CHRWEEKBIADopGCD.GD0ri(]l5IA6vöSrocZUID-HOUbiZEEIW^ CIIAnDEn
Spit
PRESTO
Simon Gieke
N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEÜWS"
I
10e Jaargang
WOENSDAG 9 MAART 1938
No. 920
in den M
rug
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD ..ONZE EILANDEN" - 18e JAARGANG
De Reorganisatie
der Ned. Hervormde Kerk.
INGEZONDEN
SPORTVERGODING,
onmiddellijk verdwijnen de pijnen
mef AKKERS KLOOSTERBALSEM
VOOR WAS EN VAAT
HET LAAGST IN PRIJS EN
BOVENAAN IN KWALITEIT!
De ketter van Scherpenisse
HIEUW
Advertenticptjljls .20 cent p«r regel. Rcckmes 40 et.; DienstM
aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek«aau«
kondiging 10 cent per regel Contracten belangr(|k lager.
UITGAVE VAN
Gevestigd te Middelhanüs t Prins Hendiilcstr. 122 C Giro 167930 Fostbos 8 Tel. 17.
AboimcmentsptSs 85 cent per 3 maanden bg vooruitbetaling.
Veischjyfnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per «eek.
Afz<Hiderl[ikc nummers 5 cemt Buitenland SguMen j)er jaar
VII. 1
De Gereformeerde Kerkorde.
Na de bespreking, die we hebben gewijd
aan de organisatie der Hervormde Kerk en
de door haar geschapen toestanden, komen
we voor de vraag te staan, hoe voljgens de
Schrift en de Belijdenis de Kerk moet worf=
den georganiseerd, m.a.w. welke de bep
ginse];en zyn, die aan de regeering der
Kerk ten grondslag dienen te liggen.
Üitgaanae van onze Ned. Gelioofsbelij'»
denis, die zegt, dat de Kerk is de vergadering
der ware Christ.'<gelbovigen, kan op de
voorgrond worden gesteld, dat de Christe*
liyke Kerk alleen plaats biedt voor degenen,
die de Schrift aanvaarden als de norm voor
gelfoof en leven, die in het Woord dé
Openbaring Gods zien en zich onvoorwaar<<
delijk voor dat Woord buigen. De Kerk
votmt dus een geesteljijke eenheid; hare
Ijeden zijn één van geloof en derhalve eens*
geestes in alles, wat de zaligheid hunner
zielpn raakt. De band, die hen samenbindt,
is geen uitwendige, organisatprische, doch
een innerJijke, die zich uit in gemeenschap^
peïijk belyden van de Waarheid Gods.
Kerkellyke gemeenschap zonder eenheid des
Geestes en der Belydenis is principieel on'
bestaanbaar. Wat de Kerk tot Kerk maakt,
is haar gemeenschappelijk geloof en haar
gemeenschappelijk belijden.
Wy meenen, dat het voor ieder vast moet
staan, dat de Kerk een belijdenis moet hebben.
Gelajk elk Christen persoonlijk tot beladen
geroepen is, zoo is ook de Kerk in haar
geheel verplicht, de banier der Waarheid te
ontplooien en zich de belijdenis van den
Christus temidden der wereM niet te scha'
men. De Kerk is geen voliksvergadering als
te Efeze, waar de één dit en de ander dat
riep en niemand wist, om wat oorzaak men
tezamengekomen was. Zij. is een stad, 'die wel|
samengevoegd is, een kudde onder één Hep*
der, een tempel, opgebouwd uit levende stee'
nen op het fundament Christus. Evenmin
als één en dezelfde persoon twee overtuip
gingen hebben kan, evenmin kan en mag
de Kerk met twee monden spreken. Zij' moet
beladen de Waarheid Gods en het per'
soonl^k geloof, door de Geest gewekt. Daar'
om is bcliydenis geen wetenschappelijk ge'
schrift van theologen, maar de uitdrukking
van de Goddelijke waarheden en het geloof
der gemeente. Een gemeenschap, die gedn
belydenis heeft, verloochent den Christus.
Bovendien, tegenover de werelü moet de
kerk pubBek getuigen van de ware religie,
z^ƒ moet door middel harer belijdenis de zui'
verheid van haar geloof stellen tegenover
de kettersche dwalingen, zij moet het ware
geloof verbreiden en in de vastheid harer
belJüdcnis overleveren aan het nageslacht.
Zoo vormt de belijdenis de uitdrukking der
eenheid in het kerkelük leven en de band,
die allen, die tot haar behooren, samett»
bindt. Haar doel is: de banier der Waarheid
op te heffen tegenover ongeloot, bijgeloof
en ketterij. i
De kerkelyke belijdenis heeft natuurlijk
geen goddelijk gezag; zg is menschenwerk
en daarom ondergeschikt aan Gods Woord.
Wel üebben de kerken der Reformatie aan
haar be^j'denis kerkelük gezag verleend, om'
dat zij er vast van overtuigd waren, dat zij
In overeenstemming was mei de Schrift.
Daarom heeft in een waarBjk Gereformeerde
Kerk de belijdenis of confessie autoritieit
op grond van het feit, dat üj', om eens een
echt Kuiperiaansche uitdrukking te gebrui'
ken, accoord is van kerkelgke gemeenschap,
allthans dat behoort te zijn ook naar onze
meening. Alle leden en alle ambtsdragers
dienenermee te stemmen en wie bezwarejn
heeft, moet niet tot de kerk toetreden
of indien hij reeds Bd is, langs kerkel^'ke
weg zoo dit mogeBjk is iz\jn gravamina
of bezwaren doen behandelen. De Kerk
zelVe zal nimmer afwijking in de leer mot*
gen dulden. Doet zij dat toch, dan doet zij
aan de eere Gods te kort, zij geeft de dwa'
Bng gelegenheid voort te woekeren en ver>=
moordt alzoo op de duur zichzelf.
Onze vaderen hebben dit aanvankeÏÏjk
goed begrepen en er ook naar gehandelld.
Op de Dordtsche Synode hebben zij aan de
Remonstranten geen léervrijheid gegeven,
doch zóó streng de leertucht toegepast, dat
200 predikanten werden afgezet en zeffs
een deel hunner verbannen werd. Zij voeg*
den bij de 37 artikekn der Ned. Geloofs*
beKjdenls en de Heidelbergsche Catechismus
als derde belijdenisschrift de Vgf Artikelen
tegen de Remonstranten en deze 3 Formui«
lïeren van Eenigheid zijn sedert 1619 steeds
gebleven de belijdenis der Nederlandsche
Gereformeerden van wat kerk ook. Well
werden onze vaderen door de Landsover*»
heid verhinderd daarna in Nationale Syno*
den bijeen te komen en ging op de Provini«
ciale Synoden, die nog wel gehouden wer'
den, de tijdgeest zijn invloed doen gelden,
zoodat langzamerhand vooral na 1700 de
ïeertucht steeds meer verslapte, maar dit
neemt niet weg, dat één der grondbeginS»
sel,en van het Gereformeerde Kerkrecht is
en bBjft: handhaving der belydenis door
uitoefening der leertucht.
Voor het overige is het ook gansch geen
onverschillige zaak, hoe de organisatie der
Kerk is ingericht. Het Bgt immers voor de
hand, dat de vorm moet aansluiten, bij de
wet, die het organisch leven der kerk bei»
heerscht. De Kerkorde mag geen knellende
band zijn, die het godsdienstig leven belem't»
mert of onderdrukt, doch het geestelijk
lieven der kerk moet zich in volle vrijheid
kunnen openbaren. Het is daarom van groot
belang, hoe het Gereformeerd kerkelük Ic
ven wordt georganiseerd. De Schrift zelVe
geeft uit de aard der zaak ons geen voori»
beeld van een uitgewerkte kerkorde, doch
zg geeft wel enkele beginselen aan, waarop
deze moet zijn gebaseerd.
Uitgegaan moet worden van het Koning'
schap van Christus over Zijn Kerk. H^j is
als Middelaar, als Zaligmaker van Zijn volk
door den Vader met Souvereine macht over
Zijn Kerk bekleed, omdat Hij haar door Zijn
lijden en sterven zich tot een bezit verwoit
ven heeft. De Koning der kerk is dus geen
mensch, doch de Zone Gods regeert haar
vanuit de hemelsche heerlijkheid en stelde op
aarde niemand aan om in Zijn plaats over
haar te heerschen. Hiermede verwerpen wü
dus het papale of pauselijke stelsel der
Roomsche Kerk.
Wel heeft Christus in Zijn Kerk de amb'
ten doen instellen, waardoor hij zijn ge*
meente leidt en bestuurt. Hij' onderwijst
door het leeraarjambt^ leidt door het ouderi»
Bngenambt en voorziet in de nood der ar*
men door het diakenambt. Deze kerkre^
geering is echter principieel van die in dei
Staat onderscheiden. Zij is namelijk geen
heerschende, doch' een dienende macht. Eén
is Uw Meester en gij zijt allen broeders,
dat is de regel der Kerk. In haar is slechts
pljaats voor één Majesteit en niet voor
klleine majesteiten nevens Hem, zooals ds.
Knap in één zijner werken zoo kernachtig
zegt. Maar ook deze ambten moeien zich
krachtens hun aard kunnen ontplooien; de
predikant moet waarBjk leeraar zijn en geen
ambtenaar en de ouderBng moet toezicht
kunnen houden op de leer. Een organisatie,
die dii verhindert, maakt de ambten krach)'
teltoos.
Naast het Koningschap van Christus en
de regeering door de ambten is als derde
grondbeginsel van het Gereformeerd Kerk'
recht te noemen de mondigheid der gee
meente. Het Roomsche systeem van een
ecdesia docens en een ecclesia audens, van
een kerende en een hoorende kerk, van eén
geesteBjkheid, die alles en van keken, die
niets te zeggen hebben, kan in een Gere^
formeerd geregeerde kerk niet worden ge'
duld, theoretisch niet, doch practisch even'
min. De geheek gemeente is de kerk, niet de
geestelijkheid alleen. In de kerk immers zijn
alten gelijk: de Koning heeft er evenveel
recht als de arbeider en ook van kerf;
keBjke autoriteiten kan ook geen sprake zijb'.
Daarom behooren er in een Gereformeerde
Kerk ook geen bisschoppen te zijn of
personen, die met heerschende macht zijn
bekljteed. De Kerk mag niet van bovenaf
geregeerd worden, doch de kden der" ge*
meente moeten het recht hebben de ambfsi»
dragers te kiezen. Voljgens de Schrift en
de BeBjdenis is het coóptjatie' of zelfi»aan-
vutBngssysteem der kerkeraden absoluut ver'
keerd. We lezen wel in de Bijbiel, dat de
7 diakenen door de gemeente gekozen wer*
den, van Mattias lézen we hetzelfde en de
ouderlingen in Antiochië met opsteken der
handen. Het Gereformeerde beginsel der
kerkregeering behoort in de goede zin des
woords democratisch te rijn.
Tenslotte is daar ook het principe, dat de
plaatselijke gemeente, de lacals kerk de hoek'
steen moet zijn van een Gereformeerde
Kerkregeering. Onze plaatseBjke kerken moe*
ten geen afdeeBng zijn van ééne landskerk,
doch omgekeerd wordt het nationaal kerke*
Bjk leven vanuit de gemeenten opgebouwd,
die zich samenvoegen tot classes, provini*
cialle en algemeene synodes, echter nieÉ
met vaste besturen, die over de Kerk heer»»
schen en haar geestelijk karakter teloor
doen gaan.
Deze kerkrechteBjke beginselen nu liggen
ten grondslag aan de Kerkenorde, die door
de Synode van Dordrecht in 1619 werd
vastgesteld. Zij is in zeer vele opzichten
een voorbeeld van een Gereformeerde Ke^k^
regeering en al behoeft men het ook als
Gereformeerde niet op alk punten ermee
eens te zijn, de groote Bjnen eener gezonde^
SchriftuurBjkc en presbyteriale kerkinrich*
ting zijn erin te vinden. Zij bevatte enkelie
bepaBngden omtrent de zeggenschap der
Overheid in kerkeBjke zaken, waarmee wij
ons niet kunnen vereenigen, doch overigens
heeft zij op kl^e en heldere wijze de
richtlijnen aangegeven, waar langs het ker*
ke!|jk leven der Gereformeerde of Her*
vormde Kerk zich te bewegen had. Zij'
schreef voor, dat de leer der Kerk moest*
worden gehandhaafd, dat de predikanten
de Drie FormuBeren moesten onderteeke*
nen, dat zij ook terzake van afwijking der
lieer konden worden afgezet, dat Catechis*
musprediking verpBcht was, dat de Kerke*
raad door de gemeente kon worden gekozen,
dat er geen hoogere besturen, doch meeiH
dere vergaderingen zouden zijn, n.l. de clas<<
sicale vergadering, waarheen uit elke ge"
meente een predikant en een ouderMng wer*
den afgevaardigd, de FarticuBere of Provin*
ciale Synode, waarheen elke classis 2 predi*
kanten en 2 ouderlingen zond en de Alge*
meene of Nationale Sijnode, die uit elkb
provincie 2 predikanten en 2 ouderUngen
ontving. Deze vergaderingen bestonden
sljechts, zoolang ze bijeen waren en benoen^
den deputaten voor de tijd, dat ze niet veij»
gaderden. AI deze kerkcBjke vergaderingen
behancielden niet alleen administratieve en
financieelé zaken, doch aan de hand van
Gods Woord sprak men ook over de leer en
haar handhaving, over de zending, het hoo*
ger en lager onderwijs enz. Zoo droeg dez«
Dordtsche Kerkenorde een Gereformeerd
stempel en sloot zij als vorm' aan bij het
wezen der Kerk. Wel is zy" door de tegeiv
werking der Bbertijnsche overheden niet in
aUe provincies ingevoerd, doch slechts in
Gelderland, Utrecht en Overijssel, maar
zij bBjft niettemin in de hoofdlijnen het
exempel eener Gereformeerde Kerkorde.
De historie heeft echter gekerd, dat ook
een zuivere organisatie de kerk niet voor
dwaBng en verval behoeden kan. De gees*
teKjke inhoud der kerk, haar geestelijk ka*
pitaal is in deze primair, het kleed, waarin
zij gestoken wordt, ofschoon geenszins te
veronachtzamen, van secundaire beteekenis.
Dit moet men goed in het oog houden bij' de
beoordeeBng der Reorganisatie, welke slechts
een vormverajndering kan zijn en naar haar
aard het wezen der kerk niet vernieuwt,
hoogstens, indien zij aan dat wezen aansluit,
het geestelijk leven der Kerk nkt bekmmeirt,
doch zich in vrijheid doet ontwikkelen.
(Woïdt TCTVoljgd.}
Onder indrukwekkende k o p 1 e 11 e r s, die
ons zeker van het gewicht der feiten moes»
ten overtuigen, verschenen Maandag 28 Fe*
bruari j.l. twee verslagen in de couranteb.
Het betrof hier geen oorlogsnieuws. Neen, het
betrof hier zaken van „veeï gr o o ter ge*
wicht." Daar is vooreerst de overwinning
,JH[ol!land'België"; 52000 menschen waren te
Rotterdam saamgestroomd, om van dit
„grootsche feit" getuige te zijn. En
's avonds werd in het Oostelijk Zwembad
een andere „enorme overwinning"
bevochten. Daar aanschouwden vele men=*
schen het wereldschokkende ge*
beuren," dat een zwemster een onderdeel
van een seconde vroeger aantikte dan haar
rivak. Het was zóó „i n d r u k w e k k e nd
dat volgens één onzer groote dagbladen,
een eerbiedwaardige grijsaard zy'n ontroe*
ring niet kon verbergen. Hij kuste de
nieuwe wereld'record'houdster en pinkte
een traan weg
Hier hebben wif weer eens een voorbeeld,
tot welk een hoogte de sportvefgot»
ding, ÓÓK in ons land, gnomen is. En gaat
men na het nut van dergelüjke wedstrü*
den, dan komt men tot de conclktsie, dat
ze eigenltijfc nergens toe dienen, dan om
den, modernen mensch er toe te brengen,
veel gela uit te geven en miijlen ver te rei*
Onverwachts overvallen
U de venijnige steken.
Wrijf dadelijk mei Kloos-
terbalsem, welke tot diep
in de weefsels door dringt.
omdat de stoffen die de pijnen ver
oorzaken er door worden verdreven.
Doosje 35 et. Polten óS'/j et. en f. 1.04
zen, om zijn vreugde over een overwinning
of zijn teleurstelling over een nederlaag, in
een waanzinnig g e b r u 1 te uiten. Uren lang
staat men in regen en koude, om te zien
hoe daar een twintigtal kerels achter een
bal aandraven; terwijl bovendien steeds de
Zondag daarbij otitheiBgt moet worden.
Praat tegenover de groote massa eens over
Jenner, Pasteur, Benting of Minot en men
zal U misschien verbaasd vragen of dat
boksers waren of filmspelers. In de men*
schen, die werkeBjk iets gedaan hebben
tot heil van de lijdende menschheid, heeft
men geen erg. Neen, film' en sport!Welf»
den, die vaak even snel weer in het niet
zinken, dan zij er uit zijn opgekomen, dat
zijn de troetelingen van het publiek'. Pa*
nem et circenses," „Brood en spelen," dat
was de kreet van het Rome der oudheid,
en het schijnt wel dat de tegenwoordige be*
schaafde wereld, dien kreet heeft over*
genomen. De -kerken worden genegeerd; de
zending, en bijna alle instellingen van lieB»
dadigheid, worstelen met groote tekorten, en
ons volk gaat voort, ondanks toenemende
verarming, jaarMjks geweldige sommen te
offeren voor pubBeke vermakeBjkheden. Ge*
ve God, dat ons volk nog eens de gebrokene
bakken, die het zichzelf heeft uitgehout»
wen verlaat, om zich heen te wenden, tot
den Sprjngader des levenden waters, bij
Wien alken verzadiging te vinden is.
PR0.20-OI05A
Nur een ond D 8 g b o t k
_Antearsr«cht voorbehouden
(23.)
Die twiee menschen in ziijm ja<ihtihut kon hij
onmogelijk aan hun lot overlaten. Dan w^
het nkt onmogeBjk' dat ze iti die' hamden!
van de Spanjaar^l|ën zouden vallen. En, dat
gunde hSj die Spanjaarden niet en vooral als
Wji dacht .aan Jièt lot van dien pre,dikér.
Zoo vaak reeds ha|d Mj zidhzelp afgevraiagd
wat UU met dien man te; maken had en
ook 'dezen dag had hij herhaalde makn het
voornemen opgevat zidh nergens iets van aan
t« trekken en de mannen vojorv ziéhziellfl tel
laten ziorgen.
Naar gewoonte bfegaf hjij zich dien 'avomd!
w)eer jiaar de taveerne en "Ojol^ weer naat'
gewiO|onte werd een flink ÜieeJ van de jaiht;?
buit in bier omgezet. Ook spraK de waaijd!
hem aan over de verteringen vaai dien vori*
gen avond. Ook die moest betaald, de waard
zorgde wel d^t h^i er nietsT aan te kbr^
zou komen. f
Den volgenden dag, zloo had Simon zich
voorgenomen, Zou hij naar de hut gaan.
jEien uur na den noen was het diat Simon
bSj de hut was aangekomen. Met blijldlsclhap.
werd hïj ontvangen door beide mannen die
niet gewoon waren den heelen dlagf in ledige
heid dpor te brengen. Met groote bBJld*
s<ihap, want de jager was die eenige verbin*
ding tusschcn hen en die mensdhen. Mefl
diepe ontroering greep de vreemdeBng Si'
mon's hand en sprak
i.Waarde vrienjd, Goid zegene u voor wait
ga aan müj onwaardig» dïenstknedit hétk,
verricht en hij geve u het loon eens diens.^
knechts. Waarde vrknid, heb dank voor uw*
hulp^ ik ^venschte wfel', dat ik' u vergelfcüsn
kon! voor wat ge aan mli| deeidt. AWjd' zial
ik u dankbaar zlijta era ik bid Gold, dat hij*
u bieteeren moge."
Simon gaf geen antwoord. Met een onwi&
Bg^ gebbar had hiij dje wiooT<fen van den
leeraar aangehoord. Deze begreep djat h|ij»
opl die wSiJM geen ingang zou vinjt^en byl
den onwetenden ruwen man en gedachtig
aan. 'sHeeren Woord: „Wfc Zklen vangt is
wSji", ovietrlegde hy bSjl ZitSi vè.1 hioe hij!
bWangstelEng en een gewUBg luisterend' oo*'
bljf Simon zou verkrijj^en.
Hïj[ besefte dat die jager op andere wïj^l^
moestf (blearbéid wloijdjen dan andere men^i
scihen. Zïjin onkiuide was caibeisArijfHjM,
Hoe zou hij dezen onwetenden, onverschiiji*
gen en hardvochtigen man het EiVangeBiC
brengen? 's Mans ontwikkeling was uiterst
ge^ing.^ Nergens droeg falij^ kennis van "dam,
van de jadit en Wat hij in de taveerne Ivat^
zSjb^ ruwe kornuiten had gehoorjd. En 'di^
g,elegenheid k'wam op onge|i(achte wyiiej.
Ja, het was de jager zellf, die de gelegenheid
daartoe openstelde.
iEerst werden die maatregelen besproken
wielke genomen dienjdlen te worden. Gaarne
had men Simon verzocht naar Dtngenus iri
Westfcerlde te gaan, maar bij nader overkg.
waren de mannen besloten, dat niet te doen.
Hei was béter dat Simon in die richting
niet gezien werd. Iridien het opgemerkt
wierd d|an kon het achterd'odht opwekken.
Den volgenden avond zou men deze söhuil>
plaats verlaten. Van Simon haddlen ze ver*
nomen, dat dé soldaten nog alïilj|d in Scher*
penissel waren. Dat maaiide tot de uiterste
voorddhtighcid, en tot zoolang moest Fran*
kfi geduld hebben, om Zich bdjl de zijlnen te
voegen. Zoo gaarne had Franke nog eenmaal
naar zijn woning gegaan om nog een en
ander mee te nemen, maar toen; hiji van d^
jager had vernomen, hoe Arkelsz'. zSjn naaijg
had genoemd en dat de soldaten den vorigeaj
morgen j|jn woning hadldfen doorziodht,
adhtte hiji het verstandig dlaarvan af te zien.
Peni volgenden avon,d zou Simon om 'ne*'
B«p uur bliji hen komen om ze langs alken
door hem bekenjde paden te bVengen tot aan
del Zuidkant van het dorp.
Simon maakte zidh nu tot vertrek' gereed,
maar h!i| keerde zich plotseBng oml en vroeg:
■jj'VJfaarom willen die priesters en de Span*
jaarden uli«(den dooden? Welke misda^
hiefcifl ge begaan?"
Dit Was de gelegenheid', waarop de predi*
ker had gewacht. Nu Was h^l in db gelegen-
heid dezen armen, onkundigen, van God
vexvreftmden man het EvangeBe te brcnjgcrivi
DIeze had hem zelf wat ^vraag^ zek^r
zjouT hSiJ nu wjel lyillin luisteren. Maar hoe!
taoest hliji Wif di« xuw schepsel bbseffen bJijW
bircngen van tonde en genajdb. Hij wist hejt
tniet.1 Evenwel nwest hy van antwoord die>^
nen. Daarom sprak hli),>Go<de vrienidji
w^ ibdblben geen kWaod gejdjaan. Noch ik,
noch Frank die ge wel l^t.
m ben een knecht van God. Gojd hee^t
aUe mensdhen gesdiapen. Hijl kent aUe men*
schen. Overal is God en voor Hem kunneioi
we ons niet verbergen. Tegen God hebben
alki menschen verkeerd geJüaan.'U, Simon.
Franke en ook ik. Dat moet God straffen,
wtant Hy haat het fcwiade en vert^oiornt Zidh'
daarover. Die straf des Heeien is vreeseEjlH
Eeuwig te moet«i branden in dien poel dei
vuurs. Maar God wil genade, vergiffenis
schenkten aan allen, die biwouw hebbén over
hetf-Jiwaad."
Odi, zulk een eenvoudjpe Wijke braoht db
prediker aan dit sdi«4?isel het Evsingeltei
der^ genadfe.
fjia[ de prcjdiker eindigde, sptrak h^ no^
M Stoon „Ook g!iJ Simon, door Go|d
geschapen. U doet veel verkéeij^. U Vloekt
eni raast en bedrinkt u g«(dlurig. Da* is zieeK
verkeerd. Dat alles ziet die Heere. Want H|iji
ziet alks, dag en nadht, niets is voor Hem'
verborgen. Simcm, u moet sterven en voioB
God^ redhterstoel vers<Jh'iJMen. Go moet be»
keerd NMOiyea en God bidden om. vergeving.
!En omdat we dat aan de menschen vertel*
len, daarom woi)^ we vervolgd en wjj
m«n ons docÖlen," sfoja besloot de prediker.
Maar nu een vraag aan u, Simony"
,>Waarom he!bt ge me uit den kerker ver*
lost?",
Daarop antwoordlde Simon „Dat weet ik
niet, maar in mijii gedachten zag| ik u altijjdf
Hierop was Simon weggenaan. De prediker
Franke spraken nog geruimen ffijd over
heni. Van Franke hoorde nu de j>redikeji'
ook,* welk een droevig leven de jager had
gehad, en als een woudezel was opgegroeid.
&i Simon? Hij was naar huis gegaan, ver*
vuld van allerlei geldiachten. Hij kon het niet
verwerken. Het was een öhaos inzSjin ziel|.
Telkens wilde hij' alles veridrinigen, maar
ook telkens hielden zlijin ge|d|ac!hten zidhC bezig
met wat hem verteld was gewoildien. En dan
'diffl w!ooi(dlen: „God en voor Diens redhter*
stoel verschijnen". Die vervulden hem met
\t!ii!s.^ En dat Goid alles ziet. Hijl k'on het
niet van zich afzetten. H'ij verlangde naar
huis,'- naar de taveerne, daar aou het wel
uit zlijn gedachten gaan. Met spoiejd ging h!ij
n4 iijii thuiskomst naar de taveerne, dlaar
wilde hij wezen, daar waar menschen waren
waar h^ drinken en zwetsen "kon met dM
anderen.
{Dien; avond was hij ruwer, en dironk hy
meer dan ooit. Maar toch, hij k'on het nie*
uit ziijtai gedaditen zetten, het hamei^dé steeds
in sjijii ziel „God ziet aUés". Ook van slapen
kwam( dien nacht niet ,veeL De volgenjdle
avond was hy op tijjd b|il de hut. Die vreem
dé man trok hem aan en sdhrok hémi af.
(Wordt vervolgd.)