CMQ.WEEKBLADÖpGED.GnonD5IAG vöoRDiZUD-HOLLiriZf CUWSCHE EILAHDEn Ifatura :oniia N.V. üffGEVERSMMTSCHAPPIJ „EIUNDEN-NIEÜWS" Hoofdpijn - Kiespijn - Gevatte koude Wij belasten ons STICHTELIJKE OVERDENKING WITTE DE WITHSTRAAT.49 lie Jaargang ZATERDAG 16 JULI 1938 No. 955 Dit nummer bestaat uit 2 bladen Een vreemdeling in het beloofde land. Uit liet Kijk-^Aenster Autobasondern. „E.F.A.O." WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" 18e JAARGANG prima materiaal billijke tarieven. (Ondern. J. Buijsse) Tel. 52 Middelharnii SPECIAALZAAK UITGAVE VAN Gevestigd te Middelhamis Ftios Hendrikstr. 122 C Giro 167930 i Fostboz 8 Td. 17. Bgkantoor voor Zeeland: St. Maartensdök» Markt, Telef. 59. Advertenticpnijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Diensf aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek'aaa» komdiging 10 cent per regel Contracten belangr^k lager. Abonnementspr^s 85 cent per 3 maanden bff vooruitbetaling. Versch^'nt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per weck. Afzonderlgkc nummers 5 cent Buitenland Smulden per jaar Door 't geloof is hij eea inwoner ge» weest in het land der belofte als in een vreemd land; en heeft in tabernakelen gewoond, met Izak en Jacob die mede'' erfgenamen waren derzelfde belofte. (Hebi'r. 11 9.) In de rij der Oud'Tesiamentische ge* loofshelden, die in Cap. 12 1 een „wolk der getuigen" genoemd wordt beslaat Abraham, als de vader der geloovigen een groote plaats. In vers 8 van dit hoofdstuk handelt de Apostel over zijn uitgang uit Ur der Chaldeeën en noemt dat een gef loofsdaad. Hij is geroepen en gehoorzaam geweest om uit te gaan. Zeker is hier wat voorafgegaan bij Abraham, want hij' was voorheen zoowel als Thera zijn vader en Nahor zijn broeder van te voren eeni af" godendienaar. (Joz. '24 2). Zoover was Sems nageslacht vervallen, dat zij den God hunner vaderen verlaten hadden, met Zijnen dienst gebroken en zich voor hout en steen nedergebogen. Abraham woonde dus niet alleen tusschen de a-fgo'dendiei^* mars, maar hij was zi;el£ 'een afgodeni» dieniar zoowel als de anderen uit zijn ge»' slacht. 'Wellicht heeft de Heere, Dié mid<» delijk werkt, toen Hij den Engel des doods zond in Th era's huis om Haran, Abtfaf hams broeder in de kracht vanzijn leven te vellen, Abraham tot staan gebracht óp zijn zondeweg en het gevaarlijke, schide» lijke en schandelijke van zijn leven biüten den dienst van den waren God doein zien. Maar lioe dat zij, hij heeft door het geloof zijn land verlaiten. Dat geloof w'as er bij zijn vertrek uit Mesopothamië, vs. 8. Zie hier de vrije bedeehng der. Goddelijke ge»'» nade. De ééne sterft in zijn natuurstaat in 't land zijner natuurlijke geboorte; een ander wordt geroepen uit dat land en Was toch een kind van denzelfden vadieirf* een zelfden afgodendienaar. Niet uitnrsmender dus in zichzelf en met hem treedt de Heere in een Ver'bond,zoekt hem op, zonder dat hij naar God! vroeg en wijst hem een land, dat Hij' belooft hem tot een» erfbezit te zullen geven Eeuwige! vrijmacht Gods! Nahor blijft waar hij is: er is geen doorslag om zijn bïöeder te volgen er was geen overwicht naar die zijde; als er tusschen God en den geboorte»' grond gekozen moet worden, moet de God«< delijke roeping er zijn, zooals blijkt uit heit verschil tusschen Ruth en Orpa. De zoodanigen zouden nog terugkeeren, al gingen ze ook'een eindweegs mee. Nadat Abraham no eerst nog vijf jaren in Haran tusschen Ur en Kanaan in, get* woond had, waar ook zijn vader Ther'a gestoTveni is volgens Hand. 7 4, bracht de Heere hem in het land, dat Hij hieim toezeide als een erfbezit te zullen geven. Maar ---- hij bleef in dat land vreemden ling; hij kreeg er geen vo^ettStap grond in eigendom. Het, eenigste wat hij er in e^endom kreeg, was een grafspelonk, die hij van het volk des lands voor vollen prijs gekocht heeft. En toch, de belofte was plechtig gegeven en werd zoo nu en dan herhaald dooï Hem, Die niet liegen kan, dat het land zijne was en zijn zaad tot een erfbezit Hij moest dus voor oogeni zien, dat' de Heit» den:n het bezaten en tevens geloovefn, dat het hem van den Heere geschonken was- 'SiWas voor hem een vreemd land, waar hij in tabernakelen woonde, maar hij was er een inwoner door 't geloof op de belofte Gods. Wonderlijke' verklaring: gelooven en de vervulling niet zien wonen in eigen land en er niet thuis behooren. Bezit^ ter zijn en geen voetbreed grond in eigen* dom hebben alles in hope, in verwach" ting en niets ia handen. Alleen zien op 't'Woord der belofte, dat hem de getrouw* heid van den Belover verzekerde en wach»» ten deed op de vervulling derzelve. Een zaad en een land voor dat zaad behelsde de belofte er» geen van beide kwam in vervulling dan het ééne, na zéér lang wachten. Zonder kind en zonder land, en toch was het "Woord van den 'Wa.afr* achtige, dat Hij het beide zou geven. Wonen en wachten moest hij door het geloof. Was dat geloof altijd even sterk? O nïen! Meer dan eens zegt hij tot den Heere: deze Eliëzer de Dtamascenïr zal mijn erfgenaam zijn. Werd hem de bo* lofte niet beknibbeld door Satan? Ja zeker; de uitgestelde hoop deed hem, om de ver* vuilling der belofte te verhaasten, ingaan tot Hagar zijn dienstmaagd. En toch, hij geloofde God en 'tis hem tot rechtvaain* digheid gerekend. Daarom beschouwde hij met de andere aartsvaderen Kanaan slechts als een onderpand van het land der hE^erlijkheid dat boven is en woond'e hier in oprolbare tenten, geen waarde hechtende aan gewelfde huizen hier in het land zijner vreiemdelingschappen, maar •wachtende op de Stad-, die fundamenten heeft welker Kun»tenaar en Bouwmeester God is. WatI heeft de Heere toCh wonderilijkt en tevens Godverheerlijkende wegen voor Zijn volk uitgedacht: Hij maakte, ze in- Zijin Zoon erfbezitters van hemel en aarde. Eni dikwijls hebbem ze hier van de aarde maar weinig in bezit. Niet- vele fijken, niet velei machtigen, niet vele edelen zijn ejr onder Zijn volk. En de hemel? Hoe dikwijls wordt het hum bestreden óf ze daar ooit zullen ko)* men. Ze; voelen zichzelf een helle waairdig te zijn en kunnen düjcwijls niet gelooven dat de Heere met de zoodanigien nog te doen wil hebben. Zij wonen tusschen de afgodendienaars in den genadestaat als in eetn land der belofte, maiar staan ditó" wijls in hun schatting zonder geloof en voelein zich erger dan de inwoners van het land waarin zij vreemdelingen zijn: een afgodisch hart eem verdorven natuur zoKidige neigingen ontevredenheid met en in de wegen, die de Heere ovör hen beschikt. O, dat vreemde land, waarin zij wonen dat aardsche jammerdal belet hun» dikwijls het geloovig wachten op de vervulling van de belofte Gods. Zitten zij in nood voor 't uitwendige, dan kunnen zij niet gelooven, dat de aarde hunne is volgenis Ps. 37 11. Zitten zij in inwendige duistemis, banden, verlating, strijd en be* roering, zij kunnép geen gebruik makert" van de verlossing, die hun is toegezegd, omdat zfe niet door het geloof ovec en achter de duisternis 'kunnen .heenzien. En toch, ook hun geloof lijdt geen schipbreuk op de woeste baieini, die zij doorploegen moeten, want als de nood op het hoogst is, doet de Heere dikwijls ajs bij Abraham' en herhaalt de belofte, zoo* dat zij we^'r moed krijgen om aan te hou* dten en te wachten. En nu krijgen zie. ook evenals Abraham al is 't,na lang wachten, uitziep, gelooven en vreezen toch de ééne belofte vervuld n.l.van:het zaad door Jehova toegezegd. En al blijft nu het land, dat hun bleloofd is in hope en verwachting, als het gebeujrt dat zij dien gezegenden tegenbeeldigen Izaak mogen omhelzen, dan zeggen ze: God heeft mij een lachen gemaakt. Maar hoe hebben sommigen daarop moeten wachten tot op hun ste|rfbed, en hoe zij gezucht ent verlangd, gestreden en gebeden bebbeira, hij bleef in de kwij'tschelding voor hein verborgen tot den tyd toe, dat het den Heere behaagde Zijnen Zoon in hen te opcinbaren. En nu; is 't waar, dat zij weten moeten, dat de wettische Ismaëls het niiet zijn» die de Heere bedoeld had, toen Hij de belofteC gaf, daarom moetein ze al dat zaad dooif he'» ze,lf in dienstbaarheid geteeld, wiegH zenden opdat het oog alleen getricht zij' opi Hem, Die krachtens de belofte in het Evan* geUe hun geschonken wordt. Wal kan een ziele zich dtaor die diensifei baarheid toch lang latep leiden, hopendiev dat do Heere over zal komen en Zich onii^ fermejn. In hun dwaasheid zuchten zij: „dat Ismaël voor U leven» mocht," alsof de Heere Zijn beloftenis over zou brengen op hun eigen werkzaamheid' en ze daarin zou aanzien, lem hen bouwen op de veirM molmde palen van een gebroken werkverl* bond. Hoe gelukkig, als ze van Godswiege leieren» de dienstmaagd' en haar zoon uit te werpen en de vrije Izaak' door het geloof te omhelzen als Diengene, Dje hun een gee,stelijk lachen gemaakt heeft. De Apostel' zegt: „met Izaak' en Jacob die m'ede erfgenamen waren derzelver bte* lofte." Was Ismaël dus geen erfgenaam der be* löfte, maar Izaak wel, zoo woonde dan ook Izaak door het geloof in het land zijnejr vreemdelingschappen in tabernakelen. En Izaak? Wat werd ook zijn geloof beproefd. Twintig jaar heeft hij gezucht en geleden in de tegenwoordigheid zijner huisvrouw, omeen kind. Dat was nul de man, op wien het zaad der belofte was overgegaan. En wederom kreeg hij kind noch lanld in erfbezit. Wel sprak de Heene tot hem, dei* zelfdei belofte aan Abraham gedaan her* halende, dat Hij hem en zijn zaad dat land zou geven, maar in plaats van het te ver* krijgen, moest hij zweri^en, dan in, dan buiten het land. Nu eens door den honger verdreven, dan weer door Abimelech, den koning van Gerar. D|e vijanden stopten de waterputten toe, die zijn vader gegraiven had, en wie kon aan hem zien, dat hij was de beminde, het kind der belofte? Maar ja, een enkelen keer richt hij een gedenkteeken op in den vreemde Relhorf bo;fh: de Heere maakt ons ruimte. Zijn ge* loof moest beproefd worden totdat ook de HJeej>e aan hem de ééne zijde der belojft© vervulde en hem zaad gaf. Maar hij kreegS er twee tegelijk. Doch d'e Apostel' zegt: „Izaak en Jakob wanen» erfgenamen der belofte; dus Ezaa nitat, zoomin als Ismaël. Hiej nam de Hbere de jonjste de mindere om' de bep lofte op hem over te brengen en j.in plaats van hem dat land tot ©en erfbezM itje geiVen, moest hij eerst uit dat land vluchten naar dein vreemde voor zijn vfl(« andigen broe^der en later bij het klimmen, zijner jaren moest bij het verlaten voor den groo'te|n zevenjarigen, honger. Hoe wondie'riijk zijn toch 's Heeren wegien met Zijn Kerk. O, diepten des lijk* doms, beide der wijsheid en kennisse Gods, hoe ondoorzoekelijk .zijn Zijne oordeelen. en onnaspeiurMjk Zijne wegen I Volk "van God, hoe bang de tijden zijn, hoe groojt de nood, hoe donker de toekomst, hoe itegC'Eistrijdig de omstandigheden dikwijls schijnsn wannefsr zij lijnrecht inloopen. tegen de beloften Gods, zie op de aarts*i vaders, diC] door het geloof op de belofte den Be.»over aangrepen en hoe goed op het) einde de uitkomst was. Niet één van Zijn goede woorden liet Hij op de aarde vallen, het kwam al te maal. Abrahams zaad Werd als de sterren in menigte. Zij kregen het toegezegde land ten erfbezit. Maar door een geheel anderen weg dan zij dach* ten. Zoo, vervult de Heere a 1 wat hij ge* sproken heieft over Zijn gansche kerk en krijgen ze aan 't einde van hun zwerf'» tochten dat Land tem erve, waar hun ge* loof in aanschouwen verwisseld wordt. Ps.i H. slijn Leidsdhe studiege^nooten. Door het onverpoosd werken aan zlijta prijisvraag van Kuyper ove,rspannen en moest een jaar op reis. Nu vermeld ik een passage uit Kuylper's brief „Zoo werd allengs, ook dcHor mlijn droevigen toestand, een betere behoef* te in mlijl gewekt. Mijln herstel even,» gioed aü's de knak' die müjln hersens ontvangen Ihadden, ojpenden mlijn hart voor gevoelens van ontvanlbelüjldheii ik begon die woorden te verstaal die ik nooit ihad begrepen, van oot* moed, berouw en genade. Ben werk van 'Miss Yonge, de Erfgenamen van Raddyöe, eindelijk, deed tot beslis* si'ng voor mïjta hart kleumen wat reeds een jaar lang 'daarbinnen gedobberd ihad. Van dat oogeribEk af was ii orthodox van levensgrond, zonder !het zelf te wieten. De verlichting ont* brak mlijL 't Hart had nog geen licht* straal geworpen o|p het intellect. Ik leefde voor .müjizlelven, verdieipt in hii torische studiën, met aversie van dog» matiek 'en formules. De schuld lag groofendeels aan het systematisch ig* noreeren (ter iljde laten) en in canjL< catuur brengen (bespotten) van alle orthodoxe dogmatiek, waarvan ik in Leiden getuige was geweest. Zelfs bij name kende ik de Christeljke denkers onier eeuw niet. Maar 'tsiprak' van* Kelf, bij' zulk een dispositie behoefden tt ook maar sledhts te versoMjnen om geliefd en geassimileerd (toegeëigend) te worden, mij stuk voor stuk de hei» lige waarheden van ons Evangelie i'\ levensbrood dier zjiel te doen aannerf Mijnhardijes (dit zijn hartvormi.ee cachtts) heiben snel en eoed Doos 50 et Proefdoos (O et Het brievenboek van Dr. Kuyper en Mr. Groen van Prinsterer. Kuyper in Beesd. Zoo af en toe legt uw Waamietaier een boek in 'de venste'rbank. Als hlij: zich dam voor 't Kijkvenster zet, ligt het voor de hand dat hlij oen bioelk zület liggen en er ovei; moet rapporteeren. Dat rapporteeren is doorgaans gebrekkig, omdat het mioeüjik is aan den inhoud van een gdheei boek recht te laten wedervaren in één arüke'l,. Als ge een groote plaat zieer jm 't klein jlaat overdrukken, repi'o* duceènen, dan is jiiet alles wat er voor* gestela w&rdt goed 'te onidfersCheiden. Ik kan dati ook maar o|p onderdeeltjes dfe aan* dacht vestigen. Daar heW ge b.v. de Briefwisseling tus=< sdheh Groen van Prinsterer en Ds. A. Kuylper, uit 'de 'jaren 1864 -^t 1876, uib> gegeven in 's Rijks Geschiedkundige pubüca» tien. Een boek van biijna 500 bladzüjlden,- ffijm gedrukt, ruim voor;den van verklarende aanteebeningen. Een kostelfijk beiit voor wie de verhouding tusschen 'dez'e twee groote mannen eenigermate wil 'kennen. In 1864 vangt 'de corresipondentiie aan met een brief van Kuyper, toen nog predi* kant te Beesd, in Gelderland. Hij: Ye.zlocht Groen's bemiddeling om jgen boek' van Johannes a LasCo te bekbmen uit het Ko* ninklijK ArChief in Pïuissen. Groen helpt door zlijn voorsipraak. Uit dank zendt Kulgl* per hem dan 'een ex. van Kuijiper's boek over Joh. a Lasco. Er worden nog wat beleefdheden over en weer gdwisaeld, totdat Küijlper op 5 April 1867 een gnooten briefc aan Groen zendt van tameEjIk ver* trou'welijken aard. Het is verleidlelijlk dien ganschen brief over te drukken, maar ik moet 'daaraan weerstand bieden. WïJ weten, dat Dr. Küijlper in Beesd nti modem 'was. Het verhaal gaat, dat een oud godvreezend moedertje idoor haar geslpafekkein het middel is geweest om Kuyper te 'bekeei ren, een bekeeting van het modernisme tot de gereformteerde leer der Vafdbren. In den brilef van 5 Aipril 1867 sipreekt Kuypel wel van 'zSjta, bekeering, o&choion h^I dat woord niet gebruikt, doch over dat moei* dertje rqpt hiji ,niet, wat niet wegneemt dat deze oude vrouw. Pietje Baltus in Kuy^ per's om'keering wel een aandeel kani hébben gehad. Kuyper schtSjlft, dat Mj nooit modern is geweest, maar wel 'door het moderne on^ derwüjB, in Le|iden genoten, in de „neo* logie" verzlonken was. (Nedogie werd ge« noemd de aantasting van het oude Schrift* geloof 'door den Bijbel met het verstand te becritiseeren). Kuijlpei ^nu deed meidie aan een pilijsvraag over Johannes a LasCo en moest daardoor van Calvttj'h en anderen gaan kennisnemen. Dat was, z'oo söhriijift MJ, de eerste band dien mijn trouwen Valdter n^j' weer aanlegde om m!y' uit dien afgrond op te trekken. Hy vervreemdde nu van men en het al meer aan mSjb bewust* zijn te ontdekken, dat ik orthodtox was." Tot zioO'Ver dit deel van den brief aan Groen van Prinsterer. Had ik vóór langen tijd schrjijVende over Kuylper's bekeering ^een geducht standje te inoasseieren, van een der Chris* teffijlke bladen, ik ,breng het er nu beteï af, door wat (Kuy|per schreef, woorde'Ilijli aan 'de lezleirs voor te leggen Al erkennen wfij ook, dat niet alle menschen in eenzelfde woordenkeus hun er* varingen mededeelen, Koo mag toch ge* zeg'd, dat velen in Kuyper's relaas veel zullen missen. Ik treed daar niet verder in, 'tis ook niet noodig, maar op Flakkee zijn we dat anders gewend. Anders gefunl* deend. Groen heeft daarop Knijper een ex. van „Ongeloof en Revo-lutie!" Cadeau gedaaü, waarvoor Küijlper weer sfijln 'diiepgevoelden daiik betuigt. Ook dapikt Kuïjlper voor Groen's „iportrait" en biedt helm ;weiderkéie.i rig izlijn „portrait" nederig aan. Vojorits be* dankt hij voor de belangstelling en liefde, die hüj! in een brief van Groen meent ge.^ vonden te hebben als komend van Me* vrouw Groen. Zlijn hart 'was 'door deze on* verwachte deelneming „verkwikt en ver* frisoht". Zoo was dan het iji gebroken en ont* stond tusschen dezie beide mannen leen ge» durig schriftelijk contact, dat van tijd tot tijd door gesprek werd bevestigd'. Ai sipoedig loopt de briefwisseling over 'den toestand der Hervormfde Kerk. Beiden züen uit naar middelen tot (vlerbietering van 'den toestajnd. Voioj:al Kulijlper, die inmildidel^ in 1867 naar Utrecht was vertrokken, ageer* de tegen die Synodale Organisatie, daarin door Groen gesteund. Wie 'deze Cortespondfentie leest, en ©eni* germate het verloop Ivan den striijld Van het Gereformeeiide voIk tegen de onwet ige Synode kent, dien 'Valt het op, dat «die Doleantie van 1886 todh •niet de oplossing met het organiseeren van bin* nen* en buitenlandsche reizen, met ons bekend tegen Birwienkori hopen, we een 1* of 2* daagsche reis uit te schrijven door Bel* gië, route als volgt: door Brabant naar Antwerpen, Gent, Brugge, Ostende, Blankenberge, Knokke, Breskens, Vlis* singen, Middelburg, over Zuid Beve* land huiswaarts. Eveneens is een reis in voorbereiding naar Valkenburg. heeft gebracht wielkie deaie twee mannen zidh omstreeks 1865 nog voorstelden. D.V. een volgende maal nog een enkel brieffce uit deizen brieviensdhat. WAARNEMER LET OP DE COLORADOKEVER. Op verschillende plaatsen in het Zuid'wés* ten van ons land zijn in de laatste dagen nog kevers en larven van den Coloradokever gevonden. De Plantenziektenkundigen Dienst vestigt hierop nogmaals uitdrukkelijk de aandacht varn alle aardappelverbouwers, om» dal 'daaruit dé noodzakelijkheid van een zeer zorgvuldige uitvoering van de voor* geschreven bespuiting van alle aardappel^* velden in het daarvoor aangewezen deel van ons land blijkt. Ook verder is njuwkeiUrig toezicht op de aardappelvelden noodig, opdat elke aan* wezigheid van kevers of larven of wel van sporen van vreterij van deze opgemerkt en aangegeven wordt en de noodige verdere maatregelen kunnen worden genomen. Het is nu: nog mogelijk, de vorming van haarden van het insect te voorkomen door dit volkomen» uit te roeien, op alle plaat* sien, waar het voorkomt. Dit kan echter alleen bereikt worden, als het bespuiten en controleeren der velden met de grootst mogelijke zorg wordt uitgevoerd en daartoe moet iede,reen medewerken. Laat men toch inzien, dat he|t hier om enorme belangen gaat en dat degene, die nalatig of onverschillig is, een groote ver* anSwoordelijkheid op zich laadt, daar e|en onvoldoende uitroeiing op de eene plaate zijn nadeeligen invloed tot op grooten afi« stand daarvan uitoefent. Laat iedereen zijn plicht met nauwgezet* heid vervullen. Tegen overtredingen van die verplichting tot bespuiting zal meit gestrengt» heid worden opgetreden. ,tl, ill llil^_L-l i i, speciaalSchoeisel voor normale voeten, breede voeten, smalie voeten, piinliiken knok_hooge en wge wreef SEHEEl VRIJ LIGGEN UW TEENEN IN OE FORMA N«TURA SCHOENEN Art 604 Zwort f 9.50 Art. 605 Bruin f 10.- ROTTERDAM - TELEFOON 13802 Ai>'BtOEMENI^AL:..öi[TWER^ËR der f.n. schoenen FA«R1I(*NIEN J, M*NNAt»tiT(IUlU«0

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1938 | | pagina 1