(:HI»i/EEKBIADöpGED.GR0nD5IAG vöÖRocZUID-HOainZEEW^ CHAMDEn N.y. üiïGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEUWS" STICHTELIJKE OVERDENKING Abonneert U op dit Blad A X?6*e*<^ i'''^'^^'<^<!>^^ He Jaargang ZATERDAG 9 JULI 1938 No. 953 Dit nummer bestaat uil 2 bladen Bij kiespijn en klappende hoofdpijn UcRÊME Uit het Kijkvenster WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" - 18e JAARGANG Een priesterlijk volk. een weldaad xMor Uw huid /-^., CAMÉE'PASTIUES niEuws UITGAVE VAN Gevestigd te MlddelIiaTab Prina Hendtikstr. 122 C Giro 167930 Fo«tboz 8 Tel. 17. AdverteaÜcpi^ 20 cent pei regel. Rcdames 40 et.; EHenstR aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek'aaa» kondilging 10 cent per regel Contracten belangi^k lager. Bykantoor voor Zeeland: St. Maartensdijk, Markt, Telef. 59. Abonnemencspr^s 85 cent per 3 maanden bjl vooruitbetaling. Verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent 'Buitenland 8 gulden j>er jaat En die ons gemaakt heeft tot Koningen en Piriesters Code en Zijnen Va|der, Hem zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid, Amen! Openb. 1:6. Vrucht der liefde van Christus Jeïus is het (onder vele; andere vruchten), dat Hi| de Zijnsn gemaakt heeft tot Koningen en Priesters, tot eere van God Zijnen Vadter» tot een koninkrijk van priesteis, om te diensn en te verheerlijken den Go|d alkti genade, die hen getrokken heeft uit de duisternis en hun eein naam en een plaats gegeven heeft in het Koninkrijk Zijner liefde. I Hij geeft hun de eere, dat zij gezalfd zijn' met den Heiligen Geest, om te zijn een kof» ninklijk volk, hun, die van nature niet aft* ders zijn dan slaven van satan en zoindiei Hij gunt hun de eere, dat zij dienst molgen doen als priesters, om groot te maken den nooit volprezen Naam van den Heere des hemels en der aarde. Onder oiujdS'^'I^aël w.TS de stam van Levi afgezonderd' van het overige volk, om den Hieere te dienen in Zjjn heiligen tempel. Van de leden van Levi's stam was weer het geslacht van Aaron afgezonderd, om het priesterambt te verrichten als vertegenwoordigers van heel het volk. Onier de nieuwe bedeeling va» 's Heeren heerlijk genadeverbond is ieder van des f^eeren vojk pïjïes'tier, niet één uitgezonderd. Aan hen alXen wordt dfe eere gegund priestei<wierik te mogen doen. Maar er is meer omdeï^cheid. Dfe piries* tiers onder de oude bedeeUng hadden voor den Heere te brengen schuld>« en zoind>« offers, danikoffers en beweegoffers en zoo»* vele soorten van offieirs meer als in del ceremonieele wet waren voorgeschreven. Die priesters onder de nieuwe bedeeling heb« ben niet anders te brengen dan danikH offers, want alle soorten andere offers zijn met de ceremonaëele wet vervallen, toen het tegenbeeld der ceremoniën gekomen was. Onder de nieuwe bedeeling" is er maar één sehuldoffér, maar één offier ter ver* zoening der zonden: het groote offer van den grooten Zone Gods ói^ als Hoogep» priester met éénï offerande in eeuwigheid heeft volmaakt degenan, die geheiligd worden. Er is ook maar één beweegoffer, heit bloed des verbonds, de verdienste, opi^ gebracht door hem wiejw offer als alge^" iXKgzaam is verzegeld door den eeuwigen Rechter. Maar de darfcofferls blijven. Wel niet in den vorm, waarin zij onder de oude bedeeUng w<erden opgebracht immers er is niet meer een kostbare tempel, in welks voorhof het offer wordt aangeboden, er is rieit meer een stoffelijk altaar, waarop het offer wordt nsergelegd'; maar in het wezen der zaak is toch het dankoffer gelijk aan dat van voorheen, het is de dankbare erM kentenis van een beweldadïgde ziel, die bejgeett den Heere den lof en <te aanblik)' dimg toe te brengen voor zooveel onv^rp' diende zegeningen, als van den Heere zijn ontvangen. Wij vragen: wordt het door het volk deg, Heeren altijd rejcht verstaan, dat geen schuld, en geen beweegoffers meer noodig zijn? En dan moet ons antwoo/d ontkeoij^ nsnd zijn: het wo^-dt lang niet altijd reïhi verstaan in de praktijk des levens. Zeker: het wordt toegestemd in de belijdïenis. Maar belijdenis en levenspraktijk zijn lang wet altijd gelijk. De levenspraktijk strijdt zoo( menigmaal tegem de belijdenis. Let* ten wij er maar eens q(p en laat iede;r, die niet mag ont'kennein, bij aanvang get» mde te hebben ontvangen, zich zelven in: dezen eens eerlijk onderzoeken, -^ hoe met» nttgmaal het geschiedt, dat bij innige be.» geerte naar genade het hart heimelijjc op vervulling van die begeerte hoopt, om« dat het zoo ernstig begeerd wordt, omdajf men het zoo wezenlük meent; omdat het al zoo menigmaal is gevraagd; Hoe velen, die overtuigd zijn van hun onwaardigheid' vanwege de schuld-der zonde, die voor God openstaat, laten zich door anderen vleien of vleien zich zelven, dat zij toch' daartegenover ook een sterke lust gevoei» lera om in de wegen des Heeren fe wand'e>» len of de keuze gedaan hebben, om del wes« reld vaarwel te zeggen, de ijdelheden dfeï' wereld te ontvlieden en in den dienst van' God het leven te zoeken. Hoe menigmaapl maakt de ontdekte een pleitgrond van zijn ttanan en zuchten en gebeden, van zijn wielmeenAdheid, en van zooveel zaken meer, waarbij hij hoopt, om den Heere te bev/egen, genadig te zijn! 't Is wel waardat geschiedt nieit uit boos opzet, om den eenigen weg tot ver# k,rijging van ontferming te verloochenen, dat geschiedt uit blindheid en onkunde iii de wegen des Heeren, maar het is tqïh ih, den grond der zaak een werken u(It de^ woftel van het werkverband. En wie van Gods kinderen zal in dit opzicht kunnejH) zeggen: ik heb mijn ha)rt gezuiverd en ben pein van mijn overtreding? Groot is het voorrecht als de Heere dotoir Zijnen Heiligen Geest de oogen der als zij een dankbaar gevoBJI hebben, en het welmeenend uitdrukken: Jïeeire, ik dank U, ik dank U hartelijk voor üwe wel=» daden, dan geven zij dicin HaeiJé de eer en de' lof van Zijn zegeningisn. Als zij het eiens recht krijgen te zien, dan ile«nen zjijl het( verstaan, dat zij eindigen in hun efigen, weirk, en pronken met hun eigen woorden. Waairlijk, de rechte dankbaarhieid open* baairt zich anders. Trouwens, dat werd on^» deir oud/^Israël reeds c6ï«mpmëel aanger» wezen. In dein tempel des Heeren toch mocht geen dankoffar door diew priester! geofferd worden, indien daar niet ee'rst een sehuldoffér voorafging; Wane dankerp» kerj'.lenis ziet dus riièt alleen ojp die grootei zegeningen dies Heeiren, maar ook op eigen volkomen onwaairdigheid. Reeds een Jacob verstond dit, toen hij uitriep: ik bsjn ge=« irin?er dan al deze wieldad'igheid en aï deze tlromw, die Gij aan Uw knecht bewtózen hebt! En een David betuigt: wie ben ik', Heeire, Heere! en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht heW! Ware dank* baarheid begint dus met schuldbelijdenis crj een ootmoedig smeeken om schuldVer* geving.' En dan warden de zegeningen dtes Heecen pp den rechten prijs geschat. Want helpen Mijnhardtjes (dit zijn hartvormige cachets) snel >n goed. Doos 50 et Proefdoos 10 et. ziel wil openen voor het verkeerde en dvvaze van zulke werkzaamheden. Dan doet diezelfde Geest veirstaan, dat zulk! een leven is tot onteeiring van den eenigein Bof^ en van Zijn Borgwerk. Dan schenklj diezelfde Geest innige zielsbehaefte, om te learen in elk' o)pzicht geheel af tfe zien van alles, wat van het schepsel is en geen anideren grond van hoop te kennen, d'an he* volbrachte werk van Christus Jezus, die vooir al de zonden en al de geb're^ ken en al de dwaasheiden van al de Zijnsn een volkomen rantsoen heeft opge* biracht, en hen in alles altijd weer wil ver<» aangenamen bij den Vadeir. Dian wil die»l zelfde Geest hun karen zich geheel en al te laten zakken en zinken op de eenige, eeuwiggeldende gerechtigheid van Chris»» tus Jezus, en hen doen verstaan het heer» lijke woord der Schrift: als Ik heit Hoed zie, zal ik ulieden vooirbijgaan. Dan is diei eenige Borg het eenig standpunt des har^* fcn óók zooals Hij als Hoogepri.e'ster nog werkzaam is in den troon des Vaders. Zijn beweegoffeir is dan de pleitgrond en niet arsders. En immers: dat beweegoffer is Zijn immeir durende, nooit onderbroken vooirbede voor allen, die Hij kocht met Zijn bloed. Die voorbede steunt op Zijn voh. bracht offer. Die voorbede is een eischen; Vader, ik wil! Die voorbede wordt altijd verhoord op grond van de onveranderlijke trouw van den God des Verbonds!' Is gjrooter vastigheid te denken? Is het niet gansch iets andeirs dan de steeds wis»! selende grond van hoop op steeds w5|Sse=» lende gestalten, begeerten en behoteftent Mocht het den Heeire behagen er Zijn volk tellkens weer diep van te doordringen, dat de God verheerlijkende weg van souverein v|rije genade de eenige weg is tot behoud', de eennge weg tot watre rust en eeuwig heil, de eenige Weg tot de wiezenlijke veirhtaer?' lijking van den God des ontfqrmeaist Onder de nieuwe bedeeling blijft het dankoffar over, zeiden wij. Wel niet in den vorm, maar toch in het wezen dex zaak) gelijk aan de daaikoffeirs onder oudi«IsraëI. He/ is de dankbare erkentenis van een bes» weldadigde ziel, die begeefrt den Heere de lof en de aanbidding toe te brengen voor zooveel onverdiende zegeningen, als van den Heeire zijn ontvangen. Wij vragen: wat is de rechte dankerken* teris? Een zeker leeraar drukte in eeirt dan&uur voor het gewas het eens alld'us uit: de rechte dankbaarheid is de leven»» de klacht aan Gods troon over onze onf» dankbaarheid'. En al zegt deze uitdrukking niet alles, wat er van te zieggen is, er ligt ixtph. een kern van waarhefd in. 't Is zoo: duizenden, die zich Christenen noemen^ zijn het hiermede niet eens. Zjj meenien,. 'sHeeiren Geest geeft het te zien, dat elke weldaad, ook die vooir 't natuurlijke leven, vinicht is van de verdienste van Christus Jezus. Hij hongerde, opdat de Zijnen zou* clen verzadigd worden; Hij "dorstte, opdat zij zouden worden ge'drenkt; Hij werd naakt uitgetogen, opdat zij zouden wor* den gekleed; Hij riep uit: de vossen heb*»* ben holen, en de vogelen des hemels nes<i ten, maair de Zoon Aes me|aschen heei&l riets, waar Hij het hoofd nederlegge, op* dat zij een beschuttend dak en een zachtq legerplaats zouden hebben. En zQo ziet degene, die irecht erken)»\ telijk gemaakt wordt in alles de vrucht van het Borg\verk van den dierbaren Za=' ligmaker en leert daardoor bij vernieuwing Hem dierbaar achten. En ook niog in een ander opzicht. Want ware dankbaarheid gevoelt het diep: ik kan met al mijn ge* voelde en uitgesproken erkentenis niet den Heere den lof toebrengen, die Hem toert komt. Ook mijn innigste dankzegging blijft merjschelijk en dus onvolmaakt. Maar dan wil 's Heeren Geest met het oog des gees* tes doen zien op den Heere Jezus, zooals Hij als de dankende Hoogepriester voor de Zijnen werkzaam is in Goides troon, ein wil Hij het Volk des Heieren er in onden» wijzen, om met hun onvolmaakte |e!n ge»i brekkige dankzegging tw schuilen in het volmaakt dankoffer van hun grooten Borg; en hen er van g\ewissen, dat zij zóó in Gods oog aangenaam zijn, maar ook zoo alleen. Zalig, die het verstaat, len ,er de kracht van ervaart voor het eig|en leven!' Groot is hel voorrecht, als de innigie behoefte e,i] maar uitgaat, zich zoo als een danken'd priester te leeren gedragen! Want oiok' in dezen geldt het woprd: dloet uwen mon|d' maar wijd open, en Ik zal deaelve vervul* len! i Aantasting van het Geaag. Terreur door Roomschen gepleegd- De Regeering heeft tot taak het goede te bevorderen en het kwade te weren. Maar wat is goed en wat is kwaad? Een eenvour dig an'Woord is hierop te geven. Wat 's Hee* ren Woord goed en kwaad noemt. Dat is de maatstaf voor allen en voor ieder. Helaas staat o!nze Regeering, hoe» zeer ze zich ook positief Christelijk moge noemen niet op dien grondslag. Het verderfelijke vrijheidsbeginsel der Re* volutie bepaald haar beleid. Alles hoe boos of hoc godloos ook laat ze geworden, mits het zich maar niet in bruten vorm aan heit bestaan van den Staat vergrijpt. Zoo ziet men dat allerlei booze en goddelooze begin* selen zich in ons land kunnen ontwikkelen en vrüuit hun gevaarlijke propaganda kun* nen maken. Tot verderf van de goede iie* ginselen en de goede zeden. In ons land laat men het Communisme vrij zich onti* wikkelen. Dat agentschap van Rusland. Van welks vreeselijke daden Rotterdams boule* vard, de Coolsingel op zijn grondveste,n heeft gedreund. De beweging der goldoozen laat men vrij propaganda maken. Zoo ook de verderfelijke leer van het neo* malthusianisme. Dat maakt propaganda door woord en geschrift. Organiseert tentoon* stellirgen om die pest meer nog onjder ons volk te verbreiden. De Regeering laat het toe. Laat het toe, dat op die wijze een aanslag wordt gedaan op onze volkskracht. Vaak wordt het gezien, dat als de Overheid niet optreedt het Volk haar zetel beklimt. Dat is af te keuren. Vindt zooiets voortgang dan is het met het Gezag gedaan'. D'an, t^Sstaat anarchie. D'an krijgt men despo=' tisme vara het volk, of liever gezegd, want daar komt het op nser, van volksmenners. Volksmenners, die de man van de straat tot verkeerde daden aanzetten. De Neo^Malthu* siaansche Bond, in haar verderfelijken ijver organiseert tentoonstellingen o.m. te Utrecht en te Hoorn. De Overheid, haar Gezag niet gebruikende laat zulks toe. En wat gebeurt er nu. Het volk maakt die tentoonstellingen onmogelijk. De Roomschen maken die ten* toonstellingen onmogelijk, door geweld, ter* reiir en sabotage. Helaas de Overheid laat die tentoonstel* lingcn toe. De Roomschen maken ze onmo* gelijk. Maar dat is onioelaatbaar. Zoo wordt het Gezag aangetast. Zoo gaat mexi den weg op van anarchisme van terreur, van regeering* loosheid. Daar moet krachtig tegen opgetre* den worden zal het Gezag niet tot een aan*i fluiting worden. Een zoodanig optreden is communistisch Is hoogst verwerpelijk. Daar moet de Regeeriing tegen optreden. iMen ziet het de Regeering verzuimt haar plicht om het kwade te weren. Dat voert tot excessen van het volk. Maar die zijn rie* toelaatbaair. Tot zulke dingen komt de Regeering, als ze 's Heeren Woord loslaat en zich leiden laat door de verderfelijke beginselen van die Revolutie. Het gpud van het schip Lutlne Nog| geen gioud Die zucht tot wietel' de Het verlörein Paradijs Niet vele rijkein Die kerkcent ten toon» gesteld. Sedert enkele weken is er met veel bef» langstelling naar de kranten gegrepen, olms» dat er weei een mopie sensatie was: helt baggeren naar de goudlading van die Lutine, die voor circa 150 jaren voor Terschelling is vergaan. De Billitonmaatschappij, die in Indiëdoor baggeren het tin vindt, haeft haar pas ge* bouwde, groote baggermolen, de „Karimata" naar de zandbanken van Terscheilling ge* zonden, om met de zwatie ijzeren emmers' het Lutinswrak stuk te beuken en dan den kostbaren inhoud, de staven goud, zoo maar omhoog te brengen. In groote zeeven wordt het opgebaggerde zand gewasschen en de bedoeling is, dat er dan baartjee goud in de zeef blijven liggen. Het klit^t, gezien de enorme voorberei* deinde werkzaamheden, die aan deze onder* naming verbonden zijn, de arbeidsloonen en het groot risico op deze gevaarlijke gronden, zeer aannemelijk, dat de IVlaatschappij een millioen gulden voor dit karweitje heeft uit* getrokken. Intusschen is de storm van ver* leden week als spelbreker opgetreden. Ook de zeer sterke baggermolen, op buitengewo* ne wijze verankerd, koin het in die ondiepe kokende zee niet uithouden. Het is zoo de volksmond zegt, meer geluk dan wijsheid, dat men de Karimata nog ongeschonden in de haven van Terschelling heteft weten te brengen. „Nog geen goud", zoo kon men dagc^ aanaen in de kranteln lezen. Noig geen goud, zoo schrijf ik ook helden neer. En zal de Karimata er in slagen ooit goud bo* ven te brengen ?Wij zullen het maar met gelatenheid afwachten. Hec is r»u wei gebleken, hoe tooverachtig dat woord „goud" op de verbeelding der menschen inwerkt. Diep in het menschen* hart ligt de naglans der weelde, die eens in hel Paradijs het deiel van het eetrsta Verpakt in fraaie goud-Bonbonnières Prijs f. 1.- en 50 et. De aangewezen verpakking voor op reis en in den auto. menschenpaar was. In dit koortsachtig vetv* langen naar de schoonste onzer edele mien talen ligt niets anders dan een teruggrijpen njar dien heerlijken staat des Paradlijses, waar heel de aarde den mensch ongestoord' hun eigendom^ was. Maar vergeten is, dat in de kennis Gods de hoogste vreugde van den rein geschapen mensch lag. En dat die rijkdom ons door onzen val ontzonken is, wie der goud»zoekers bedenkt het? Indien dit goud uit de Lutine al boven gebracht wordt, zoo zal er toch van gelden het Woord uit den briefT van Jacobus, Uw goud en zilver is verroest en hun roest zal u zijiit tot een getuigenis. Het goud is goed, indien het met den zegen Gods ons deel mag zijn. Reedis in het tweede hoofdstuk des Bijbels wordt ons gesproken van het land van Havila, „waar het goud is en het goud van! dat lanld' 'jisl goed". Nu kennen wij dat land van Haj* Vila niet meer, toch zoeken wij er naar, een ieder op zijn wijze. Die zucht om' rijk wezen, om onbekommerd te genieten, in oms eigen. Dat verloren Paradijs, we zoeken het maar te herwinnen! En vinden wij een goed deel rijkdom, o. Wat is dé wereld onis dan lief. Dan scheppen wij ons een ergert Paradijs. Dat God er niet in is, bekommert het onwedergeboreri hart niet. Genade al* leen ontsluit het zielsoog om eigen ellendt te leeren kennen en maakt ook begeeiag, niet naar het aardsche Paradijs maar naar het Hemelsche, waarvan het laatste bybel* boek ons zoo hartinnemend spreekt, De begeerte om rijk te zijn, ligt dus diep in 's menschen hart geworteld. Die begeerte is sterk. De rijkdom wordt in 't algemeen in Gods kerk schaars gevonden. Die met n'lddelcn gezegend zijn boven anderen bren* gei» de Kerk een schoone hulp toe, maarl hun getal is klein. In 1 Corinthe 1 26 wijst ook Paulus op dat klei» getal in dien bekenden tekst: Want gij ziet uwe roeping Broeders, dat gij niet vele Wijzen zijt naar; het vlee;sch, niet vele machtigen niet vele edelen. En verder leest ge, dat God het dwaze der wereld heeft uitverkoren, en, het zwakke der wereld, en het omedlelb der wereld, en het verachte. Een opsom* ming, die toch maar weinig geschikt is om ons jaloers te maken. De Bruid van Chfis* tus is echter naar Psalm 45, het meest om haar „inwendig schoon" te roemen. Als ge ZOO' om U heein ziet moet het U' tnefe fen, dat het waarachtig geloof zich zoo vaak het heerlijkst openbaart in de meest eenvoudige menschen. 't Is eerbiedig ge* ziegd 'wel eens net alsof rijkdom, groot verstand, een mooie positie in de wereld, dan het genadewerk in den weg staat. Ofe schoon wij toch beter wejten. Maar vast sitaat dit, dat die goedexen van het hemelsch Koninkrijk slechts aan een arm volk kunnen worden toebedeeld. Nu, zulke armen, ze Zflli arm van geest. Spelonkie menschen. Een arm hoopke. Ee» overblijfseltje. Laten vriiji er niet over vallen. Want het is schriftuur* lijke taal. Arm zijn valt niet mede. Dat viel mij in, toen ik las van de Herv. Gemeente in Oegstgeest, waar de diakenen het gecollecfeerd geld in witte zakjes op db Avondsmaaltafel zullen zetten. Als de domi* gebeden heeft, gaat het orgel spelen en onder dat orgelspel komen dé collectanten de gaven op halen. Is 'torgel klaar, dan spreekt Domin; een „Wijdingsspreuk." Wij worden zachtkensaan Roomsch. Met spreuken wordt de gave der gemeente „ge* wijd." De wijnwaterkwast ontbreekt er nog maar aan. En de mensch wil maar niet als een arme uit God gediend worden. Hij wil persé iets teruggeven, en durft zijn onbedui> deinde kerkcent nog vóór in de Kerk te pronk stellen. Dan is de hoogmoed óók al in het complot. Het gebed óm ontdekking mag wel vermenigvuldigd worden, óók in de Kerk. En voor héél de Kerk. WAARNEMER

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1938 | | pagina 1