CI1D.WEEKBLADÖpGED.GD0nDlSIAG TöÖRDiZUID-HOLLIriZCCUWiCIIC EHAHDEn
Simon Gieke
N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPU „EIIANDEN-IEÜWS"
STUURMANSKUNST
Jaargang
WOENSDAG 26 APRIL 1939
No. 1035
FLAKKEESCHE BOERENBOND
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EiLANDE.^" - 18e JAARQANQ
POBRGANGER.
AMERIKAANSCH OORDEEL OVER
ONZE WEERMACHT.
De ketter van Scherpenisse
niEUWS
UITGAVE VAN
Gerestlgd te Mictóclliainiif Frini Hcndrikstr. 122 C Giro 167930 Foftboz Tdi. 17,
AdveTtentien>i3s 20 cent per regel Reckmes 40 ct.i Dkntt»
Mowagen en aanbiedingei» van 1—6 tegels 80 c<.j BoelsMain*
loaii^Bg 10 ceot per r^ Contracten belangrPc bftr.
Bflkantoor voor ZeelandSt. Maarteasdafc. Markt. Tclet. 59.
AbonnemeDtsprQs 85 cent per 3 waanden bQ vooniitbetaUng.
Vnschint lederen Woensdag en Zaterdag 2 mail jp«r «eek,
Afzondert» nummeni 5 cent Buitenland Sfuldea p«t ]a«f
6. ZEEZIEKTE.
Om nog even op het verwennen terug te
komen, zou ik aan het voorafgaande nog
toe willen voegen, dat een weeldetijd onge
twijfeld tot verwennen aanleiding geeft.
Al3 we beschouwen onder welke omstan
digheden wij ouderen zijn opgevoed, en we
zien de tijd van weelde, waarin het op
groeiend geslacht wordt opgekweekt, dan
is er een zeer groot onderscheid. In den
regel wordt er door de tegenwoordige
ouders geziegd, of liever gedacht: wij kon
den vroeger niet krijgen wat we wenschten,
laten we het dan nu onzen kinderen niet
onthouden, met haast zeker de noodlottige
gevolgen, dat op den duur het kind móet
hebben waar het om vraagt. Het is immers
van jongsaf gewoon geweest dat alle be
geerten werden vervuld. En wanneer een
kind bedeeld wordt met meer dan noodzake
lijke dingen, des te minder zal er tevreden
heid zijn. Tevredenheid is dn onze dagen
immers bij de ouders verreweg zoek! Zou
het kwaad van de ontevredenheid niet op
onze kinderen overgaan? Uit de ontevre
denheid spruit weer voort het weinige me
degevoel met onze naasten. We hebben
niet veel meer voor een ander over; de lief
de verkondt. Inplaats van tevreden te zijn
met hetgeen we bezitten, komt een sterke
jaloerschheid bij ons op, wanneer we zien
dat een ander meer heeft dan wij. En kun
nen of niet, we zullen buurman of buur
vrouw nèdoen: wat die hebben, zullen wij
óók aanschaffen. We willen voor een ander
niet onderdoen. Zoodoende komt bij de kin
deren al boven het verschrikkelijke kwaad
van te willen hebben (laat ik maar zeggen
te móeten hebben) wat een ander kind heeft
En o, wat hebben de ouders hier met ge-
streiigheid tegen in te gaan.
Het is al haast een verloren zaak, wan
neer kinderen aan de ouders eischen gaan
stellen, wat ze graag zouden wjlleii bezit
ten. De ouders zijn dan de baas niet meer
bij het aanschaffen van kleeren, bij het ge
ven (bij oudere kinderen) van eenig zak
geld, en voegt in gedachten maar meer an
dere dingen hierbij.
We moeten waken, van jongsaf aan, dat
het zoover niet komt. En daarvoor is het in
de eerste plaats noodig dat de ouders zélf
tevreden zijn met hetgeen ze hebben. En in
de tweede plaats moeten we zoo vroeg mo
gelijk bij onze kinderen tevredenheid aanlee-
ren. Ze moeten tevreden zijn met een halve
appel als er niet voor elk kind een hééle is;
ze moeten met een stukje chocola tevreden
zijn als er niet voor elk een heele reep kan
overschieten. Bij de tevredenheid wordt dan
ook de mededeelzaamheid aangekweekt.
Hierbij dienen de ouders openhartig met
de kinderen om te gaan. Het hoogmoedige
hart moet men niet laten spreken. Zeg
maar gerust tegen de kinderen, dat er de
zen winter nog geen nieuw manteltje of
jasje kan gekocht worden; dat het jurkje
nog een zomertje mee moet.. Hierdoor kan
er ook al van jongsaf op gewezen worden
dat alles betaald moet worden en we geen
schulden mogen maken; dat we als eerlijke
menschen door de wereld moeten gaan; dat
er naar zuinigheid moet worden gestreefd.
Ik kan het niet helpen, maar het zeuren
en dwingen van kleine kinderen en het móe
ten-hebben van grootere kinderen, is een
fout die bij de ouders moet worden ge
docht.
En hieruit spruit ook de ongehoorzaam
heid van de tegenwoordige jeugd. Het is
misschien hard om te zeggen, maar de on
gehoorzaamheid van de jeugd moet voor
een groot gedeelte bij de ouders worden ge
zocht.
Het kind regeert in onze dagen: Zijne Ma
jesteit het kind! Het is de ziiekte van onze
tijd.
De Zweedsche schrijfster Ellen Key heeft
voorspeld dat de 20ste eeuw zou worden:
,,de Eeuw van het kind." En koning Victor
Emanuel III van Italië herhaalde bij zijn
troonbestijging in 1900 die woorden.
En inderdaad: onze eeuw is geworden de
Eeuw van het kind, maar dan in een zeer
ongunstige beteekenis.
Br wordt gesproken over de ongebonden
heid van de tegenwoordige jeugd, maar de
ouders hebben door het verwennen de ban
den van ongehoorzaamheid óf doorgesneden
óf nooit vastgesnoerd.
De school maakt hierop over 't algemeen
wel een gunstige uitzondering. Het is al
heel wat jaren geleden dat ik school ging,
maar toen ging het er barbaarsch naar toe.
Ik heb het voor mijn oogen gezien dat een
jongen uit de zesde klas (11 12 jaar) met
een zakmes voor den meester stond! Ettelij
ke meters en kaartenstokken werden jaar
lijks aan brandhout geslagen. Het was een
beulschool en op vele plaatsen was het een
„zootje."
Die tijd is voorbij. Zulke toestanden zijn
er, zoover ik weet, hoegenaamd niet meer.
Ik informeer wel eens bij de onderwijzers
(ik heb zelf kinderen op school), en dan
zeggen ze me dat in 't algemeen de kinde
ren nü graag naar school gaan. Ik weet
wel dat het vroeger anders was.
Nu wil ik aüet zeggen dat het heden-
daagsch personeel zooveel meer tact bezit
dan de meester van vroeger; ik weet dat
verschillende factoren hieraan meehelpen,
o.a. geregeld schoolbezoek, betere en aan
genamer leermiddelen, geregelde verdeeling
van werkzaamheden, enz. Een man uit het
schoolvak zou hieraan wellicht nog meer
kunnen toevoegen; als Roerganger ben ik
daar niet zoo bij uitstek mee op de hoogte.
Alleen dit wilde ik opmerken: In de
school is er met die ongehoorzame en onge-
bondene jeugd van tegenwoordig, onder
goede leiding en in een gezonde sfeer, een
sfeer ,van liefde, nog heel wat te bereiken.
Hadden de onderwijzers kinderen onder hun
hoede, zooals vroeger het geval was, dan
zou de toekomst van het opgroeiend ge
slacht nog niet zonder lichtpunten zijn.
Ik bedoel dit: Vroeger waren de kinderen
op school barbaarsch, maar thuis hadden
ze in den regel niets in te brengen. Ze wa
ren in 't algemeen nog niet zoo aangetast
door de ziekte van verwendzijn en baas-te-
spelen. Nü hebben ze in school niets te
vertellen, maar thuis deelen ze (de goeden
nieti te na gesproken) de lakens uit. De
balans is naar de andere zijde overgeslagen.
Gelukkig zou het zijn, wanneer die balans
in evenwicht was; wanneer school en huis
één zelfde lijn trokken.
De ouders zullen dan, om dit te bereiken,
moeten waken voor de verschrikkelijke
ziekte van verwennen. Zooals bij alle ziek
ten de heilzame raad luidt: „Beter voorko
men dan genezen," zoo geldt het zeker ten
'opzicht van de opvoeding. Een verwend kind
dat de baas reeds thuis speelt, is zéér moei
lijk te genezen. Probeert dan, ouders, die
ziekte te voorkómen. Ik hoop van harte, dat
deze weinige regels u tot dat heilzame werk
mogen aanzetten, tot bestwil van uw kind,
tot nut van de maatschappij en tot betrach
ting van het vijfde gebod van 's-Heeren
Wet.
Verruiming teelt koepeen niet toegestaan.
Op het door ons in dato 6 April 1939 aan
de Nederlandsche Groenten en Fruitcentrale
te 's-Gravenhage gezonden verzoek om op
ons eiland 100 H.A. paardenpeen méér dan
tot dusverre was toegestaan te mogen uit
zaaien; is een eenigszins uitvoerig antwoord
ingekomen, gedateerd 12 April 1939, waar
van de strekking is:
dat alle soorten roode peen dus ook
paardenpeen tot de warmoezerij gewas
sen worden gerekend: dat ze voor mensche-
lijke consumptie worden geteeld, en met het
begrip koe of paardenpeen niets gemeen
heeft als alleen den naam, en een verande
ring in deze voorschrften niet kan worden
verwacht.
Aan het rechtvan teelt is niets tekort gedaan
en tuinbouw op velerlei gebied heeft plaats
gevonden, voorts is in het verleden deze
teelt al eens gesteund moeten worden, en
al is de afzet in 1938 beter geweest, dan
mag daaruit niet de conclusie worden ge
trokken dat er nu plaats is voor een ruime
uitbreiding, een verruiming als door ons ge
vraagd (100 H.A.) zou deze teelt direct in
de put rijden, en tenslotte hebben alle telers
die in 1933 roode peen geteeld hebben hun
teelt vergunning gekregen, zoodat aan de
bestaande rechten niets is te kort gedaan,
en zijn er dientengevolge voor hun geen
motieven aanwe^g om de door ons ge
vraagde uitbreiding te bevorderen,
Nederlandsche Groenten en Fruitcentrale
Onderteeker4ij&Ni^.ee3baar.
De Secretaris van den Flakkeeschen
Boerenbond
A. W. KEIJZER.
De Liberalen één zetel méér in Zuict-Holland
ten koste van de A.R.
De heer J. Kooy te Dirksland
toch gekozen.
Het Centraal Stembureau voor de provin
cie Zuid-Holland heeft Maandagochtend den
officieelen uitslag vastgesteld van de Sta
tenverkiezing in deze provincie.
Hierbij bleek, dat van de officieus ver
melde gekozenen niet zijn gekozen de hee-
ren E. J. M. H. Wittenberg (r.k.) te den
Haag, in wiens plaats komt mr. E. J. M.
H. Bolsius (r.k.) te Leiden en de heer V.
Ph. Valstar (a.r.) te Naaldwijk.
Bij de r.k. dus een omzetting en bij de
a.r. een verlies van 1 zetel.
Deze zetel is ten deel gevallen aan ,de
heer J. Rooy (Liberaal) te Dirksland, zoo-
I dat voor het eiland Goeree-Overflakkee,
toch nog een vertegenwoordiger in de Sta
ten zal komen.
De heer Rooy is een bekwaam man, die
in zijn jarenlange loopbaan als gemeente
secretaris en ook als Bestuurslid en secr.
van diverse Polders, bewezen heeft, altijd
het algemeen b6lan,g voorop te stellen.
Schreven we verleden week in een overzicht
dat het jammer was, dat noch de heer v.
Rossum noch de heer Rooy was benoemd,
afgezien van het politieke standpunt kun
nen we het toch als een aanwinst beschou
wen, dat voor een groote geïsoleerde land
bouw streek als Flakkee een afgevaardigde
in de Prov. Staten komt.
NEDERLAND'S ANTWOORD
AAN DDITSCHLAND.
Naar het ANP verneemt zijn, evenals
aan verschillende andere regeeringen, ook
aan de Nederlandsche regeering van de
zïjde der Duitsche regeering enkele vra
gen voorgelegd in verband met de be
kende boodschap van President Roose
velt welke hierop neerkomen: Ie of de
regeering de boodschap had uitgelokt;
26. of zij er van te voren kennis van droeg
en 3 e, of zij zich bedreigd gevoelt.
In afwijking van hetgeen door enkele bui-
tenlandsche persagentschappen omtrent de
beantwoording door de Nederlandsche re
geering is gemeld, kan worden medegedeeld
dat de drie vragen door onze regeering ont
kennend zijn beantwoord; de 3de vraag on
der bijvoeging dat Nederland in geval van
een Europeeschen oorlog op iedere mogelijk
heid voorbereid moet zijn.
Het bekende Amerikaansche weekblad
„Ken" bevat een uitgebreid artikel over de
Nederlandsche weermacht van de hand van
René Mac Coll. De schrijver maakt melding
van de wijze, waarop Nederland weerstand
zou kunnen bieden aan een leger, dat zijn
grondgebied zou wiillen betreden. Hij ge
waagt van de inundatiemogelijkheden en
noemt het complex van water en kazematten
„een zeer sterk verdedigingsstelsel." Mac
Coll deelt mede, dat het Nederlandsche le
ger op oorlogsvoet uit 500.000 man bestaat,
maar dat dit cijfer is op te voeren tot
1.680.000. Het aantal Nederlandsche oor
logsvliegtuigen schat hij op 600.
Zijn conclusie luidt: „Nederland zou geen
gemakkelijk hapje voor een vreemd leger
zijn. Zijn burgerbevolking zou, bezeten met
groeten moed wanneer zij vecht voor haar
ei,gen grond, gewapend met moderne midde
len en beschermd door zee en rivieren, zich
krachtig doen gelden tegen lederen indrin
ger."
DE WERKLOOZE DIENSTPLICHTIGEN
VOOR DE GRENSTROEPEN.
Naar uit een schrijven van den minister
van defensie aan de burgemeesters blijkt
zullen de werklooze dienstplichtigen, die in
werkelijken dienst zullen komen om wer
kende opgeroepenen bij de grensbeveiliging
te vervangen, behooren tot de lichting 1924
en jongere lichtin,gen. Het betreft dus men
schen van 35 jaar en jonger.
CORRESPONDENTIE
Mevr. E4 V. D.-W. te Rotterdam. Wij dan
ken U zeer voor de toezending der courant,
(Red.)
OPENING TENTOONSTELLING
LUCHTBESCHERMING DIRKSLAND.
Vrijdagmiddag werd lin het gebouw Odeon
geopend de tentoonstelling van de Ned.
Vereeniging voor Luchtbescherming afd.
Dirksland. De heer J. Rooij sprak een kort
woord als hoofd van de luchtbeschermings-
dienst. Daarop hield de heer J. Robijn een
rede, waarbij uiteen werd gezet het groote
behang van de beveiliging der burger bevol
king tegen het luchtgevaar, Vervolgens
maakten de genoodigden een rondgang door
de zaal welke geleid werd door een der hee-
ren van het hoofdbestuur der Ned. Vereeni
ging.
Op een zeer duidelijke vrtjze werd uiteen
gezet, het groot belang van luchtbeveiliging.
Ook werden verschillende gasmaskers ge
demonstreerd. De inrichting van het huls
weergegeven zooals het niet en hoe het wel
dient te zijn in tijden van gevaar. Een mi
niatuur schuilkelder werd getoond vervaar
digd door de fa. Duhen, alsmede andere
schuilplaatsen welke met eenvoudige midde
len gemaakt kunnen worden.
Met klem werd aangedrongen de lucht
bescherming intensief te bestudeeren en
daadwerkelijk aan de hulpploegen mede te
werken. Het geheel was zeer wel interes
sant.
SOMJIELSDIJK
JAARVERGADERING HOLL.
VAN LANDBOUW.
MIJ.
Maandagmiddag werd onder voorzitter
schap van den heer A. A. Mijs de jaarver
gadering pophouden van de HoUandsche Mij.
Ynn Landijouw. afd. Midden Flakkee.
In het openingswoord deed de Voorzitter
mededeeling van oe gevoerde corresponden
tie met de directie der Groenten- en Fruit
centrale over de toewijzing van rooivergun-
ningen voor de vroege aardappelen. Tenslot
te is medegedeeld dat niet gedacht kon
v/crden om aan het verzoek tot herverdee-
hng kan worden voldaan.
De heer van Nieuwenhuijzen uit Oolt-
gensplaat mjst op de groote onbillijkheden
in deze regelmg.
De heer van Heest, secretaris van de L.C.
O. gaf een toelichting over de toegepaste
kortingen, waaruit bleek dat niemand meer
over zijn volle oppervlakte kan beschikken.
De heer Geluk bepleitte overdracht van
ongebruikte roo;vergunningen.
Besloten word f 25.subsidie te geven
aan een te Klaaswaal te organiseeren land
en tuinbouw tentoonstelling.
Uitvoerig werd gesproken over de stop
zetting van de denaturatie toeslag op A.
aardappelen. Algemeen werd dit als een
grove onbiUJjkheid gezien doordat zij die
in vertrouwen cp de bestaande regeling hun
goede aardappelen vast hielden, met lagere
prijzen genoegen hebben moeten nemen.
Bepleit werd een regeling waarbij de de
naturatie toeslag op nader te bepalen da
tum weer» wordt ingevoerd, zoodat er ga
rantie blijft voor de goede consumptie aard
appelen om een redelijken prijs op te bren
gen. Hierover aal, naar werd besloten met
het Hoofdbestuur overleg worden g'epleegd.
Vastgesteld werd de rekening met een
ontvang van f 924.36, uitgaaf f 700.70 al-
zoo een batig saldo van f 23.56. Met het
saldo van 1937 was aanwezig f 83,71.
De heeren A. A. Mijs en G. L. Warnaer
werden met groote meerderheid van stem
men herkozen.
TWEEDE DEEL.
De verdryving van ide Spanjaarden van
onze eilandien.
Door MEVAHOR.
Naar een oud da,gboek.
Auteursrechten voorbehouden.
7.
Wonderlijk toch.
En na het gebed had hij hem aangespro
ken.
„Lievenszoon, zoo had hij gezegd, hoe-|
lang blijft je nog hinken op twee gedach
ten. Hoe lang ga je nog je hart geven aan
het afgodisch Pausdom.
Man, je doet God in Zijn Eere te kort
met het bijwonen van de Paapsche mis.
Dat is afgoderij, waardoor God vertoornd
wordt.' Daar mag je niet heen gaan.
Uw verstand is overtuigd yan de Waar
heid. Maar dat is niet genoeg. U moet be
keerd worden.
Bid den Heere of Hij je een nieuw hart
wil geven."
Zoo had die man gesproken en ook de
bakker had hem op het verkeerde gewezen
van het bijwonen van de Roomsche bijgeloo-
vigheden. Zijn gemoed schoot vol toen die
twee mannen hem zoo liefderijk behandel
den. De tranen liepen over zijn wangen zoo
bewogen was hij en in stilte nam hij zich
voor nooit meer aan de Roomsche kerkdien
sten deel te nemen.
Het gesprek was ook no;g gekomen over
de gebeurtenissen in de stad van dien mid
dag. Lievenszoon vroeg aan den bakker
waarom hij niet gebleven was bij die oploop
en gaf er verder zijn verwondering over te
kennen, dat de menschen van de Hervorm
de leer, ten minste die hij er voor kende er
niet bij waren geweest. Vrouw Lievenszoon
had er nog niets van gehoord en op haar
belangstellende vraag wat er dan toch ge
schied was sprak de bakker: „De Watergeu.
zen hebben den Briel ingenomen. Deze' tij
ding werd van middag in de stad bekend
en dat gaf aanleiding tot een volksoploop.
Het had wel tot een hevige vechtpartij
kunnen komen, vooral door het onnaden
kend en tartend optreden van die varens
gezellen.
Neen, zoo wordt de zaak van ons land
en van den Prins niet gediend. Integendeel
de ware belijders doen goed zich verre van
zulke oploopen te houden, want de minste
aanleiding tot oproer, al zijn ze nog zoo on
schuldig, wordt op hen gewroken. Daarom
haastte ik me weg te komen van die sa
mengestroomde menigte."
Wat hij er van dacht, van die inneming
van den Briel, zoo had de schipper nog ge
vraagd. Er is weinig van te zeggen, was de
meening van den bakker Och ik vrees het zal
niet baten. De hertog van Alva is machUg,
ipisschien zijn de Watergeuzen al versla
gen. Of zullen ze spoedig verslagen worden.
En dan ,is het erg.
'k Ben zoo bang dat ze in een val zijn ge
kropen. Zoo lang ze op zee in vrijheid rond
varen kunnen ze niet gemakkelijk overwon
nen worden maar nu ze in een vaste stad
zijn worden ze misschien tot den laatsten
man uitgeroeid. Evenwel de Heere regeert.
Hij kan het kleine en zwakke gebruiken.
De toestand van ons land is allerdröevigst.
Alva's schrikbevrind drukt ontzettend op
onze provinciën. Het is een benauwde tijd.
Och, dat we den Heere naar Zijn Woord open
baar mochten dienen en dat we naar Zijn
Woord en Getuigenis geregeerd mochten
worden. De dag mocht aanbreken, dat het
afgodisch Pausdom, dat het Roomsche Ba-
bel ter aarde werd gesmeten. We moeten
het maar afwachten en land en volk en de
uitbreidin,g van Zijn Koninkrijk van Hem
begeeren."
Daarop hadden ze na nog een blik op den
zieke geworpen te hebben de woning van
Lievenszoon verlaten.
De zieke man in de bedstede lag nog
steeds in diepe slaap verzonken, zijn gere
gelde ademhaling en de rust waarin hij
verkeerde wezen er duidelijk op, dat de
koorts was geweken en dat aanvankelijk
herstel was ingetreden. Toch was het noo
dig, zoo oordeelden Lievenszoon en zijn
vrouw dat er ook dezen nacht bij hem ge
waakt werd. Men kon niet weten, of de
koorts zou terugkomen en als hij eens mocht
ontwaken, dan was het goed, dat men bij
de hand was Licht kon men dan iets meer
van hem te weten komen.
„'kBen toch benieuwd, wie onze zieke
gast is, zoo sprak vrouw Lievenszoon eeni-
ge oogenblikken later.
Hoe komt het toch, dat je daar niet beter
naar hebt geïnformeerd, vroeg ze aan haar
man.
Ja. daar waren de omstandigheden niet
naar. Heel vlug werd de patiënt aan boord
en (in de kajuit gebracht. Je vraagt toch
niet allereerst als zoo dringende hulp ge
vraagd wordt naar den naam.
En toen ik boven kwam om een en ander
met Maartenszeen te bespreken, zag ik dat
het schip van Maartenszoon al afgehouden
had. Doordat er een stevige bries stond was
het ook niet mogelijk om hem nog te beroe
pen.
Ik dacht toen, och dat komen we wel te
weten. Dat zal de man ons zelf wel vertel
len als hij bijkomt. Maar tot nog toe is hij
niet bij kennis geweest. We zullen dus maar
hopen, dat hij spoedig wakker wordt, dan is
er kans dat we het te weten komen. Ik hoop
maar dat onze gast spoedig ma,g ontwaken
en geheel mag herstellen."
Bij het uitspreken van deze woorden, had
hij zijn vrouw aangezien en toen ze haar
oog op hem richtte zei hij nog: Ik heb iets
op het hart. Het is of er sinds deze onge
lukkige man in onze woning is binnen
gedragen of er iets tusschen ons is. Is dat
zoo? Och, had zijn vrouw toen gezegd: ,,Ik
geloofde, dat je niet van harte herberge
verleende aan dezen man omdat hij verriioe-
delijk van de nieuwe leer is.
Dat speet me.
We zijn toch verplicht herbergzaamheid
te bewijzen.
En nu deed het me zoo zeer, dat ik yan
je meende te merken, dat het je te veel
was.
Je sprak telkens 200 over de moeiten eü
zwarigheden, over de gevaren zelfs, dat jU
vast geloofde, dat het je te veel Was om
dezen man onder ons dak te hebben.
Daarom was ik schuchter, vooral als je
daar zoo stil en in je 2elf gekeerd aan den
haard zat,"
Lievenszoon had zoo iets wel verwacht en
zei: Mogelijk heb ik daar wel eenige aan
leiding toegegeven.
't Ging alles zoo onverwachts. En je weet
in welk een gevaarlijke tijd we leven. Je
weet zielf wel hoe de aanhangers van Alva
ook in onze goede stad Veere rondsluipen.
En nu dacht ik.
Misschien komen we door dezen man in
groote moeilijkheden. Als het bekend wordt,
dat we een aanhanger van de Hervorming
herbergen de placcaten zijn streng, dan krij
gen we groeten overlast.
Ook dacht ik als hij eens sterft.
Dan zouden de moeilijkheden nog grooter
zijn geworden.
Zie, dat vervulde me met vrees.
Maar anders van harte verleen ik herberg
aan dezen ongelukkige. Ik hoop, dat hij
herstellen mag. En zoo de aanhangers van
Alva hem ook maar één haar zouden willen
krenken, dan zou ik hem verdedigen ook
met mijn leven.