CHDWEEKBIADopGED.GDOnDSIAG voÖRDEZUID-mairiZEClW^ EHAMDEM Simon Gieke N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPIJ „EIUNDEN-NIEÜWS" I tOe Jaargang WOENSDAG 27 APRIL 1938 No. 933 WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" 18e JAARGANG De Reors:anisatie der Ned. Hervormde Kerk. Ontsierende yeiWormipjes en huiduitslag verdwijnen snel mét witte Pu rol De ketter van Scherpenisse EIIAI1D UITGAVE VAN Gevestigd te Middelhamis t Prins Hendrfbtr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17, Bijkantoor voor ZeelandSt. Maartensdijk, Markt, Telef59. Advertenticpr^ 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienstx aanviagen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 <A.\ Boek«aan< kondiging 10 cent per regel Contracten belangrjjk lager. Abonncmentsprgs 85 cent per 3 maanden ImJ vooruitbetaling. Verschgnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. AfzonderTüke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden j»er jaat XIII. De reorganisatie^me'thode Zooals onze lezers bemerkt zullen hebben, is de behandeling van dit onderwerp door ons heel breed opgezet. Wij wilden tot goed begrip van de reorganisatie*beweging eerst een uitvoerige uiteenzetting geven van alles, wat ermee samenhangt en waren daar* door genoodzaakt een twaalftal artikelen te doen voorafgaan aan de eigenlijke bespre* king van de materie, die ons bezighoudt. Zoo zijn we thans genaderd tot de derde herstetmethode, die we in dit artikel in het algemeen willen bespreken om in de vo^ gende één en ander mede te deelen over het aanhangige ontwerp. De vader der reorganisatie^gedachte is ge;< weest Dr. Hoedemaker, die van 1880 tot 1887 professor was aan de Vrije Universi* teit, doch in de tijd der Doleantie ontslag nam als zoodanig, omdat zijn kerkelijk ide* aal een ander was dan dat van Dï. Kuijper. In de weg der separatie zag hij niet alleen geen heil, doch zijn keïrkbegrip was boven* dien zooveel anders dan dat der Doleeren* den, dat hij op die weg in ge^n geval wilde meegaan. Hij was de man van de, leuze: Meel de ke^k en heel het volk, in welke zlnW spreuk hij zijn gansche volkskerk*idealisme belichaamde. Hij was voorstander van een bel^'dende volkskerk en meende, dat deze ook inderdaad bestaanbaar is, In de Ned. Hervormde Kerk in haar geheel zag hij de otide Kerk der vadeiren en daarom kwam h|} tot de uitspraak: „Voor mij staat iedere plaatselijke kerk historisch e;n juridisch op den grondslag van onze belijdemis." Ook de moderne gemeenten dus! Consequent geredeneerd zou dit dan ook nog waar zijn als alle Hervormde gemeenten modern wa* ren geworden. Maar ieder gevoelt wel, dat dit standpunt geheel buitein de realiteit van het kerkelijk leven staat, evenzeer als Hoe* demaker zelf zich steeds angstvallig buiten de practijk van de kerkelijke strijd heeft ge* houden en b.v. nimmer naar de Classicale vergadering ging. Hij was een man van be* ginsel, inderdaad, doch met de eischen der practijk heeft hij nooit gerekend. Zijn op* treden had iets profetisch, maar een „"Real* politiker" was hij niet. Bovendien zijn zijn geschriften zóó onduidelijk, dat zij voor velen zelfs onbegrijpelijk zijn. Zijn volks* ketk*ideé heeft hij ook nimmer zoodanig uitgewerkt, dat men ej; zich een helder begrip van kan vormen. Hij was er wel zeer op tegen dit komt duidelijk bij hem uit de groote massa der njet meer kerkelijk meelevende gedoopten zonder meer los te laten. „Zij behooren tot he< lichaam der Kerk, welke geheel krank is. En kranke Ie* den zoekt men te genezen; tot amputatie gaat men niet gauw over en men komt er niet licht toe als de krankheid door het geheele lichaam is verspreid." Met deze beeldspraak motiveert Hoedemaker zijn ker* kelijk standpunt. Indien men echter de mo* demen als kranke leden beschouwt, lijkt ons deze beeldspraak toch wel zeer gewaagd; zij dienen o.i. niet beschouwd te worden als onopzettelijk dwalenden, doch als welbe* waste afwijkers van Gods Woord, die der* halve geen kerkelijk recht hebben in een kerk, die zich gereformeerd noemt. Wij mee» nen, dat de beeldspraak, die in de kerkelijke polemiek zulk een groote rol speelt, veel misverstand doet ontstaan, omdat zij in hare deelen meestal niet opgaat.. Daarom onthou* den wij er ons zooveel mogelijk van en redeneeren liever in alle nuchterheid aan de hand van Gods Woord en de kerkelijke realiteit. Tegenover de uitspraak van Hoe^* demaker zetten wij die van Luther: „Waar het Woord Gods ontbreekt (en dit is in een moderne gemeente zeker het geval. Schr.) daar is geen Kerk meer, maar een school des duivels." Op het voetspoor van Hoedemaker hebben de Conressioneelen aan hef instituut der Herv. Kerk een overdreven waarde toege* kend, ja een schier goddelijk karakter. Zij vergeten, dat het niet het instituut, is, dat de geloovigen samenbindt, doch de belijde* nis. In deze dwaling gevangen, qualificeeren zij elke verbreking van het uitwendig in* stituut als separatisme en ijveren zij ervoor, om vóór alles dit instituut, waarop zij zich blind staren, ongeschonden te bewaren. Het moet dienst doen, om het volk bij de kerk te houden. Indien het woord volkskerk nu zoo bedoeld wordt, dat in een recht* zinnige gemeente de schare ter kerke komt, bearbeid wordt enz. dan is daar niets tegen. Maar als het inhoudt een tolereeren van een ander evangelie op de kansels, van al* lerlei wind van leer en het toestaan vapi' macht en invloed in de kerkelijke colleges aan hen, die afwijken van de belijdenis, dan is zulk een kerkbegrip zeker niet in overeenstemming met Schrift en Belijdenis. De volkskerk*ldce, hoe goed ook bedoeld, brengt onherroepelijk met zich een verwate* ring der Belijdenis en een geestelijke infectie van het kerkelijk leven, waardoor de ge* zondheid der Kerk ernstig wordt bedreigdi Het is deze voIkskerk*gedachte, die we reeds eerder afwezen, welke ten grondslag ligt aan het gansche reorganisatie*streven der confessioneelen. En nu was Hoedemaker nog een man van onverdacht Gieiefon* meerd beginsel, doch de tegenwoordige voor* mannen als Prof., Haitjema, die sterke Barthiaansche sympathieën heeft, kunnen het met de ethischen zeer wel vinden, zoodat de toepassing der reorganisatie*methode in hun handen nog zooveel te gevaarlijker is. Zij willen herstel der presbyteriale kerkinf richting, d.w.z. afschaffing der besturen en herstel der Classicale vergadering in haar oude bevoegdheden, waartoe behoort het handhaven der belijdenis. Om dit echter te kunnen doen, moet zij zich allereerst zelf stellen onder het gezag der Schrift en der Belijdenis. Wat daarvan in de huidige situa* tie terecht moet komen, laat zich gemakke* lijk bevroeden. Als de kerk zich eens gees* telijk ging uitspreken, zou dat zonder twijfel een Babylonische spraakverwarring worden. En wat te verwachten van moderne classes? Zij zoude'n uitwerpen, die de ware kinderen der kerk zijn. Zoo zou„ dit heelft ook Dï. Kromligt erkend, bij reorganisatie de kerk zich wel eens in verkeerde richting kunnen ontwikkelen en indien de Belijdenis in han* den wordt gegeven van een ethisch*Barthi* aansch gezelschap, zal deze, kans des te grooter worden. De mannen der reorganisatie moeten, om*- dat zij het heele terrein der kerk onder de S.O. als object van kerkheirstel nemen, om te kunnen slagen allereerst een meer* derheid in de besturen veroveren en door prediking en evangelisatie de afwijkende richtingen verdrijven. Zullen confessionee* len en Gereformeerden ooit zoo sterk wor* den, dat zij de macht in handen kutijnen nemen? Dat veronderstelt een geweldige opbloei van het Gereformeerd beginsel, die echter weinig waarschijnlijk is, (daar de afval van God en Zijn dienst steeds groo* ter wordt. Derhalve moeten de ethischen in het bondgenootschap worden betrokken, met wie men tezamen de meerderheid vormt. Met hen moet echter over de principiëele dingen een compromis gesloten worden, waarbij de belijdenis uitej^aard in de ver* drukking komen moet. En gesteld, dat de orthodoxe groepen het eens worden, dan zal er met de modernen, indien men deze' tenminste wil wegwerken, hetgeen noodza,* keiijk is om te komen tot een belijdende volkskerk, een machtsstrijd ontketend wor* den, waarbij de huidige kerkelijke strijd nog slechts kinderspel is. Voor 'de, moderne minderheid, die nog steeds bijna een derde deel der kerk uitmaakt, met name voor de predikanten, zou het gaan om hun kerkelijk levensbesfaan, om te zijn of niet te zijn,^ Alle kerkelijke hartstochten kwamen in be* weging en overal zou, vooral bij ve,rkiezin* gen, een zeer ongeestelijke strijd te aanschou* wen zijn, die de godsdienstige opbloei der kerk voor altijd zou lamslaan. Indien de orthodoxie overwon, zou dit met recht een Pyrrhus*overwinning zijn. Bovendien, het Gereformeerd beginsel kan zich niet tevreden stellen met de verdrijving der modernen. Ook de ethischen wijken af. Daarom zou zulk een „orthodoxe" kerk voor de gereformeerden even weinig, zoO' niet nog minder bevredigend zijn. Immers de orthodoxe machthebbers zouden aan de „hervorming" der BeÜjdepis gaan werken, iets wat ze tot dusver nog niet gedaan heb* ben. En dan zou de Kerk voor degenen, die de oude Belijdenis voorstaan, onbewoonbaar worden. De vraag is echter, of de gereorganiseerde Kerk wel iets tegen de modernen zou doen.' We komen hier op de, kwestie van de cont" fessioneele leertucht*opvatting. Eerlijk ge* zegd, deze is ons nog steeds niet erg dui* deliJK. Prof. Haitjema heeft in een brochure „Leerfucht" daarover één ep ander ge* zegd, maar we waren na lefzing nog even' wijs als coen we begonnen. Eenerzijds zet hij uiieen, dat leertucht noodzakelijk is en dat men niet voor de vrijheid*roepers opzij mag gaan, die steeds van leertucht spreken als van ongeestelijke; uitbanning, onvrome formulierdwang, gevaarlijke gewetenskrach* ting en dreigende' huichelarij; dat de Kerk geen wereld, maar de gemeente Gods is, dat de leer meer is dan het leven; dat da Kerk he^ zwijgen moet kunnen opleggen aan die predikers, die naar eigen believen hun religieuze boodschap aan de menschen brengen. Maar zoodra het om d^ practijk der leertuchtoefening gaat, legt hij sterk de nadruk op de „preventieve" leertucht, djW.z. de vermatiing en ondejrhandeling, zóó sterk, dat hij verklaart, geejn verschil te zien tusschen de' leertucht van „Kerkher* stel" en die van hett ethische „Kerkopt» bouw." Ook andere voormannen detr reor* ganisaiie zijn niet erg helder in hun uit* spraken. Alleen kan men er dit uit afleiden, dat na een reorganisatie der bestuursinrich* ting de leertucht zeer soepel en met „moe* derlijk geduld" zou worden toegepast, de eerste 20 jaren misschien in 't geheel niet en daarna wellicht slechts tegenover een communistischen predikant. Hoe mein in die kringen de leertucht opvat, kan blijken uit wat Dr. P. J. Kromsigt in 1925 zei: „Ik voel er niets voor, de modernen in massa eruit te zetten. Men zal moeten trachten hen van hun dwalingen terug te brengen(0; Wanneer de leeraren beloven niets te pre* diken tegen Gods Woord(!) zouden we ze voorloopig kunnen handhaven." Welk een grenzelooze naïeviteit spreekt uit dezewoor* den. Duidelijk blijkt er wel uit, tot welk re* sultaat de confessioneele reorganisatie voeren moet: tof een kerk, die eenerzijds practisch slechts in heel weinig verschilt met de tegenwoordige, doch andejrzijds de belijde* nis in gevaar brengt door gestadige hervors ming. Wij kunnen ons dan ook befer vinden in de woorden, die Prof. Visscher sprak in zijn rede ter gelegenheid van het 25*jarig jubi* leum van 'de Geref. Bond in 1931: „Als Gereformeerden kunnen wij geen andere kerk begeeren dan een Geref, Kerk. Met homoeopafhisch verdunde belijdenissen heb* ben wij geen vrede. Over Gods waarheid sluiten wij geen compromissen. Wij willen geen kerk voor ethischen ruim genoeg, maar de Kerk met de onvervalschte leer der vaderen, met haar uitbanning van wie zei* ven begrijpen moesten, dat zij tot haar niet behooren. Op dat stuk zijn wij onverzeitte* lijk." Dit is klare en duidelijke taal. Reeds in 1906 had prof. Visscher de reorganisatiCi onvoorv/aardelijk afgewezen in zijn rede: „God en mijn recht," waarin hij aldus spraK: „Wat de reorganisatie betreft, zij is verwerpelijker dan de S.O. zelve. Reor* ganisatie zonder wederkeer tot de belijdenis, maakt alle minderheden afhankelijk niet van waarheid of leugen, maar van de helft plus één. ZuIk een reorganisatie is niet anlders dan een schijnheilige revolutie. Zij meent de veelkleurige massa te kunnen saambin* den in één Kerkverband en een handhaving der belijdenis te kunnen doorvoeren, die slechts een schijn van handhaving mag zijn, maar toch de roode en de zwarte zoos men van het kerkelijk kleed zal afknippen. Zij verKracht én de belijdenis én het recht." Ziehier ook onze meening over de reorga* nisatie*methode. (Wordt vervolgd.) De neergang van de democratie. „Vorsten" en „knechten." 1789 is te beschouwen als de doorbraak van de democratie. Beschouwen we 1848 als het hoogtepunt van de democratie dan künnep we con* stateeren, dat dei democratie nog geen eeuw in eere is. En dat ze nu na ongeveer negentig jaar bewijzen te over heeft gegeven dat ze gefaald heeft. Het volk zou regeeren. Anders zou beter worden. En de uitkomst ze stelt te leur. Het volk kan niet regeeren. Zie naar Frankrijk, naar Rusland. Uit het veelkoppige monster van de de* mocratie komt voort de alleenheerscher, de tyran, de dictator. Frankrijk doodt zijn Koning en Koningin. Het volk wordt baas. Stroomen bloeds stroomen door de straten. En een Napoleon, heeft na nog geen twintig jaar de democratie gebreideld. Inplaats van een koning een tiran. Zoo ook in Rusland. Inplaats van den Czaar, een tiran als Stalin. En Duitschland en Iialië, inplaats een Vorstengeslacht een dictator, die de democratie breidelt. 'sHeeren Woord leert ons: „Welgelukzalig zijt gij land! welks kottjng een zoon de* edelen is. Met dankbaarheid mogen we er* kennen, dat ons volk nog geregeerd wordt door een oud Vorstengeslacht. 'sHeeren Getuigenis leert ook: „Dte weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min eenen kneehtj te hcerschen over vorsten!" en onder de vier zaken waarom de aarde zich' ontroert, die ze niet drageji kan i wordt gleteld: „Om een knecht, als hij regeert." En zien we nu eens rond in Europa: In Italië regeert een metselaarsknecht en heerscht zelfs over vorsten. In Duitschland regeert een korporaal uit den we;r€ldoorlog en gansch Rusland beeft voor Stalin, den schoenmakersleeirling van weleer. Uit de woelingen van de democratie, ongeschikt om te rege^-en komen „dé knechten," de dictators, die regeeren. De democratie, veri» werpend het gezag van God gegeven, en zelf willend regeeren, komt na haar fiasco tot de „knechten," die heerschen. Bcucr geregeerd door een Vorst, dan door „een knecht." 'sHeeren Woord leert het ons, en de geschiedenis van de laatste bon* derd jaar bevestigt het. Die regeering van Vorsten is niet vol* maakt, maar de regeering van „knechten" is hard. ONDJER VALLEND GESTF,ENTE BEDOLVEN, Zaterdag is de 29*jarige houwer H. J. v. de Berg, gehuwd en vader van vijf kinde* ren, bij den arbeid in de Staatsmijn Hendrik onder vallend gesteente geraakt. De onge* lukkige kreeg een sdhedelbreuk en overleed ter plaatse. HUIS TE LEIDEN GEDEELTELIJK INGESTORT. Geen pe{rsoiOtnl$[j!ke onigelukken. Zaterdagmiddag is in het Noordeinde het perceel no. 8 waarin gevestigd is een lundh* room van den heer De Geest, "door plotsei* i'inge verzakking de geheele voorpui" en de etalage ontzet, terwijl ernstig gevaar voor instorting dbeigt. Het naast aangelegen perceel is ten be* lïoeve van ,een verbouwing bij de N^d. Ro* tograivure Mij. afgebroken. Er was in het begin der week daar heiwerk verricht. Toen men daarmee oolc thans weer wilde begin* nen, had de verzakking plaats. Een half uur later volgde de eerste instor* ting. De linker vrijstaande ondergevel ver* dween met veel geraas in de bouwput en even later volgde de zijgevel van de eerste bovenverdieping. Daarbij bleef het voorloopig. De omge* ving was gelukkig zoo ver mogelijik ont* ruimd, zoodat er zich geen persootilöjke ongelukken voordeden. Niar een oud Dagboek .Auteursrecht voorbehouden 29. Hlljl herinnert zich nog wel andere, betere dagcjn, toen ze nog in Vlaanderen woon=< den. Maaf Mj is er aan gewoon geraakt en na de gevoelige bestraffingen, die Ar* ke%2. 'hem over ziijn praten heeft toege* diend, heeft hij wel leeren zwijgen. En zoo leeft dit drietal menschen naast elkaar voort. De laatste üjd is het niet beter /je,=t worde». Wat Filip heeft gezien van het toeëigenen van Franke's bezit Tieeft henv geërgerd, maar zlijn vader heeft hem na>« dtukkel'flk het zwijgen opgelegd. En nu gaat vader vaak weg. Waarom,i dat b^rij!pt hij niet. Vader spreekt en niet over en toen hij er moeder naar heeft gevraagd, heeft deze hem gezegd, dat ze het ook niet weet, en dat Filip het maar niet aan vader vragen moet, want dat zijn vader dan wel eens zeer boos kon worden,; zooals haar ook al eens is overkomen. In zulk een sfeer wordt het leven bij Arkelsz.i geleid van dag tot dag. Vooral in den zomer is er geen sprakei van eenige gezelligheid, dan is het maarj werken en nog eens werken. Vootal ooki dezen zomer met het vele 'onkruid. Wa'j Filip wel oipvalt is, dat vader vaak de een*, zaamheid zoekt, liefst maar alleen werkt.i Het komt niet Mji Fili'p cxp, zijn vader t» vragen, waarom Wij zoo deed. Zoo gaat de zomer voorbij. Menise avond heeft Filip liggen lezen,' maar het is ook wel voorgekomen, dat hij er te moe en te slaperig voor was. Todh heeft hij al een groot gedeelte van het dikkef boek uit. Hij! vond alles niet even span* neiid. Veel heeft hij overgeslagen. Maar de geschiedenis van den Heere Jezus heeft hij met groote spanning gelezen. Wat staat daar toch veel in dat boek, waar hij nooit van gehoord heeft. De pastoor sprak wel van Jezus, van de heilige moeder Gods, van' de tien geboden, van het Vader ons en nog- meer, maar wat hij 's avonds las was toch' veel en veel meer. Dat vadier alleen werkte speet hem niet. Nu kon hij zich rustig met zijn gedachten bezig houden over hetgeen' hij geteen had. En het bleef niet bij' let lezen van ,den Bijbel. De andere boeken wa* len geleidelijk uit de rommelkast verdwe* inen. En ze werden,, door Filip geleizen. Het waren voornamelijk leerstellige boeken en tractaten, geschreven door de Hervor* mers. Ook was er een boekje bij waarin de 37 artikelen des geloofs voorkwamen. Dat alles werd door Filip gelezen. Het eeUe t;ok hem meer aan dan het andiere,: maar toch las hij' het alles door. Maar ookj telkens weer kwam hij terug tot den Bijbel. Onder de boeken waren ook menige tijd» schriften tegen de Roomsche leer. Tegeni de aflaat, de beeldendiejnst, de heerschappij van den paus. Alles gegrond op 's Heeren Wooid, waarna telkens werd verwezein. Filip, nu hij eenmaal eenige oefening in het lezen van den Bijbel had verkregejny vergeleek het een met het aridier, en tel* kens weer drong de leer der Reformatie dieper in hem door. Hij was eigenijk Her* vorniingsgezind eer liij het wist, omdat hij de Bijbel las. Het Woord Gods maakte in* druk op hem. Hij gevoelde, de majesteit die, er van uitging. Neen, dat was geen verkeerd boek, zooals hij' wel eens gehoord had. 's Heeren Woord werd hem meer en meer lief. In 'de! vele uren dat hij aijii gedachten dien vrijen loop kon laten gaan vanwege d^ weinige sametileving in het, gezin van, Arkelsz. overdacht hy wat hij had gele2en. Hoe stak het gelezene uit den Bijbel verrei uit boven wat hem werd verteld of wat hjj; wel eens had gelezen in de beschrijving varu de zoogenaamde heiligen. Aanvankelijk had hij zich gezet tot lezen uit nieuwsgierigheidi Wat hij las boeide hem. Toen hÜjl tot het besef k-wam, dat het boeiende boek de Bij* bel was, het boek der ketters, was hij eeirst hevig geschrokken. To-h zette hij 'het lezen voort, want wat hij gelezen had vond hij zoo mooi, dat hiji nieuwsgierig was naar wat het boek verder zou beva,t* ten. La,ter had hij kennis gemaakt met dei leerstellige geschriften van de Hervormers en ook met de 37 artikelen. Hij vond het alles zoo redelijk, dat h'ij er niets op tegen ihad e n dat hij' een aanhanger was van de leer der Hervorming eer hij het wist. Hij had een helder verstand en de waarheid van Gods Getuigenis "in verband met de verwerping van de dwalingen der Roomsdhe ktrk in de leerstellige geschriften deed hem dé leer dér Reformatie van harte omhelzen., Tooh was hij vaak met angst vervuld. Arkelsz. was feller Roomsch dan ooit. Hij was de laatste tijd vaak van huis en gitagi zeer veel naar broeder Anthonio. Hij had zidh geheel in dienst van dezen ketterjagei^ gesteld en menigmaal hem vergezeld met dö soldalen, om als verrader te hel^Jeln dei ketters op te sporen en gevangen te nemenj Vaak was zijn toeleg mislukt. Het sdheen wel of die ketters door den duivel werdtón ingelicht. Hij* wist niet dat menige ketter wiens gevangenneming voor hem zoo goed als zeker was, door Simon nog tijdig was gewaarsdhuwd en eenige dagen in Simons jachthut in de Welhoek epn schuilplaats had gevonden om, zoo de gelegenheid gun* stig was, over Westkerke verder te vludhten. Als zoo'n tocht mislukt was, was Arkelsz. niet te genaken. Hij was dan zeer stil en in zich zelf gekeerd. Sprak in dagen geem wooid. Een enkele maal hadden moeder en zoon hem aangetrofffen, dat hij tandenknar*i send de ketters vervloekte. Voor Fi'ip werd de toestand hoe langer hoe moeilijker. Als hij vader op de ketters hoorde vloeken, dan drong het hem door merg en been. Was hij', de zoon, oóTc niet een ketter? En werd hjj zoodoende ook n;<st door vader gevloekt? Zoo kon de toestand niet blijven. Het moest tot een conflict ko* men. Dat kon nieit uitblijven. Waarom zijn vader zoo vaak uitging bleef voor Filip ver* borgen. Aan Zijii moeder had hij het wel eens gevraagd, maar deze w.ist het ook niet en ze had FiUp den raad gegeven, er nooit naar te vragen, want toen Zij het eens had gewaagd er naar te vragen, was hij in vreeselijke woade uitgebarsten. Toch werd het Fihp duidelijk, dat de dag niet lang kon uitblijven, dat hij rekenschap van zijn gevoelens zou moeten geven. Die priester Anthcaiio kwam eerst nog wel eens een enkele maal bïj Arkelsz. eet dan werd hij, Filip, weggestuurd, en ook aan moeder werd gezegd, zich te verwijde* ren, omdat de belangen van de heiUge moe* derkerk niet gedoogden, dat oningewijiden bij de besprekingen tegenwoordig waren. Nu liet Anthonio zich nooit meer zien, wat Filip verheugde, want hg mocht diqn valsdhen priester niet lijden en bij later» ontmoetingen had hij een ware Tiekel aan hem gekregen. Vj I (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1938 | | pagina 1