ABDÊJSIROOP CHDWECKfilADÖpGED.GD0nD&Ü\GvöÖQDlZUD-H0aEnZEElJW3CHEEI^^ N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPU „EIIANDEN-NIEÜWS" DIE HOEST STICHTELIJKE OVERDENKING De oude gang. He Jaargang ZATERDAG 11 FEBRUARI 1939 No. 1014 BEDREIGD MAAR VEILIG. Uit het Kijkvenster De Uienmarkt is morgen over WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE E I LAND E.18e JAARGANG UnGAVE VAN Dit Dummer bestaat uit 2 bladen Gods kinderen zijn het zout der aar de. In de meest bedorven tijden is er altijd nog een overblijfsel naar de ver kiezing der gena, dat God vreest.. On danks den droeven afval van de groo- te menigte, heeft de Heere Zijn ge trouwe getuigen hier beneden. Maar ze zijn dan ook 't voorwerp van haat en verachting, van smaad en verdruk king der wereld. De weg van Gods volk is als de weg van hun dierbaar Hoofd en Heere. „Hebben zij Mij ver volgd, zij zullen ook U vervolgen". „In de wereld zult gij verdrukking heb ben. Maar heb goeden moed. Ik heb de wereld overwonnen". Alzoo sprak Christus tot Zijne discipelen. En nog eens kondigt Hij het Zijne jongeren aan: „indien u de wereld haat, zoo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft." Het gaat met Gods kinderen door lijden tot heerlijkheid. Eerst het kruis dan de kroon. Eerst de strijd, dan de overwinning. Met een woord van opmerking be gint onze tekst. „Ziet, zoo zegt de Heere, om Zijne kinderen opmerk zaam te maken op hetgeen volgen zal, als ook om de zekerheid te kennen te geven der dingen, waaraan Sion on derworpen is. „Zij zullen zich zeker- hjk vergaderen". Deze wereld, die in het booze ligt, zal nooit het vaderland of de rust plaats kunnen zijn van Gods kinde ren. Zoolang zij uitwonen van den Heere, hebben zij niet anders te wach ten, dan dat devijand zal aankomen als een stroom om ware het mogelijk hen te vernielen. Zij zullen zich zekerlijk vergaderen. Hoe groot is de Goedertierenheid des Heeren. De bhnde wereld wil van ge vaar niet weten, wil in haar vijand schap er niet van hooren welk jam merlijk einde zij tegemoet gaan. Maar de Heere troost nooit Zijn volk tegen eenig gevaar zonder het aan te wijzen. De Heere verbergt de moeite en de gevaren voor Zijne kinderen niet, maar toont ook de uitkomst hunner zaak. God wil dat Zijne gunstgenoo- ten met de werkelijkheid rekening houden; dat dit land het land der ruste niet isdat zij verkeeren in des vijands land en nooit anders te wach ten hebben dan de vijandschap der wereld. De Heere toont het gevaar opdat Zijn volk zich nimmer zou ver heffen, maar in nederigheid en af hankelijkheid zou leven om steeds te bedenken, de noodzakelijkheid van Christus in Zijn Koninklijke bediening over Zijn kerk, om in Hem meer dan overwinnaar te zijn over alle macht des vijands. Zijn niet al de ambten en bedienin gen van Christus dierbaar en nood zakelijk voor Zijn kerk? Neen, niet één van dezelve kan worden gemist. Zijne profetische bediening is noodza kelijk om de verborgenheden van Zijn Koninkrijk te openbaren en ons verstand te openen, opdat wij dezelve zouden mogen verstaan. „Gij zult de Waarheid verstaan en de Waarheid zal u vrijmaken". Hoe noodig is Zijne Hoogepriesterlijke bediening om Zijn volk te rechtvaardigen en de kracht van Zijn verzoenend bloed nabij te brengen en de zoetigheid van Zijne voorbede in den hemel. „Ik breng Mijne gerechtigheid nabij; zij zal niet verre wezen en Mijn heil zal niet ver toeven". Hoe zou anders de vrede Zij ner kinderen groot kunnen zijn. Hoe zouden zij anders door gerechtigheid kunnen bevestigd worden. Maar zoo noodig is ook Zijne Koninklijke be diening om Zijn volk voor te gaan in den strijd tegen de heirlegers der vreemden, opdat zij door Hem over allen zouden triumpheeren. Zij zullen'zich zekerlijk vergaderen. Van het Paradijs af aan heeft de Hee re deze zaak niet verborgen gehou den. „Ik zal vijandschap zetten tus- schen u en tusschen deze vrouw en tusschen uw en haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen". Zie hier de aankondiging van een ban ge strijd tusschen Christus en satan en tusschen hen die van Christus zijn en de kinderen dezer wereld. Sinds dien werd Abel door zijn broeder Kaïn belaagt, Noach door zijn tijdge- nooten bespot. Jozef door zijn broe ders verkocht en kwalijk bejegend, Is raël door Farao verdrukt, door Ama- lek belaagt, door Moab bestreden, door de Filistijnen verontrust, door de Assyriërs overvallen. Israël is ty pe van Gods kerk. Het staat met zijn geschiedenis niet alleen. Neen, niet zonder oorzaak heeft de Heere tel kens de aankondiging in het Para dijs herhaald, ten blijke dat tot het einde toe de vijand zich vergaderen zal. Hoe zijn de eerste Christenen ver volgd. Hoeveel moordschavotten zijn gebouwd, bijlen gewed, kruispalen op gericht. De aarde werd dronken van het bloed der getuigen van Christus. En nog heeft de wereld hare vijand schap niet afgelegd. Uit de erve der vaderen verdreven, zijn Gods kinde ren als vreemdelingen en ballingen in eigen vaderland, ten doelwit gesteld van spotzucht en lastertong. Zoo zal het blijven tot den tijd des eindes. Zie, zij zullen zich zekerlijk verga deren. De Mond der Waarheid be tuigt het, maar voegt er aan toe: „doch'niet uitMij". Is dat niet tot ver troosting van Sion? Het kan zoo ban ge zijn voor des Heeren gimstgenoo- ten als zij zien op de groote menigte hunner vijanden, op de sterke menig te die zich tegen hen vergadert, dan zijn zij gereed om te bezwijken en met David te zeggen: „Nu zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen." Dan kennen zij zich als verdrukten, door onweder voortgedrevenen, onge- troosten. En toch, vrees niet, gij wormke Jacobs, gij volksken Israels, de Heere is aan uwe zijde en nooit aan de zijde des vijands. En dat be slist. Zoo God voor ons is, wie zal te gen ons zijn. De Heere staat aan de spitse Zijns volks. Neen, de Heere is niet aan de zijde des vijands. Laten zij zich vergade ren, het is niet uit God, niet met God, niet naar Zijnen wil en bevel. Daarom zullen zij geen voorspoed hebben. Hoe stout verhief zich Farao van Egypte. Alles was er op toegelegd Israël te verpletten. Hij spotte met de boden Gods. Hij verachtte den God Israels Wie is de Heere, Wiens stem ik ge hoorzamen zou om Israël te laten trekken? Ik ken den Heere niet en zal ook Israël niet laten trekken. Maar trots zijn hoogmoed en vermeende sterkte is zijn verderf gereed. De Heere zal den twist Zijns volks twis ten en Zijn Sion door gerechtigheid bevestigen, want: „wie zich tegen u vergaderen zal, die zal om uwentwil vallen". Wie zal de liefde Gods jegens Zijn volk kunnen uitdrukken. Hij heeft Zijn volk eeuwiglijk lief. Die Zijn kin deren aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. Sion moge voor een wijle be drukt en benauwd zijn, toch het licht is voor den rechtvaardige gezaaid en vroolijkheid voor den oprechte van harte. In de beschikking Zijner ge rechtigheid zal de Heere maatrege len nemen tot verderf des vijands en behoudenis Zijns volks, want er is recht en gerechtigheid bij God. Het is recht bij Hem verdrukking te ver gelden dengenen die de kerke Gods verdrukken, en hun, die verdrukt wor den, blijdschap en vrede. Daarom het door gerechtigheid bevestigde volk zal ervaren hoe dierbaar het is in de hand des Heeren. De verstoorders zullen vallen, Sion zal staande blijven. het moge gedurig bedreigd worden, toch het is veilig in Hem, Wiens Naam is een sterke toren. De recht vaardige zal daar henenloopen en in een hoog vertrek gesteld worden. Zie dan toe, o mijn medereiziger naar de eeuwigheid, aan welke zijde gij staat. Van tweën één: zijt gij onze of onzer vijanden? Sen derde is niet mogelijk. Hoe menigwerf is gebleken dat uiterlijke belijders de grootste vij anden van Gods kerk zijn. Duizenden zijn er die vereenigen willen, dat niet vereenigd kan worden: Christus en Belial, waarheid en leugen. Niet gaar ne zouden zij vijanden heeten, en vrienden zijn ze met. De naam willen zij hebben datzij leven en zij zijn dood. Ach, vijanden zijn zij. Wie niet voor is, is tegenwie niet vergadert, namelijk met het volk van God, die verstrooit. De Heere zal komen met de wan en zal Zijnen dorschvloer doorzuiveren. Het mocht des Heeren kinderen be moedigen. Sions Koning waakt ten goede over Zijn erfdeel. Hij is het die den verderver heeft geschapen. De vijand moge zich vergaderen, toch, hij zal om uwentwil vallen. De Heere zal u daarentegen bewaren, uw ziel zal Hij bewaren. Hij zal u redden uit den strik des vogelvangers. De strik zal breken en gij zult ontkomen. Alle vij anden Sions zullen achterwaarts ge dreven worden en omkomen, maar gij zult staande blijven, want de Heere strijdt voor u. D. Ds. B. Veilig voor Grieg^^ en Keeïpijn AKKER'S Pe^tsiè^iAte niEuws Adwrtentte*piiJS 20 ceat per r^el. Reclames 40 ct,j Dienst» aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 rf.} Boek*aaa» komdlging 10 cent per regel Contracten belaingiÜk lagnr. Gevestigd te Middellianiis Frtns Hendrikstr. 122 C Giro 167930 i Fostboz S Tel. 17. B^antoor vooi Zeeland: St. IVIaartensdök, Markt, Teleï. 59. AbonnemeccsprQs 85 cent per 3 maanden h§ Tooraitbetaümg. Veischjjnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per wede AtsonderlÜke nummen 5 cent Buitenland 8 gulden p«r jaar Zie, zij zullen zich zekerlijk vergade ren, doch niet uit Mij; wie zich tegen u vergaderen zal, die zal om uwentvrille vallen. Jea. 54 15. Zijn machtig arm beschermt de vromen. En redt hun zielen van den dood. Hij zal hen nimmer om doen komen, In duren tijd of hongersnood. -«?r de antiseptische tandpasta Ivoroi zuvert Oen mond van bactenën en vermindert beisniettings gevaar in tijden van griep en varkoudheden Een snaaksche voorjaarsbode Vui le gordijnen Het rooken Het ta baksverbruik Maat in alles. Het is nog Februari. De winter heerscht nog. Wel worden wij door eenige vriendelij ke zonnige dagen verrast, maar dat zegt nog niet, dat het voorjaar al dicht bij is. Neen, wij moeten ons nog op winterweer in stellen en maar hopen en vertrouwen, dat ons straks de lieve lente weer geschonken wordt. Indien daarbij ons land bij den vre de bewaard mag blijven zal er dubbel re den tot verheuging wezen, want de inter nationale algemeene toestand laat zich maar onheilspellend aanzien. Nu heeft het voorjaar in de natuur zijn voorboden; verschijnselen die ons zeggen, dat de winter ten einde loopt. Ik meen ech ter ook in het huiselijk leven van die voor boden iets gemerkt te hebben, n.l. daarin, dat ik het woord „schoonmaken" heb hoo ren gebruiken. Voorloopig mag het manne lijk deel der bevolking nog gerust wezen, maar de „wederhelften" denken er nu reeds over, dat zij straks met zeep en dweil, met borstel en emmers gaan zwaaien en zwie ren en dan is het met Waarnemer's rust gedaan. Ter plaatse waar hij den eenen avond nog heeft zitten schrijven en lezen, daar vindt hij den anderen dag een afgrij selijk tooneel! Geen stoel meer op haar plaats en geen boek meer daar, waar ik het had neergelegd, o, 't is een groote na righeid. Ofschoon ik er bijbehoor te zeggen dat, als er toch nooit schoonmaak was dan was 't ook niet goed. En in één dag kan er weer zooveel in orde komen. Neen, ik mag nog niet hard klagen, al weet ik ook van „zeepsopstroomen; schoorsteen vegers op het dak. En kiespgn, zinkings van den tocht. Bovendien, ik heb het er naar gemaakt, dat ik schonmaak-verdriet moet ondervin den, want ,,al dat gerook en gesmook maakt den boel zóó vuil, het is bar". En er is mij eens een teiltje water getoond, waarin de tule gordijnen waren uitgespoeld en ik moest zelf zeggen, hoe komt dat water zóó zwart en wat riekt dat bitter! Zoodat ik, alles overwogen hebbende, maar in de groote reinigingskuur heb berust. 't Is toch eigenlijk volstrekt overbodig, 't Is een aanwendsel, het voldoet bij velen aan zekere neiging, het prikkelt de smaak, en verder heb ik er geen verklaring voor. 't Liefst denk ik er nog aldus over, dat het gebruik van tabak aan zooveel duizen den menschen brood verschaft. Denk maar aan den verbouw der tabak in de tropen, het transport, de bewerking en den handel, van importeur tot v^dnkelier, ja, als de man nen eens besloten bö voorbeeld een maand lang niet te rooken, dan was het leed van veel menschen niet te overzien. Daar moe ten de vrouwen ook eens over nadenken! Voorts sluit ik niet het oog er voor, dat velen meer rooken dan goed voor hen is en dat vooral sedert den grooten oorlog, de jeugd veel te veel rookt en vooral veel te veel sigaretten rookt. Mfl dunkt het beter een pijp goede tabak te genieten, dan een groote hoeveelheid sigaretten van bedenke lijke kwaliteit. Bij onze jonge menschen speelt de gezondheid bij het rooken dS,ö,rom een groote rol, omdat de jeugd van geen maathouden weet. Zij hebben nog niet ge leerd zichzelf te regeeren, en dan laat de nicotine, welke zich in de tabak bevindt, zich gelden en ontstaat niet zelden nicoti- nevergiftiging. In ons land wordt aan ruwe tabak bijna 30 millioen kilogram per jaar verbruikt. De Rijksstatistiek geeft aan, dat er ge bruikt wordt per jaar per hoofd: 174 siga ren; 506 sigaretten; 1% Kilo rook- en pruimtabak. Als ge nu bedenkt dat, naar vrij willen aannemen, de vrouwelijke sexe niet rookt, dan verdubbelt deze hoeveelheid per hoofd der mannelijke bevolking. En tel er dan eens af degenen die niet rooken, dan ziet ge, dat er in Nederland aardig wat ta bak wordt omgezet in rook en een flinke berg van dit edel kruid wordt verpruimd. (Dit laatste woord bevalt mij niet, maar ik weet er geen beter voor) De tabak schijnt in Amerika ontdekt te zijn. Aanvankelijk diende de nicotine als geneesmiddel. Jean Nicot, Pransch gezant aan het hof van Portugal ontdekte de eigen schap van de nicotine. Het was toen 1595. Het eerst begonnen de Spanjaarden opge rolde tabak te rooken, vooral de Spaansohe vrouwen waren daarvan liefhebbers. Om streeks 1650 begon het rooken zich baan te breken, maar er rees ook heftig verzet te gen. Prins Matirits verbood het leger te roo ken en Piet Hein dulde het niet bij de vloot. Rooken werd als zeer onfatsoendelijk be schouwd; Paus Urbanus deed de rockers in 1624 zelfs in den ban. Een heftige n- H %tjjd is over het re -3gKt.-**s*;voerdr, eii-ver sohenen vele brochures en liederen vóór en andere weer tegen het rooken. Onze God geleerden, Voetsius, d'Outrein, Brakel en anderen keerden zich heftig tegen het ta baksverbruik. Niets heeft echter mogen baten, het volk rookte door. En ten slotte volgden ook de predikanten, eerst heimelijk later in het openbaar. Er schijnt ook nog door dezen en genen „bemiddelend" te zijn opgetreden, want er zijn geschriften van j ernstige menschen bewaard gebleven waar in werd uiteengezet, dat 3 pijpjes per dag geen schade deden, „vooral niet als men er weinig bij drinkt". Welnu, bij dien aandrang tot matigheid kan de Waarnemer zich nog het best vin den. Velen is het rooken een afleiding en komt tegemoet aan hun zenuwen, die zich in het een of ander willen uiten. Vergele ken met het gebruik van sterken drank is rooken nog het minst schadelijk en minst kostbaar genot. Onmatigheid is immer te veroordeelen. Overdadig rooken schaadt de gezondheid. Zeer verstandig is ook, dat men sehen, die veel met het hoofd werken, ui terst niatig in rooken zijn wegens den in vloed dien de nicotine op hart en longen heeft. Wie niet rookt, beginne er ook niet aan, want dan schept men zichzelven een nieuwe behoefte. Wie het wel doet, betrach te maat. En elk rooker geve zich reken schap of de penningen aan tabak besteed, niet nuttiger voor andere doeleinden waren te besteden. Sommiger rookzucht is een hartstocht en onze hartstochten zullen wij toch moeten regeeren en in rustiger banen leiden, WAARNEMER. Dé Uienmarkt toont sedert verleden week een zeer droevig beeld De val was reeds Vrijdagavond goed merkbaar en Zaterdag werd if 3.gebo den. Helaas werd op die prijs afgegeven. De teelertjes die bang werden leverden af, en werkten daardoor het zakken der prijzen sterk in de hand. Want zoo heel erg was het nog niet. Dinsdagnamiddag was de marktprijs in Londen nog zoo, dat hier f 3.50 f3.60 geboden kon worden, trots de inkoopen a f 3.—. Door het lage afgeven hier, werden ech ter de prijzen in het buitenland meegesleept en sedert Woensdag is het slot er af. Alle prijzen hoort men noemen f 2.- 2.25 2.50 2.75 en de telers pakken nu wat ze krijgen kun nen. Ze zijn gescheiden in twee groepen, het eene kamp aangegrepen door angst voor nog lager prijzen, verkoopt tegen eiken prijs; het andere kamp geeft niet af. mits Ge Uw kind vanavond nog AKKER's Abdijsiroop geeft. Gedu rende den nacht gaat de heiizame werking der kruiden door en maken zij de verkoudheid los, terwijl de hoeststillende kracht der „codeïne" zorgt, dat Uw kind rustig slaapt en niet wakker blijft door benauwende hoestprikkeling. De slum komt los en de hoest verdwijnt, dat is de verrassende dubbele werking van Abdijsiroop, welke uit kruiden-ex tracten en „codeïne" bestaat. Zorgt dat U altijd Abdijsiroop in huis hebt. „Een lepel Abdijsiroop aan Uw kind vóór het naar sojiool gaan, werkt ala een _beschuttend schild". teg«n hoest, griep, bronchitis, asthma Flacon 90 et., f 1.50, f 2.40, f 4.20. Alom verkrijsbaar Het is zeer jammer, want waar het sei zoen nu ten einde loopt, is herstel niet zoo spoedig te verwachten. Duidelijk blijkt, dat goede voorlichting ontbreekt, want bij verstandig overleg zou de prijsdaling op f3.50 tot if 4.zijii Wij ven staan en het seizoen een rustig verloop hebben gehad. Nu is het een ruïne op de markt. Wat is nu in zoo'n toestand te ad- viseeren Hier helpt geen advies meer. Want het hek is van den dam. Dat de prijs zich nog wat herstellen zal is niet onmogelijk; maar de kansen worden gering. Kouder weer; weinig voorraad, af name door Duitschland, waarover gespro ken wordt, zouden verbetering kunnen bren gen. De Ui blijft een speculatief product, om dat de handel voor een groot gedeelte in speculatieve handen zit. Exporteurs welke f 4.50 en f 5.hebben gekocht krijgen groote klappen, terwijl anderen die tegen t 2.If 2.50 inkoopen en voor f 3.tot 3.50 verkoopen, aardig verdienen. Helt is al vaak opgemerkt, dat 'tschrijVeft in een krant een moeilijk werk is. Vooral voor menschen, die zich bewegen in een beitrekkelijk kleine kring, is het «en moejif lïjka bezigheid. Die kijkvensterman heeft er geen last me*. Als dia van zijn hoiage zitplaats afdaalt, waet hij heel wat te vertellen van nabjij; lein vain ver. Maarals men inwoner is van loen Thoolsch dorpje ziet men njet- zodf veel als onze bekende vriend. Toch. wanneer de slaap niet al te zeer da oogen bezwaard, merkt men op ons eiland wel oen en ander op, (d^t waard js aangewezen te worden. Daarbij zijn zakem die tat dankbaarhei)d stemmen, maM ook zaken, die ons nood|=' zaken te bekenixen, dat er aoirzaak is tot klagen. Meinschen, die niet gewooji zijn veel te correspondeeren, vermelden vaak in eep brief, dat alles bij hun zok> de otilde gamg gaat. En meestal is men met die oude gang telvreden. Men geeft zich geen relkens<;hap van da juistheid of onjuistheiild er vanv 'it Is zoo- gemaKkelijk te leven in de oudö gang met de gedachte: Bij ons was 't altijld zoiOi ais het nu is; dus is alles in orde. Wij wülen. in 't kort de loaide gang op enkele punten eens magaan en dan in h«it bijzonder voor ons Thoolsche land. We zullen daarbij niet, zooials d' een of andere zwartkijker verwachten zou, allemaaï klaagliederen zingen. Och ja, indien men da dingen gaat vergelijken met het volj* maakte, dan schieten er alleen klachten over. Leöende echter op waartoe een mlejnscih veirvallen kan, is er nog veel op ons eiland, dat we waardeeren moeten. Op ons elanjd leleft nog niet ieder voor zichzelf. De gee^t dels tijds, die de betrachting van naastenl»' liefde afbreekt, heeft de mensdhcja nog niet geheel overhoerscht. Neen eir is nog saamt» hoorigheid, en men heeft nog wat voor ei% kaar over. Ook verantwoordelijkheidsgevoel bij' zijla werk en plichtsbetrachting worden nog by' vèjkn gevonden, evenals 't handhaven van

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1939 | | pagina 1