorloofd zou zijn, dan hadden we zoo omstreeks 1930 zoo hier en daar een on!twapenin,gsleuze ge lezen, misschien wel met een teekening van twee gebroken geweren er bij, en nu, een tiental jaren later, zouden we er wellicht een bewapenings-spreuk in vinden! Het na geslacht zou dan in ieder geval zien, aan hoe snelle verandering de onvaste mensch dezer eeuw onderworpen is. Weet ge, hoe dat komt? Omdat ons volk, helaas, in het algemeen de Schriftuurlijke grondslag heeft losgela ten. Met dat Woord, dat ons leert dat de oorlogen niet zullen ophouden en dat züch in het bijzonder in het laatst der dagen het eene koninkrijk zich te.gen het andere koninkrijk zal stellen, daarmee houdt men geen of weinig rekening. De wereld is thans vol oorlogsrumoer, waarmede Gods Woord bewaarheid wordt. Dat zou ons, bijbelsche menschen die we zijn, tot vreugde moeten stemmen. Al die dingen moeten geschieden. En als ze be ginnen te geschieden, zoo staat er, zoo ziet omhoog en heft uwe hoofden opwaarts! Staan onze zaken te dezen opzichte wel goed, indien we bij de internationale span ningen Zoo met slaafsche vreeze vervuld zijn? De Heere regeert de wereld en niet de mensch. Wat de mensch poogt op te bou wen, komt God af te breken. Neem de Vol kenbond en de wereld-conferenties, wa^-r- mede men een altijd-durende vrede meen de te bestendigen, het is een toren van Ba- bel gebleken, die men begonnen heeft te bouwen, maar niet heeft kunnen voleind!-: gen. En dan de nooit-meer-oorlog-leuze Ze is verstomd. Zoo werden omstreeks 1931 in verschil lende Bladen ook wel Christelijke formulieren opgenomen, door welks invul ling men zich deelnemer maakte aan een groot manifest, dat „in naam der mensche- schelijkheid naar de Ontwapenings-Confe- rentie zou worden gezonden". In naam der menschelijkheid, dus naar wat der men schen is! Ai, mijn lezer, dat móést misluk ken, omdat in het hart van den mensch naar Romeinen 3 de bron van het kwaad zetelt. In de pers werd er een geweldige stem ming voor gekweekt, het zou worden ,,nu of nooit", om een schrikkelijke wereld-cata- strophe tegen te gaan. En het is „noojt" geworden! De ontwapennings-conferentie liep op het doode punt; de uiteindelijke uit spraak was, dat om politieke, economische en militaire redenen een reeks oorlogen te wachten waren en dat de volken zich met moed (en zeker ook met wapens) moesten wapenen om de verschrikkelijke realitei ten onder de oogen te zien. Niemand had ooit kunnen bevroeden, dat in zoo korten tijd, na het sluiten van den vrede, de wereld weer zoo spoedig en met zulk een gigantische bewapening tegen over elkander 2iou staan. Er is eigenlijk nu al een strijd, een wor- SMïïïf Giïi- Cièü"*oörrang"vaii'züoyC?' mo gelijke productie van oorlogs-materiaal Het wordt straks zoo, dat niet alleen het aan tal devisies, maar ook dat der munitie-fa- brteken, beslist over den uitslag van den strijd. Vroeger lette men bij de berekening van de oorlogssterkte van een land voor namelijk op de geoefende troepenreserves maar thans is dit aanzicht van een moder nen oorlog geheel verandert, en zijn het de industrieele reserves die meespreken. Zoo kan b.v. Duitschland wat zijn indus trieele capaciteit betreft, glansrijk de ver gelijking met andere groote mogendheden doorstaan. In 1937 produceerde dit land 36 millioen ton ruw ijzer en staal evenveel als Engeland en Frankrijk samen! En die pro ductie is in 1938 nog belangrijk vergroot. Voor Engeland en Frankrijk beteekent dit dat zij naar de steun der Vereenigde Sta ten moeiten dingen, willen zij zich in den bewapeningsoorlog met Duitschland kun nen blijven meten. Zoo staan we dus wel voor geweldige re aliteiten. Schrikkelijk als het zoover komt, dat het op elkaar los moet gaan. Ik hoorde eens een oud godvruchtig man in het eiland Tholen zeggen: ,,de menschen hebben haast om te bewapenen, God heeft ook haast, haast om het oordeel uit te voe ren". Het zou waar kunnen zijn. Zalig hij, die een schuilplaats gevonden heeft tegen dien komenden vloed, een Rotssteen, om geduriglijk daarin te gaan. WAARNEMER. verdwijnen spoedig door 'n pot Bij alle Drogisten ETTEN, 19 JULI 1939. De aanvoer op de heden alhier .gehou den veemarkt bedroeg 176 stuks. De aanvoer van melkvee was voldoende, de handel traag en de prijzen iets lager. De aanvoer van muntig vee was gewoon, de handel matig en de prijzen onveranderd. De aanvoer van jong vee was iets min der, de handel kalm en de prijzen iets da lende. De aanvoervan vet vee was voldoende, de handel levendig en de prijen als vorige week. De aanvoer van biggen was korter, de handel redeltjk en de prijzen vast. Prijzen: Kalf koeien van f 135240-. Kalifvaarzen van f 120230.Melkkoeien van f 140.250.Mager vee van f 110 170.Graskalveren van f 40.100.vet vee van f 0.90—0.37; Biggen van f 13.—17.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1939 | | pagina 1