Ct1DWEEKBIADopGED.GR0nD5IAG ^IördI ZUID-HOIHnZEEUWKHC EIIATIDEn Irouwkedvels N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPU JILANDEN-NIEÜWS" 12e Jaargang Verkiezings overpeiDzingen. WOENSDAG 5 JULI 1939 No. 1054 1 M. VAN LOON, v.h.J. de Korte WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDE.^" - 18e JAARGANG UITGAVE VAN HET DANSVERBOD IN DEN BAAD TE OUDDORP. miiiiiiiinniiiiiniiniiiiiiiHiiflHiinmiiiKiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiniiiii s Velen koopen hun s bij ons U ook Keurig ge- g maakt. In drie kwaliteiten ver- 1 krijgbaar. I Prijzen naar kwaliteit. I Kerkring 4 - OUDE TONGE B Telefoon 52. Advertentie'prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst» aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek»aan^ kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager. Gevestigd te Middelharnis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17. B^kantoor voor Zeeland: St. Maartensidyk Markt, Telef. 59. Abonnementsprijs 90 oent per 3 maandenbij vooruitbetaling. Verschijnt lederen Woensdag en Zatprdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per 'jaar Het Mlnisterié-Colljn afgetreden. Hetgeen algemeen voorzien werd, is ge beurd: Donderdag j.l. diende het geheele Kabinet zijn ontslag in. De Ministers wa ren liet niet eens over de finanoieele kwes tie, over de vrijze, hoe het tekort op de be- gróoting moest worden weggewerkt of ver minderd. Aan de ééne zijde stonden de Roomsche ministers, die van geen vermin dering der uitgaven voor de werkloosheid wilden weten, anderzijds de overigen, die een meer reëele politiek wilden volgen evenals Min. De Wilde. De kloof was niet te overbruggen en bij gebrek aan homoge niteit trad het Kabinet af. Wij behoeven niet te zeggen, dat wij het drijven der Roomsche demagogen ten sterk ste afkeuren en vóór de volle honderd pro cent in deze kwestie aan de zijde van Dr. Colijn staan. Dit kan voldoende gebleken zijn uit ons artikel over „Aanpassen of lee- nen." Het was te voorzien, dat ,deze breuk komen moest. De Roomsche politiek is in wezen sooialistisoh en erop gericht, de mas sa in 't gevlei te komen. Dat Dr. Colijn, die een eerlijk en rondborstig man is, wars van alle politiek geschipper, het zoo lang met| deze heeren uitgehouden heetft, is ietwat verwonderlijk. In zijn hart kan hij nimmer zoo voor Rome geporteerd geweest zijn, als men zich herinnert, hoe dikwijls men het l^em van die zijde moeilijk heeft ge maakt, kan men het moeilijk vatten, dat hij telkens weer die heeren liet begaan. Doch terwille van de samenwerking en het behoud der coalitie moest hij heel veel wa ter in de wijn doen. Men kan gerust aan nemen, dat lang niet alle maatregelen der Roomsche ministers zijn instemming had den. Maar zoo was Rome in vele opzich ten de baas. De vraag is: wat nu. H.M. de Konin,giin droeg aan Dr. Colijn op een nieuw Kabinet te vormen. Ons dunkt, dat hieruit twee din gen blijken» Ten eerste, dat de Koningin in deze zaak van regeerbeleid volkomen aan de zijde van Dr. Colijn staat, anders zou zij aan Mr. Goseling, den man van Oss, die niet weg wil, de opdracht hebben ge geven. En ook, dat Dr. Colijn ten volle en boven andere politici het vertrouwen van H.M. bezit. Dit nu js sedert lang een pu bliek geheim. En wij moeten zeggen, dat wij, ofschoon We niet ^-^^ ^n niet in alle opzichten de be,ginselen van Colijn dee- len, in de gegeven omstandigheden deze keuze van de Koningin de beste vinden, die gedaan kon worden. Hij is een man, die in bekwaamheid en onkreukbaarheid van zijn schouderen en opwaarts hooger is dan alle andere politici, in wiens beleid, zoowel op internationaal als financieel gebied dat deel van ons volk, dat niet stelselmatig vergif tigd wordt door nat.-socialisme of m.arxis- me, een groot vertrouwen stelt. Of hij slagen zal? Wij vreezen zeer. Een parlementair kabinet is onmogelijk, omdat de Roomschen op Colijn's program niet in zee willen. Een extra-parlementaire of za- kenka/btinet zou kunnen, doch zal in de Kamer een oppositie tegenover zich vinden van Roomsch en Rood (31 23 54), zooda,t zijn levensduur niet lang zou zijn. Als men de parlementaire verhoudingen als grondslag neemt, ligt een ^oomsch- Roode samenwerking het meest voor de hand. Zij hebben de meerderheid. Als het daartoe komen moet na een eventueele mislukking van Colijn's pogingen, ziet het er donker voor Nederland uit. Dan zal Ro me wederom heerschen, want rood mag slechts meedoen. Dan zullen waarschijnlijk de ambtenaren en anderen hun salarissen kunnen behouden en vele groote werken en prachtige plannen worden uitgevoerd, doch financieel gaat Nederland naar de kelder. Dan krijgen we hier een herhaling van wat Duitschland voor 1933 te zien gaf, waar Rome en Rood het land naar de ondergang voerden. Dan zal de N.S.B, groeien en bloeien en zal er een krachtfiguur moeten optreden om de boedel te redderen. Zie naar Duitschland, België, Oostenrijk en Spanje en Frankrijk. Dan zal ons Protestantsche volksdeel in de oppositie moeten. Maar ook dat kon wel eens hard noodig zijn en heilzaam voor 't beginsel. Het e|nidé van 1^ zaak-Oss Gedurende 4 da,gen heeift de Tweede Ka mer eindelijk de beruchte zaak-Oss behan deld en dezie parlementaire tob een einde gebracht. Wij kunnen niet anders zeggen, dan dat dit slot zeer onbevredigend is en dat het Nederlandsche volk daarmee geen genoegen kan nemen. Behandeld werd het rapport der Commis sie-Schouten over de Nota van Minister Go seling. Dit rapport nu was, al waren de termen, waarin het was opgemaakt, zeer zacht, voor den minister vernietigend. Op schier alle punten werd zijn beleid afge keurd; de fouten der marechausees werden niet zoodanig geacht, dat daarop zulk een stratf' moest' vol,gen; het beleid van den Bosschen procureur-generaal Baron Spey- art van Woerden, werd eveneens ten sterk ste gelaakt en de commissie sprak tenslotte uit, dat de feiten en omstandigheden, welke den Min., van Justitie hebben geleid tot het nemen van den maatregel van 1 April 1938, die maatregel niet rechtvaardigen. Alzoo een integrale veroordeeling van 's-Müiisters optreden. Bij de debatten in de Tweede Kamer kwam vast te staan, dat alle partijen be halve de Roomschen het met de inhoud van dit rapport eens waren, hoewel het sommi gen nog niet ver genoeg ging. Als we den N.S.B.'er Rost van Tonningen, voor wie deze zaak meer een propagande-object was, uitschakelen, kunnen we zeggen, dat alle Kamerleden, die het Woord voerden, het beleid van den Minister scherp aanvielen. Vooral de kwestie van de 2 pastoors, die verdacht werden van zedenmisdrijven, kwam ter sprake, omdat het voor ons volk van zeer groot belaag is te weten, of deze pas toors door Roomsche autoriteiten worden gespaard. Het zijn met name de afgevaar digden Van der Goes van Naters (S.D..^.P.) Van Houten (C.D.U.), Mevr. Macky-Katz, (C.H.) en Kersten (S.G.P.) geweest, die in scherpstanige en kloeke betoogen hebben uitg^jsproken, dat de Minster in deze zaak de ééne fout op de andere heeft gestapeld en dat zijn toekomstig beleid geen vertrou wen kan wekken. In een rede, welke 3 uren duurde en die wij in de Handlelingen woordelijk hebben nagelezen, heeft Mr, Goseling zijn beleid verdedigd. Het betoog was niet overtui gend. Hij wilde een kromme zaak recht praten en ofschoon hij voorheen advocaat was, is hem dit niet gelukt. De Kamer heeft er zich niet door laten beïnvloeden en der halve werd de conclusie der commissie, welke uitsprak, dat de maatregel van den Minister niet gerechtvaardigd was, met 62 tegen 28 stemmen aangenomen. Alleen de Roomsche fractie stemde tegen. We hebben wel even verbaasd gestaan, da,t ook de A.R. en C.H. heeren het durf den bestaan, tegen te stemmen. Maar onze :verbazing week al spoedig, want alras bleek, dat men een prachtig middel uitge vonden had om zoowel het volk als de co alitie t|e ontzien. Den C.H. heer De Geer komt de eer toe, dit aan de hand te hebben gedaan. Deze poneerde n.l. de stelling, dat aanneming der conclusie geen consilium abeundi" (een raad om heen te gaan) was! En de A.R. heer Schouten kwam dit van zelfsprekend al dadelijk bevestigen. Wel was Mevr. Mackay dit niet met haar frac tieleider eens en sprak zij uit, dat als de Minister 'aanblijft en geen maatregelen neemt, hij .zich weer in de weerslag op het volk zal vergissen en ook de liberale, so- cialiistlsche en andere fracties stonden op hetj standpunt, dat de Minister verplicht was rechtsherstel te geven aan de mare chaussees en den procureur-generaal, die de man was, welke de vervolging tegen de pastoors deed staken, te ontslaan en dat hij zelf moest heengaan. Maar de mededeelin- gen van de heeren De Geer en Schouten waren voor Z.E. voldoende om te doen blij ken, dat hij ondanks het votum der Ka mer zoji aanblijven. Dit staat dus vast, dat de heer Goseling in verband met de uit spraak inzake Oss niet aftreden zou. Deze ,gang van zaken is het gevolg van een politiek spel. Waarom moest de heer Goseling blijven? Zijn beleid is toch veroor deeld, het vertrouwen in zijn rechtshandha ving is geschokt, de marechaussees wil hij niet in eer herstellen en den procureur-ge neraal handhaaft hij. En dit alles tegen de uitdrukkelijke uitspraak der Kamer in! Het lijkt ons en naar we meenen ieder niet- verpolitiekt man toe, dat zijn aftreden een vanzelfsprekendheid is. En het is een zeer brutaal stuk om toch te blijven zit ten, waar hij weet, of weten kan, dat vrij wel het geheele niet-Roomsche deel van ons volk want ook de gewone A.R. en C.H. menschen be,grijpen de houding hun ner vertegenwoordigers niet beslist zijn aftreden verlangde. Waarom deed hij niet als Minister Jhr. de Brauw in 1853, die bij aannemin,g van een afkeurende conclusie eener commissie direct aftrad? De oplos sing zit hierin. Ten eerste zou een aiftre- den zijn politieke dood beteekenen en dit zou heel erg zijn, daar de heer Goseling de leider is der R.K. Staatspartij en onder- voorzittier van liet Ministerie. Hij moet een voornaam politiek fliguur blijven en het zou ons zelfs niets verwonderen, als deze zelf de heer Goseling, die alle vertrouwen ver speeld heeft, bij niet-slagen van Dr. Colijn als Kabinetsformateur ,zou optreden want in de.politiek is alles mogelijk, wat intus- schen niet wegneemt, dat het een gruwelijk schandaal zou zijn. Vervolgens is hij in zijn optreden uiteraard gestijfd door al wat Roomsch is en meent hij voor wat zij noe men een „anti-papistisch relletje" niet uit de weg te moeten gaan. Daarbij kom,t dan nog, dat de heeren De Geer en Schouten, die krachtens hun pro,gram geroepen zijn het Protestantsch karakter der natie te handhaven duidelijk te verstaan hebben gegeven, dalt de heer Goseling niet be hoefde te vertlrekken. Het is fraaie poli tiek! Naar onze meening is er echter een groo te fout gemaakt. Er had een formeele mo tie van wantrouwen ingediend moeten zijn. Men wist immers, dat én de Minister én de heeren Schouten en De Geer dit karak ter aan de conclusie niet verbonden had den. Van A.R. of C.H. zijde was dit natuur lijk uithoofde van de coalitievriendschap niet te verwachten en van de S.D.A.P., die spoedig met Rome hoopt te gaan regeeren, evenmin. Het is jammer, dat dit niet ge beurd is van de zijde van Ds. Kersten of de heer van Houten. Kon men niet genoeg onderteekenaars ervoor krijgen? Want dan had dé Kamer kleur moeten bekennen en waren vele politieke heeren voor een moeilijk dilemma gekomen. Nu blijft de heer Goseling zitten, zij het demissionair. De onmacht van het Parlement en de ver politiekte verhoudingen blijken evenwel on miskenbaar. .Doch wij verlanigen en bljjiven eischen, dat Goseling vertrekt Vrijdagochtend is voor de zooveelste maal in openbare gemeenteraadszitting be handelt, het dansverbod in de poUtie-ver- ordening vast te leggen. Het verloop van het debat heeft men in ons verslag van Vrijdag kunnen lezen. Het mag gezegd, dat de bespreking hier over op een hoogstaand peil stond, wat mede te danken is aan de bekwame leiding van den Voorzitter, Burgemeester Geleedst Het is niet het dansen alleen, waarover het hier gaat, maar het geldt ook hèm, daar de voorgestelde vercrdening tot strek king heeft de Burgemeester iedere zeggen schap t', o. van het dansen te ontnemen. Ongetwijfeld is het een harde zaak voor een Burgemeester, als hij op zeker punt „stadskind" wordt gemaakt. Daarom was diens houding bij de behandelin,g, inderdaad bewonderingswaardig. Niet het minst was merkbaar dat het hèm ook raakte, hij hield zich correct zakelijk en stelde zich boven de partijen. Zoo hoort het ook; het is zoo vaak anders. Zelfs heeft de Bur,gemeester, hangende de voorgestelde verordening, verboden dat op tweede Paaschdag en Pinksteren ge danst werd. Dat is tioe te juichen. De wen- schen van den Raad heeft hij al bij voor baat in acht genomen, ook al was die ver ordening niet van kracht. Temeer deed hij diit omdat de Burgemeester persoonlijk te gen dansen is. Dat is genoegzaam bekend. Naar de uiteenzetting van de Voorzitter, kan de verordening, zooals ze nu is gere digeerd, niet worden aangenomen. Een ge deelte is al bij politie-verordening geregeld en Ged. Staten wenschen niet iets twee- rnaaH verboden te zien. Het loopt er over om dansen algeheel te verbieden, ook in verlofhoudende localiteiten. Daarvoor zal nil een andere redactie moeten gezocht, wat de voorstellers nu in s.tudie zullen ne men;. De bevoegdheid van den Burgemees ter, tot het al dan niet verlof geven om te dansen, is dan uitgeschakeld, alles is dan geregeld bij politie-verordening.. De rechtsche Raad van Ouddorp is vast houdend. Ze zijn op dat punt homogeen. En wanneer zij het zoover krijgen, dat Ged. Staten er hun sanctie aan geven, zijn wij er van overtuigd, dat de Burgemeester er niet in zoekö, dat het persoonlijk tegen hem gaat, maar het zal beschouwen als een zuiver principieel punt van de recht sche leden, om het dansen te Ouddorp al geheel onmogelijk te maken. Door deze correcte houding kan het niet anders of men zal den Burgemeester des te meer achting toedragen. Dit meenden wij even voor het voetlicht te moeten brengen. uiiiiyiiiiiniiiiiiiiiiiiiuiiiuiiiiiuuiiiiuiiiniiiiiiiiiiiiiiuiiuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHü^ De Gemeenteraadsverkiezingen zijn weer achter de rug. Voor vele menschen, in het bijzonder voor de raadsleden en voor hen, die daarnaar solliciteerden, is dat een heele rust. Want dag aan dag moesten ze in de weer om hun dorpsgenooten te overtuigen van hun voortreffelijkheid, van hun belan geloosheid en van hun activiteit. En dat valt heusch niet mee, want er zijn altijd menschen, die daaraan twijfelen. Zeer vele raadsleden leefden wekenlang in een per manente onrust en agitatie en menig nach telijk uur zal slapeloos zijn doorgebracht. Wanneer men, vooral in de kleine dorpen, dit alles heeft gadegeslagen, dan kan men in derdaad een gevoel van weerzin niet van zich afzetten en dan moet men onherroepe lijk tot de conclusie komen, dat deze klei ne dorpspolitiek alle mogelijke slechte ka raktereigenschappen en hartstochten in he vige mate cultiveert. Wie als buitenstaander studie maakt van de politiekebedrijvigheid van vele raads leden of raadsleden-in-hope, die wordt al- lepreerst getroffen door de hij schier allen zoo diep ingewortelde be,geerte naar het groene kussen. Schrijver dezes, die zeM geen raadslid is en het ook nooit worden zal, heeft zich daarover dikwijls verwon derd. Want is men eenmaal lid van de Raad, nadat er een strijd is gevoerd zoo he vig en fanatiek, dat ^i^t wel gelijkt of het leven ervan afhing, wat heeft men dan be reikt? Dat men zesmaal in een jaar (meer gebeurt het meestal niet) mag bijeenkomen in een openbare vergadering, waar men zich moet uitslooven niets te zeggen, dat den kiezers onaangenaam kan zijn; waar men dikwijls in een zenuwachtige toestand verkeert vanwege de vrees, dat men iets verkeerds zal zeggen; waar velen zich her haaldelijk boos maken, omdat een tegen stander iets hatelijks zegt of een propagan distische handigheid begaat; waar men steeds gevaar loopt, door een lid eener an dere fractie in het zonnetje gezet te worden en in de krant te komen. Want de heeren verslaggevers hebben gaarne eens een hu moristisch intermezzo; hun werk is toch al zoo saai en eentonig, als zij alle wijshe den der vroede vaderen moeten verslaan en het publiek leest dat ook veel lieye^r dan taatd debatten over een rooilijn of een lantaarnpaal. Dit alles overwegende, is het ietwat raadselachtig, dat er toch steeds zooveel liefhebbers zijn voor een zetel op het stadhuis en vraagt men zich af: hoe komt het ,toch, dat de zittende raadsleden er bijna niet uit te branden zijn; dat voor velen ,een niet-herkiezing of een niet-meer- candidaatstelling zoo ongeveer gelijk staat met een doodvonnis en dat velen alle moge lijke manipulaties aanwenden om op de één of andere wijze het zeteltje te bemachti gen? Is het de vergoeding, die eraan ver bonden is? Dit lijkt ons onmogelijk, want die is nihil. Is het innige verlangen om zelfs ten koste van eigen rust en met financiëe- le schade het algemeen belang en het be leden beginsel te dienen? Hoe groot ^ou het percentage van dit soort raadsleden zijn Ons dukt, het is gering'. Maar kan het dan misschien zijn de kans op een wethou derszetel, waarmee wat te verdienen is, al is het ook meestal niet zooveel? We ko- men hier al wat dichter bij de waarheid, want ieder, die wel eens achter de scher men gekeken heeft, weet, dat in de felle strijd, die in het begin van September en dikvrtjls reeds lang daarvoor, gestreden wordt tusschen de gegadigden, niet alleen de kwestie der machtsuitoefening, maar ook de geldelijke vergoeding een zeer groote, soms wel een overwegende rol speelt. Maar dit groote voorrecht, te behooren tot de W. van den B, is slechts aan 2/7 of 2/11 deel der heeren beschoren. Er moet halve een ander drijfveer zijn, waaruit het feit te verklaren is, dat aan de zeteljacht door zoovelen wordt deelgenomen. Zullen we het zeggen? Och, laten we het maar niet doen. Het is immers volmaakt overbo dig. Ieder weet het wel en zijzelven ook. Maar als we het in de .krant gingen zetten, zou het wel eens kunnen gebeuren, dat alle raadsleden bedankten. Dan zaten de bur- geimeesters zonder raad en waarlijk, wat is nu een burgemeester zonder Gemeenteraad? Zoo zou er ook een zeer interessant boek te schrijven zijn over het'onderwerp: „Hu mor en haat In dte venktezingsliteratuiur." Misschien vindt één of andere lezer, dat de humor in de ons thuisbezorgde pamfletten ten eenenmale ontbreekt. Maar dan heeft hij geen gevoel voor humor. Want wat dunkt u van het volgende: „Als er iets in de Gemeente moet gebeuren, wat dan ook, zijn het dan niet de candidaten van lijst 3, die daarvoor moeten zorgen? Als er in de Gemeente zijn, die in behoeften raken, zijn het dan gewoonlijk niet de candidaten van Lijst 3, waar wordt aangeklopt?" Is dit nu in de grond der zaak niet buitengewoon humoristisch? Afgezien natuurlijk van stijl en woordkeus is men toch direct geneigd bij het lezen van al dit fraais eens harte lijk te lachen. En men vraagt zich af, of degene, die zooiets neerschrijift, nu werke lijk meent, dat de kiezers, ook al zijn ze soms nog zoo onnoozel en goedgeloovig, dit alles nu waarlijk ernstig opnemen. Wij gelooven er niets van. En is het niet even zeer enorm belachelijk als de liberale scri bent in bovengeciteerd pamflet zijn aanbe velingen vervolgt met deze woorden: „Wie heeft er voor de feesten van de laatste ja ren moeten zorgen, toch zeker de libera len?" Men staat er werkelijk paf van, wat men in sommige kringen al niet oprakelt om zichzelf op te hemelen en zich den volke voor te stellen als mannen, die strijden voor het heil des volks. Inderdaad, menschen, die feesten kunnen organiseeren en dat doen om er later politieke propaganda voor zichzelf mee; te maken, moeten beslist in de Raad! Want met brood en spelen regeert men het volk als in het oude Rome. Maar Rome ging onder. Doch genoeg over de humor. We gaan over op de haat. Zou er in onze dorpen wel ooit zulk een uitbarsting van haat plaats hebben als bij de vierjaarlijksche raadsverkiezingen? Dan worden alle veeten uitgevochten en alle oude koeien worden nog eens uit de sloot gehaald. Als men eens precies naging, welke immoreele han delingen, woorden en gedachten met zulk een stembus-actie gepaard gaan, zou men schrikken. Als al deze daden van raadsle den, van propagandisten en van vele kie^ zers eens worden getoetst aan het heilig gebod Gods, ach wat een berg van zonde en ongerechtigheid komt dan openbaar^ Leugen, laster, verdachtmaking, beleedi- ging, haat, spot, verwensching, woordbreuk, onoprechtheid, tvrist, tweedrp,cht, plagerij, huichelarij, volksverlakkerij en zooveel meer zonden krijgen bij een dorpsverkiezing rij kelijk gelegenheid te vermenigvuldigen. En velen vinden dit niet eens zoo erg. Men schijnt dit alles in zulk een periode nor maal te vinden en gaat slechts van dit ééne beginsel uit, dat men de Roomschen verwijt, doch dat ook door vele Protestanten ijverig wordt toegepast; het doel heiligt de midde len. Men liegt en lastert om zijn tegenstan der in een kwaad daglicht te stellen. Men beleedigt en spot om zijn haat uit te leven. Men breekt zijn woord om zijn doel te be reiken. Men schept tweedracht om zelf in het gestoelte der eere te komen. En zoo kunnen we verder gaan. De huichelarij is grenzenloos. Men geeft elkaar de hand met haat in het hart. De onoprechtheid viert hoogtij. Of wat dunkt U van een pamflet, dat verspreid werd in een niet onbekende visschersplaats op ons eiland dat tot op schrift droeg: Vreemden heerschen over ons, en dat naar onze stellige over tuiging door een vreemdeling, die zich geroepen achtte in dit dorp te stoken geschreven was? Het is heusch geen won der, als teergevoelige Christenen, dit alles ziende, hiervan afkeerig zijn. En het is ook geen wonder, dat velen tot de overtuiging komen, dat de politiek ook de kleine dorpspolitiek, de karakters bederft en dat degenen, die er zich mee be zig houden, het heil hunner ziel, althans het nauwgezet leven naar Gods gebod, in groot gevaar brengen. Geldt het bovenstaande nu van alle hoo gere en la,gere politici? We zouden het niet gaarne bewijzen. Maar den Groen van Prinsterer's zijn zeldzaam en de „Strebers" vele. De mannen, die waarlijk strijden voor beginselen en daarvoor in plaats van eer te ontvangen, smaad durven lijden, zijn weinige.En het allerergste is nog, dat er in dit opzicht zoo weinig zelfonderzoek is. Alles wat we hierboven schreven, zal men moeten toestemmen, want het zijn niet an ders dan de naakte feiten, die ieder kan constateeren. Maar we durven haast wel met zekerheid te zeggen, dat velen bij het lezen ervan niet de hand in eigen boezem steken, doch op hun coUCiga of buurman wijzen. Het zou beter zijn, met al de zonde en schuld ook van deze verkiezing, waarbij zoovelen, al is het niet letterlijk dan toch in hun hart, als briesende leeuwen tegen over elkaar gestaan hebben, te gaan tot Gods genadetroon en daar te belijden, dat het vleeschelijke sterker was dan het gees telijke en de zucht naar macht en eer groo- ter dan de begeerte om te zijn, zooals de Heiland leerde, zachtmoedig en nederig van hart. Want, wie zijn zonden belijdt en ze laat, dien zal barmhartigheid geschieden. Mr. GOSELING WEER IN DE KAMER? Naar het R.-K. dagblad „De Tijd" ver neemt, is Mr. Goseling voornemens om, wanneer de Koningin het ontslag van 't Kabinet zal hebben aanvaard, wederom als Kamerlid op te treden. Mr. J. H. van Maar- seveen, die destijds de plaats van minister Goseling innam, zou deze weder ter beschik king hebben gesteld.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1939 | | pagina 1