Ct1DWEEKBIADopGED.GR0nD5IAG ^IördI ZUID-HOIHnZEEUWKHC EIIATIDEn
Irouwkedvels
N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPU JILANDEN-NIEÜWS"
12e Jaargang
Verkiezings overpeiDzingen.
WOENSDAG 5 JULI 1939
No. 1054
1 M. VAN LOON, v.h.J. de Korte
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDE.^" - 18e JAARGANG
UITGAVE VAN
HET DANSVERBOD IN DEN BAAD
TE OUDDORP.
miiiiiiiinniiiiiniiniiiiiiiHiiflHiinmiiiKiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiniiiii
s Velen koopen hun
s bij ons U ook Keurig ge-
g maakt. In drie kwaliteiten ver-
1 krijgbaar.
I Prijzen naar kwaliteit.
I Kerkring 4 - OUDE TONGE
B Telefoon 52.
Advertentie'prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst»
aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek»aan^
kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager.
Gevestigd te Middelharnis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17.
B^kantoor voor Zeeland: St. Maartensidyk Markt, Telef. 59.
Abonnementsprijs 90 oent per 3 maandenbij vooruitbetaling.
Verschijnt lederen Woensdag en Zatprdag 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per 'jaar
Het Mlnisterié-Colljn afgetreden.
Hetgeen algemeen voorzien werd, is ge
beurd: Donderdag j.l. diende het geheele
Kabinet zijn ontslag in. De Ministers wa
ren liet niet eens over de finanoieele kwes
tie, over de vrijze, hoe het tekort op de be-
gróoting moest worden weggewerkt of ver
minderd. Aan de ééne zijde stonden de
Roomsche ministers, die van geen vermin
dering der uitgaven voor de werkloosheid
wilden weten, anderzijds de overigen, die
een meer reëele politiek wilden volgen
evenals Min. De Wilde. De kloof was niet
te overbruggen en bij gebrek aan homoge
niteit trad het Kabinet af.
Wij behoeven niet te zeggen, dat wij het
drijven der Roomsche demagogen ten sterk
ste afkeuren en vóór de volle honderd pro
cent in deze kwestie aan de zijde van Dr.
Colijn staan. Dit kan voldoende gebleken
zijn uit ons artikel over „Aanpassen of lee-
nen." Het was te voorzien, dat ,deze breuk
komen moest. De Roomsche politiek is in
wezen sooialistisoh en erop gericht, de mas
sa in 't gevlei te komen. Dat Dr. Colijn, die
een eerlijk en rondborstig man is, wars van
alle politiek geschipper, het zoo lang met|
deze heeren uitgehouden heetft, is ietwat
verwonderlijk. In zijn hart kan hij nimmer
zoo voor Rome geporteerd geweest zijn,
als men zich herinnert, hoe dikwijls men
het l^em van die zijde moeilijk heeft ge
maakt, kan men het moeilijk vatten, dat
hij telkens weer die heeren liet begaan.
Doch terwille van de samenwerking en het
behoud der coalitie moest hij heel veel wa
ter in de wijn doen. Men kan gerust aan
nemen, dat lang niet alle maatregelen der
Roomsche ministers zijn instemming had
den. Maar zoo was Rome in vele opzich
ten de baas.
De vraag is: wat nu. H.M. de Konin,giin
droeg aan Dr. Colijn op een nieuw Kabinet
te vormen. Ons dunkt, dat hieruit twee din
gen blijken» Ten eerste, dat de Koningin
in deze zaak van regeerbeleid volkomen
aan de zijde van Dr. Colijn staat, anders
zou zij aan Mr. Goseling, den man van Oss,
die niet weg wil, de opdracht hebben ge
geven. En ook, dat Dr. Colijn ten volle en
boven andere politici het vertrouwen van
H.M. bezit. Dit nu js sedert lang een pu
bliek geheim. En wij moeten zeggen, dat
wij, ofschoon We niet ^-^^ ^n niet in
alle opzichten de be,ginselen van Colijn dee-
len, in de gegeven omstandigheden deze
keuze van de Koningin de beste vinden, die
gedaan kon worden. Hij is een man, die in
bekwaamheid en onkreukbaarheid van zijn
schouderen en opwaarts hooger is dan alle
andere politici, in wiens beleid, zoowel op
internationaal als financieel gebied dat deel
van ons volk, dat niet stelselmatig vergif
tigd wordt door nat.-socialisme of m.arxis-
me, een groot vertrouwen stelt.
Of hij slagen zal? Wij vreezen zeer. Een
parlementair kabinet is onmogelijk, omdat
de Roomschen op Colijn's program niet in
zee willen. Een extra-parlementaire of za-
kenka/btinet zou kunnen, doch zal in de
Kamer een oppositie tegenover zich vinden
van Roomsch en Rood (31 23 54),
zooda,t zijn levensduur niet lang zou zijn.
Als men de parlementaire verhoudingen
als grondslag neemt, ligt een ^oomsch-
Roode samenwerking het meest voor de
hand. Zij hebben de meerderheid. Als het
daartoe komen moet na een eventueele
mislukking van Colijn's pogingen, ziet het
er donker voor Nederland uit. Dan zal Ro
me wederom heerschen, want rood mag
slechts meedoen. Dan zullen waarschijnlijk
de ambtenaren en anderen hun salarissen
kunnen behouden en vele groote werken en
prachtige plannen worden uitgevoerd, doch
financieel gaat Nederland naar de kelder.
Dan krijgen we hier een herhaling van wat
Duitschland voor 1933 te zien gaf, waar
Rome en Rood het land naar de ondergang
voerden. Dan zal de N.S.B, groeien en
bloeien en zal er een krachtfiguur moeten
optreden om de boedel te redderen. Zie naar
Duitschland, België, Oostenrijk en Spanje
en Frankrijk.
Dan zal ons Protestantsche volksdeel in
de oppositie moeten. Maar ook dat kon wel
eens hard noodig zijn en heilzaam voor 't
beginsel.
Het e|nidé van 1^ zaak-Oss
Gedurende 4 da,gen heeift de Tweede Ka
mer eindelijk de beruchte zaak-Oss behan
deld en dezie parlementaire tob een einde
gebracht. Wij kunnen niet anders zeggen,
dan dat dit slot zeer onbevredigend is en
dat het Nederlandsche volk daarmee geen
genoegen kan nemen.
Behandeld werd het rapport der Commis
sie-Schouten over de Nota van Minister Go
seling. Dit rapport nu was, al waren de
termen, waarin het was opgemaakt, zeer
zacht, voor den minister vernietigend. Op
schier alle punten werd zijn beleid afge
keurd; de fouten der marechausees werden
niet zoodanig geacht, dat daarop zulk een
stratf' moest' vol,gen; het beleid van den
Bosschen procureur-generaal Baron Spey-
art van Woerden, werd eveneens ten sterk
ste gelaakt en de commissie sprak tenslotte
uit, dat de feiten en omstandigheden, welke
den Min., van Justitie hebben geleid tot het
nemen van den maatregel van 1 April 1938,
die maatregel niet rechtvaardigen. Alzoo
een integrale veroordeeling van 's-Müiisters
optreden.
Bij de debatten in de Tweede Kamer
kwam vast te staan, dat alle partijen be
halve de Roomschen het met de inhoud van
dit rapport eens waren, hoewel het sommi
gen nog niet ver genoeg ging. Als we den
N.S.B.'er Rost van Tonningen, voor wie
deze zaak meer een propagande-object was,
uitschakelen, kunnen we zeggen, dat alle
Kamerleden, die het Woord voerden, het
beleid van den Minister scherp aanvielen.
Vooral de kwestie van de 2 pastoors, die
verdacht werden van zedenmisdrijven, kwam
ter sprake, omdat het voor ons volk van
zeer groot belaag is te weten, of deze pas
toors door Roomsche autoriteiten worden
gespaard. Het zijn met name de afgevaar
digden Van der Goes van Naters (S.D..^.P.)
Van Houten (C.D.U.), Mevr. Macky-Katz,
(C.H.) en Kersten (S.G.P.) geweest, die in
scherpstanige en kloeke betoogen hebben
uitg^jsproken, dat de Minster in deze zaak
de ééne fout op de andere heeft gestapeld
en dat zijn toekomstig beleid geen vertrou
wen kan wekken.
In een rede, welke 3 uren duurde en die
wij in de Handlelingen woordelijk hebben
nagelezen, heeft Mr, Goseling zijn beleid
verdedigd. Het betoog was niet overtui
gend. Hij wilde een kromme zaak recht
praten en ofschoon hij voorheen advocaat
was, is hem dit niet gelukt. De Kamer heeft
er zich niet door laten beïnvloeden en der
halve werd de conclusie der commissie,
welke uitsprak, dat de maatregel van den
Minister niet gerechtvaardigd was, met 62
tegen 28 stemmen aangenomen. Alleen de
Roomsche fractie stemde tegen.
We hebben wel even verbaasd gestaan,
da,t ook de A.R. en C.H. heeren het durf
den bestaan, tegen te stemmen. Maar onze
:verbazing week al spoedig, want alras
bleek, dat men een prachtig middel uitge
vonden had om zoowel het volk als de co
alitie t|e ontzien. Den C.H. heer De Geer
komt de eer toe, dit aan de hand te hebben
gedaan. Deze poneerde n.l. de stelling, dat
aanneming der conclusie geen consilium
abeundi" (een raad om heen te gaan) was!
En de A.R. heer Schouten kwam dit van
zelfsprekend al dadelijk bevestigen. Wel
was Mevr. Mackay dit niet met haar frac
tieleider eens en sprak zij uit, dat als de
Minister 'aanblijft en geen maatregelen
neemt, hij .zich weer in de weerslag op het
volk zal vergissen en ook de liberale, so-
cialiistlsche en andere fracties stonden op
hetj standpunt, dat de Minister verplicht
was rechtsherstel te geven aan de mare
chaussees en den procureur-generaal, die de
man was, welke de vervolging tegen de
pastoors deed staken, te ontslaan en dat hij
zelf moest heengaan. Maar de mededeelin-
gen van de heeren De Geer en Schouten
waren voor Z.E. voldoende om te doen blij
ken, dat hij ondanks het votum der Ka
mer zoji aanblijven. Dit staat dus vast, dat
de heer Goseling in verband met de uit
spraak inzake Oss niet aftreden zou.
Deze ,gang van zaken is het gevolg van
een politiek spel. Waarom moest de heer
Goseling blijven? Zijn beleid is toch veroor
deeld, het vertrouwen in zijn rechtshandha
ving is geschokt, de marechaussees wil hij
niet in eer herstellen en den procureur-ge
neraal handhaaft hij. En dit alles tegen de
uitdrukkelijke uitspraak der Kamer in! Het
lijkt ons en naar we meenen ieder niet-
verpolitiekt man toe, dat zijn aftreden
een vanzelfsprekendheid is. En het is een
zeer brutaal stuk om toch te blijven zit
ten, waar hij weet, of weten kan, dat vrij
wel het geheele niet-Roomsche deel van
ons volk want ook de gewone A.R. en
C.H. menschen be,grijpen de houding hun
ner vertegenwoordigers niet beslist zijn
aftreden verlangde. Waarom deed hij niet
als Minister Jhr. de Brauw in 1853, die bij
aannemin,g van een afkeurende conclusie
eener commissie direct aftrad? De oplos
sing zit hierin. Ten eerste zou een aiftre-
den zijn politieke dood beteekenen en dit
zou heel erg zijn, daar de heer Goseling de
leider is der R.K. Staatspartij en onder-
voorzittier van liet Ministerie. Hij moet een
voornaam politiek fliguur blijven en het zou
ons zelfs niets verwonderen, als deze zelf
de heer Goseling, die alle vertrouwen ver
speeld heeft, bij niet-slagen van Dr. Colijn
als Kabinetsformateur ,zou optreden want
in de.politiek is alles mogelijk, wat intus-
schen niet wegneemt, dat het een gruwelijk
schandaal zou zijn. Vervolgens is hij in zijn
optreden uiteraard gestijfd door al wat
Roomsch is en meent hij voor wat zij noe
men een „anti-papistisch relletje" niet uit
de weg te moeten gaan. Daarbij kom,t dan
nog, dat de heeren De Geer en Schouten,
die krachtens hun pro,gram geroepen zijn
het Protestantsch karakter der natie te
handhaven duidelijk te verstaan hebben
gegeven, dalt de heer Goseling niet be
hoefde te vertlrekken. Het is fraaie poli
tiek!
Naar onze meening is er echter een groo
te fout gemaakt. Er had een formeele mo
tie van wantrouwen ingediend moeten zijn.
Men wist immers, dat én de Minister én
de heeren Schouten en De Geer dit karak
ter aan de conclusie niet verbonden had
den. Van A.R. of C.H. zijde was dit natuur
lijk uithoofde van de coalitievriendschap
niet te verwachten en van de S.D.A.P., die
spoedig met Rome hoopt te gaan regeeren,
evenmin. Het is jammer, dat dit niet ge
beurd is van de zijde van Ds. Kersten of de
heer van Houten. Kon men niet genoeg
onderteekenaars ervoor krijgen? Want
dan had dé Kamer kleur moeten bekennen
en waren vele politieke heeren voor een
moeilijk dilemma gekomen. Nu blijft de
heer Goseling zitten, zij het demissionair.
De onmacht van het Parlement en de ver
politiekte verhoudingen blijken evenwel on
miskenbaar. .Doch wij verlanigen en bljjiven
eischen, dat Goseling vertrekt
Vrijdagochtend is voor de zooveelste
maal in openbare gemeenteraadszitting be
handelt, het dansverbod in de poUtie-ver-
ordening vast te leggen.
Het verloop van het debat heeft men in
ons verslag van Vrijdag kunnen lezen.
Het mag gezegd, dat de bespreking hier
over op een hoogstaand peil stond, wat
mede te danken is aan de bekwame leiding
van den Voorzitter, Burgemeester Geleedst
Het is niet het dansen alleen, waarover
het hier gaat, maar het geldt ook hèm,
daar de voorgestelde vercrdening tot strek
king heeft de Burgemeester iedere zeggen
schap t', o. van het dansen te ontnemen.
Ongetwijfeld is het een harde zaak voor
een Burgemeester, als hij op zeker punt
„stadskind" wordt gemaakt. Daarom was
diens houding bij de behandelin,g, inderdaad
bewonderingswaardig. Niet het minst was
merkbaar dat het hèm ook raakte, hij hield
zich correct zakelijk en stelde zich boven
de partijen. Zoo hoort het ook; het is zoo
vaak anders.
Zelfs heeft de Bur,gemeester, hangende
de voorgestelde verordening, verboden dat
op tweede Paaschdag en Pinksteren ge
danst werd. Dat is tioe te juichen. De wen-
schen van den Raad heeft hij al bij voor
baat in acht genomen, ook al was die ver
ordening niet van kracht. Temeer deed hij
diit omdat de Burgemeester persoonlijk te
gen dansen is. Dat is genoegzaam bekend.
Naar de uiteenzetting van de Voorzitter,
kan de verordening, zooals ze nu is gere
digeerd, niet worden aangenomen. Een ge
deelte is al bij politie-verordening geregeld
en Ged. Staten wenschen niet iets twee-
rnaaH verboden te zien. Het loopt er over
om dansen algeheel te verbieden, ook in
verlofhoudende localiteiten. Daarvoor zal
nil een andere redactie moeten gezocht,
wat de voorstellers nu in s.tudie zullen ne
men;. De bevoegdheid van den Burgemees
ter, tot het al dan niet verlof geven om te
dansen, is dan uitgeschakeld, alles is dan
geregeld bij politie-verordening..
De rechtsche Raad van Ouddorp is vast
houdend. Ze zijn op dat punt homogeen.
En wanneer zij het zoover krijgen, dat
Ged. Staten er hun sanctie aan geven, zijn
wij er van overtuigd, dat de Burgemeester
er niet in zoekö, dat het persoonlijk tegen
hem gaat, maar het zal beschouwen als
een zuiver principieel punt van de recht
sche leden, om het dansen te Ouddorp al
geheel onmogelijk te maken.
Door deze correcte houding kan het niet
anders of men zal den Burgemeester des te
meer achting toedragen.
Dit meenden wij even voor het voetlicht
te moeten brengen.
uiiiiyiiiiiniiiiiiiiiiiiiuiiiuiiiiiuuiiiiuiiiniiiiiiiiiiiiiiuiiuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHü^
De Gemeenteraadsverkiezingen zijn weer
achter de rug. Voor vele menschen, in het
bijzonder voor de raadsleden en voor hen,
die daarnaar solliciteerden, is dat een heele
rust. Want dag aan dag moesten ze in de
weer om hun dorpsgenooten te overtuigen
van hun voortreffelijkheid, van hun belan
geloosheid en van hun activiteit. En dat
valt heusch niet mee, want er zijn altijd
menschen, die daaraan twijfelen. Zeer vele
raadsleden leefden wekenlang in een per
manente onrust en agitatie en menig nach
telijk uur zal slapeloos zijn doorgebracht.
Wanneer men, vooral in de kleine dorpen, dit
alles heeft gadegeslagen, dan kan men in
derdaad een gevoel van weerzin niet van
zich afzetten en dan moet men onherroepe
lijk tot de conclusie komen, dat deze klei
ne dorpspolitiek alle mogelijke slechte ka
raktereigenschappen en hartstochten in he
vige mate cultiveert.
Wie als buitenstaander studie maakt van
de politiekebedrijvigheid van vele raads
leden of raadsleden-in-hope, die wordt al-
lepreerst getroffen door de hij schier allen
zoo diep ingewortelde be,geerte naar het
groene kussen. Schrijver dezes, die zeM
geen raadslid is en het ook nooit worden
zal, heeft zich daarover dikwijls verwon
derd. Want is men eenmaal lid van de
Raad, nadat er een strijd is gevoerd zoo he
vig en fanatiek, dat ^i^t wel gelijkt of het
leven ervan afhing, wat heeft men dan be
reikt? Dat men zesmaal in een jaar (meer
gebeurt het meestal niet) mag bijeenkomen
in een openbare vergadering, waar men
zich moet uitslooven niets te zeggen, dat
den kiezers onaangenaam kan zijn; waar
men dikwijls in een zenuwachtige toestand
verkeert vanwege de vrees, dat men iets
verkeerds zal zeggen; waar velen zich her
haaldelijk boos maken, omdat een tegen
stander iets hatelijks zegt of een propagan
distische handigheid begaat; waar men
steeds gevaar loopt, door een lid eener an
dere fractie in het zonnetje gezet te worden
en in de krant te komen. Want de heeren
verslaggevers hebben gaarne eens een hu
moristisch intermezzo; hun werk is toch
al zoo saai en eentonig, als zij alle wijshe
den der vroede vaderen moeten verslaan en
het publiek leest dat ook veel lieye^r dan
taatd debatten over een rooilijn of een
lantaarnpaal. Dit alles overwegende, is het
ietwat raadselachtig, dat er toch steeds
zooveel liefhebbers zijn voor een zetel op
het stadhuis en vraagt men zich af: hoe
komt het ,toch, dat de zittende raadsleden
er bijna niet uit te branden zijn; dat voor
velen ,een niet-herkiezing of een niet-meer-
candidaatstelling zoo ongeveer gelijk staat
met een doodvonnis en dat velen alle moge
lijke manipulaties aanwenden om op de één
of andere wijze het zeteltje te bemachti
gen? Is het de vergoeding, die eraan ver
bonden is? Dit lijkt ons onmogelijk, want
die is nihil. Is het innige verlangen om zelfs
ten koste van eigen rust en met financiëe-
le schade het algemeen belang en het be
leden beginsel te dienen? Hoe groot ^ou
het percentage van dit soort raadsleden
zijn Ons dukt, het is gering'. Maar kan het
dan misschien zijn de kans op een wethou
derszetel, waarmee wat te verdienen is,
al is het ook meestal niet zooveel? We ko-
men hier al wat dichter bij de waarheid,
want ieder, die wel eens achter de scher
men gekeken heeft, weet, dat in de felle
strijd, die in het begin van September en
dikvrtjls reeds lang daarvoor, gestreden
wordt tusschen de gegadigden, niet alleen
de kwestie der machtsuitoefening, maar ook
de geldelijke vergoeding een zeer groote,
soms wel een overwegende rol speelt. Maar
dit groote voorrecht, te behooren tot de
W. van den B, is slechts aan 2/7 of 2/11
deel der heeren beschoren. Er moet
halve een ander drijfveer zijn, waaruit het
feit te verklaren is, dat aan de zeteljacht
door zoovelen wordt deelgenomen. Zullen
we het zeggen? Och, laten we het maar
niet doen. Het is immers volmaakt overbo
dig. Ieder weet het wel en zijzelven ook.
Maar als we het in de .krant gingen zetten,
zou het wel eens kunnen gebeuren, dat alle
raadsleden bedankten. Dan zaten de bur-
geimeesters zonder raad en waarlijk, wat is
nu een burgemeester zonder Gemeenteraad?
Zoo zou er ook een zeer interessant boek
te schrijven zijn over het'onderwerp: „Hu
mor en haat In dte venktezingsliteratuiur."
Misschien vindt één of andere lezer, dat de
humor in de ons thuisbezorgde pamfletten
ten eenenmale ontbreekt. Maar dan heeft
hij geen gevoel voor humor. Want wat
dunkt u van het volgende: „Als er iets in
de Gemeente moet gebeuren, wat dan ook,
zijn het dan niet de candidaten van lijst 3,
die daarvoor moeten zorgen? Als er in de
Gemeente zijn, die in behoeften raken, zijn
het dan gewoonlijk niet de candidaten van
Lijst 3, waar wordt aangeklopt?" Is dit nu
in de grond der zaak niet buitengewoon
humoristisch? Afgezien natuurlijk van stijl
en woordkeus is men toch direct geneigd
bij het lezen van al dit fraais eens harte
lijk te lachen. En men vraagt zich af, of
degene, die zooiets neerschrijift, nu werke
lijk meent, dat de kiezers, ook al zijn ze
soms nog zoo onnoozel en goedgeloovig,
dit alles nu waarlijk ernstig opnemen. Wij
gelooven er niets van. En is het niet even
zeer enorm belachelijk als de liberale scri
bent in bovengeciteerd pamflet zijn aanbe
velingen vervolgt met deze woorden: „Wie
heeft er voor de feesten van de laatste ja
ren moeten zorgen, toch zeker de libera
len?" Men staat er werkelijk paf van, wat
men in sommige kringen al niet oprakelt
om zichzelf op te hemelen en zich den volke
voor te stellen als mannen, die strijden voor
het heil des volks. Inderdaad, menschen,
die feesten kunnen organiseeren en dat
doen om er later politieke propaganda voor
zichzelf mee; te maken, moeten beslist in de
Raad! Want met brood en spelen regeert
men het volk als in het oude Rome. Maar
Rome ging onder.
Doch genoeg over de humor. We gaan
over op de haat. Zou er in onze dorpen
wel ooit zulk een uitbarsting van haat
plaats hebben als bij de vierjaarlijksche
raadsverkiezingen? Dan worden alle veeten
uitgevochten en alle oude koeien worden
nog eens uit de sloot gehaald. Als men
eens precies naging, welke immoreele han
delingen, woorden en gedachten met zulk
een stembus-actie gepaard gaan, zou men
schrikken. Als al deze daden van raadsle
den, van propagandisten en van vele kie^
zers eens worden getoetst aan het heilig
gebod Gods, ach wat een berg van zonde
en ongerechtigheid komt dan openbaar^
Leugen, laster, verdachtmaking, beleedi-
ging, haat, spot, verwensching, woordbreuk,
onoprechtheid, tvrist, tweedrp,cht, plagerij,
huichelarij, volksverlakkerij en zooveel meer
zonden krijgen bij een dorpsverkiezing rij
kelijk gelegenheid te vermenigvuldigen. En
velen vinden dit niet eens zoo erg. Men
schijnt dit alles in zulk een periode nor
maal te vinden en gaat slechts van dit ééne
beginsel uit, dat men de Roomschen verwijt,
doch dat ook door vele Protestanten ijverig
wordt toegepast; het doel heiligt de midde
len. Men liegt en lastert om zijn tegenstan
der in een kwaad daglicht te stellen. Men
beleedigt en spot om zijn haat uit te leven.
Men breekt zijn woord om zijn doel te be
reiken. Men schept tweedracht om zelf in
het gestoelte der eere te komen. En zoo
kunnen we verder gaan. De huichelarij is
grenzenloos. Men geeft elkaar de hand met
haat in het hart. De onoprechtheid viert
hoogtij. Of wat dunkt U van een pamflet,
dat verspreid werd in een niet onbekende
visschersplaats op ons eiland dat tot op
schrift droeg: Vreemden heerschen over
ons, en dat naar onze stellige over
tuiging door een vreemdeling, die zich
geroepen achtte in dit dorp te stoken
geschreven was? Het is heusch geen won
der, als teergevoelige Christenen, dit alles
ziende, hiervan afkeerig zijn.
En het is ook geen wonder, dat velen
tot de overtuiging komen, dat de politiek
ook de kleine dorpspolitiek, de karakters
bederft en dat degenen, die er zich mee be
zig houden, het heil hunner ziel, althans het
nauwgezet leven naar Gods gebod, in groot
gevaar brengen.
Geldt het bovenstaande nu van alle hoo
gere en la,gere politici? We zouden het
niet gaarne bewijzen. Maar den Groen van
Prinsterer's zijn zeldzaam en de „Strebers"
vele. De mannen, die waarlijk strijden voor
beginselen en daarvoor in plaats van eer
te ontvangen, smaad durven lijden, zijn
weinige.En het allerergste is nog, dat er
in dit opzicht zoo weinig zelfonderzoek is.
Alles wat we hierboven schreven, zal men
moeten toestemmen, want het zijn niet an
ders dan de naakte feiten, die ieder kan
constateeren. Maar we durven haast wel
met zekerheid te zeggen, dat velen bij het
lezen ervan niet de hand in eigen boezem
steken, doch op hun coUCiga of buurman
wijzen. Het zou beter zijn, met al de zonde
en schuld ook van deze verkiezing, waarbij
zoovelen, al is het niet letterlijk dan toch
in hun hart, als briesende leeuwen tegen
over elkaar gestaan hebben, te gaan tot
Gods genadetroon en daar te belijden, dat
het vleeschelijke sterker was dan het gees
telijke en de zucht naar macht en eer groo-
ter dan de begeerte om te zijn, zooals de
Heiland leerde, zachtmoedig en nederig van
hart. Want, wie zijn zonden belijdt en ze
laat, dien zal barmhartigheid geschieden.
Mr. GOSELING WEER IN DE KAMER?
Naar het R.-K. dagblad „De Tijd" ver
neemt, is Mr. Goseling voornemens om,
wanneer de Koningin het ontslag van 't
Kabinet zal hebben aanvaard, wederom als
Kamerlid op te treden. Mr. J. H. van Maar-
seveen, die destijds de plaats van minister
Goseling innam, zou deze weder ter beschik
king hebben gesteld.