CmWCEKEUADÖpGED.GPOn[»IAG voÖR^ZyD-HOaifiZEEUWiC^ EILAHDEn
Eehie
1>0UW£ EGBERTS
N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EIUNDEN-NIEUWS"
W. A. de Bakker
STICHTELIJKE
OVERDENKING
lie Jaargang
ZATERDAG 25 FEBRUARI 1939
No. 1018
Pil nummer bestaat uil 2 bladen
Sions gevaogeneo vrijgelaten
Handel, Bedrijf en Particulier
Friesche Heeren^Baai
Uit het Kijkvénster
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE E I LAND E.^1"
18e jaargang
AdverteBtten>il» 20 cent per regel. RecUme» 40 ct,j Diemsii
«ADiTragcn ea aanbiedingeo van 1—6 regels 80 at.; BoekKaan»
bmdi^ag 10 cent per regd - Contracten belangr^ lagw.
UITGAVE VAN
Terecht is de profeet Jesaja door
vele godgeleerden „de Evangelist van
het Oude Verbond" genoemd. Veel
blinkt hij boven andere profeten uit
in de dierbaarste voorspellingen van
den door Oud-Testamentische heiligen
zoo met smart verwachtten Messias.
Nu eens van Zijn geboorte handelend
uit Isaï's wortel, dan weer van Zijn
bitter lijden en sterven voorspellende,
spreekt hij ook dikwijls onder figuur
lijke en symbolische voorstellingen
van de gezegende verlossing die onder
Zijn bediening teweeggebracht zou
worden, nemende Israels verlossing
uit de hand hunner vijanden ten voor
beeld.
Dit laatste is ook de strekking van
het capittel waaruit bovengeschreven
woorden genomen zijn; sprekende
voert hg Jehova in. Die Israël terug-
leidt, in het begin van van het hoofd
stuk, naar hunne afkomst uit Abra
ham, die van nature een heiden was,
maar ook door een bovennatuurlijk
wonder 'n vader van zoo een machtig
en groot volk geworden was. Een ou
de versleten man en een vrouw met
een verstorven baarmoedr waren de
ouders waaruit Israël gesproten was.
Hoe dierbaar wijst de Heere Zijn volk
naar hunne afkomst om ze klein te
houden. Uit de zonde en werelddienst
uit de onmogelijkheid van 's men-
!;chen zijde, trekt de Heere Zijne lie
velingen, opdat alle roem zou uitge
sloten blijven van hare zijde en zij al
leen in de vrije genade Gods aan haar
bewezen krachtens afkomst en hoe
danigheid zouden roemen.
Als nu de kerke in vrs 9 sprekende
ingevoerd wordt om de groote gena
de Gods over hen te bewonderen,
waar hun tegenwoordige toestand ver
gelijkende bij de tevoren genoten wel
daden, zucht ze om vernieuwde ge
nade en licht: Ontwaakt, ontwaakt,
trekt sterkte aan gij arm des Heeren.
Ze voelt zich thans in verlatenheid en
duisternis, ja tusschen de vijanden
die tot hunne ziel zeggen: gij hebt
geen heil bij God. O die vorige dagen,
die bhjde tijden waarin de wonderen
des Heeren zoo klaar geopend lagen
voor hun oog en hart, toen zij Hem
volgden door bezaaide en onbezaaide
landen, kunnen het volk van God dik
wijls met zielesmart vervullen, dat ze
zooveel van hun teerheid en aangena
me ontmoetingen zijn kwijtgeraakt.
Asaf klaagt daarover in Ps. 77
Ik dacht aan mijn snarenspel, enz.
Maar hoe dierbaar komt de Heere
in ons versje dat zuchtende volk on
dervangen door de gezegende toezeg
ging van hunne verlossing onder vorst
Messias.
Hy bestempeld ze met den naam
van omzwervende gevange
nen, om daardoor uit te drukken
dat, al zijn ze niet gekerkerd in uit
wendige gevangenissen, zij toch wo
nen in het land himner vreemdeling-
schappen. De wereld is hun een ge
vangenis geworden sinds den tijd dat
zij 't oog op een ander Vaderland ge
vestigd kregen. Ze hooren hier niet
thuis. De heden die van de wereld zijn
welker deel in dit leven is (Ps. 17),
roepen met luider stemme: wie zal
ons het goede van de wereld-------
doen zienmaar himne ziel zucht ge-
diu-ig: Verhef Gij over ons het licht
Uws aanschijns. o Heere. Ze wonen
in de wereld als in het land hunner
gevangenschap tusschen degene die
de tale Kanaans niet verstaan en daar
om zijn dikwijls hun eigen huisgenoo-
ten en familiebetrekkingen hun
vreemd. Job zegt: Een uitlander ben
ik m himne oogen (Gap. 19.) Hun
meeste geestdijke familie is boven en
hun beste vrienden op aarde zijn de
stillen in den lande, die den Heere
vreezen. Het zijn zwerveUngen, die
zoolang zij inwonen in het lichaam
uitwonen van den Heere. En die in
woning in het lichaam der
zonde is hun eveneens een gevan
genschap, waaronder zij dikwijls zuch
ten: Ik ellendig mensch, wie zal mij
verlossen van het lichaam dezes
doods. Zij kunnen niet leven zoo ze
wenschen, niet tot Gods eere zijn zoo
ze gaarne zouden doen; ze voelen de,
gevangenneming onder de wet der
zonde, die in hunne leden is. Daarom
zuchten zij dikwijls met de man naar
Gods hart over hun aardsche gezind
heid en wereldsch bestaan, dat ze
niet kimnen overwinnen, zie Ps. 118
25: Mijne ziele kleeft aan het stof,
maak mij levend naar Uw Woord.
Deze gevangenen liggen onder de be
lofte van los- of vrijlating. In den
geestelijken zin van het woord is er
hier een los- of vrijlating van Sions
gevangenen, zie Zach. 9 12: Door
het bloed Uws verbonds heb ik Uwe
gevangenen vrijgelaten.
O, als de zeelen en banden waar
mee dat volk gebonden was aan de
wereld en de zonde doorgehouwen
worden door de sterke hand van Hem
Die de overwinning Israels is, is er
reeds ten deele een vrijlating. Satan
moet dan zijn gevangene loslaten en
die eerste losmaking is voorwaar een
daad van almacht en trouw, want
nooit zou de sterke zijn prooi losla-^
ten of eenig schepsel uit zichzelf po
gen de banden te breken waarmee hij
gekluisterd is, zoo geen overmacht
van kracht, Eén die sterker is dan hij,
deze losmaking teweegbracht.. Den
Heerscher der volkeren liet hèm los.
Ps. 105 20. Deze losmaking ge
schiedt alleen op grond van de ver
kiezende liefde des Vaders, door de
verlossende liefde des Zoons en wordt-
door de werkende en toepassende lief
de des Heiligen Geestes uitgevoerd.
Maar gewis blijven er na ontvange
ne genade vele gevangenissen en ban
den over voor de kerke. Ze moeten
dagelijksch en gedurig losgemaakt
worden van zichzelf, de wettische
geest van doen en laten blijft woe
len; de listen van satan en verleiding
der wereld blijven hun bespringen,
zoodat ze gedurig zuchten moeten:
Voer mij uit der boozen netten, Ps.
25 15. De loslating van Sions gevan
genen geschiedt hier maar ten deele
en dikwijls bij trappen, zoodat de
verstgevorderde in den staat der ge
nade, die het bewustzijn van schuld-
vergiftenis ontvangen heeft, ja door
den Zoon tot den Vader gebracht is,
nog maar in h o p e zalig is. Wij zien
nu door den spiegel in een duistere
rede, 1 Oor. 13 12. Het is nog niet
geopenbaard wat wij zijn zullen.
De eigenlijke losmaking van Sions
gevangenen geschiedt bij den dood.
Dan zullen alle ketenen afvallen van
hunne handen, Hand. 12 7. Dan zal
hun vreemdelingschap beëindigd
worden en het rechte jubeljaar over
hunne ziele worden uitgeroepen, die
dan op engelenwieken gedragen zal
worden voor den Troon en met lof ge-
schal tusschen de rijen der zangers
aan de glazen zee geplaatst worden,
Ps. 87, Openb. 15, om dan hun gees
telijke familie te begroeten, de erfe
nis voor hun bewaard, te ontvangen,
Ps. 37. Maar bovenal hun Heere, Die
ze kocht met den duren prijs van Zijn
goddelijk hartebloed, eeuwig te aan
bidden te prijzen en te verheerlijken.
Deze omzwervende gevangenen wordt
de los- en vrijlating in di e n z in toe
gezegd, dat ze h a a s t e lij k geschie
den zal. Het is éénsdeels om Zijn volk
in hun zwerftochten en moeilijkheden
moed in te spreken; ze mogen elkan
der met deze woorden troosten: we
zullen haast bij den Heere wezen, de
verdrukking, de banden en strijd
duurt maar kort. 't Is een verdruk
king van tien dagen. Anderdeels
wil Hij Zijn volk leeren dat als de tijd
er is. Hij haastig afkomt .Hijkomt
dan Zelf, springende op de bergen en
huppelende op de heuvels, Hoogl. 2
8. Hij haast Zich en brandt Zelf van
zielsverlangen naar de tegenwoordig
heid van Zijn gekochte en verloste
i bruid, om ze den Vader voor te stel
len en eeuwig met hen te pronken in
de Troonzalen van de Godsstad, waar
het Lam, dat op den troon zit, hun
zal overschaduwen en hun een Leids
man zijn tot levende fonteinen der
wateren. O, kon de vermoeide pelgrim
in Mesech zichzelf eigen maken met
het hemelwerk en het hemelleven, ge
wis daardoor zouden vele zwarighe
den, waar ze nu dikwijls als onder be
dolven liggen, overwonnen en veel van
hun druk gematigd worden.Maar dik
wijls rijst de vraag uit de ontroerde
ziele: Is dat wel voor mij? Zal ik daar
ooit komen? Ook daarin komt de eeu
wige Wijsheid hun tegemoet in het
slot van dit dierbare versje: Hij zal in
den kuil niet sterven en zijn brood
zal hem niet ontbreken.
De kuilen en klippen, de stormen
en baren zijn hier in het land der
vreemdelingschappen. Daarboven is
een veilig pad, 'een effen weg, een stil
le zee. Hier zijn de kuilen van moede
loosheid en vertwijfeling; vreeze en
benauwdheid is Gods volk eigen, meer
dan de zorgelooze wereld Diepten van
zonden en verdorvenheden, waaron
der zij schier dreigen te verzwelgen,
zijn geen zeldzaamheden voor hun.
Hoor hoe David daiaronder brult in
Ps. 42. 'k Zucht daar kolk en afgrond
loeit, enz. Maar de belofte luidt: Zij
zullen in die kuilen niet sterven. Hon
derdmaal heeft de duivel en hun on-
geloovig hart gezegd: Hij die neder-
ligt zal niet weer opstaan. Ze vreezen
voor omkomen in de kuilen, omdat ze
het waardig zijn. Maar de Heere zegt
Om Mijns Naams wil zal Ik u bewa
ren. Zien ze achter zich, moeten ze
met den ouden Psalmdichter zeggen:
Als mij zwaren nood hier is wederva
ren, hebt Gij mij duizendmaal daar
van bevrijd. Maar é,Tn ze voor zich op
de diepten, op de baren, is er geen
doorkomen aan en zouden ze gewis
vele reizen had geen Almachtige
hand hun gegrepen met Petrus in
de diepte zijn verzonken. Maar eeu
wige liefde en trouwe Gods: Hij
maakt de verlossingen Zijns Konings
groot. Hij doet goedertierenheid aan
Zijnen Gezalfde en Zijn zaad tot
in eeuwigheid, Ps. 18 51. En daarom
kunnen zij niet omkomen. Hun leven
is met Christus verborgen in God.
En 'tis niet alleen dat Hij ze be
waart bij 't leven, maar Hij zorgt voor
hun onderhoud. Hun brood zal
hen niet ontbreken. Hij zorgt voor
het geestelijke voedsel. Hij geeft on
derhoudende genade. Die ellendigen
en nooddruftigen die water zoeken,
wier tong versmacht van dorst, lig
gen mede onder de belofte, Ik de Hee-
fe zal ze verhooren: Ik, de God Isra
els, zal ze niet verlaten. Hij zorgt ook
voor him tijdelijk voedsel. Hoe donker
de toekomst soms ook schijne, hoe
hoog de nood mag klimmen, ook in
onze bange en zorgelijke tijden. Hij
Die ze kocht met lichaam en ziel
beide, zorgt voor Hem in allen nood.
Volk des Heeren, houdt moed. On
der het oordeel blijft de Heere dezelf
de. Hij die Zijn knecht in de woestijn
op een hemelsche maaltijd onthaalde,
1 Kon. 19. Die de weduwe in Sareptha
Sidonis onderhield als velen van hon
ger omkwamen, is nog Dezelfde,
Wiens 't goud en zilver is en het vee
op duizend brengen.
Troost u daarmee, dat de tijd kort
wordt dat ge nog spijs en drank. Mee
ren en levensonderhoud noodig zult
hebben, maar dat gij haast uit het
land uwer vreemdelingschap verlost
zult worden om uwen God en Koning,
Die u leidde door deze groote en vree-
selijke woestijn, eeuwig te verheerlij
ken en te prijzen.
Ds. H.
voor
OUDDORP.
Makelaardij (BEËEDIGD) in huizen
en landerijen. Alle Bankzaken. Infor
maties. Geld en Effectenhandel. Voor
geldbeleggers vermogens, beheer- toe
zicht (en) of controle,
Vraagt inlichtingen.
Echte Deventer koek komt uit Deventer, echte Goudsche
pijpen uit Gouda en echte Friesche Heeren-Baai natuur'^
uit Friesland.
Vraagt daarom Echte Friesche Heeren-Baai met het
merk D.E. Geurige, zachte en goed-brandende taiïak
uit de aloude Friesche tabaksfabriek van
£cA^ FRIESCHE HEEREN-BAAI en BAAI-TABAK
ais de Griep U grijpt!
1 of 2 "Akkertjes", direct genomen,
stuiten dien aanval. Die nare hoofd
pijn, dat grieperige, rillerige gevoel
en die opkomende koorts verdwijnen.
Per koker van 13 stuks -12 stuivers.
Per doos van 2 stuks - 2 stuivers.
Gevestigd te Mlddelhamijs i Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Fo«tbox 8 Ttl. 17.
Bükanfoor voor Zeeland: St. Maartensdljfc, Markt, Telef. 59.
Abonnemeo.tspris 85 cent per 3 maanden bg Tooniitbetaling
Vetschgnt iedeten Woensdag en Zaterdag 2 maal per week
Afxomderli^ nummers 5 cent Buitenland 8 gulden jxoc jaai
De omzwevende gevangene zal haas-
tlglïjk los gelaten worden en hg zal
In den kuil niet sterven en zijn brood
zal hem niet ontbreken.
Jes. 51 14.
Mannetjes van 1834. En van 1868.
Piet de timmerman. Rutgers en
Fernhout in Utrecht. Doliantie-
krakeel.
Hét mannetje van „1834", daar moest ik
immers nog iets van schrijven?
1834 was het jaar, waarin Ds. H. de Koek
zich met zijn kerkeraad afscheidde, van de
Hervormde Kerk. Later kregen wij het jaar
1886, waarin Dr. Kuijper en de zijnen zich
ajfscheiden. Wel wil men in beide feiten on
derscheid zien in zooverre, dat Dr. Kuijper
niet wilde afscheiden, maar uit de Her
vormde Kerk verdreven is en met zijn vrien
den ging doleeren, dat is: „klagende om
gaan", maar in het licht der geschiedenis
geloof Jk dat dit onderscheid niet is vol te
houdgn.. Blikbaar konden velen die den dole-
antiettjd .beleefden dat onderscheid ook niet
zien, vandaar dat de kerkelijke strijd van
Dr. -Kuijpermet belangstelling en soms
eènigszins onbegrepen, werd gadegeslagen.
In den strijd om het recht der Gereformeer
de waarheid binnen de Herv. Kerk vond
Kuijper veel medestanders en aanhangers
en de vele doleantie-domine's uit die jaren
waren dan ook voor het waarheidlievend
volkje nog wel te hooren. Gelijk dan ook de
overvolle kerken en het gehalte der toe
hoorders bewees. 1892 bracht ons toen de
vereeniging met de Chr. Geref. Kerk van
1834, welke samensmelting toen niet door
allen is geaccepteerd, waardoor de Chr.
GerefKerk van 1834 toch zelfstandig is ge
bleven en ten huldigen dage nog in ons land
met eere kan genoemd worden.
Het heeft niet zoo heel lang geduurd dat
de beminnars van de „bevindelijke" waar
heid onder de doleantie konden „kerken".
Sommige predikers toch namen in de dog
matiek zulk een hooge vlucht, dat er voor
de toepassing der waarheid op de onder
scheiden gesteldheden der zielen weinig tijd
meer over was. En toen Kuijper zijn Ver
bondsleer begon te doceeren, welke zijn dis
cipelen naarstig in de preek verwerkten,
ontstond al spoedig verkoeling bij het oude
volk dat van de mannen van 1834 iets an
ders in de preek gewend was. Daar kwam
bij, dat de doleantie in haar aanhangers zoo
veel vuur en ijver ontstak, dat bedenkingen
moeilijk verdragen konden worden en dit
gaf in huis en school, in kantoor en werk
plaats vaak hevigen strijd en benaauwdheid
des geestes. Intusschen constateer ik (ach
teraf dan) dat Grootvader de domine's van
A. en B. beiden vaak ging hooren. De na
men Dónner, Impeta en Klaarhamer, om
maar enkelen te noemen, hadden bij hem
geen slechte klank. Daartegenover ston
den weer anderen, die hem niet konden
„stichten".
Hoe de zaken kort na 1886 stonden,
komt het best tot uiting in wat mijn tim
merman wedervoer. Hem was het werk der
genade niet vreemd. Het geloofsplankje,
waarover velen zoo gaarne spreken, was
door genade in hem gelegd. Met veronder
stelling van wedergeboorte behoefde hg zich
alzoo niet op te houden. Dit leven des ge
loof s had echter zfln wasdom noodig en
daarvoor kon de timmermansknecht bij zijn
Utrechtschen doleantie dominé maar geen
voedsel vinden. Daar kwam bij, dat de
„baas" geheel en al door de nieuwe agitatie
van Kuijper w^as bezet, hfl was zelfs ouder
ling geworden en gedoogde nu niet, dat
iömaüd eenig tekort in de tot openbaring
gekomen Kerk en haar leer zou constatee-
ren, nog minder dat hij, als deze knecht, uit
de Kerk wegbleef. Weshalve aan Piet, zoo
heette de knecht, gelast werd den dominé
een bezoek te brengen. Dit geschiedde en
dominé vroeg, of hij soms niet goed preekte.
Mij gaat het om het „hoe" der zaak, wie
geeft mij raad? zei Piet. Wat is het toch
als Paulus zegt: Wij die leven, worden al
tijd in den dood overgegeven, opdat het le
ven Christi in ons sterfelijk vleesch geopen
baard worde? En wat dunkt U dominé van
Petrus' woord: U dan, die geloooft is Hij
dierbaar? Hoe gaat dat nu in zijn werk?
Maar de dominé zeide op al deze ver-
borgenheden zoo maar geen licht te kunnen
werpen. Welnu zei Piet, dan kom ik bij U
ook niet verder, ik vind voor mijn verlegen
hart bij U geen leering.
Voor den „baas" was dit resultaat niet
aangenaam. Evenwel, er was voor 'teerst
een ouderlingen conferentie op komst, en
als Piet daar nu ook eens ging luisteren,
zou hij het tekort wel bij zichzelf moeten
vaststellen, of hij moest al zeer eigenzinnig
wezen.
Piet er heen wat de baas zegt moet