CmWEEKEMADÖpGED.GQOI1D5IA6 voÖRDlZUID-HOaEnZEEUWKHC EHAHDEn MAROX 9e Jaargang ZATERDAG 16 JANUARI 1957 Ho. 804 N.V. Uitgeversmaatschappij «Eilanden-nieuws STICHTELIJKE OVERDENKING Uit het Kijkvenster Dit nummer bestaat uit 2 bladen EERSTE BLAD JAN PIETERSZOON COEN. VERNIEUWT en ONTVLEKT met WAARrN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" 1 8e J A A R G A N G Van achter de schaapskooi geroepen. f 0.25 per doos Voornaamste inhoud t niEuws Advertentie-prijt 20 cent per regeJ. Reclames 40 cf.; Dienst- aanvragen en -aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek-aan- kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager UITGAVE VAN Gevestigd te Middeltiarnis - Prins HendriXslr. 122 C. Giro 167930 PostbQX 8 Tel. 17 Aboanements-prija 85 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling. VersctiQnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent. Buitenland 8 gulden per jaar ■■■■■■■■■■■■■■■■IHHBHHIHH^ I. Toen zeide de Heere tot SamuëlHoes' lang draagt gij leed om Saul, dien Ik toch verworpen heb, dat tój geen ko»* ning zij over Israël? Vul uwen hoorn met olie en ga heen. Ik zal u zenden tot Isaï, den Bethlehemiet, want ik heb Mij eenen koning onder zijne zonen uit» gezien. 1 Sam'. 16 1. Dat was een troostrijfe bevel: vul uwen hoorn met olie. Daar Ijgt beteekenis in. Hoe wordt door de uitwendige omstandig.» heid aangetoond, dat David de verkorene is des Heeren, dat Hij Israël een koning gat in ZSjIne gunst. Neen, dat was niet geschied blij Saul. Die was niet gezalld uit eenen hoorn, maar uit eene kruik. Dieas koninkrijk Was een breekbaar koninkriijk, werd ras in stuk»" ken gebroken, gelijk eene kruifc bteek" baar is. Maar Davjd, Jesses zoon? Gezalfd moet hij' worden uit een hoorn. Dat geeft besten* digheid te kennen, duurz;aamlheid. Was de Heere de wortel van Davids huis, gelijk we te voren hebben, oipgemerkt, Hij is ook de Sterkte en de duurzaamheid van hetzelve. Hoe heeft David zelf dit ervaren. Hoe is hem 'dit in zijn veelbfewogen leven tot eene bemoediging geweest. Hij' zingt er van, als Mj toldc€lt o'p de snaren: (Ps. 18). 'k'Betrouw op God, Hij is mïj'n StJhild 'in 'tstiSjlden. De ^oorn müjns heils, mijn hoog vertrek in lijden, 'k Aanriep den Heer, Wiens loi mljln harp vermeldt, En werd verlost, van 's vïj'ands boos geweld. Hoe troostrijk was dit bevel voor den grijzen Samuël. De Heere wil er mee zeg» gen; „Heb Ik Saul rechtvaardig om' zijner zonden wil verwonpen, niet alzoo Müjn volk Israël. Ik zal het niet herderloos laten. Ik zal het eenen koning, eenen herder geven in Mijne gunst." Hoe Wonderbaar zijn de gangen Gods. Wat nederbuigende ontterming. Wat groote getrouwheid. Voor* heen riep het volk om- eenen koning. Het wilde eenen koning. En de Heere gaf het eenen koniftg, maar in Zïjiien toorn. Het volk verhief zich in hoogmoed en het ont» ving een koning, die eerst nederig straks in hoogmoed zicfh evenzeer verhief, ioodat de Heere klagen moest: „het berouwt Mij, dat Ik Saul tot koning over Israël ge* maakt heb." Adi, die hoogmoed! Het is de zonde van het Paradijs. Het is bet heilloos beginsel van satan: giji ,2ult God gelijk zijn. Het is het heilloos beginsel, dat ons hart van nature vervult en dat niet an* ders met zidh brengt dan verderf en on* 'dergang. Wat weldaad als dat heersdhende kWaad in ons verbroken wordt gelijk' een pottebakkerskruik. Het is de vrucht van het Goddelijke genadewerk in de ziel om ons tot de vallei van ootmoed en vernede* ring voor God te doen afdalen en te doen gruwen van alle ongeredhtigbeid. De Heere verkiest David. Dit is het ge* hehn van Davids leven en tegelijk tot heerlijkheid Van Israël. Naar Bethlehem wordt Samuël gezonden, naar Bethlehem met zijn groenende weiden en bekoor* ïijke landouwen; naar de plaats, waar Jacob zijn geliefde Rachel had begraven. Naar Bethlehem. Niet naar de paleizen der grooten, maar naar een toenmaals gering vlek, naar de tent van eenen een* voudigen herder. De Heere doet zoo ge* heel anders dan de grooten der aarde. Hij voegt zich nooit naar de Wijsheid der we* reld. Hij ziet niet aan wat verheven is, maar de nederigen geeft Hij genade. Wie zou ooit vermoed hebben, dat Gods wel* behagen rustte op den kleinste van Jesses tent, opgegroeid in het veld bij de kudde zijns vaders, wiens liefste bezigheid het was bijl het hoeden der schapen, op de lieteiij'ke harp te tokkelen en den Heere te loven op het snarenspel. In wien spoe* dig openbaar zou Worden, dat de vreeze des Heeren zijn schat was. Kan er grooter sieraad zijn voor een jongeling? Waar* mede zal hij zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar 's Heeren Woord, om hetzelve na te speuren als verborgen schatten, om als arm zondaar ons eenig heil te zoeken in den Middelaar Jezus. Hoe droef 'is onze tiijd. Welk een najagen van de ij'delheden des levens. Waar zijn onze jongens en jongedochters, wier lust het is met David den Heere te zoeken en zidh in Hem te verlustigen met verlating van de paden der zonde? Ds. B. ZEDELIJK VERVAL. Nalalighieid deï OverfieiÖ. De wet moet gehoorzaamd worden. Ze mag geen doode letter worden. Minder nog mag ze tegensttójdig ziijli of aanleiding geven, tot tegenstrijdige practijfeèn. De wet en de practijk moeten elkaar volkomen dek* ken. Anders komt er groote veronachtz'a» ming en veradhting niet alleen tegen de Wet maar ook tegen den wetgever in het bij* zonder en tegen de Overheid in het alge* meen. Dat is zoo met de btegrafeniswet. De praofijk str^jldt met geest en letter der wet. De wet- sdhrij'ft begraven voor en meer en meer komt de heidensdhe pradiijk van het verbranden der dooden in zwang. Zoo staat het ook met de edhtscheiding. De wet schrijft voor: „Echtscheiding kan niminerdoor onderlinge toestemming iplaats' hebben." De practtjk is dat het wel gebeurt en dan nog Wel op grond van een fatale leugen. Zonder eenig nader bewïjS spreekt de rechter dan de echtscheiding uit. En dat laat de Overheid toe. Reeds meer dan vijftig jaar. En dan spreekt men van Christelijke regeeringen. Toegegeven dat deze pradtSjken', alsmede het arrest van den Hoogen Raad gewoonte zSjii geworden onder linksche re* geeringen. Maar dan zou toch de eerste, maar ook de allereerste daad van een Chrisst telijkë regeering moeten zijn, indien het haar ernst is met haar beginse-en, om zulke prac'tójken en zulk een wetsuitlegging te niet te 'doen. Zal ze aanspraak maken kun* nen op den naam' Christeljk. Maar ook de komende en gaan'de Christelijke regee* ringen hebben die zaken op hun beloop gelaten. En het is geen onbekendheid dat mogelijk als voorwendsel zou kunnen die* nen. Herhaaldelijk is op dezen Wantoestand gewezen. Ja zelfs is er in 1910 een wetsont* wet*p geweest, waarvan de inhoud was dat slechts op bewezen feiten edhtscheiding kan worden uitgesproken. Maar het is bij een Wetsontwerp gebleven, het is later weer in* getrokken. En zöo blijft de zaak voortgaan, in toenemende mate zelfs. En todh bij' ver* kiezingeii trekken de groote Christelijke 'partijen den boer' op en wordt hoog oipge* gevcii van de eeuwigdurende bteginselen van Gods Woord. Maar aan de Regeering geko* men laat men het kWaad voortwoekeren tot groote schade der beginselen en tot groot verderf van het zedeljke leven des volks. De staid der vergaderingen D'fe gf\ achte afgevaardigde en zijn beroemlde tortelduif Het districtenstelsel en het lijstenmafcersvak Ongenoegen' in de lïjstenfabriek Hef gedicht vain Boutens De Kroning^ek^rs in 1898. Aller aandacht is in de laatste weken bij* zonderlijk geconcentreerd geweest op 'de Vorstelijke stad 's Gravenhage. Daar Woont immers het Koninklj'k gezin en het ge* liefde Landskinld, onze Prinses Juliana, die door haar pas gesloten huwelijk een nieuwe hoo|p ontstoken heeft in het hart van de onderdanen. Bij duizenden en nog eens duizenden trok nien van heinde en ver naar de Residentie, om ooggetuige te zij'n van de vorstelijke bbuidsstoet en om' tevens de schitterende versiering, aldaar aangebracht te bezien. En zonder mij een „air" te willen geven ,mag ik toch zeggen in die stad me* nigen voetstap te hebben liggen. Bovendien' ik ben „van de krant" en dan behoor je zoo overal tussdhen te zitten, nietwaar? Den Haag is ook de stad van de vergaderingen: Ministerraad, Raad van State, Ie en 2e Kamer ,Provinciale Staten, Rekenkamer, ja wat niet al vergadert daar. Op den 30en Dec. van 't vervlogen jaar deed de Eerste Kamer nog de Vogelwet af. Tegenover het gevoelen van velen, dat elke vogel*in*kooi toonbeeld van gevangenschap en wreede kwelling is, stelden andere leden, dat menige vogel niet van a'ijn kooi Wil scheiden. Mi* nister Deckers sprak ook van een allerliefst sijsje, dat telkens weer naar zïjb kooitje te* rugkeerde. Zijne Excellentie „was toen nog „niet op de hoogte van de kWaliteiten van „de beroemde tortelduif van den geach* „ten afgevaardigde den heer Blomjous, „welke geachte afgevaardigde een tortelduif „om btepaalde redenen uit huis verwijderd „had, en welke tortelduif binnen 2 dagen „weer in de kooi van den geadhten afge* „vaardigde was weergekeerd; het dier keer* „de tot den geachten afgevaardigde terug „Sóó goed had die 'duif bet bliji den ge* „achten afgevaardigde gehaid." Ja, die afgevaardigden, zij zijn allen ge* acht. Daar gaat niets af. Todh is die be* naming „afgevaardigde" verouderd. Mus«* schien komt ziij' in de Eerste Kamer nog eenigszins tot haar reciht, gezien dat de leden in vier districten verkozen worden. In de Tweede Kamer is die afvaardiging veelal z'oek in dien zin, dat onder ons evenredig kiesrecht elk .lid door kiezers uit heel het land verkozen Wordt. De band tusschen kiezer en gekozene is losgerafeld, bojna doorgeknaagd, nude vroegere dis* trictenverkiezing is losgelaten. De politieke partijen kunnen nog veel doen om' dien band te laten bestaan, dodh ook bijl "de 'partijbesturen is te donstateeren, dat zij die waardevolle relatie niet iltSjd de eereplaats geven die haar toekomt. Zeker, wSJ leggen in onze stem een uitspraak voor het beginsel, dat wij liefhebben, dodh daarnaast eischen ook streekbelangen (geen groepsbelangen) behartiging en om met kennis van zaken over bepaalde deelen des lands te kunnen oordeelen, is wel gewensdht dat de gekoze* nen er wonenof althans nauwe relaties mede onderhouden. Dat ons kasstelsel aan dezen gulden regel veel afb'reiik doet, is te be* treuren. Veel komt het nu aan op het opstellen der lijsten, waarover wij in he: a.s. voorjaar weer nader zullen hooren. Herinner ik miy niet daé; partijbesturen wel eens zijin aangeduid als Colleges, die zich in 'tbijionder op het lijstenmakersvak toe* leggen en daarin buitengewoon bedrevea zijn? Sommige partijen fijn al druk aan 't oefeneii. Mij kwam reeds ter oore van een partij<'secTetaris, die aan de afdeelingen m'oest overbrengen, dat de voorzitter nummer één moest staan. Per ongeluk adviseerde hij' edh* ter, dat hij'zelf Ejstaanvoerder zou wezen. Maar dit proefstuk werd al spoedig afge* keurd en de heeren sloegen elkander daarop met de stukken EjSt om d'ooren. Zoodat de secretaris wegliep en nu met heel de Ijfe* tenfabriek niets niemendal meer wil te maken hebben. En dergelijke tafereelen zul* len zich vóór den a.s. zomer nog wel meer voordoen. Dat de een den ander uitnemen* der zal achten dan zidhz'elf jongen dat is een moeilijke opgave. Want wij vinden doorgaans onszelf toch niet heelem'aal zon* der beteekenis. Zoo is er dan feest gevierd in heel Neder* land, met 's Gravenhage als brandpunt. Een wanklank is er gelukkig niet vernomen. Ook niet uit Krabbendijke, waar de waarnemend Burgemeester aanvankelijk geen optochten en geen verlaat sluitingsuur voor de Cafe's toestond. Tenslotte heeft hij de optochten toegestaan, na zelf het programma te hebben vastgesteld. De man heeft gelijk, dat hij de vreugde aan perken bindt. Hij' is in mïj'n achting gerezen. Anderen bes'potten hemjj maar dat is 't deel van elk die tegen den geest des tiijds op durft komen. Het is veel gemakkelijker dien w.n. Burgemeester te beladhen, dan in zijn plaats datzelfde te doen. Mannen van zijtn slag houd ik voor de beste Oranjeklanten. Zulken dansen niet rond den vrijheidsboom der revolutie. D'aar zit weer eens Iijii in, in zoo'n burgemeester»» schap, ge wordt daardoor herinnerd aan het bestaan van beginselen, aan den manhaftigen kamlp der geesten, die om de heersdhalpipij' strijden. Als die oude Calvinistische levens* beschouwing weer naar boven komt dan gordt vriend en vijand zidh aan tot vinnigen strijd. Dat komt aan ons volkskarakter ten goede. Hoe hevig was weleer de stembus* worsteling om vrijheid van onderwijs, toen de diristel'ijke school de inzet was. De overwinning is verkregen, maar, ze heeft ons Veel gekost. Er zat een demodratisch kiesrecht aan vast, een paard van Troje. En We kunnen zoo maar niet terug naar vóór 1905. Er zou nog wel een wanklank gehoord worden, als onze kinderen het lied van Boutens, waarmede de Regeering hen, bene* vens een gedenkpenning, vereerde, gingen zingen. Gelukkig kunnen ze het niet zingen. En zij begrijpen het óók niet. Wat is dat voor taal, van stom bloed en blind bloed, dat kruipt waar 't niet gaan kan? 'kHad liever een vers uit Datheen's blerij'ming onder die 'plaat gezien. Maar Datheen staat niet in een goed blaadje, want.... die hield er een gefundeerde meening op na. En die man durfde wel eens preeken en sdhr'ijVen wat het Hof onaangenaam in de ooren klonk. Dat heb ik er wel van begrepen. Toch zijn zijn psalmen schoon; tot op den brandstapel rïj'n zij gezongen, ja zelfs „Nova Zembla hoort de psalmen van Da* theen." En wat alles afdoet, van die psal* men heeft de H. Geest zidh bediend om 't volk des Heeren te verkwikken en dat heb ik van Boutens' verzen nog nooit vernomen. Hadde men, als- op 6 September 1898, bij de Kroning van de Koningin, elk kind een emaille beker, versierd met oranjeappels, cadeau gedaan. Weet gij 't nog? Herinnert gij U de kindervreugde om dien mooien beker? De jeugd was toen nog niet zoo heel veel gewend. Men kon destijds een kin* derhand gauw' vullen. Ja van; weet*gïj!«'t*nog konden Wij allen de krant wel vullen. De gaslamp was nog pas het deel der beter gesitueerden in de steden. Wij' deden 't even goed mét de petroleumlam'p. En dan moest er 's winters toCh nog een uurtje geschemerd worden, om de olie te sparen. Eerlijk gezegd, aan dat schemeren 'hadden de kinderen toen een hekel. Evenals thans hielden de kleintjes van licht en niet van duister. Maar men leef* de toen wat soberder dan nu. En toCh niet minder gelukkig. Gaslicht brandde op straat, ook in de kerk. Groote vleermuisvlamment,. die zoo flikkeren konden. O, als de men* sdhen er nu weer eens bij' m'oesten zitten, b.v. in de Kerk, wat zouden ze 'tsleCht hebben! Vanwege de oogen, weet U? Want wij moeten zuinig o'p de oogen zijn. Al vroeg beschermen wiji ze met een bril. En vooral geen flikkerend lidht gebruiken, dat is al héél slecht. Daar zoudt ge uit afleiden, 'dat de mensChcn van 50 jaar ge* leden maar derderangs oogen hebbten ge* had, die er maar tegen moesten kunnen. En niets is minder waar dan dat! WAARNEMER. 1587 1937 Op 8 Januari was het juist 350 jaren ge* leden, dat in het Noordhollandsche stadje Hoorn geboren werd de groote gouver* neur*generaal van Ned. Oost*Indië, Jan Pieterszoon Coen. Al weten de meesten onzer lezers' weinig of niets af van de In* dische geschiedenis, de naam van Coen is ongetwijfeld toch wel aan zeer velen bekend als van den man, die de grondlegger is ge* w^st in de Oost van het Nederlandscbe gezag en van onze koloniale macht; die door zijln ongeëvenaarde doortastendheid en z'ijn geweldig doorzettingsvermogen, zij'n veldheerstalent en bestuurskracht dat groote Rijk in het verre Oosten, dat 60 maal zoo groot is als Nederland zelf en een bevol* king draagt van meer dan 60 millioen, aan de Kroon van Nederland heeft gehecht en dat sdhoone land der palmen en rijstvelden, der bergen en oerwouden, hetwelk alle groote mogendheden van vroeger en nu ons benijden, dat „prachtig rijk van Insulinde, dat zich daar slingert om den evenaar als een gordel van smaragd," heeft gemaakt tot een onwaardeerbaar 'bezit van ons Ne* derlandsChe volk. Het is noodig, dat ons volk zijn geschie* denis kent; dat het weet van de groote daden van ons voorgeslacht; dat het iets kent van het leven dergenen, die door Gods hand de makers en bouwers onzer historie zijn geweest. Jan Pietersz. Coen is één dier grooten uit onze vaderlandsche geschiedenis en het loont wel de moeite een oogenblik bij zijn leven en daden stil te staan. Zooals gezegd, Coen werd geboren in 1587. Toen hij' 13 jaar was, werd hij' door zijn ouders naar Rome gezonden, om op het handelskantoor van een Vlaamsdhen bloed* Verwant opgeleid te worden. Op z'ijn 20ste jaar vertrok hïj' als onderkoopman naar Indië. Na een keer in Holland terug te zijn geweest, ging hij in 1612 opnieuw naar dé Oost, doorliep daar snel de hoogste rangen en werd op ruim dertigjarige leef* tijd reeds benoemd tot gouverneur*generaaI van Indië. Toen hij in 1619 zij'n ambt aan* vaardde, waren de Spanjaarden en Portu* geezen, die tot dusver de handel in ban* den hadden gehad, reeds geheel onsdhadeMjk gemaakt. Er Was echter een gevaarBj'ke con* Current in de Indische Wateren verschenen, n.l. Engeland. Coen nu zag in de verdrij* ving der Engelschen de hoofdvoorwaarde voor de vestiging van het Nederlandsdhe ge* zag in de Archipel en voor de zoo begeenie ^leenhandel der in 1602 opgeridhte Oost* Indische Compagnie. Hij was vastbesloten, daartoe alles in het werk te stellen, dodh de Bewindhebbers der Com'pagnie onder* steunden hem' slecht. Zij' lieten hem met een kleine vloot en een gering aantal man* schappen de moeilijke strij'd voeren tegen Engelschen en Inlanders en zij'n dringende vertoogen om versterking hadden meestal weinig resultaat. Zij waren bang van Enge^ land en vreesden, dat een groote oorlogs* vloot in Indië veel geld zou kosten, zoodat hun winsten werden verkleind en geringer Uw Kleeding, Tafelkleeden, Hoeden, Tapijten, Loopers, Meubelbekleeding, Vettt kragen enz. enz. Betrouwbaar bij kostbaarste S'tukken, en Teerste weefsels. Geeft aan goederen de frissche kleuren terug. VRAAGT UW 'WINKELIER dividend dat toCh buitensporig hoog was kon worden uitgekeerd. Zij waren reeds tevreden als hun koo'pvaardijschepen slechts handel konden drijven in Indië, desnoods gezamenlij'k met de En* gelschen, dodh Coen zag van meetaf, dat dit Op een jammerlijke nederlaag voor Nederland zou uitloopen. Hij had met zij'n verziende blik reeds begrepen, dat het voor het behoud van de handel noödig Was, geheel Indië alleen in bezit te bebbfen, m'.a. w. het te veroveren en te k'oloni* s e e r e n. En het is dan ook de buitenge* wone verdienste van Coen, dat hïJ onidanks alle tegenwerking en gebrek aan mede* werking zijner lastgevers, dit doel steeds voor oogen heeft gehouden en daarin vóór een aanmerkelijk deel ook is geslaagd. Wel is in zijn tijd lang niet geheel Indië onder* worpen, doc'h Mj legde de fundamenten, waarop ons koloniale Indische bou'wWerk kon verrijizen. Pas Was Coen als gouverneur*generaal in functie, of Javanen en Engelschen bedreig* den de positie der Hollanders bij' JaOatra. Door Coen's doortastend o'ptreden werd echter de strijd gewonnen en op de puin* hoolpen van de verwoeste stad Jacatra werd een nieuwe stad gebouwd, die de naam ontving van Batavia en de hoofdstad Werd van het Indische Rijk. Met kleine hulpmiddelen heeft Coen zoo gedurende zijn eerste bewind als gouverneur*generaal van 1619 tot 1623 en tijdens zij'n tw'eede van 1627 tot 1629 groote heldendaden ver* richt en wonderen van moed en beleid getoond tegen madhiige 'v'ij'anden. Als wij weten, dat de grondlegger onzer Indische koloniale heerschappij slechts de beschikking had over ongeveer 3 0 groote en kleine sche'pen, die over een afstand gebruikt moesten worden van Engeland tot in Perzië en over een aantal kleine forten met in totaal 16 0 0 samengeraa'pte soldaten van al* lerlei landaard, dan stijgt onze be* wondering nog temeer voor de „Couragie" van dezen man, die niemand en niets ontzag tot bereiking van het doel, dat hij in 's Lands belang meende te moeten jiajagen, Coen was een geboren heersdher, een or* ganisator, een man met een ijzeren 'wil. Streng geloovig Calvinist als hij was, duldde hij geen zedeloosheid en andere uitSpat* tingen. Zijn brieven getuigen van Gods* vertrouwen en telkens is het erin te lezen, dat hij geloofde, een taak te vervullen te hebben, welke God hem had opgelegd. En hij' had dit gevoel van roeping w'el noo* dig. Hij ontleende daaraan zij'n moed en kracht en energie. Want het Was, zooals 'prof. Blok sChriijft in zijn bekende „Ge* schiedenis van het Nederlandsche volk": „Die energie Was wel noodig temidden van een maatsc'happij als de Indische dier dagen. De volkeren der eilanden, door de toome* looze hebzudht van Nederlanders, Engel* schen, Portugeezen en Spanjaarden verbit* terd, als wilde dieren gejaagd, van hun bie* zittingen beroofd en uit hun woonplaatsen verdreven, wteekten zich, waar zij konden, O'p huri verdrukkers." Maar het moet eer* lijkheidshalve gezegd, dat Coen in de mld* delen ter bereiking van zij'n doel niet altijd erg kieskeurig is geweest. Men moge aanvoeren, dat het toen een ruwe tïjd was, dat het leven van een irilander weinig waarde had, dat het voor de Hollanders UIT HET KIJKVENSTER: De „geachte afgevaardigide" en zijn tortelduif. Hoofdartikel: Jan Pieterszoon Coen her= dacht. (1587—1937). Driestar: Zedelijk veryal. Officiëele Crisispublicatjes: TeeJt van aard* appele(n, suikerbieten en vlas. (2e Blad). Binnenland: Napraatje over het Voestelijjk Huwelijifc. Ontrustende grie(pi--eip!i'demie in ons lamd. Buitenland: De gespaninen, toestand iii Spanje. Verschillen,de berichten.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1937 | | pagina 1