„EILANDEN^NIEUWS^^ D ÜONDOM SCHELDEHOF Erg verkouden! 2e BLAD - ZATERDAG 5 FEBRUARI 1938 No. 911 BINNENLAND instaiiatie uan het nieuiue Schoolhoofd der Qroen uan Prinstererschool te Middelharnis. to amPO daar lucht Je van epi Bladz^den uit het leven van Oom Ko-ers. Chr. Weekblad op Ger. Grondslag voor de Zuid-HoU. en Zeeuwsche Eilancien. Uitgave van de N.V. .Ellanden-nleuws' Mlddelbainis, Tel 17. Giro 167U30, Postbus 8 Wfl' hebben al veel over de gcbborte' vflP het jonge Prinsesljei gesdhrev-en, doch; de maanen van het Prinsenkind zijn nog; piet in ons Blad vermeH. Bijl het afdrukt' ben van ons Di!nsdagi=ayond<«nu'mmer,f wa»" !ren ze ons nog; niet bekend. Intussdifen' heeft de gcboiorte#aan(gift!e Ipb^ts gehad en' is de tjonge Oran^e/tiejjg genoemd i Prinses Beiaitrix Wiüheliminla; Deze ofÖcieele gebeurtenis had plaats ten paleize Soestd^k, ten overstaan van dea Burgemeester van Baam, Jhr. Mr. G. C. J. van Reenen, in tegenwoord'^heid van 2 ge;tujfeen, den Z^linister Presidtent, Dr. Hf, Coïij'n en den vice«lpresident van den Raad van State, Jhr. Mr. F. Beelaerts van Blofo' land. Z. K. H. Prins Bemhard heeft zelve zijn joinagebloren doditer op een kxissen vari crêimexzijde in de armen genomen en Haar den Burgemeester getoond. Gedurende' de plechtigheid van de geboorte^'aangifte, weli» ke slechts 'enkele minuten duurde, heeft Prinses Beatrix geen kikje gegeven. Stili lag zij in 'de armen van haar Vader, die over"» gelukkig en met trots. Zijn eerste dochter aan de getui|gen toonde. Het was een zeer ontroerend oogenblik, toen de Prins met het kind in Zijn armen zeide: „De namen van onze dochter zljin i BEATRIX, WIL» HELMINA, ARMGARD." Daarna btaidht de Prins het kind biuiten de zaal', waar een nurse het overnam oml de bttüy naar bo» ven te brengien. i i Een aardig 'moment was, toen dei Prins met het kind op de deur toeliep om de zaal te verlaten. Minister Co« ^'n de deur oj)endeed met de Woor'» den: „Koninklijke Hoogheid, ik mag de eerste zjijn, die d|e detir voor Prinses Beatrix oipendoet!" De Prins vertelde in een ondeiihioud dat hij daarna met de heeren had, dat did Prinses het 'goed maakte en was vol' loij over de toewijding van dokters en ver» ipleegsters. Gezamenlijk heeft men bioven»j dien een oud^Hollandsch gebruik in eere gehouden, n.l. het drinken van een kopje kaneel, dat door een lakei in orainjeekibpjiejs. wenl «lp|ge«QEïiki. T' Ii Na dit genoegeiïjke intermezzo werd de akte der geboorte:saanjgifte voorgelezien en) gefeekenü'. Prins Bernhard heeft een! foto vain heil geZebdhaip gemaakt. Hij verteldie ook, da^ Hij Zijn, Doiphter reeds gekiekt had. Hiermede was deze ipledhtige gebbörte* aangifte, welkte voor Neerlandsf volk vani histoirLsche beteektenis is, 'bteëindigd. Ter toeUdhting oip de naam BEATRIX WriMELMINA ARMGARD diene, dat dei ïwee faatste namen die der bjeide groot»! moeders ziJn, de eerste naam staat niet in verband met eenig familielid» dodh is ge» koizen om (de mooie bfeteekenis van dien; naam. De klemtoon moet bij het uitspreken eelejèd worden oo de twteede letterj^eep, dus BeatrixHet Is eigenlijk een Latijnsche naam die beteekent „die gelukkig maakt." Danfe (1290) in z^n gedichten heeft het :het herhaalde malen over „de g«ibienedijde Beatrice" het staat volgens de taalkun-» «cËSgen in verband met het vi^oiord „Weatus" Seluktófe. Velen hebben missdhien gedadht dat een der namen ook wel EMMA zou ïgn, als een blijvende herimHering aant wiylen Ko* ningin Emma. Wellicht zijn sommigen daar om in de naamgievinfe(, teleurgesteld. Nu is' het hier niet zioo, dat men zegden zal wih'at is in a name? neein, al staat men' in onzen t^ eemigszins onverschillig tegen over de naaim!geving, namen Yan vorstelijke; l>ersonen vooral, kunnein een dieï>ere btetee* kenis hebben. Uit den naam Beatrix, (geluk) kunnen we afleiden, dat Prinses Juliana en Prins Bernhard er mee bedoeld hebb'en'j dat het teedere Wicht ^jeluk' heeft ^bracht in Ons Oranjehuis en in heel Hplland. Zij' het Vorstenkind gelukkig naar ziel en lichaam beide I Zijn de mo'tders jaloers ch' oip Dr. Colijn? In zijn I rede in de stampvolle St. Laurens»' kerk te Rotterdam zei Minister Colij'n o.m,. het volgende l i „In heb gehoord dat vele moeders in Nederland jaloersch op mij zijn ge* weest, omdat ik Dinsdag het Voor*' recht heb gehad, zelf de jon^e Prinses' te mogen zien, en, ik moet u zef'ggen; zij zag er praichtiJgl uit! ledere jongia moeder in ons land zou trotsch oipl haar zijn". DR. COLIJN MET VERLOF. De Minister*Presdient, dr. H. Co lijn,' vertrekt hedenavond voor den duur van, ongeveer twee (w'ekÈn met; verlof naar het b^tenland. i De uittoöht uil dei N.S.B. De heer Mooiiuysen g^f ook hc!ein. v Den Haag, Woensdi^ De heer E. Moolhuyseni alhier dgel't het A.N.P. mede, dat hig', na i^\a indertijd genomen ontslag als groeipsecretarisi en or=< ganisator der N.S.B., thans ook bedankt heeft voor de funtotie van verteigenwoordi* ger van de raad voor kajtiholieken en voor' het lidmaatschap dier partjjl Vreugde in Nederland. De proclamatie; van het heugelijke nieuws der geboorte eener Prinses door Burgemeester De Monchy op het bordtes van het stadhuis te Den Haag. Opening Onder een tamelijk groote belangstelling is Maandagavond 29 Jan. de heer Kijkuit van Bleiswijk, tot zijn werk als Hoofd der Gr. v. Prinstererschool alhier, geïnstalsi leeïd. De Voorzitter idhri J. VroegindeweSj opende deze bijeenkomst door te laten zin'» gen Ps. 84 3, las Ps. 75 en ging voor in gebea. Hij riep allen het welkom toe het viel spr. mee, dat in verband met de Nat. Feestdag, nog zoovelen waren opgeko* men. Inzonderheid begroette hij de heer en Mevr. Kijkuit, voor wie men eigenlijk bijeen was, om hem tot zijn werk in te leiden. Hü weet niet vooruit of het hem mee of tegen zal vallen; Flakkee is nogal eens zwart geschilderd vooral in de boeken van Rudolf v. Reest! De schrijver was geen Flakkeeër, het was een geïmporteerde, en met die geïmporteerde heb je nogal eens dol! Zijn boeken zijn zóó slecht, dat ze niet eens willen branden't Is één troost, aldus spr. we zijn van hem af! Flakkee is een boerenvolk, dat inderdaad wel bijbelvast is, al leeft men er helaas altijd niet naar. Op dat gebied is het net als overal, waar spr. komt. Het is het vorige hoofd dhr. Jansen wèl meegevallen. Spr. hoopt dat het met dhr. Kijkuit ook zoo zijn zal. Het arbeid»» veld is groot, Spr. wenscht hem toe, dat hü hier vruchtbaar zal mogen arbeiden en Gods Zegen er op mag rusten. Dat ook de ouders hun medewerking zullen geven. Goe^» de geruchten heeft spr. gehoord over dhr. Kijkui., hö hoopt dat het Bestuur er niet in beschaamd zal worden, maar hij' de kin* derhar.en mag winnen, en hij als middel mag werkzaam zijn om ze zoekende te ma«' ken naar een beter Vaderland. Dan deelt spr. mee, dat de Inspecteur dhr. Brandsma en ook het Bestuur der Chr. Sch. te Bleiswijk verhinderd is aanwezig te zijn. Vervolgens krijgt Ut heer Kijkuit het woord. In de eerste plaats richt hij zich tot de verschillende college's met wie hij in de naaste toekomst zal saam moeten werken en dankt het Bestuur voor de be* noeming. In een verslag van het bekende „Eilan* dennieuws," heeft spr. het afscheidswoord van dhr. Jansen gelezen. Hij cifeert er uit, dat oe Voorz. toenf zei, dat dhr. Jansen onder de „meevallers" behoorde. Dat kunt U van mij nog niet zeggen, aldus spti., U ziec mij nog maar in mijn Zondagsche kleeren, en moet mij in mijn door^dei^week- sche nog leeren kennen. Wel is er in zijn vorige standplaats een hartroerend afscheid geweest, maar ongetwijfeld zijn er daar ge* weest;, idie er niet van wakker gelegen hebben! Spr. weet wel zooveel van dé eilanders, dat ze eerst dan iemand vertrou* wen als men zich het vertrouwen heeft waardig gemaakt. Spr. hoopt niet alleen te maaien wat dhr. Jansen heeft gezaaid, maar ook in Gods kracht te zaaien. De zegen des Aller* hoogsten is daarbij niet te missen. Spr, voelt zich onbekwaam aan zoo'n school te komen; mochten Paulus woorden' de zijne zijn; als ik zwak ben, ben ik machtig. Hij vraagt het Bestuur hem met raad en daad te willen bijstaan en hoopt zich het ver? trouwen waardig te maken in 's Heeren kracht. f Bijzonderen dank brengt spr. aan dhr. Wielhouwer als secretaris voor diens vele bemoeiingen bij zijn komst naar MidÜeli» harnis. V^ervolgens richt spr. zich tot de ouders. Ook hun hulp roept hij üi. Het blijkt uit hun aanwezigheid dat het hun niet koud laat, wie er aan het Hoofd der School komt. Zijn er klachten, zeg het gerust laat ons elkaar goed in de oogen zien. Spr. denkt daarbij aan zijn naam(Kijk* uit]!) Uit „Eilandensnieuws" van voor 6 jaren putte hij gegevens hoe de school tot stjand is gekomen. Er is strijd geweest, er is hard gewerkt. Spr. hoopt onder de hulpe des Heeren zijn krachten aan de voortzetting te geven. Even waarschuwt spr. nog voor veel schoolverzuim. Thuisblijven der kinderen had hij gaarne zooveel mogelijk schriftelijk met redenen omkleed. Niet om een „despoot" te zijn, maar omdat hij ook verantwoording schuldig is aan „hoogere bazen." Ik' doe aldus spr. een beroep op Uw aller kindek ren. Mocht er samenwerking zijn met een innig gebedsleven. Het personeel toesprekend hoopt hij ook op hun volle medewerking, om samen te arbeiden in diepe afhankelijkheid van God Almachtig; om te arbeiden tot bloei van de School niet alleen, maar ter eere Gods en kon het zijn tot zaligheid der kinde* ren, al was het maar van één. Vooral nu, nu de onderwijskrachten zijn gewisseld en het-waarn. Hoofd, „spoorloos" is verdwenen. Predikanten en Ouderlingen der verschil* lende Kerkgenootschappen vraagt spt. dee* moedig om hun \ooibede. Zich. gedragen te weten door het geTiéd der voorgangers en der gemeente, zal het niet anders kunnen, dan hem in den arbeid sterken. Met Burgemeester, Weth. en Secr. hoopt saam ic werken ais in zijn vorige standf= plaaiS. Neem ons in Uw kring op, opdat wij ons spoedig op dif „beruchte eiland" thuis gevoelen. Gezongen wordt Psalm 25 4 en collecte. De heer J. C. Nieuwenhuizen roept namens de Ouders het nieuwe hoofd en diens Echtgenoote het welkom toe. In welgekozen woorden wijst hij op de zware taak van onderwijs*geven, dat eigenlijk geen „vak" maar moet „aangeboren" zijn, om de verschillende voelingen van het kind te waardeeren en ook wel te straffen. Toch is vooral noodig, dat met tact, niet alleen phy=» sisch maar ook psychisch bij de opvoeding worde te werk gegaan. Spr. hoopt gaarne dat het nieuwe Hoofd daaraan zal voldoen en wenscht hem bij zijn arbeid Gods Zegen toe. j De Weleerw. Heer Ds. Bk>k hef spreekgestoelte betredend zegt, dat het veel moeilijker is bij een installatie dan bij een afscheid hef woord te voeren. Wiji kennen, aldus spr., elkander nog niet, al is er toegenegenheid tot elkaar. Spr. wil niet beginnen, om elkander hier veel te beloa ven, maar drukt den wensch uit dat het goede voor het kind mag worden gezocht, dan wordt het goede gezocht voor heel de gemeente. Het woord van een bekend staats* man: geef mij de jeugd, en ik heb de toe?» komst, is van geweldige beteekenis. Er moet een nauwe samenwerking zijn, ook van de zijde der Ouders. Moge het zoo zijn, dat U waarlijk Uw roeping moogt zien, in hetgeen de Heere U heeft toebei* trouwd. Zien we dat, dan dienen we met die arbeid niet alleen de menschen, maar ook dé eere Gods. Dat is het juist wat de taak zoo verantwoordelijk maakt den ar* beid doende als voor Gods aangezicht!. Doen we het zóó, dan stuurt de Heere U ook niet ledig henen. Wél ledig in Uzelf, niet ledig in dien zin, zooals het Woord zegt: „Indien U wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begeere". Dan Dampo inwrijven en inxdemen. Pot 50. Doos 30 et. Bii Apotta. en Droginea. Moet het nu op zulke avonden als deze „sfichtelijker" zijn als anders vraagt spr.? Moet dat eigenlijk niet ons héele leven doorzuren? Ach, we houden in ons gewone leven zoo bitter weinig met God rekening. Zoo pas is gezegd: de Ouders moeten voor het onderwijs bidden. Spr, stelt de vraag; Doet ge het? Veel schaamte zal Uw aangezicht bedekken bij deze vraag. Spr. wenscht dat een band moge gelegd, fusschen de Ouders en de Onderwijzers. Dï^t het zoo .mag zijn, aldus spr., dat ge als Hoofd der School in afhankelijkheid van den Heere moogt arbeiden, zoodat U, na verloop, van vele jaren zeggen moogt: alle dingen zijn tot hiertoe welgemaakt. Dat geve de Heere om Zijn sNaams wil. De heer Koppelaar spreekt in zijn kwaliteit als Ouderling der Geref. Gemeente. Weinig had hij 10 a 15 jaar geleden vermoedt, toen hij ambtshalve bij de ouders van dhr. Kijkuftt te Zwijn*» (5.) éotoT OOM KO. De laatste dagen vóór de vacantie is Frans nog naar sdiool gekomen. Hij' heeft het eind niet gelooipen, wtant M^ heeft acfeter Op de fiets b!iji Leenj gezeten. Todh zbu h3jl 'tw<3i gekund hebben, maar Leen had fiem uit eigen! bfeweging mee genomen. Frans vindt het ^»eer f^n op sdhool'. Zijn teekening van Soheldehof bad hlJ zioo graag; mee genomen om aan de» meester te laten zien, maar de teekening is niet meer &uls. Toen de dok'ter den ïaasten kfcer kWamy heeft hij! gevraagd of h^ het schilderstuk (ïoo woemde hiJ het) eens modht meenemei» om aan :dyii) vrouw te laten zien. Sinsdien is de teekening bïj den dokter gebleven. En Frans durft er niet om gaan vragen, ttül vindt hét 'wel een eer, dat zïjin teekening in het doktershuis; vertoeft. Nu luistert Frain^ naar de vertelling; van den meester, 't Is een gesdhiedenis, die mooi is en todh; ook w«er niet. Frans weet in^ hoe hij 'taeggei^ mcvet. 't Is 2oo vreesdSjH enitodi zooi roerend. Het pakt je zioo: van bbnen, dat je! 'tvoeK aaU je oogen die worden sr vochtig by. i I Ëk va&morgeu vertel^ niMstcr al téél mooi! Zou 't komen omdat Frans in enkele weken niet op school is geweest Hij weef het niet. f O, nu is 't net, of hij! de vlammen hoord knetteren; of hij het gedang vani de gevan»^ genen hoort. Hij ziet de valsdhe geziidhteïi van de monnikein,' en het strakke kiiude gelaat van den' beul, maar ook de kalme,i vredige trekken van dein martelaar, die God meer lief had dan 2iü|n eigem vadjer vrouw. Jan dei Bakker volfede den grooten Herder der sdhapenj waar Die ook henen ginfe. 1 En nu kwam, waar Frans al zOo'n 'beetje op had gerekend. Dat was de meestier ge* woon te doen b^J zoio'n gesdhiedenis. „Als wij eens geroeipen Nwerdeln om voor ons ge^ loof uit te komen. O, als zij' ons eens met den brandstapel dreigden, wat dan? Ho«! gelukkig, dat we in vrede onze godsdienst»» IpUchten mogen vervullen! Neen, kinderen* in eigen kraidhtl zouden we Christus ver=» loiodhenen en zegfeen Ik! ken den mensc(h niet. De Heere zoiu ons moeten sterken;. Zijn liefde zou in onze harten moeten wor»* den uitgestort." Hoe kon die Arie Krijnse nu nog zitten lachen Meesteij hield even op en keek naatf den jongen. Onder zoo'n ernstige gesdhieide'' nis noig stilletjes zitten' lachen! Todh zei meester niets. Hij wou de aandacht van Zijn kinderen niet wegnemen. Onder het vertellen moest Frans aan aSJIn moeder denken. Een ipaar wékein geleden had ze gedroomd, dat 'het weer v«rvoI|pin8| was. In haar benau'wdheid had ze de man*; nen, die haar ondervraagden, maar naar) den mond gepraat. Z6 had net gedaan o£ ze nergens van wist en nerjgens aan geloof^ de. En toen lieten de vervolgjers haar vrtjj; Moeder had het vertelt en nu schaamde z* zidh erover. „Zóó erg is 't nu met eenj mensch," had ze gezegd. „Het moet eK eens op aankomen, da'nl vallen we af al^ een blad". Frans kon iijn moeder goed begrijpen. Hij Zou, geloofde hij', hetzelfde wel doen^ Gauw zegjgen 'dat hiji niet tot de ketters behoorde, en als dan de vijanden weg wü* ren, dan zou hij weer de godsdienstoefewin*' gen bijwonen. Maar dat was niet in orde. Dat bbgreep hij wel. Als h'ij nu zeker "wist dat het met hem zou aflboipen als met Jan de Bakker! Dan zou hij wellicht de mar»» telingen willen doorstaan, maar dan moesit de liefde Gods ook in iijta hart zïjin uitge* stort. Dan moest hij den Heere Hefhebberi boven alles. E>an moest hi| een nieuw hart hebben ontvangen, want zonder wedergie* bborte zou hij' Gods) Koninkrijk niet kuns* nen zien. Een wonder van genade aou dan eerst aan hem moeten gebeuren. Wat zijin ze geltik!l%, die dat groote voorrecht deeladh* tig zijn geworden! Frans zat onder de rekenles nog over d^ geschiedenis na te denken. En toch ging het rekenen niet verkeerd- 't Ging alles naaa wensdh. En Arie? Ook onder de rekenles moest meester 'hem waarschuwto. Vervelend*) jongen to«(h, vond Ftans. Mtt Ari« k»ri hij nooit goed oipsdhieten; die was heelemaaï anders dan Leen. Na schoolfijd dien middag ging het ook weer verkeerd. De jongens van Krijnse wa* ren niet rechtstreeks naar Scheldelhof gere.» den, maar ze waren eerst nog eens olp den zeedijk gaan kijken: Frans, die bij Leen op de fiets zat, moest natuurlgk ook mee. Arie wou nog zoo graag; gaan zK^femmen, maar het water was al te ver van den kant aft Toen ae zoo met z'n drieën o(p den dijiW zaten, k'wam vanzelf het geslprek op awem»( men. O, waf kon Arie het goed! Dat had Frans gisteren eens moeten zien. Toen had=^ den ze met z'n zessen, de bfeste zwemmers? van school een wedstrijld gehouden. En' hij', Arie, was telkens de 'beste geweest; hij had het gewonnen. Nu Was 't wel -Waar, da^ Arie flink zwom, maar zoo'n bluf te hebben, daar kon Frans heelémaal niet te=» gen. En toen Ariel ook nog IbeHjfe wtaor^ den en zelfs vloeken uitsprak', toen wai ide maat vol. „Je hoefü er tocji niet bij te vloeken ?'Dat| weet je todh weï beter?" had Frans h^ toegeVoefgd. „Wat, wat zég je?" stoof Arie woedend oip. Meer wist bij op dit oogenbük niet ui!( te b*engen. ,JDat je niet vloeken mag,," zei Frana bedaard. ,.Möet jij me dat zegigen, flauw jongetje? Jil zit nog metl 't water in je oogjes in sdhool, aoo'n klein ventje. E«n brav» jon gen ben jij, boor!" I „Dat kun je beter doen dan zitten lachen" nam Leen het voor zijn kameraad' olp. „Moet jiji dat jongetje! nog helpen? Hij kan het wel alleenl af, hoor, zoo'n domi4 nee!" voegdie Arie zij nbroer toe. )>Heb je nog iets te vertellen tegen me," stoof hij o'pi' Frans toe, „anders-----enl hij balde zijW vuist. I Het zou zeker op een vechtpartül hebbem uitgeloopen, als Leen de fiets niet had gef nomen en met Frans was wie^eredien. Maar Arie reed ze achterop, en ondettwegj gii% hij voort om' Frans te sarren en t« Iplagen. Leen en Frans deden verstandig omi zoo min mogelijk temig te zeggen en zoo( btekoelde de woede een weinig. Toen 'zej dicht bij huis kwamen werd er geen woordi meer gesproken. Arie had zijla vadjer ia |d)e verte ge^en(^ 's Avonds aan tafel bij Van der Hei, vroeg vader Vat er toch omjging onder»* weg. Hij had het getwist op, 't land ge« ihoiord'. „Waren jullie aan 't ruzie maken?" F'rans kijeeg leen kleur* en Zei: ,)Nee, vader". „Nu moet je niet leugenen, Frams. Dat waren heusch geen vriendelijke woorden, die ik hoorde. Jullie hebt me wel niet ge* zien, maar ik zagi en hoordte jullie wet" „Wat is er geljieurd, Frans?" begint moe»», der nu. „Toe, zeg het maar." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1938 | | pagina 3