CHIUi/CEKEUADÖpGED.GDOnDSIAG vöoQDlZUID-HOainZEEUWiCHC EIIAfIDEn N.Y. ÜITGEVERSMAATSCHAPPU „EILANDEN-MEDWS" ROTA Gloeilampen Dokler Hartje Mijnhardljé STICHTELIJKE OVERDENKING lie Jaargang ZATERDAG 12 NOVEMBER 1938 No. 989 Dit Dummer bestaat uit 2 bladen „De beminde des Heeren" Uit het Kijkvenster Slaap Uw verkoudheid weg met Dampo D. Hoek, Rijwielhandel, Ouddorp Middelharnis WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" - 18e JAARGANG UITGAVE VAN AdvettenUerpi^ 20 cent per tegel. RecUmes 40 et.,* Dieiuii Mm vragen en aanbiedingeii van 16 regels 80 Boek^MU' kondiglng 10 cent pet tegel Conttacten bebmgtQk lager. Gevestigd te MiddeUiaxiils Ftinis Hendtilstr. 122 G Giro 167930 i Foitbox 8 Tel. 17, Bgkanfoot voot 2:eeland: St. Maartensdp, Markt, Tekf. 59. Abotmementspt^ 85 cent pet 3 ntoaiiden bQ vootuitbetallng. Vexschjint iedeten Woensdag en Zatetdag 2 maal per weck Afzonderlijke nummett 5 cent Buitenland 8 gulden j>«r Jaar voor huisverlichting geven een helder wit licht, en beslist laag stroomverbruik 4 maanden garantie 15 watt f 0.46 25 en 40 watt f 0.85 60 watt f 0.98 halfmat en helder bij adviseert een,f niEuws (Vervolg en slot. f „Ik ben zwiart, doch liefelijk. (Hooglied 1 :5a). De wereld en naam Christen, kunnen niet verstaan vfat de Bruidskerk hier bedoelt, zwart doch liefelijk, gelijk de gordijnen Sa- lomo's! Want hier spreekt men het met ge lijkenissen: Zwart als de tenten Kedar's gebrand door de stralen der zon, ,wat wijst op de vroegere afstamming van Ismaël, wijl dezen in zulke tenten woonden. Die waren zwart gebrand door de felle zonnestralen in de woestijn, en vanwege stof en zand on aanzienlijk. Dat is nu het beeld van den zon daar, van zijn doodsstaat; zwart vanwege de druk en beslommeringen dezer wereld en de wellusten derzelve; door genade kunnen ze nu spreken dat ze geworden zijn als de gordijnen Salomo's. Dit ziet op de schoonheid van het genadeleven, want die gordjjnenwa ren sierlijk en zeer schoon, alzoo is het nu met elke ziele die eertijds zwart was, maar door de liefde Gods, in het genadeverbond opgenomen, dus lieflik in de oogen Christi. Van velerlei weefsels waren die gordij nen en velerlei zijn ook de zegeningen en weldaden, dierbare beloften en vertroostin gen, in het weefsel van Gods Kerk. De duivel heeft veroorzaakt dat de mensch door zijn val zwart is geworden, Christus heeft zyn edel bloed doen vloeien, opdat het gewaad Zyner Bruid zou zfln wit als sneeuw. Welk een zegen van den hemel als een mensch daarvan mag getuigen! En toch, ziJ blijven klein en nederig, want geen opgeblazenheid wordt in hen gevonden. Hoe wierd de bruid in het Hooglied nagespeurd doch Salomo, haar liefste, beschermd haar. De dekkende gerechtigheid van den gees telijken Salomo, dekt allen die als verlore nen in hun zelf zijn vrijgemaakt van hun zwarte zonden. Wat een zegen voor dat volk, hetwelk eertijds leefde in een kommervolle staat der ziele, daar ziJ door genade kunnen zeggen, eertijds een doemschuldige, nu door genade eeuwig vrij. En nu kunnen ziJ wel bespot worden, doch ontnemen kan men het hen nooit! Die dus de toegerekende gerechtigheid Christi ten deel is gevallen, kunnen wel vervolgd worden, nimmer zal de Heere toe laten dat het geestlijk goed ontroofd wordt, omdat het het werk is van den gees telijken Salomo, die uit liefde dit alles vor en in hen gedaan heeft. Hun postuur, werk en kleeding, ja zelfs hun taal openbaart, dat zij geworden zijn, reizigers naar het beter oord, n.m.: naar het paleis van Hem, die hen ondertrouwd heeft in gerechtigheid en gerichte. Daarom door dien eeuwigen Sa lomo verlost en gekocht met zijn dierbaar bloed, blijven ze voor altijd Koningskinde ren, om straks hun liefde vol hart eeuwig uit te storten in den lusthof van hun Zalig maker, hetgeen de onwedergeborenen nooit zullen ervaren. Hoevelen worden er niet gevonden die spottend neerzien op diegenen die mogen weten dat ze door genade ziJn afgewas- schen van den drek der zonde, door het al- betalend, reinigend bloed des Lams. Die zielen, die door den hemel verlicht zijn, spre ken over de gruwelijke toestand hunner zie le en dat zulk een zwarten zondaar is op gezocht. Zij hebben immers dien Rechtvaar digen beleedigd en toch, toch door dien Sou- vereine bediend en-bedeeld; zie dat won der wordt Steeds grooter, zwart, doch lie felijk in de oogen des Heeren. Uit enkel liefde getrokken uit den donkeren kuil der zonde en des doods, dat is zoo groot van allen die daarvan kunnen gewagen. Maar dat wordt doorleefd: „Gij zult door ver drukking Ingaan in het Koninkrijk van den geestelijken Salomo," dat leert Gods arme kudde. Maar allen die met een ingebeelde gods dienst hun weg vervolgen, zullen gemist worden in de reien der dochteren van Salo mo. Gods volk ontsluit door hun gesprek ken dat zij het alle menschen van harte gunnen, omdat het zulk een groote .weldaad is, als men deelgenoot is geworden van dien Hemelschen Paarl. Elk mensch nu die van wege die Goddelijke liefde een mond heeft gekregen om te spreken, is erfgenaam ge worden van die hemelsche erfenis. En nu wordt het hun wel bestreden. Niet omd^t zij het kunnen bewaren, doch de Heere be waard het in de hemelen voor hen, alwaar zij eeuwig met hun ziels Bruidegom saam zullen wonen. Wat een vreugde was het in 't paleis van Salomo, toen hij met die zwarte in 't huwe lijk trad en allen waren verbaasd, want zij was wel zwart, doch liefelijk in de oogen van dien grooten Koning. Alzoo was er vreugde in den hemel als Christus kwam om arme doemsöhuldigen vrij en los te koopen door Zijn af betalend dierbaar bloed. Maar ook een blijdschap als er een zondaar tot God bekeerd wordt; want dan is er weer een toegebracht tot de geestelijke gemeente van Salomo, n.l. van Jezus, de zoon van God; de Gezondene des Vaders. De zwarte bruid was de verko rene van Salomo, alzoo zfln alle uitverko renen wel zwart in hun zelf, doch voor de zen heeft Christus zijn bloed geplengd, zijn liefde hun geschonken, opdat zij zou den getuigen: zwart vanwege mijn dood- staat, doch liefelijk in de oogen des Hee ren," Het was voor de Bruid in het Hooglied zulk een wonder, dat zij juist werd uitver koren, alzoo is het met allen die daar van mogen getuigen: „Mij, de grooVdte der zondaren is barmhartigheid geschied,, En nu moge veel strijd hun deel zijn, zij weten dat de liefde welke zij gesmaakt hebben in het wijnhuis Gods, door geen ri vieren en wateren van druk kunnen uit- gebluscht worden. Die weldaad Gods is eeuwig, dus onver gankelijk en daarom zullen al Salomo's kin deren wel veel te doorworstelen hebben, doch zij weten dat Hij voor hen bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen. Dat doet hen voortgaan in het geloof dat straks de strijd voorbij is en de rust wacht. De stem des drijvers wordt wel op aarde, maar nadien nimmermeer vernomen, want de Bruid van Salomo heeft vrede bij haar Man. Dus zal het eenmaal met allen zijn -siaiz 'u93tpraSai ua pCi:i'iS apj'EB do aaiq vijand laat hen vaak geen oogenblik met rust, daar hij niets en niemand ontziet. Doch Gods Bruidskerk gebracht in het eeuwig paleis, zal dan verlost zijn en rriet al dat eertijds arme zwarte volk, doch door Christus vrijgemaakt, altoos genieten het Leven hetwelk hun is toegezegd. In de tent van den geeseljjken Salomo, daar worden allen verwacht die hier op aarde met tra nen moesten zaaient, om voor eeuwig met gejuich te maaien. Salomo, Christus heeft hen verkoren ten leven en geen klauw zal achter blijven, daar om zal Gods kind met Gods beeld eeuwig versierd blijven en eeuwige blijdschap zal hunlieder deel zijn, want de strijd is voorbij en de rust breekt eeuwig aan. Maar allen, die dat volk bespot en gelas terd hebben, zullen te laat ervaren, dat de strijd der genade voorbij is en dat zij eeuwig zwart blijven. Hier op aarde spreidt de Kerk Gods geur van zich en zelfs moeten zij voor hun vijan den bidden, hier spreken zij met een veroot moedigd hart over de deugden Gods, die uit enkel eeuwige zondaarsliefde hen heeft ge trokken uit den ruischenden kuil van mod derig slijk der zonde. Hunzwarte ziel, wit gemaakt, zoodat zij mochten beluisteren: „Ik leef, en gij zult leven!" O, welk een wonder was het voor die zwarte ten tijde van Salomo, als zij mocht aanzitten aan zijn disch. Maar veel grooter is de geestelijke weldaad, als men mag weten dat men niet eeuwig in Kedars tent moet wonen, doch straks in de bruiloftszaal met al de geken- den Gods mag aanzitten met den geestelij ken Salonjio aan dien eeuwigep maaltijd des Lams. Hoevelen zullen daar gemist worden, die hier op aarde wel ter Nachtmaal togen, doch niet met een hongerende ziel en dan voor eeuwig de deur op slot. Maar allen die eertijd zwart waren, rdoch door Christus ge kocht, zullen eeuwig" lieflijk blijven in de oogen des Heeren, die hen om Jezus wille als kinderen heeft aangenomen. Gods Bruidskerk wordt srtaks afgelost en wor den opgenomen om eeuwig te geniten. V. De groote steden en de kleine dor pen. Ben blik terug. Doove Bika. De Kaasboer en de Turf- boer. De groote stad blijft nog altijd op vele menschen bekoring uitoefenen. Er ligt dan ook iets aanlokkelijks in de orde welke men er in alle ding ontwaart. Voor den vreem deling is het een indrukwekkend gezicht bijvoorbeeld in Rotterdam het gewoel der menschen gade te slaan, die als bijen in de korf dooreen wriemelen. In de omgeving van de Maasbruggen ziet gij een eindelooze stroom van voetgangers- en vrachtauto's met volgeladen trams en eigenaardig is de gedachte, dat al deze menschen zich naar zeker doel spoeden, dat allen iets hebben te doen. Zoo gaat de mensch in den mor gen uit tot zijn arbeid, om des avonds ver moeid weder te keeren. En al die duizenden moeten gevoed en gekleed worden, al hun nen leeftocht moet eiken dag wederaan ver vuld worden. Stel daar tegenover onze kleine dorpen en het onderscheid is zeer groot. In de groo te stad gaat de ehkeling in de massa schuil; op kleine plaatsen verloopt het da- gelijksch leven rustiger en eenvoudiger; een leder is daar meer ^i^ihzelfDe stille om geving ten plattenlande sloopt niet de ze nuwen zooals het verkeer in de stad doet. Ook tiert allerlei kwaad in de steden veel gemakkelijker dan in de dorpen. Zijn er nu veel groote gemeenten in Ne derland Leven er veel menschen in steden, of is ons land nog meerendeels een land van dorpelingen Op deze vragen geeft de Rijksstatistiek ook een antwoord. Ons land telt 12 gemeenten van 50 tot 100 duizend inwoners en 7 gemeenten van meer mine dan al spoedig het verdoolde schaap te vinden, maar de zaak zelve spreekt toch boekdeelen. Wie dus voor groote, voor wereldsteden pleit, gaat uit van een onhistorisch begin sel. De groote gemeenten raken alle onder ambtenaarsbestuur tot in het oneindige, en ik durf beweren, dat de wereldsteden vrij wel onbestuurbaar zijn. Aangezien ik voorts gehecht ben aan de vrijheden en rechten van den burger, zie ik die niet gaarne uit geleverd aan de ambtenaren. Menigeen, ja duizenden in de groote stad hebben hun raadsleden nog nimmer gezien, van de wet houders hoorden zij slechts bij geruchte en den Burgemeester, ja, dat is een man, dien ge door een toevallige levensloop, eens on der uw oogen zou moeten krijgen. Zoodat alle aanraking met het stadbestuur zich beperkt tot de ambtenaren, die er natuur lijk heel wat in de melk te brokken heb ben. En het laatste nieuws is nu, dat de heer Mussert (N.S.B.) in zijn krant laat schrij ven dat de Nat. Socialisten 70% van de ge- menten willen doen opslokken door de groo te plaatsen! Men kan daaruit goed zien, dat zij revo lutionair van aard zijn. Ze willen alles maar dooreensmijten. Ik heb de grootste steden nog gekend, toen er zelfs nog geen electrische tram reed en toen de gasvlam-lantaarns nog in eere waren. De gaskousjes schenen nog maar pas uitgevonden te zijn. Er waren en kele tramlijnen met paarden bediend. Wie stevig doorstapte, kon de tram bijhouden. De stad was nog niet zoo uitgestrekt als nu, zoodat de man van smalle beurs zelfs nooit tramde, maar alles te voet afdeed. Dat loopen is het tegenwoordig geslacht verleerd. Rika tramde dus ook nooit. Het zat er „niet aan." Met haar hoogbejaarde ouders voorzag zij door strijken in haar onder houd. Zij was gespecialiseerd in het was- schen en opmaken van kleine tuUe mutsjes, die de ,,booien" in de groote diensten, bo ven op het hoofd gespeld, droegen. Dat is nu voorbij; ik las nog onlangs, dat de meiden er voor bedanken zulk een ding op,, haar kop te zetten." Ik geloof dan ook, dat zij niet in staat zijn zoo'n mutsje tè maken of behoorlijk uit te was- schen. Dat echter daargelaten. Rika bracht koffie en thee. Rika was helaas doof. Maar Rika had door levens vernieuwing een „hoorend oor" verkregen. 's Avonds aangewend's Morgens reeds opgeknapt. Pot 50 et. Tube 40 et. Doos 30 et dan 100 duizend inwoners. Die 7 steden zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht Haarlem, Groningen en Eindhoven. Deze ze ven tellen samen circa twee mlllioen zeven honderd vijftig duizend zielen. De 12 ge meenten van 50 tot 100.000 zielen tellen sa men zoowat 860.000 menschen. Daar geheel het land 8 mlllioen zielen telt kan men zeg gen, dat 27% in de grootste steden woont en 10% in de steden van kleiner formaat. Ruim een derde deel des volks woont dus in steden en telt men alle plaatsen boven 20.000 inwoners als steden, dan komen wij tot 50%, of de helft. Ons land telt 1058 gemeenten. Beneden de 500 zielen zijn er 28. Deze 28 dorpen zullen wel allerbehoorlijkst zijn om te bewonen, tenzij natuurlijk de omstan digheden in dekleine plaatsjes zoo zijn, dat men er moeilijk het brood verdienen kan en er groote armoede heerscht, zooals in Dren te en Frieslands Zuid Oosthoek wel voor. komt. Nu zijn de Sociaal Democraten door hun revolutionnair beginsel van huisuit tegen standers van kleine gemeenten en liefheb bers van groote steden, waar zij een flinken aanhang weten te verwerven. Lag het aan hen, zij voegden al al dat klein goed maar samen, zij zouden het in de groote stad laten opgaan, vormden dan groote gemeentera den, waarin de S.D.A.P. de lakens uitdeelt.. Nu kan het soms noodig zijn een kleine plaats bij een grootere te voegen en dan mag niemand zich daartegen verzetten. Maar de noodzaak er van moet zijn te be wijzen. Want voor den geestelijken welstand des volks valt er in groote steden niets te behalen. Een ieder weet dat het godsdien stig en zedelijke leven er op veel lager peil staat dan in de dorpen. Er raken nota be ne menschen in de stad zoek, beter gezegd zij houden er zich verscholen. Niet alleen de politie zoekt er naar ongure elementen ook de kinderpolitie is met een heel corps agenten in burger in de weer om minder jarige jongens en meisjes weer onder het wettig gezag terug te brengen. En er is in de stad wel geen enkel predikant, die niet eens van verontruste ouders op de dor pen een smeekbrief kreeg; „Mijn zoon of dochter is naar de stad in betrekking ge gaan en is nu nergens meer te vinden" In samenwerking- met de politie weet do- Zoo werd 's Maandags vaak verhaald, wat er 's Zondags genoten was. En, het valle den lezer niet vreemd, men vond nog den tijd en de begeerte om een versje te zin gen; Gods verborgen omgang vinden zielen daar zijn vrees in woont. Ik zeg niet, dat dit regel was, maar 't viel toch nog al eens voor. Dan was er in dien kleinen kring nog een kaasboer, die ,,'t ook goed van den Hemel geleerd had" en onze onvergee- telijke turfboer, die goed kon vertellen ,,waar God hem vandaan gehaald had." Laat niemand er laag op neerzien. Er is nu nog Veel gesprek en veel godsdienst, m.aar waar men „vandaan gekomen is," dat blijft vaak in 't duister liggen. Tegen over het verlies van dezen broederlijken omgang in stad en dorp, staat ons de we tenschap, dat God Zijn Kerk niet doet om komen of uitsterven, gelukkig, neen. Maar dat er verschil is met 40 en 50 jaren ge leden, er zal wel geen onzer zijn, die het ontkent. En dat is dan niet tot onze eer. WAARNEMER. EEN TWEEDE WATERTOREN OP FLAKKEE? Naar wij vernemen zijn er plannen in voorbereiding tot den bouw van een nieu we watertoren, welke In de omgeving van Dirksland zou komen te staan. Het aantal aansluitingen op het eiland is vrijwel 100% en de watertoren In de Zuid zijde kan het water om zoo t« zeggen niet alles -verwerken. Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuw pijnen, Maandbezwaren, Rheu- matiek, Koorts, Griep, Spit. Lusteloosheid, Gevatte Koude. Een beter kou- en pijnverdrjjvend middel, dat snel* (er en gunstiger werkt dan „Mtinhardties^*. is niet denkbaar. Na het innemen van een „Mijnhardtj» voelt U ds hevigste pijn terstond wegzakken, terwijl 2e enkele minuten later geheel verdwenenis. De pijnverdrijver bij uiinemendheid. 1 „Mijnhardljé" 5 et. 12 „Mijnhardtjes" 50 et. Bij de oprichting is geschat, dat in het 14e of 15e levensjaar van de Stichting een tweede toren zou noodig worden, maar door het vele watergebruik, blijkt dit nu al noodig te zijn. Deze nieuwe toren zal zeer zeker een mooi aspect aan het landschap in de om geving van Dirksland geven, Zilveren Jubilemn van den heer J M.. v. PAASSOHEN, als gemeente-ont' vanger. ,,Bescheidenheit ist eine Zier" zegt dé Duitscher, welk spreekwoord wel vantoe passing is op de heer van Paasschen, dia zonder er de minste publiciteit aan te wil len geven. Maandag 7 Nov, j.l. zijn vufen- twintig jarig jubileum als gemeente-ont vanger heeft gevierd. Slechts in intiemen kring Is dit feit her dacht, waarbij echter het Gemeentebestuur niet heeft nagelaten blijk van belangstel ling te toonen in den vorm van een bloem stuk, vergezeld met hartelijke Woorden van Burgemeester den Hollander, die den heer van Paasschen kenschetste als een 2eer ge waardeerd en plichtsgetrouw ambtenaar. Een terugblik werpend op den ambtelij- ken arbeid van den te Nieuwe Tonge ge boren jubilaris, guppen we aan, dat hij op het secretarie te Oude Tonge zijn loopbaan is begonnen, en vandaar naar Middelharnis kwam op het kantoor van den heer van den Broek, wiens opvolger hij later gewor den is. Op 3 Nov. 1913 in den gemeenteraad be noemd, onder Voorzitterschap van den toeö maligen burgemeester dhr. U. Mijs, trad hij op 7 Nov. in functie. Sindsdien is er in de gemeente-admini stratie veel veranderd. Toen Was het nog in de tijd van de hoofdelijke omslag: er wa ren circa 800 aangeslagenen in onze ge meente met een totaal aan belasting-op brengst van f 20.000. Thans Is de totale be lasting-opbrengst f70.000! Geen klein ver schil dus. Het werk voor den gemeente-ontvanger is in die 25 jaar wel verdubbeld, ook al,, doordat Middelharnis in groei is toegeno men. Een drukke periode is ook g'eweest én d« oorlogsjaren van 19141918, toen alle be talingen van de distributie over het kan toor van den gemeente-ontvanger liepen. In de meeste plaatsen was een distributie kantoor, maar hier moest het alles de re vue op het kantoor van den ontvanger passeeren. Behalve deze functie vervuld de heer van Paasschen nog tal van andere betrekkin gen, waarvoor hij al vroeg het ver trouwen heeft mogen verwerven.. Sinds 10 Maart 1910 ia de Jubilaris sec retaris van de Oost- en Weatplaat (Mid- delharnis-SommelsdiJk), sinds 1916 ook penningmeester. In 1917 werd hij séer, penningmeester van het groote Waterschap „De Dülïring

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1938 | | pagina 1