CHIUVCEKBIADÖpGEQ.6noriDSIAG vöÖRDlZUID-HOIiEn EliAnDCn N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEÜWS" JOOST VAN DEN VONDEL EERSTE BLAD STICHTELIJKE OVERDENKING 10e Jaargang ZATERDAG 13 NOVEMBER 1937 No. 888 Dit Dummer bestaat uit 2 bladep Uit het Kijkvenster d. Booaf'^'op. WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" 18e JAARGANG Jezus' Koningschap eene vreugde der gansche aarde. 1587 1937 jet go'O'"' T. VAN DEN BOOGBRT, SOMMEISDIJK Schilder en Behanger Binnenweg T. niEuws Advertentie»pi^ 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Diëtiste aanvragen en aanbiedingen van 16 regels 80 et.; Boek«aan<> kondi^ing 10 cent per regel Contracten belangrijk lager. UITGAVE VAN Gevestigd te ZViiddelliarMis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17. Abonnementspi^s 85 cent pcT' 3 maanden b^ vooruitbetaling. Verschqnt lederen Woensdag en 2^terdag 2 maal per week. Afzonderlyke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaat De Heere regeert; de aarde ven* h«uge zich. Ps. p7 la. Het is een .wonderlijke troost in tijd van druk, als Gods volk gelooven mag dat de Heere regeert. Het komt aan op den persoon die regeert. Niet de menschen regeeren: Geen Plha^ rao's en Neblukadneiar's of Augustussen, al schijnen zij een drukkende, onverwrifei* bare macht te bezitten. God heeft Pharao verwekt, oipdat H!ij in. hem Zijn reditvaaris dig oordeel zou uitvoeren, om hem te laten in riijne zonden en aain zijln eigen hoogmoedig hart over te gjeven, zoodat hij het zoolang tegen God en Zij|n bevel' heeft volgehouden om Israël iiiet te laten trekken tot God zich heeft verheerlijkt in Zdjta vreeseüjken ondergang in de Roodfe Zee. Ne'bbkadnezar was een roede in Gods hand om te tuchtigen met de wegvoering naar fiabel. Augustus de Heidensche Keie ier van het groote Romeinsdhe Rïjk' wa^ de knecht van den Koning der Koningen om te vervullen, wat God gesiproktn had door den 'profeet Mieha ten opzichte van de plaats van Zlijtne geboorte. De menl* scheri doen wat God gebiedt. Niet de meni, ïchen maar de Heere regeert. Niet ret« g«ert de zonde. Iemand zei eens tot Bun<« yaa, dat de tijden zóó bbos waren, dat er geen beterschaip te wachten was. Bunyan antwoordde daarop: De Heere verartdert d« éjden. Hoe heeft de Heeie jïi de 16e eeuw ons vaderlaAd verlost van de afrt goderijl van Rome en in de 19e eeuJwl van het ongeloof van FTanktójk. Evenwel': „Als gij' verwoest, wie zaï'l dan Wouwen" Ps. 80 10. Zoo wordt de Heere verheer^^ lijkt in den ondergang van volken en lan* den en eens van de gansche wereld, wan* ifer de zonde rijp geworden is als ee|n| rechtvaardig oordeel Gods. Niet de zorA? de maar de Heere regeert. Zelfs Satan regeert niet. Satan kan niets doen, zonder van den Heere permissie te ontvangen. Dat blijkt uit de geschiedenis van Job. Ook 'de omwending in Gods volk, dat z5j onder een macht van verfcoekingen vel^• keeren, gelijk David en Petrus of melt vuisten geslagen worden als Paulus en weer inden staat der genade hersteld worden, is een dkiidetijfc bewijis, dat de Heere regeert en niet Satan. En in de leiding van Gods Voorzienig Bestuur bljkt op een buitengewone wi|ze het Koningschaip van Jezus. Paulus en, Süas zongen jpsdlmen in de gevangenis!. Als geestelÜjke geloofsheïden wordeii zij" door den druk gevoerd in het zaligst ge« luk. Tijden van rampen zijin tijden van vreqgde in den Heere. De Heere neemt ons man, wrouw, kind, geld en goed af om) Zichzelf aan ons te geven. En waar hebk tten wttj meer aan? Aan geld of aan( gei* genade? Genade maakt ons rijk in God. En toch, wlij' wililen de wereld helHbeinj «n niet den Heere, Hier blijkt wpllda vreemde vorsten en geweldhebbers na ont< vangene genade in ons nog regeeren. Hij brengt ze ten onder o|p Zijn tijd. Dan} is de wereld waardeloos en de Heere hejefi; alleen alle waarde. Hei was bijl gelegenheid,, dat Z. M. Ko»» ning Willem III rijn jaarlïjKsch bfezoek aan Amsterdam bracht toen een Chris» t«m door zlijn vriend gevra^d werd of hij zijn koning wilde den. Die Christen gaf daarop ten antwoord: Zou ik' mïjin Kol^ ning niet willen zien? Hij sprak met dje woorden zlijln verlangen naar Koning Jezus uit om Hem te zien in Zijjne schoonheid, door Wi^p alle*n «ardsch« koniti£«n rege»« ren en vorsfen gerechtigheid stellen. Sipr. 8 15. Het ambt der .averheid ,is een instelUngj Gods. Hoe wordt het helaas! door veleni misbruikt. Godvreezende vorsten als Dals vid, Salomo, Josaphat, Hiskia, Josia, dJe de afgoden uitroeien uit het land en bet Koninkrijk van Jezus Christus vorderen",, zijn er weinige. Daarentegen zijin er vele, ^i^ met Jerobeam, Rehalbeam, Achas, Zei.s dekia alleen bezorgd zijn voor hun ei^en rijk, en den dienst des Heeren vert)lasfi teren of prijsgeven. Als zij slechts koning aijln, en of Christus' rjj,k en wetten tet gronde gaan vervult hen niet met zorgl. Zij' zijn er blind voor, dat hun troon wankelt, door het verzuim gepleegd aan] de eere van Koning Jezus. Vanwaar diti onderscheid tussohen hen die regeeren? Vele kennen Koning Jezus niet en he'bbfen hunne harteknieën nooit gebogen voor Hem. Het gaat hiermede als met een leej*i raar. Hij; moet leeraar af worden om een getrouw leeraar te worden en door deo) Hoogsten Leeraar geleerd Jezus Christus en dien gekruist alleen ïe 'prediken. Zoo moet een koning koning ai worden en een onderdaan van dtn eeuwigen Kof» njng om door Zijn Woord e n Geest zich te laten regeeren en Zijn woord ajlleen al^ Wet te erkennen. Godsdienst maakt ons niet bbter; of men zich een Christelijk^ overheid noemt evenmin; de wetten van Koning Jezus zullen moeten geëeibiedigd worden. i De Christen die zei Zou ik mijn Koning niet willen zien? riep de oord'eelen over Nederland uit met de woorden uit Psalm 119 126: Jlèt is tijd voor den Heere, dat Hij werke, want zij hebben Uwe wet ver* brokenEn wat is er sedert dien tijd al gebeurd, waarin wij niets anders kunnen zien dan Gods ongenoegen. Doch 'helaas! het meerendeel der men^; schen is met hun godsdienst gered. Zulk een geredde toestand is zeer nadeelig voor den waren dienst van God en maakt dat men de oordeelen niet ziet noch uift» roept. Er is een 'ijver naar den Godsdienst maar niet om God te dienen. Scholen en Kerken verrijzen er genoeg en men roemt er in als Rome. Maar waar is de liefde tot de Waarheid, die in Christus i^? en v^e is het te doen om zuivere leeraars en god!* vruchtige meesters, die de Kerk stidhtetnl door geloot en godzaligheid en den staat beschermen tegen de waissende vloed van ongodvruchtigheid en wereldsgezindheid? En wat blijkt? Dat vreemde vorsten onze kracht verteren. De hoofdvorst is de Statan zelf, die onz'e vad'er is van nature en wieni wij liefhebben', want hij heeft ons geteeld. Gaarne doen wijl zijihe begeerten; jjijtn! wetten zijn oïijzle zonden en hij bfelooiflt ons koninkrijken als Wij hem dienen, maar koninkrijken, die vergaan. Een andere vorst is Mammon. Toen de mensch viel werd de Mammon koning. Van dien tijd af ïs de mensch uit de aarde aardsch en heeft niets dan genegenheden, bedoelingen en gedachten, die in woorden en daden oipenbaar of ver'borgen toione*'! dat het gemunt is op aardsche goederen, machien en kronen. Wordt vervolgd De Kerkelijke Gesdiiedenissefn van Trigland De Remonstranten olp Flakkee. De doleerenden in Goede: reede. Alvorens nu Trigland te volgen in zijn be* Schrijvjng van de troebelen, in Flakkee ver* oorzaakt door de Remonstranten, wensch ik op te merken, dat vooral het leerstuk der Uitverkiezing, den Remonstranten in den weg stond. Hierin toch blinkt de souvereini«= teit des Heeren volmaakt idt. Voor des Hee»( rgn Kerk is, dit leerstuk een bron van troost, door de vaderen het „Cor ecclesia," het hart der kerk genoemd. Den vijanden der Gereformeerde waarheid is het immer een steen des aanstoots geweest. Toen dan ook van Oldenbarnevelt in de Statenvergadering met Prins Maurits in een gesprek ov*r d» Uitverkiezing was gewikkeld en de Prins den Landsadvocaat in het nauw dreef, ver* onttschuldgigde deze zich, zeggende, dat hij geen theoloog was. Dat ben ik ook niet, zei» de Maurits, en omdat wij dat beidejn niet zijn, wil ik een Synode zien samenkomen, die de leer vaststelt. Later is door de Staten der verschillende provincies tot het houden der Dordtsche Nationale Synode besloten. hen andere opmerking moge hier nog plaatsvinden. Het vasthouden aan een ver* dedigen van de leer, zooals die door de Kerk der Reformatie is vastgesteld en door al de oude gereformeerde schrijvers wordt geleerd, wordt door velen als haarkloverij en on* broederlijk getwist uitgekreten. Het is daar verie van! In het leerstuk van het eeuwig welbehagen Gods, zooals.dit in de Uitver* kiezing openbaar komt, wordt God alsde alleen Souvereine op 't hoogst verheerlijkt, maar dan ook de gevallen mensch op 't diepst verneerd. Dit laatste nu stuit ons van nature tegen de borst, onze aangeboren hoogmoed verzet zich tegen de vrijmacht Gods. En zoo zoeken velen een geloofsleer op te bouwen waarin aan God door ons een plaats wordt aangewezen, in tegenstelling met het geloovig; aanvaarden van de absolute hoogheid en souvereiniteit, die Hem in Zijn heerlijk Wezen van eeuwigheid eigen 'is. De deugden Gods tfe aanbidden en te prijzen is de spijze van het levend gemaakte hart. Ik wenschte voorts wel, dat onze jeugd zich van de groote beteeke|nis van dien strijd om de waarheid meer bewust ware, dan zouden zij hun onverschilhgheid, die zoo menigmaal aan den dag treedt, laten varen. De kennis van de Waarheid en van de geschiedenis der Waarheid is bij velen ook ontstellend klein. Op blz. 1030 vangt Trigland dan aan ;om over Goeree te schreven, opdat de lezer zie de vreedzaamheid en zedigheid van den Arminiaanschen geest, waarvan men den mond zoo vol heeft; zoo laat hij zich uit. Te Goedereede stond in 1616 als predikant de Godvruchtige Nicolaas; Dammius. Wegens zijn hoogen ouderdom legde deze zijn ambt neer en nu wisten de Remonstrante domifi né's in de classis Voorne en Putten te be* werken, met behulp van den baljuw Johan Wieland eii M. Adriaan de Vogel, van Spreeuwenstein, een dijkgraaf, dat een stu* dent, Adrianus Romanus, daar standplaats kreeg. Deze jonge man had zich oogent» schijnUjk ver van de nieuwigheden in de leer gehouden, maar was heimelijk de Rei* monstrante gevoelens toegedaan. De kerke» raad heeft lang de komst van Romanus te* gengehouden doch kon het beroep -niet be* letten. Romanus werd dus ontvangen,, doch ten Stadhuize liet mem hem expresselijk beloven, dat hij de leer der Gereformeerde Kerk, zooals die in de formulieren van, Eenigheid vervat was, zou voorstaan, gelijk zijn voorganger Dammius immer had gedaan en dat hij, Romanus, ook met den vromen Ds. Cornells Damman, die op Ouddorp stond, goede correspondentie zou houden. Korten tijd ging het goed, Romanus hield zich op de preekstoel in. Spoedig echter kwam het confUct. Kerkeraad en gemeente verzochten hem den Catechismus te preeken. Hij weigerde aanvankelijk maar gaf ten slotte toe, toen men hem deed verstaan, dat men zich bij zijn weigering niet wenschte neer te leggen. Hij ving den Catechismus te preeken aan bij het Derde deel, de Dank* baarheid. Ellende en verlossing liet hij rusf ten. Hij begon nu laatdunkend over den Catechismus te spreken, en zeide, dat er tot nu toe eeln valsche leer gepredikt was, maar dat hij de kaars wel weer op den kandelaar zou zetten. Hij schold de Gere* formeerde leer als duivelsch. Ook ging hij „omdragen'' een Goddeloos boek van den Arminiaan Slatïus, een berucht predikant te Bleiswijk, die op het schavot gestorven is. Ook ten Stadhuize durfde hij zeggen, dat er lot heden in Goefée een valsche leer was gebracht. Hij stelde tevens zijfn Ie* vensgroot geschilderd portret ten toon, waar*- op hij stond met een kandelaar met bran* dende kaars in de hand, willende hij', als Johannes de Dooper, Goeree, dat in duis* ternis zat, tot het licht voeren. Daarover vermaand zijnde van het volk, ging hij op de preekstoel te heftiger uit*, varen 'en zeide bijvoorbeeld: Dit leeren deze contra*remonstranten, dat God het eene kind schept voor de verdoemenis en het andere ter zaligheid. Gij, vrouwtjes, denkt aan Uw onnoo* zele kindertjes als zij sterven! Ook verzette hij zich tegen alle vermaning, den tekst behandelende: mijne broeders, weest niet vele meesters. Hij kapittelde toen den kerkeraad en zeide te hopen spoedig van deze heden verlost te mogen worden. Aangezien het met Ds. Romanus van kwaad tot erger ging, scheidden kerkeraad én leden plechtig van hem af en gingen te Ouddorp ter; kerke. Dt Burgemeester liet nu hem «n d«n Kerkeraad ten stadhuize komen om de ge* vens te onderzoeken. Daarbij stelde de Ker»» keraad, dat Ds. Romanus o.a. gebrek vcrt» toonde in de prediking van des menschen verdorvenheid. Waarop Ds. R. zeide, dat niet alles noodig is ter zaligheid geleerd te worden wat Gods Woord leert. Dé zaak stond dus hopeloos. Allen scheid» den zich van hem af „op 5 of vrouwen na en een eenvoudig oud man." De „doleerende"' gemeente volgde nu het advies van „het goede deel der classis'' _en mocht ten huize van Gerrit Jansz, ouderling te Goeree, de prediking aanhooren van ds. Gosuinus Buijtendijck, predikant te Dirks* land. Omdat de toeloop groot was, vroeg men ^en Magistraat om Ds. Buijtendijck des Dfnsdags in de Kerk te laten preeken. Aangezien de verkiezingen voor de deur jsfonden, werd de beslissing tot later aange* houden (dat kunstje kent men in onzen tijd nog.) Romanus zat ook niet stil en wist van de,n beer Otto van Zevender, Baljuw van Vooüpie, die de verkiezing in handen had, te verkrijgen, dat de meer» derheid in Goeree's Bestuur uit Remonstran» ten zou bestaan. Dit gelukte en alzoo kon» den de doleerende kerkgangers hun verzoek niet eens meer voordragen. Iaat staan dat het zou worden toegestaan. i Wat raad? Zijl togen naar den Haag, waar zij geadviseerd werden maar eens stillekens Kerk te houden in de Kerk van Goeiree, welhcht zou dat wel goed afloopen. Aan.*( gezien Ds. Buijtendijck van Dirksland hier»* voor geen toestemming van zijn kerkeraad kon krijgen, trad Ds. Dammann van Oud* dorp op, op Vrijdagmorgen 19 Januari 1618. Zoo hielden zij kerk in het eigen Kerkge* bouw. Het ging' in de Kerk goed, maar weer buiten gekomen zijnde was er groot rumoer. Een menigte menschen riep: Sla dood. Moord, Moord! En Ds. Romanus, half ge* kleed in zijn deur staande, vuurde eenige visschers aan (menschen „zonder religie, behoudens dat zij Ds. Romanus waren toege* daan'') roependeLustig mannenVecht nu voor je kerk! Er bij zeggende, dat de do* leerenden geweren in 'de Kerk hadden, zooals zijn dienstbode had gezien. Door het ophitsen van Ds. Romanus kwam een geheele menigte op de been, die met stokken en ander wapentuig was toegerust en gaarne de contra*Remonstranten wilde afrossen. Onder deze geweldenaars was een man, dien Romanus onlangs had gedoopt en deze had een knots in de hand. Hij begaf zich naar Ds. Romanus en vroeg; zal ik d'r op smijten? Romanus stond hier tusschen twee vuren en zijn antwoord was: Wat zal ik zeggen,? Christus heeft tot Pe* trus gezegd, steek uw zwaard in de schede; nochtans, zij mogen de kerk niet hebben." Tenslotte kwam de schout tusschenbeide en nam Krijn Pietersen en Cornells Boo* gertmuan in verzekerde bewaring, beiden Ie* den van den Kerkeraad. De onrust duurde nog lamg en hevig voort. Onder meer werd ook een oude vrouw, Agneta Bocx, echtgenoote van den Oud*burgemeester Maa* rinus de Bock, onder den voet geloopen en haar heur „heuijcfce" ontnomen. Deze oude vrouw heeft hiervan eenige dagen te bed gelegen. Hier onderbreek ik nu het verhaal aan Prof. Trigland. Uit het vorenstaande kan gevoeglijk de beminneUjkheid en verdraagzaamheid dezer Remonstranten gezien worden. Het wordt in dit groot werk van Trigland meermalen opgemerkt, dat de Remonstranten verdraag* zaamheid predikten, maar dat bmkbaar ali» leen de Gereformeerden van deze verdraag» zaamheid moesten worden uitgesloten. Zoo noemden de Gereformeerden zich dus do* leerenden, dat is klagenden. Zy hadden nog iets anders te verduren dan de do* leerenden van 1886. I WAARNEMER. Den 17den November zal het 350 jaren geleden ziijn dat deze groote Nederlandsche dichter, de Prins- der Nederlandsche didis» ters, het levenslicht zag. We veronderstelllen dat velan onzer lezers slechts van den siaam van dien man hebb'en gehoord, die dan in verband gebiracht wordt met heit bloeitijdiperk in onze geschiedenis: De Gou* denC Eeuw; om dan in één adem genoemd te worden met Hooft, Huijgens, Jacob Cats enzoorvoort. i Om in klare bevattingen over onzen groot» sten dichter der 17de Eeuw te sdhilijfveni,, moeten wij vooropstellen, idat een werkelijk dichter niet iemand is dje versjes maakt; een aantal regels in maat ojp |teind laat rijbien; maar dat zoo iemand een gave heeft meegekregen, die' Mj heeft te geb'truiken; tot eere van God. Immers al onze gaven, talenten krachten, geleerdheid, en wat niet al; al onze gedachten, woorden werken, ja zelfs ons heele leven, alles wat we verrichten,, moet geschieden ter eere Gods. Een werkelijk dichter is een kunstenaar (geen kunstenmaker!) In een inleiding van een bundel letteip kundige opstellen, schrijft Annie Salomons: „:,Een kunstenaar is iemand, die niet in wezen anders is dan wij, maar die, begaafd met sterker verbeelding, met scheriper en gevoeliger zintuigen, met feller verlangens en dieper belangstelling, het leven, óns| leven, ondergaat en weergeeft met een gloed, een kracht, zóó meesleepend, dat het onst isalsof we onszelf, ons eigen bestaan, onze omgeving, onze medemenschen, nooit hadden gekend, omdat we ze nooit zoo' diep hadden begrepen". Joost van den Vondel werd dus den 17den November 1587 geboren in de stad Keulen; die stad had vroeger den naam van Colonia Agrippina, zoodat Vondel ook wel gei» noemd is geworden: Agrippijinsche Zwaan. Om geloofsvervolging te ontgaan was Joost van den Vondel, de vader van den dichter, na den val van Antwerpen van 1585, met zijn vrouw Sara Kranen, in Keulen gaan wonen. Later trekt het huisgezin naar Utrecht voor eenigen tijd om in 1597 te Amsterdam tot rust te komen. De oude Joost, die hoedenstoffeerder is, begint daar een kousenhandel. Hierbij moet men niet denken aan een onbenullig kousenwinkeltje. Neen ,in die jaren waren kousen een nogal kostbaar artikel. De heeren droegen korte broeken, dus vormden, vooral onder de rijke burgers van Amsterdam, zijlden kousen een voornaam onderdeel van de kleedtj, (Als in 1608 de vader van den dichter sterft, komt z'ijln zOon Joost in de zaak. T'wee jaar later huwt deze met Maaiked de Wolff, die in dezlfde straat als Vondel woonde, en ook uit Keulen afkomstig was. Aan deze vrouw heeft Vondel veel steun gehad; naar sommiger oordeel drijft Z^laaiken op den duur den handel om haar man ge* kgenheid te geven om te dichten. Reiedis' vroeg was de lu.st («ot dichten in haar man ontwaakt, hoewel het heel lang duurde eer hij, tot voUe rijpheid kwam. Vrij jong Was hüj reeds lid van ,de Braböintsdhe Kamer „de LavendelHoem". Dit was een z.gaa. Rederijkerskamer, ^die zich in het begin

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1937 | | pagina 1