CHDWEEKBIADopGED.GDOnDSIAG voÖRDEZUID-mairiZEClW^ EHAMDEM
Simon Gieke
N.V. üiïGEVERSMAATSCHAPPIJ „EIUNDEN-NIEÜWS"
I
tOe Jaargang
WOENSDAG 27 APRIL 1938
No. 933
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" 18e JAARGANG
De Reors:anisatie
der Ned. Hervormde Kerk.
Ontsierende
yeiWormipjes
en huiduitslag
verdwijnen snel
mét witte Pu rol
De ketter van Scherpenisse
EIIAI1D
UITGAVE VAN
Gevestigd te Middelhamis t Prins Hendrfbtr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17,
Bijkantoor voor ZeelandSt. Maartensdijk, Markt, Telef59.
Advertenticpr^ 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienstx
aanviagen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 <A.\ Boek«aan<
kondiging 10 cent per regel Contracten belangrjjk lager.
Abonncmentsprgs 85 cent per 3 maanden ImJ vooruitbetaling.
Verschgnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
AfzonderTüke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden j»er jaat
XIII.
De reorganisatie^me'thode
Zooals onze lezers bemerkt zullen hebben,
is de behandeling van dit onderwerp door
ons heel breed opgezet. Wij wilden tot
goed begrip van de reorganisatie*beweging
eerst een uitvoerige uiteenzetting geven van
alles, wat ermee samenhangt en waren daar*
door genoodzaakt een twaalftal artikelen te
doen voorafgaan aan de eigenlijke bespre*
king van de materie, die ons bezighoudt.
Zoo zijn we thans genaderd tot de derde
herstetmethode, die we in dit artikel in het
algemeen willen bespreken om in de vo^
gende één en ander mede te deelen over het
aanhangige ontwerp.
De vader der reorganisatie^gedachte is ge;<
weest Dr. Hoedemaker, die van 1880 tot
1887 professor was aan de Vrije Universi*
teit, doch in de tijd der Doleantie ontslag
nam als zoodanig, omdat zijn kerkelijk ide*
aal een ander was dan dat van Dï. Kuijper.
In de weg der separatie zag hij niet alleen
geen heil, doch zijn keïrkbegrip was boven*
dien zooveel anders dan dat der Doleeren*
den, dat hij op die weg in ge^n geval wilde
meegaan. Hij was de man van de, leuze:
Meel de ke^k en heel het volk, in welke zlnW
spreuk hij zijn gansche volkskerk*idealisme
belichaamde. Hij was voorstander van een
bel^'dende volkskerk en meende, dat deze
ook inderdaad bestaanbaar is, In de Ned.
Hervormde Kerk in haar geheel zag hij de
otide Kerk der vadeiren en daarom kwam
h|} tot de uitspraak: „Voor mij staat iedere
plaatselijke kerk historisch e;n juridisch op
den grondslag van onze belijdemis." Ook
de moderne gemeenten dus! Consequent
geredeneerd zou dit dan ook nog waar zijn
als alle Hervormde gemeenten modern wa*
ren geworden. Maar ieder gevoelt wel, dat
dit standpunt geheel buitein de realiteit van
het kerkelijk leven staat, evenzeer als Hoe*
demaker zelf zich steeds angstvallig buiten
de practijk van de kerkelijke strijd heeft ge*
houden en b.v. nimmer naar de Classicale
vergadering ging. Hij was een man van be*
ginsel, inderdaad, doch met de eischen der
practijk heeft hij nooit gerekend. Zijn op*
treden had iets profetisch, maar een „"Real*
politiker" was hij niet. Bovendien zijn zijn
geschriften zóó onduidelijk, dat zij voor
velen zelfs onbegrijpelijk zijn. Zijn volks*
ketk*ideé heeft hij ook nimmer zoodanig
uitgewerkt, dat men ej; zich een helder
begrip van kan vormen. Hij was er wel zeer
op tegen dit komt duidelijk bij hem uit
de groote massa der njet meer kerkelijk
meelevende gedoopten zonder meer los te
laten. „Zij behooren tot he< lichaam der
Kerk, welke geheel krank is. En kranke Ie*
den zoekt men te genezen; tot amputatie
gaat men niet gauw over en men komt er
niet licht toe als de krankheid door het
geheele lichaam is verspreid." Met deze
beeldspraak motiveert Hoedemaker zijn ker*
kelijk standpunt. Indien men echter de mo*
demen als kranke leden beschouwt, lijkt
ons deze beeldspraak toch wel zeer gewaagd;
zij dienen o.i. niet beschouwd te worden
als onopzettelijk dwalenden, doch als welbe*
waste afwijkers van Gods Woord, die der*
halve geen kerkelijk recht hebben in een
kerk, die zich gereformeerd noemt. Wij mee»
nen, dat de beeldspraak, die in de kerkelijke
polemiek zulk een groote rol speelt, veel
misverstand doet ontstaan, omdat zij in hare
deelen meestal niet opgaat.. Daarom onthou*
den wij er ons zooveel mogelijk van en
redeneeren liever in alle nuchterheid aan
de hand van Gods Woord en de kerkelijke
realiteit. Tegenover de uitspraak van Hoe^*
demaker zetten wij die van Luther: „Waar
het Woord Gods ontbreekt (en dit is in een
moderne gemeente zeker het geval. Schr.)
daar is geen Kerk meer, maar een school
des duivels."
Op het voetspoor van Hoedemaker hebben
de Conressioneelen aan hef instituut der
Herv. Kerk een overdreven waarde toege*
kend, ja een schier goddelijk karakter. Zij
vergeten, dat het niet het instituut, is, dat
de geloovigen samenbindt, doch de belijde*
nis. In deze dwaling gevangen, qualificeeren
zij elke verbreking van het uitwendig in*
stituut als separatisme en ijveren zij ervoor,
om vóór alles dit instituut, waarop zij zich
blind staren, ongeschonden te bewaren. Het
moet dienst doen, om het volk bij de kerk
te houden. Indien het woord volkskerk
nu zoo bedoeld wordt, dat in een recht*
zinnige gemeente de schare ter kerke komt,
bearbeid wordt enz. dan is daar niets tegen.
Maar als het inhoudt een tolereeren van
een ander evangelie op de kansels, van al*
lerlei wind van leer en het toestaan vapi'
macht en invloed in de kerkelijke colleges
aan hen, die afwijken van de belijdenis,
dan is zulk een kerkbegrip zeker niet in
overeenstemming met Schrift en Belijdenis.
De volkskerk*ldce, hoe goed ook bedoeld,
brengt onherroepelijk met zich een verwate*
ring der Belijdenis en een geestelijke infectie
van het kerkelijk leven, waardoor de ge*
zondheid der Kerk ernstig wordt bedreigdi
Het is deze voIkskerk*gedachte, die we
reeds eerder afwezen, welke ten grondslag
ligt aan het gansche reorganisatie*streven der
confessioneelen. En nu was Hoedemaker
nog een man van onverdacht Gieiefon*
meerd beginsel, doch de tegenwoordige voor*
mannen als Prof., Haitjema, die sterke
Barthiaansche sympathieën heeft, kunnen het
met de ethischen zeer wel vinden, zoodat
de toepassing der reorganisatie*methode in
hun handen nog zooveel te gevaarlijker is.
Zij willen herstel der presbyteriale kerkinf
richting, d.w.z. afschaffing der besturen en
herstel der Classicale vergadering in haar
oude bevoegdheden, waartoe behoort het
handhaven der belijdenis. Om dit echter te
kunnen doen, moet zij zich allereerst zelf
stellen onder het gezag der Schrift en der
Belijdenis. Wat daarvan in de huidige situa*
tie terecht moet komen, laat zich gemakke*
lijk bevroeden. Als de kerk zich eens gees*
telijk ging uitspreken, zou dat zonder twijfel
een Babylonische spraakverwarring worden.
En wat te verwachten van moderne classes?
Zij zoude'n uitwerpen, die de ware kinderen
der kerk zijn. Zoo zou„ dit heelft ook Dï.
Kromligt erkend, bij reorganisatie de kerk
zich wel eens in verkeerde richting kunnen
ontwikkelen en indien de Belijdenis in han*
den wordt gegeven van een ethisch*Barthi*
aansch gezelschap, zal deze, kans des te
grooter worden.
De mannen der reorganisatie moeten, om*-
dat zij het heele terrein der kerk onder
de S.O. als object van kerkheirstel nemen,
om te kunnen slagen allereerst een meer*
derheid in de besturen veroveren en door
prediking en evangelisatie de afwijkende
richtingen verdrijven. Zullen confessionee*
len en Gereformeerden ooit zoo sterk wor*
den, dat zij de macht in handen kutijnen
nemen? Dat veronderstelt een geweldige
opbloei van het Gereformeerd beginsel, die
echter weinig waarschijnlijk is, (daar de
afval van God en Zijn dienst steeds groo*
ter wordt. Derhalve moeten de ethischen
in het bondgenootschap worden betrokken,
met wie men tezamen de meerderheid vormt.
Met hen moet echter over de principiëele
dingen een compromis gesloten worden,
waarbij de belijdenis uitej^aard in de ver*
drukking komen moet. En gesteld, dat de
orthodoxe groepen het eens worden, dan
zal er met de modernen, indien men deze'
tenminste wil wegwerken, hetgeen noodza,*
keiijk is om te komen tot een belijdende
volkskerk, een machtsstrijd ontketend wor*
den, waarbij de huidige kerkelijke strijd nog
slechts kinderspel is. Voor 'de, moderne
minderheid, die nog steeds bijna een derde
deel der kerk uitmaakt, met name voor de
predikanten, zou het gaan om hun kerkelijk
levensbesfaan, om te zijn of niet te zijn,^
Alle kerkelijke hartstochten kwamen in be*
weging en overal zou, vooral bij ve,rkiezin*
gen, een zeer ongeestelijke strijd te aanschou*
wen zijn, die de godsdienstige opbloei der
kerk voor altijd zou lamslaan. Indien de
orthodoxie overwon, zou dit met recht een
Pyrrhus*overwinning zijn.
Bovendien, het Gereformeerd beginsel kan
zich niet tevreden stellen met de verdrijving
der modernen. Ook de ethischen wijken af.
Daarom zou zulk een „orthodoxe" kerk
voor de gereformeerden even weinig, zoO'
niet nog minder bevredigend zijn. Immers
de orthodoxe machthebbers zouden aan de
„hervorming" der BeÜjdepis gaan werken,
iets wat ze tot dusver nog niet gedaan heb*
ben. En dan zou de Kerk voor degenen, die
de oude Belijdenis voorstaan, onbewoonbaar
worden.
De vraag is echter, of de gereorganiseerde
Kerk wel iets tegen de modernen zou doen.'
We komen hier op de, kwestie van de cont"
fessioneele leertucht*opvatting. Eerlijk ge*
zegd, deze is ons nog steeds niet erg dui*
deliJK. Prof. Haitjema heeft in een brochure
„Leerfucht" daarover één ep ander ge*
zegd, maar we waren na lefzing nog even'
wijs als coen we begonnen. Eenerzijds zet
hij uiieen, dat leertucht noodzakelijk is en
dat men niet voor de vrijheid*roepers opzij
mag gaan, die steeds van leertucht spreken
als van ongeestelijke; uitbanning, onvrome
formulierdwang, gevaarlijke gewetenskrach*
ting en dreigende' huichelarij; dat de Kerk
geen wereld, maar de gemeente Gods is,
dat de leer meer is dan het leven; dat da
Kerk he^ zwijgen moet kunnen opleggen
aan die predikers, die naar eigen believen
hun religieuze boodschap aan de menschen
brengen. Maar zoodra het om d^ practijk
der leertuchtoefening gaat, legt hij sterk
de nadruk op de „preventieve" leertucht,
djW.z. de vermatiing en ondejrhandeling,
zóó sterk, dat hij verklaart, geejn verschil
te zien tusschen de' leertucht van „Kerkher*
stel" en die van hett ethische „Kerkopt»
bouw." Ook andere voormannen detr reor*
ganisaiie zijn niet erg helder in hun uit*
spraken. Alleen kan men er dit uit afleiden,
dat na een reorganisatie der bestuursinrich*
ting de leertucht zeer soepel en met „moe*
derlijk geduld" zou worden toegepast, de
eerste 20 jaren misschien in 't geheel niet
en daarna wellicht slechts tegenover een
communistischen predikant. Hoe mein in die
kringen de leertucht opvat, kan blijken
uit wat Dr. P. J. Kromsigt in 1925 zei: „Ik
voel er niets voor, de modernen in massa
eruit te zetten. Men zal moeten trachten
hen van hun dwalingen terug te brengen(0;
Wanneer de leeraren beloven niets te pre*
diken tegen Gods Woord(!) zouden we ze
voorloopig kunnen handhaven." Welk een
grenzelooze naïeviteit spreekt uit dezewoor*
den. Duidelijk blijkt er wel uit, tot welk re*
sultaat de confessioneele reorganisatie voeren
moet: tof een kerk, die eenerzijds practisch
slechts in heel weinig verschilt met de
tegenwoordige, doch andejrzijds de belijde*
nis in gevaar brengt door gestadige hervors
ming.
Wij kunnen ons dan ook befer vinden in
de woorden, die Prof. Visscher sprak in zijn
rede ter gelegenheid van het 25*jarig jubi*
leum van 'de Geref. Bond in 1931: „Als
Gereformeerden kunnen wij geen andere
kerk begeeren dan een Geref, Kerk. Met
homoeopafhisch verdunde belijdenissen heb*
ben wij geen vrede. Over Gods waarheid
sluiten wij geen compromissen. Wij willen
geen kerk voor ethischen ruim genoeg,
maar de Kerk met de onvervalschte leer der
vaderen, met haar uitbanning van wie zei*
ven begrijpen moesten, dat zij tot haar niet
behooren. Op dat stuk zijn wij onverzeitte*
lijk." Dit is klare en duidelijke taal. Reeds
in 1906 had prof. Visscher de reorganisatiCi
onvoorv/aardelijk afgewezen in zijn rede:
„God en mijn recht," waarin hij aldus
spraK: „Wat de reorganisatie betreft, zij is
verwerpelijker dan de S.O. zelve. Reor*
ganisatie zonder wederkeer tot de belijdenis,
maakt alle minderheden afhankelijk niet van
waarheid of leugen, maar van de helft plus
één. ZuIk een reorganisatie is niet anlders
dan een schijnheilige revolutie. Zij meent
de veelkleurige massa te kunnen saambin*
den in één Kerkverband en een handhaving
der belijdenis te kunnen doorvoeren, die
slechts een schijn van handhaving mag
zijn, maar toch de roode en de zwarte zoos
men van het kerkelijk kleed zal afknippen.
Zij verKracht én de belijdenis én het recht."
Ziehier ook onze meening over de reorga*
nisatie*methode.
(Wordt vervolgd.)
De neergang van de democratie.
„Vorsten" en „knechten."
1789 is te beschouwen als de doorbraak
van de democratie.
Beschouwen we 1848 als het hoogtepunt
van de democratie dan künnep we con*
stateeren, dat dei democratie nog geen eeuw
in eere is.
En dat ze nu na ongeveer negentig jaar
bewijzen te over heeft gegeven dat ze gefaald
heeft. Het volk zou regeeren. Anders zou
beter worden. En de uitkomst ze stelt te
leur. Het volk kan niet regeeren. Zie naar
Frankrijk, naar Rusland.
Uit het veelkoppige monster van de de*
mocratie komt voort de alleenheerscher, de
tyran, de dictator. Frankrijk doodt zijn
Koning en Koningin. Het volk wordt baas.
Stroomen bloeds stroomen door de straten.
En een Napoleon, heeft na nog geen twintig
jaar de democratie gebreideld. Inplaats van
een koning een tiran.
Zoo ook in Rusland. Inplaats van den
Czaar, een tiran als Stalin. En Duitschland
en Iialië, inplaats een Vorstengeslacht een
dictator, die de democratie breidelt.
'sHeeren Woord leert ons: „Welgelukzalig
zijt gij land! welks kottjng een zoon de*
edelen is. Met dankbaarheid mogen we er*
kennen, dat ons volk nog geregeerd wordt
door een oud Vorstengeslacht. 'sHeeren
Getuigenis leert ook: „Dte weelde staat een
zot niet wel; hoeveel te min eenen kneehtj
te hcerschen over vorsten!" en onder de
vier zaken waarom de aarde zich' ontroert,
die ze niet drageji kan i wordt gleteld:
„Om een knecht, als hij regeert."
En zien we nu eens rond in Europa: In
Italië regeert een metselaarsknecht en heerscht
zelfs over vorsten. In Duitschland regeert
een korporaal uit den we;r€ldoorlog en
gansch Rusland beeft voor Stalin, den
schoenmakersleeirling van weleer. Uit de
woelingen van de democratie, ongeschikt
om te rege^-en komen „dé knechten," de
dictators, die regeeren. De democratie, veri»
werpend het gezag van God gegeven, en
zelf willend regeeren, komt na haar fiasco
tot de „knechten," die heerschen.
Bcucr geregeerd door een Vorst, dan door
„een knecht." 'sHeeren Woord leert het
ons, en de geschiedenis van de laatste bon*
derd jaar bevestigt het.
Die regeering van Vorsten is niet vol*
maakt, maar de regeering van „knechten" is
hard.
ONDJER VALLEND GESTF,ENTE
BEDOLVEN,
Zaterdag is de 29*jarige houwer H. J. v.
de Berg, gehuwd en vader van vijf kinde*
ren, bij den arbeid in de Staatsmijn Hendrik
onder vallend gesteente geraakt. De onge*
lukkige kreeg een sdhedelbreuk en overleed
ter plaatse.
HUIS TE LEIDEN
GEDEELTELIJK INGESTORT.
Geen pe{rsoiOtnl$[j!ke onigelukken.
Zaterdagmiddag is in het Noordeinde het
perceel no. 8 waarin gevestigd is een lundh*
room van den heer De Geest, "door plotsei*
i'inge verzakking de geheele voorpui" en de
etalage ontzet, terwijl ernstig gevaar voor
instorting dbeigt.
Het naast aangelegen perceel is ten be*
lïoeve van ,een verbouwing bij de N^d. Ro*
tograivure Mij. afgebroken. Er was in het
begin der week daar heiwerk verricht. Toen
men daarmee oolc thans weer wilde begin*
nen, had de verzakking plaats.
Een half uur later volgde de eerste instor*
ting. De linker vrijstaande ondergevel ver*
dween met veel geraas in de bouwput en
even later volgde de zijgevel van de eerste
bovenverdieping.
Daarbij bleef het voorloopig. De omge*
ving was gelukkig zoo ver mogelijik ont*
ruimd, zoodat er zich geen persootilöjke
ongelukken voordeden.
Niar een oud Dagboek
.Auteursrecht voorbehouden
29.
Hlljl herinnert zich nog wel andere, betere
dagcjn, toen ze nog in Vlaanderen woon=<
den. Maaf Mj is er aan gewoon geraakt
en na de gevoelige bestraffingen, die Ar*
ke%2. 'hem over ziijn praten heeft toege*
diend, heeft hij wel leeren zwijgen. En
zoo leeft dit drietal menschen naast elkaar
voort. De laatste üjd is het niet beter /je,=t
worde». Wat Filip heeft gezien van het
toeëigenen van Franke's bezit Tieeft henv
geërgerd, maar zlijn vader heeft hem na>«
dtukkel'flk het zwijgen opgelegd.
En nu gaat vader vaak weg. Waarom,i
dat b^rij!pt hij niet. Vader spreekt en
niet over en toen hij er moeder naar heeft
gevraagd, heeft deze hem gezegd, dat ze
het ook niet weet, en dat Filip het maar
niet aan vader vragen moet, want dat zijn
vader dan wel eens zeer boos kon worden,;
zooals haar ook al eens is overkomen. In
zulk een sfeer wordt het leven bij Arkelsz.i
geleid van dag tot dag.
Vooral in den zomer is er geen sprakei
van eenige gezelligheid, dan is het maarj
werken en nog eens werken. Vootal ooki
dezen zomer met het vele 'onkruid. Wa'j
Filip wel oipvalt is, dat vader vaak de een*,
zaamheid zoekt, liefst maar alleen werkt.i
Het komt niet Mji Fili'p cxp, zijn vader t»
vragen, waarom Wij zoo deed.
Zoo gaat de zomer voorbij.
Menise avond heeft Filip liggen lezen,'
maar het is ook wel voorgekomen, dat hij
er te moe en te slaperig voor was. Todh
heeft hij al een groot gedeelte van het dikkef
boek uit. Hij! vond alles niet even span*
neiid. Veel heeft hij overgeslagen. Maar de
geschiedenis van den Heere Jezus heeft hij
met groote spanning gelezen. Wat staat
daar toch veel in dat boek, waar hij nooit
van gehoord heeft. De pastoor sprak wel
van Jezus, van de heilige moeder Gods, van'
de tien geboden, van het Vader ons en nog-
meer, maar wat hij 's avonds las was toch'
veel en veel meer. Dat vadier alleen werkte
speet hem niet. Nu kon hij zich rustig met
zijn gedachten bezig houden over hetgeen'
hij geteen had. En het bleef niet bij' let
lezen van ,den Bijbel. De andere boeken wa*
len geleidelijk uit de rommelkast verdwe*
inen. En ze werden,, door Filip geleizen.
Het waren voornamelijk leerstellige boeken
en tractaten, geschreven door de Hervor*
mers. Ook was er een boekje bij waarin de
37 artikelen des geloofs voorkwamen.
Dat alles werd door Filip gelezen. Het
eeUe t;ok hem meer aan dan het andiere,:
maar toch las hij' het alles door. Maar ookj
telkens weer kwam hij terug tot den Bijbel.
Onder de boeken waren ook menige tijd»
schriften tegen de Roomsche leer. Tegeni
de aflaat, de beeldendiejnst, de heerschappij
van den paus. Alles gegrond op 's Heeren
Wooid, waarna telkens werd verwezein.
Filip, nu hij eenmaal eenige oefening in
het lezen van den Bijbel had verkregejny
vergeleek het een met het aridier, en tel*
kens weer drong de leer der Reformatie
dieper in hem door. Hij was eigenijk Her*
vorniingsgezind eer liij het wist, omdat hij
de Bijbel las. Het Woord Gods maakte in*
druk op hem. Hij gevoelde, de majesteit die,
er van uitging. Neen, dat was geen verkeerd
boek, zooals hij' wel eens gehoord had. 's
Heeren Woord werd hem meer en meer
lief. In 'de! vele uren dat hij aijii gedachten
dien vrijen loop kon laten gaan vanwege
d^ weinige sametileving in het, gezin van,
Arkelsz. overdacht hy wat hij had gele2en.
Hoe stak het gelezene uit den Bijbel verrei
uit boven wat hem werd verteld of wat hjj;
wel eens had gelezen in de beschrijving varu
de zoogenaamde heiligen. Aanvankelijk had
hij zich gezet tot lezen uit nieuwsgierigheidi
Wat hij las boeide hem. Toen hÜjl tot het
besef k-wam, dat het boeiende boek de Bij*
bel was, het boek der ketters, was hij eeirst
hevig geschrokken. To-h zette hij 'het lezen
voort, want wat hij gelezen had
vond hij zoo mooi, dat hiji nieuwsgierig
was naar wat het boek verder zou beva,t*
ten. La,ter had hij kennis gemaakt met dei
leerstellige geschriften van de Hervormers
en ook met de 37 artikelen. Hij vond het
alles zoo redelijk, dat h'ij er niets op tegen
ihad e n dat hij' een aanhanger was van de
leer der Hervorming eer hij het wist. Hij
had een helder verstand en de waarheid
van Gods Getuigenis "in verband met de
verwerping van de dwalingen der Roomsdhe
ktrk in de leerstellige geschriften deed hem
dé leer dér Reformatie van harte omhelzen.,
Tooh was hij vaak met angst vervuld.
Arkelsz. was feller Roomsch dan ooit. Hij
was de laatste tijd vaak van huis en gitagi
zeer veel naar broeder Anthonio. Hij had
zidh geheel in dienst van dezen ketterjagei^
gesteld en menigmaal hem vergezeld met dö
soldalen, om als verrader te hel^Jeln dei
ketters op te sporen en gevangen te nemenj
Vaak was zijn toeleg mislukt. Het sdheen
wel of die ketters door den duivel werdtón
ingelicht. Hij* wist niet dat menige ketter
wiens gevangenneming voor hem zoo goed
als zeker was, door Simon nog tijdig was
gewaarsdhuwd en eenige dagen in Simons
jachthut in de Welhoek epn schuilplaats
had gevonden om, zoo de gelegenheid gun*
stig was, over Westkerke verder te vludhten.
Als zoo'n tocht mislukt was, was Arkelsz.
niet te genaken. Hij was dan zeer stil en in
zich zelf gekeerd. Sprak in dagen geem
wooid. Een enkele maal hadden moeder en
zoon hem aangetrofffen, dat hij tandenknar*i
send de ketters vervloekte.
Voor Fi'ip werd de toestand hoe langer
hoe moeilijker. Als hij vader op de ketters
hoorde vloeken, dan drong het hem door
merg en been. Was hij', de zoon, oóTc niet
een ketter? En werd hjj zoodoende ook n;<st
door vader gevloekt? Zoo kon de toestand
niet blijven. Het moest tot een conflict ko*
men. Dat kon nieit uitblijven. Waarom zijn
vader zoo vaak uitging bleef voor Filip ver*
borgen. Aan Zijii moeder had hij het wel
eens gevraagd, maar deze w.ist het ook niet
en ze had FiUp den raad gegeven, er nooit
naar te vragen, want toen Zij het eens had
gewaagd er naar te vragen, was hij in
vreeselijke woade uitgebarsten. Toch werd
het Fihp duidelijk, dat de dag niet lang
kon uitblijven, dat hij rekenschap van zijn
gevoelens zou moeten geven.
Die priester Anthcaiio kwam eerst nog
wel eens een enkele maal bïj Arkelsz. eet
dan werd hij, Filip, weggestuurd, en ook
aan moeder werd gezegd, zich te verwijde*
ren, omdat de belangen van de heiUge moe*
derkerk niet gedoogden, dat oningewijiden
bij de besprekingen tegenwoordig waren.
Nu liet Anthonio zich nooit meer zien,
wat Filip verheugde, want hg mocht diqn
valsdhen priester niet lijden en bij later»
ontmoetingen had hij een ware Tiekel aan
hem gekregen.
Vj
I (Wordt vervolgd.)