CriQWEEKBIADÖpGED.GQ0nD5IAG vööÖDcZUID-HOIlaiZEEUWJCNE EHAHDEn
N.V. UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „EILANDEN-NIEUWS"
DIT EN OVER 's LANDS
WEERMACHT =-
EERSTE BLAD
STICHTELIJKE
OVERDENKING
9e Jaargang
ZATERDAG 5 JUNI 1937
No. 842
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
Schatten vergadert
en niet rijk.
Uit het Kijkvenster
Mooi gebruind
Neemt proef met deze producten.
KOMT ER ZEKER OP TERUG.
WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMENHET BLAD „ONZE EILANDEN" 18e JAARGANG
Grasboter, Graskaas
Karnemelkspap
Slag- en Koffieroom
Chocolademelk
Flesschenmelk
„Fazant" Koffiemelk
Voornaamafe inhoud
niEuws
Advertentieprijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst»
aanvragen en aanbiedingen van 1—6 regels 80 et,; Boek'aan»'
kondipng 10 cent per regel Contracten belangr^k lager.
UITGAVE VAN
Gevestigd te Middelharnis Prins Hendrikstr. 122 C Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17,
Abonnementsprijs 85 cent per 3 maanden by' vooruitbetaling.
Verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers 5 cent Buitenland 8 gulden per jaar
Akoo is 'het met dien, die zichzelven
schatten vergadert, en niet rijk is in
God.
Lucas 12 21..
In verschillende plaatsen zij^n de dank*
dagen voor het gewas gehouden. Moge het
ook geweest zijn in erkentenis dat God de
Gever is van alle goede gaven. Zal de
dankdag beteekenis hebben en niet maar
een vroom gebaar zijn, dan is moodig te
verstaan: Het is tevergeefech, dat gijlieden
vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der
smarten.
't Is toch God, dile het gras doet uit^
spruiten voor de beesten en het kruid tot
dienst des menschen, doende het brood (Uit
de aarde voortkomen.
Hij, die hemel en aarde, met al wat er
in is, uit niet geschapen heeft, onderhoudt
en regeert dezelven nog door Zijnen eeuwil*
gen raad en voorzienigheid.
Hoe schoon en waar spreekt onze Gate*
chismus van die voorzienigheid Gods, dat
Hij alzoo regeert, dat loof en gras, regen
en droogte, vrudhtbajre en onvruchtbare ja;»
ren, spijs en drajik, gezondhiei;..d. en krank»»
hcid, rijlcdom en armoede, en alle dingeii,
niet bij geval, maar van Zijtae vaderlijkle
hand ons toekomen.
Dit kunnen wij' van buiten leeren, maar
zal het wei zijh, dan is Inoodig ervaring er
van te bekomen in ons leven. Het is niet
genoegzaam tot de zaligheid deze dingen
met den mond te belijden, het geloof des
harten kan niet gemist worden tot de ge«
meenschap met den levenden God.
Die God tot Zïjin deel heeft fS rijk in
God. Dan alleen 'heeft hij een eeuwig be»'
zit, een onvergankelijken sdhat verworven.
Dan zijn de goederen dezer wereïct hem
minder waard dan de goederen des Iheils.
Zulk een is waarlijk rijk. Alle 'anderen
z'ijn eigenlijk arm. De spreukendidhter
spreekt daarvain: Er is een, die zicfhzeïveln
rijk piaakt en niel met al Iheeft; en een,i
die zichzelven armer maakt en heeft veel
goed. I
Er zijn goederen, die den mensdhen aan*
genaam zijn in het leven en 'bij den dood
hem ontvallen en er tifa. goederen, dile
den mensch aangenaam zijbi in het leven
en bij het sterven een eeuwig gewiin göven.
Had nu de mensdh maar het jrechte,
inzicht in de waarde der tijdelijke en der
eeuwige goederen, hij zou zich btegeven
tot het zoeken van hetgeen blijft.
Dodh nu wordt openbaar, hoe verdorven
het verstand is. Hetgeen voorbij gaat wordt
meerder geacht dan het eeuwige.
De Heere Jezus, die weet wa(t in den
mensch is, teeként in de gelijkenis van
den rijken dwaas het hart in zijn bLnde
blijdschap over den rijkdom, hem ten deel
gevallen. De opbrengst van 'het land was
zoodanig, dat voor vele jaren geen zorg
behoetde te iij'n. Nu was hij verzekerd voor
de toekomst. Dies sprak hij vol opgewekt
'heid: neem rust, eet, drink, wees vroolijk.
Een groot voorrecht van gezegenden ar*
beiid was hem ten deel gtevallen, imaar
geen gezicht had hij op den Gever. De
gaven waren hem alles. Het gemis van den
Gever kwelde hem niet. Het doel was be*
reikt; On. aztoxgd te kunnen leven. O, hoe
prees hij zichzelf gelukkig met zoo'n goede
uitkomst.
't Is wel een zeer begeerlijke zaak, vrij
te zijn van de zorgen des da^lSjkscheji'
levens. Denk u eens in den toestand der*
genen, die zorgvol hun levensweg hebfeen
te bewandelen. Hoe moeilijk is 'hun be*
staan. Laat toch bij hen, di; ruimer ge*
zegend zijn met aardsdhe imldldelen «^r*-
barmen zijn voor hun behoeftige mede*
menschen. Helpt, waar gij helpen kunt.
Weest weldadig, wordt rij'k in goede wer*
ken, gaarne mededeelende en gemeen*
zaam. Gedenkt het woord van Paulüs tot
Tijmotheus: Beveel den rijken in deze te*
genv'oordige wereld, dat zij niet hoogmoe*
dig zijn, noch hunne hoop stellen op de
ongesradigheid des rijkdoms, maar op den
levenden God, die ons alle dingen rijkelijk
verleent om te genieten.
De r'ijke dwa^s kende geen zorg of be*
kommernis over zijn naaste. Hij had het
oog alleen op zij'n eigen belang. Vam de
zoodanigen sChr'ijft Jacobus en stelt hun
de vraag: Indien et nu een broeder of
zuster naakt zouden zij'n, en gebrek zou*
den 'hebben aan dageÜj'ksch voedsel, en
ijemand van u tot hen zou zeggen: Gaat
henen.in vrede, wordt warm en wordt ver*
zadigd, en gijlieden zoudt 'hun niet geven
de nooddruftigheden des lichaams, wat nut*
tigheid is dat?
Hoezeer komt het hatelijk zijnde en el*
kander 'hatende hierin aan het licht?
Daartegenover zet de Heere de Üefide tot
God en tot den naaste. En (dit plant Hij jn
het hart van Zijn volk, als Hij hen over*
brengt in Zijn gemeenschap. Als de schat*
kamer der genadegoederen opengedaan
wordt en de Heere sdhenkt daarvan aan
een allesveirbeuTd hebbtend zondaar, hoe
wordt het hart dan aangedaan ?net ,w(e*
derüefde. De liefde maakt medededlzaam.
In den weg van dwang kan wel veel be*
reikt worden om den rijkeren te breingen
tot ondersteuning der minder bedeelden,
maar alleen de liefde vermag samenbin*
dipg tussöhen hen te leggen. De eerste
Christengemeente is hiervan een sterk
sprekend voorbeeld. En ook later zijn vele
getuigenissen uit het leven der kinderen
Gods bewijzen voor de madit van den H.
Geest, als Hij het leven der genade doet
beleven.
Die rijk is in God, omdat de Heere Zijn
deel is geworden, heeft den waren rijkdom.
Hijl kan zingen: De Heer is mijh genoeg*
zaam deel, mijh goed.
De arme dwaas, dije zich rijk waande,
bezat van die Goddelijte goederen niets.
En toen hij stierf, was hij even arm als
toen hij de wereld in kwam. Hij moest al*
les aan anderen nalaten.
Wel mag hij dwaas genoemd worden, die
veel bij'senvergadert en als het er op aan*
komt, niets er mee beginnen kan.
Maar, laat ons nipt te haastig zijn in
'het oordeelen! Want met welke mate gij
meet, zal u wedergemeten worden.
Hoe staat het met uzelf? Hebt gij wel
eens stilgestaan bij het eind des levens?
Stelt gijl u wel voor, wat het zeggen wil te
moeten afstand doen van al wat hier de
wereld biedt? En dan? Hoe zal het dan
zijn?
Het is den mensch gezet te sterven en
daarna 'het oordeel!
Hoort het Woord des Heeren: Aangaan*
de degenen, die op hun goed vertrouwen
en op de veelheid huns rijkdoms roemen,
niemand van 'hen zal zijbien broeder im*
mermeer kunnen verlossen: 'hij zal Gode
zij'n rantsoen niet kunnen geven.
En, welk leven is het meeste waard
dit tegenwoordige of het eeuwjge leven?
Zal dan niet het tegenwoordige eene voor*
bereiding zijn voor het hiernamaals?
Wie gaat op reis zonder de poodige toe*
bereidselen te treffen? Welk een dwaas |is
dus 'hij, die de groote reis naar de eeuwig*
'heid aflegt zonder te overleggen, waarheen
de reis voert.
Adh, welk een arglistig hart draagt toch
de mensch van nature bij zich. Het ve«*
voert hem om het stoffelijke te zoeken bo*
ven hef geestelijke, den Mammon boven
God.. I
tit Heere geve ook hierover te zuch*
ten: Ik ellendig mensöh! Gelijk over alle
zonden, moet ook over deze 2onde van het
kleven aan het stof voor den Heere be*
lijdenis worden gedaan:
Hoe kleeft mijn ziel aan 't stof'. Ai, zie
mijn nood;
Herste; mij; doe mij naar uw woord
'herlelvehii
'kLei voor uw oog mi|n weg en handel
M'oot;
En, welk een angst mij Immermeer
i' deed beven.
j
Genadig is de Heere,. als Hij losmaakt
van de schatten dezer wereld en verbindt
aan Hem, die een erfdeel geeft in het goed,
dat voor de Zijinen weggelegd is van voor
de grondlegging der wereld.
Wel dengene, die met Salomo wijbiheid
begeert boven rijkdom. Wij'sheid tot Gods*
kennis en tot zelfkennis. Die zal ervaren
welk een schat hem hierin geschonken js.
Wijsheid is beter dan roMjhen.
Welgelukzalig is de mensch die wijS*
heid vindt en de mensch die verstandig!»
heid voortbrengt; want haar koophandel
is beter dan de koophandel van silver
en 'hare inkomsfl dan het uitgegraven
goud; zij is kostelijker da,n robijnen en
al wat u lusten m'ag, is (met haar niet te
vergelijken; lengte der dagen is in hare
rechterhand, in hare linkerhand rijkdom en
eer; 'hare wegen zijn wegen der liefeÜjkheid
en alle 'hare paden vrede; zij jis een boom
des levens dengenen, die ze aangrijpen, len
elkeen die ze vasthoudt wordt welgelukzalig.
Door die wijsheid, die verlichting des
verstands door den Hei^ïigen Geest, leert
de mensch de ditigen op de rechte waar*
de schatten. Zonde wordt hem zonde, we*
reld worde hem wereld. God wordt jheïn
God, de ZaïUgmaker wordt hem! Zalig*
maker.
En zoo zouden we nog veel kunnen noe*
men van 'hetgeen de Heere zijln fvolk leefct
kennen, waarvan 'hen hiier nog maar de
helft wordt aangezegd. Hoe groot h het
goed, dat de Heere 'heeft weggelegd voor
de Zijnen!
Lout're goedheid, lefdekoorden.
Waarheid Zijn -des Heeren paan
Hun, die zïjii verbond en woorden
Als 'hun schatten gadeslaan.
Maar, dan kan het ni|et anders of zij
zullen ziende op 'hun aardschgez'ind*
'heid, ook komen met deze woorden:
Wil mij', Uwen naam ter eer.
Al mijii euveldaan vergeven;
Ik 'heb tegen U o Heer,
Zwaar en minigmaal misdreven.
De gevaren van d*n z^nn«rdag
Van zwemmen en vevdrinken Ou»
(deusmart. De moeillijlkiheid der
oj5vioeiding.
De warme, zomersche dagen, die voor
Zoo velen een verkwikking zJijh, kenmerken
zich anderzij'ds door veel leed, hierin b'e*
staande, dat menig leven schielijk woidt
afgesneden, als op ondoordachte wijte in
het water verkoeling wordt gezocht. De
zWemsport neemt in de laatste jaren een
hooge vlucht. Werd) nu maar altijd over*
dacht, dat, indien eenig schepsel zidh buiten
eigen element begeeft, Zulks aan bfepaalde
voorwaarden gebonden is, dan werd dikw^ijls
groot onTieil voorkomen.
(Wie zich te water ibegeeft, dient het
natte element te lannen; .^het Z'wtemmen
moet geleerd worden. Zelfs net onschuldige
bladen van degenen, die niet de Zwemkunst
machtig z'ijta, noopt tot voorzichtigheid. De
temperatuur van het water eenerzijds en van
het lichaam anderzijds behooren niet al te
aeer van elkander te (yersdhlUen. Het al
dan niet gevuld zijn van de maag speelt
hier ook een, rol en bovendien vormt ook
onbekendheid met het verloopi van den
b'odem van beek of iplas een factor, die niet
onderschat mag worden. Om van vele an*
'dere omstandigheden nog maar te Zv(^jgen.
Onder de velen, die de krant ons nu
dagelijks als verdronken aankondigt, neepnt
de jeugd een ruime plaats in. De jonge
menschen missen doorgaans de voorzichtig*
heid, die den ouderen ,pigen is. D'ït onp
doordacht handelen wordt dan zeer zWaar
gebioet. Het allerzwaarst door da(n, omge*
komene, die zoo plotseling ,den drempel
der eeuwigheid overschr'ijdt. Mede wordt
het ouderhart zwaar bftpjtoefd, als een der
kinderen uit den huiselijkJofn kring wordt
weggerukt. Wat dit zieggen wil, hoe groot
dit leed is^ weet allyen h'iji die het heeft
'doormaakt. D'an buigft het hart zich in zijn
leed tern^ir om het groot verlijes. En te
dieiper schrijnt de slag, als er leivendig besef
is van dood en eeuwigheid. Want de mensch
gaat toch naar iijh eeuwig huis, de plajs
vanwaar hij' niet kan wederkeletren.
Zoo moet ook in dezen het voortdurend
vermanend en waarschuwend woord der
ouderen wel 'blijven klinken. Dat de jon*
gens en meipjesj dit niet altijd prettig vïn*
den, mag ons er niet van weierhouden.
Juist omdat vader en moeder zoo goed
'die eigenschap van het jeugdig igemoed
kennen, om vele gevaren gering te schatten,
moeten zij opi voorzichtigheid aandringen.
Met de alleiheste tedoelingen moeten eigen
jeugdjaren wel eens worden opgehaald, al
volgt daar veelmalen van de djde der
jongeren op ,,o ja, toen u jong was,
toen mocht een mensch Tieelemaal niets!
De tijden zïjn -veranderd".
Ja, inderdaad, daar weten vader en moeder
alles van, dat de «tijden veranderd zlij'n.
Men krijgt wet eens dpU indruk, dat de
jeugd de ouders boven ''t hoofd groeilt.
En nu is de moeilijkheid, om de kinderen
hun kinderdeel en kinderiplaats te geven
en hen toch met vaste hand te leidem.
Daar is wijsheid van 'Boven toe noodig.
Vooral ,a's de kinderen al zoo'n hoofd
bioven vader en moeder gaan •^itsteken.
Die verhouding ouders en kind, blijft
altijd bestaan. Al zïjh de "kinderen r eds lang
getrouwd, blijVen vader en moeder om hen
denken.
Daar zat heil oude moedertje in Rotter*
dam,, in Charlois. Reeds lang weduwe zijn*
de, "woonde zij blij hare dochter in. Haar
jongste zoon is Piet, een groote, sterke
jongen, 28 jaar oud. Nog ongetrouwd, met
goed loonend werk. Als moeder jarig is,
komt ook Piet haar felidteeren. Moeder
sipiTeekt zoo. vaak een vermanend woord te*
gen haar jongen. Maar hij wil er eigenllijk
niet aan. Moeder heeft een groote staart*
muts op en Piet zegt „zoo gauw als je
die muts afdoet, dan zal ik tcxis heusch
naar je luisteren." 't Kleine vrouwtje ant*
woiordt „Nee Piet, ik blijf z'oo. Met die
muts o'p heeft de Heere mij gevonden en met
mij genoegen genomen, laat mEj maar blijkren
zoo ik hen".. Ook nu is hij' op moeders
verjaardag gekomen. Bij 't heengaan staat
hij in zijn voUe lengte voor dat nietiglej
vrouwtje. Hij steekt een sigaar aan en zegt
„ja mensch, ikl neem het er van hoor, ik
ben nog jong". Moeder neemt zijn arm,
drukt die vast tegen zich aan en antwoord:
j,arme Piet, dat is alles maar te kort hoor,
wat weeg je( toch geld uit voor wat geen
brood is! Acl\ zoek toch den Heere, 't is
zulk een bestendig goed.
Piet vertrekt. Den volgenden dag komt
een politieagent voorzichtig vertellen, dat
Piet verdronken is.
Oud moedertje is wel geschokt, doch
mag uit genade, sterkte vinden hierin, dat
God geen onrecht doet. Zoo is zij nog in
staat, achter ,de haar te gaan, wetend dat haar
verdrukkingen niet altoos zullen blijven.
WAARNEMER.
worden gelaat, hals en armen door
AMlLDA-zonnebruinciême. Voorkomt tevens
vervellen en de zoo pijnlijke zonnebrand.
Flacon 90 et. Tube 60 et. Doos 50 en 25 et,
DIENST EN BURGERPLICHT
Als een ernstig nadeel, welke de uitoefef
ning van den dienstplicht aan menig jongen
man berokkent mag stellig worden be*
sohouwd 'iet verlies zijner betrekking.
Zoowel voor 'het tijdstip, waarop de ver*
vulling zijner militaire verpliditingen aan*
vangt, als na het einde daarvan, |Ondervindt
betrokkene vaak de ontmoedigende teleurstel*
ling van afwijking zijlner sollicitaties naar
een gelegenheid tot broodwinniing, in het
eerstgenoemde geval omdat de werkgever uitt*
slui,tend dienstpliohtvrij personeel voorkeur
geeft, in 'het andere geval doordat jna weder*
komst uit den militairen dienst voor den
werkzoekende blijkt, dat geen 'herplaatsing
bij den vroegeren patroon meer mogelijk
js.
Aan de bij wet opgelegde vei^)li|chting,
om, zooals dat in onze grondwet is ukge"
drukt met de woorden: „mede te ^werken tot
handhaving der onafhankelijkheid van hef
rijk en tot verdediging van zijn grondge*
bied," moet als orde* en vaderl'anldslievenid
burger worden geihoorzaamd, doch evenzeer
dient noodelooze verzwaring van <lie ver*
plidht'ng, veroorzaakt door daaruit ontstaan
de moeilijkheden ter voorziening in een maat
V.
schappelijk bestaan, te worden voorkomen.
Bij de beoordeeling van 'het hier behan*
delde onderwerp, denke men zich in, |dat hij,
die zich van zijn staatsplicht kwijt idoor het
opnemen der lasten, verbonden aan de ver*
vulling van een taak in de ."weermacht, deze
niet uitsluitend volbrengt tot eigen voordeel,
doch, en zulks meestal niet voor het klein*
ste deel, ook ten bate van het algemeen,'
d.w.z. voor de gemeenschap, waartoe even*
eens de werkgever be'hoort.
Deze laatste, vaak al te zeer. jvervuld van
naar winst 'hunkerend verlangen, beschouwd
de voor hem uit de militaire ^verplichtingen
van zijn personeel voortspruitende nadeeltan
meestal te eenzijdig, en te veel van den
persoonlijken kant, terwijl 'het niettemin vooi
de vorming van een juist en ^Izijdig oordeel
noodzakelijk is daarin ook het algemeen
belang te trekken.
Ieder, die de overtuiging 'heeft, dat de
weermacht des lands eigenschappen bezit,
welke preventief werken tegen orde, rust, en
welvaart ondermijnende krachten, zal in*
stemmen met de uitspraak, dat elke onder*
neming, eik bedrijf enz., van welken aard
ook, van de preventieve waarde, 'hetzij van
politioneele, 'hetzij van militaire organen,
grootendeels afhankelijk is. Zonder deze or*
ganen zou de bestaansmogelijkheid van alle
takken van bedrijf ,en 'handelsleven aan de
wisseWalügheden van binnen» ein buitenland*
sche beroeringen onderhevig zijln. De ont*
wikkeling van welvaart heeft nu eenmaal,
gelijk de akker zijn verzorging, maatschap*
pelijk evenwicht noodig, hetwelk slechts
door bepaalde organen, waaronder de weer*
madht, kan worden verzekerd.
Elke onderneming, kleine met minder,
groote met meer personeel, 'heeft als voor*
waarde ter ontwikkeling van 'haar bedrijfs*
leven, een door den staat geleverde macht
als waarborg voor een zoo groot mogelijke
stabiliteit noodig. Hef kleinbedrijf heeft hier*
aan evenzeer behoefte als de grootindustrie.
Waaruit volgt, dat iemand, die aangewezen
wordt om daadwerkelijk deel te .nemen aan
de taak der vorenbedoelde organen en daar»
aan zijh tijd en krachten gaat leenen,, in de
allereerste plaats steun en waardeering ver*
dient van den werkgever.
Goede burgerzin en vaderlandsliefde be*
staan derhalve niet alleen in betaling |der
belastingpenningen, doch onder deze deug*
den vallen ook het betoonen der weder*
dienst aan 'hen, die bestemd zijn jof zijn ge*
weest tot de vervulling hunner militaire ver*
plichtingen. De beiderzijds te brengen offers
Zijin elkaar volkomen waard.
Voor den persoon, die tijdelij'k uit het
burgelijk bestaan wordt weggehaald om in
'het militaire leven te treden,, zijn de finan*
deele gevolgen in den regel ernstiger, idan
voor diens werkgever, die zich bij een rui*
me arbeidsmarkt gemakkelijk van een ver*
vangende kracht zal kunnen voorzien. Men
dient ook te bedenken, dat het 'maatschappe*
lijk belang, betrokken bij een goede weer*-
machr, voor den werkgever in financieel
opzicht aanzienlijk grooter is dan voor de
bij die weermacht tijdelijk ingelijfd worden*
den werknemer.
UIT HET KIJKVENSTER Gevaar van
z'wemmen.
Artikel uit ©n over 's lands wieiewnacht.
Verslag vergaldering Pplders; looziende op
de haven van Middelharnis. Dft Watering
itt 'de Kaaidree£ wordt gedemipit.
,Landb'ouwSchool Sommebdjjlk. I^ SmJte
slpireekt over Virussziektjen.
BINNENLAND: Muss^irt g»at niet in
de Tweede Kamer Het incident met ,^de
Deuisdhliind" voor het Haagsche Hof.
BUITENLAND'De toestaindi in Spanje.
Gemengd en Flaatse]lijlc ojfeuws,