CmWEEKEMADÖpGED.GQOI1D5IA6 voÖRDlZUID-HOaEnZEEUWKHC EHAHDEn
MAROX
9e Jaargang
ZATERDAG 16 JANUARI 1957
Ho. 804
N.V. Uitgeversmaatschappij «Eilanden-nieuws
STICHTELIJKE
OVERDENKING
Uit het Kijkvenster
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
EERSTE BLAD
JAN PIETERSZOON COEN.
VERNIEUWT en ONTVLEKT met
WAARrN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN"
1 8e J A A R G A N G
Van achter de schaapskooi
geroepen.
f 0.25 per doos
Voornaamste inhoud t
niEuws
Advertentie-prijt 20 cent per regeJ. Reclames 40 cf.; Dienst-
aanvragen en -aanbiedingen van 1—6 regels 80 et.; Boek-aan-
kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager
UITGAVE VAN
Gevestigd te Middeltiarnis - Prins HendriXslr. 122 C. Giro 167930 PostbQX 8 Tel. 17
Aboanements-prija 85 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling.
VersctiQnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Buitenland 8 gulden per jaar
■■■■■■■■■■■■■■■■IHHBHHIHH^
I.
Toen zeide de Heere tot SamuëlHoes'
lang draagt gij leed om Saul, dien Ik
toch verworpen heb, dat tój geen ko»*
ning zij over Israël? Vul uwen hoorn
met olie en ga heen. Ik zal u zenden
tot Isaï, den Bethlehemiet, want ik heb
Mij eenen koning onder zijne zonen uit»
gezien. 1 Sam'. 16 1.
Dat was een troostrijfe bevel: vul uwen
hoorn met olie. Daar Ijgt beteekenis in.
Hoe wordt door de uitwendige omstandig.»
heid aangetoond, dat David de verkorene
is des Heeren, dat Hij Israël een koning
gat in ZSjIne gunst.
Neen, dat was niet geschied blij Saul. Die
was niet gezalld uit eenen hoorn, maar uit
eene kruik. Dieas koninkrijk Was een
breekbaar koninkriijk, werd ras in stuk»"
ken gebroken, gelijk eene kruifc bteek"
baar is.
Maar Davjd, Jesses zoon? Gezalfd moet
hij' worden uit een hoorn. Dat geeft besten*
digheid te kennen, duurz;aamlheid. Was de
Heere de wortel van Davids huis, gelijk we
te voren hebben, oipgemerkt, Hij is ook de
Sterkte en de duurzaamheid van hetzelve.
Hoe heeft David zelf dit ervaren. Hoe is
hem 'dit in zijn veelbfewogen leven tot
eene bemoediging geweest. Hij' zingt er
van, als Mj toldc€lt o'p de snaren: (Ps. 18).
'k'Betrouw op God, Hij is mïj'n StJhild 'in
'tstiSjlden.
De ^oorn müjns heils, mijn hoog vertrek
in lijden,
'k Aanriep den Heer, Wiens loi mljln harp
vermeldt,
En werd verlost, van 's vïj'ands boos
geweld.
Hoe troostrijk was dit bevel voor den
grijzen Samuël. De Heere wil er mee zeg»
gen; „Heb Ik Saul rechtvaardig om' zijner
zonden wil verwonpen, niet alzoo Müjn volk
Israël. Ik zal het niet herderloos laten.
Ik zal het eenen koning, eenen herder
geven in Mijne gunst." Hoe Wonderbaar
zijn de gangen Gods. Wat nederbuigende
ontterming. Wat groote getrouwheid. Voor*
heen riep het volk om- eenen koning. Het
wilde eenen koning. En de Heere gaf het
eenen koniftg, maar in Zïjiien toorn. Het
volk verhief zich in hoogmoed en het ont»
ving een koning, die eerst nederig straks
in hoogmoed zicfh evenzeer verhief, ioodat
de Heere klagen moest: „het berouwt Mij,
dat Ik Saul tot koning over Israël ge*
maakt heb." Adi, die hoogmoed! Het is de
zonde van het Paradijs. Het is bet heilloos
beginsel van satan: giji ,2ult God gelijk
zijn. Het is het heilloos beginsel, dat ons
hart van nature vervult en dat niet an*
ders met zidh brengt dan verderf en on*
'dergang. Wat weldaad als dat heersdhende
kWaad in ons verbroken wordt gelijk' een
pottebakkerskruik. Het is de vrucht van
het Goddelijke genadewerk in de ziel om
ons tot de vallei van ootmoed en vernede*
ring voor God te doen afdalen en te doen
gruwen van alle ongeredhtigbeid.
De Heere verkiest David. Dit is het ge*
hehn van Davids leven en tegelijk tot
heerlijkheid Van Israël. Naar Bethlehem
wordt Samuël gezonden, naar Bethlehem
met zijn groenende weiden en bekoor*
ïijke landouwen; naar de plaats, waar
Jacob zijn geliefde Rachel had begraven.
Naar Bethlehem. Niet naar de paleizen
der grooten, maar naar een toenmaals
gering vlek, naar de tent van eenen een*
voudigen herder. De Heere doet zoo ge*
heel anders dan de grooten der aarde. Hij
voegt zich nooit naar de Wijsheid der we*
reld. Hij ziet niet aan wat verheven is,
maar de nederigen geeft Hij genade. Wie
zou ooit vermoed hebben, dat Gods wel*
behagen rustte op den kleinste van Jesses
tent, opgegroeid in het veld bij de kudde
zijns vaders, wiens liefste bezigheid het
was bijl het hoeden der schapen, op de
lieteiij'ke harp te tokkelen en den Heere
te loven op het snarenspel. In wien spoe*
dig openbaar zou Worden, dat de vreeze
des Heeren zijn schat was. Kan er grooter
sieraad zijn voor een jongeling? Waar*
mede zal hij zijn pad zuiver houden? Als
hij dat houdt naar 's Heeren Woord, om
hetzelve na te speuren als verborgen
schatten, om als arm zondaar ons eenig
heil te zoeken in den Middelaar Jezus.
Hoe droef 'is onze tiijd. Welk een najagen
van de ij'delheden des levens. Waar zijn
onze jongens en jongedochters, wier lust
het is met David den Heere te zoeken en
zidh in Hem te verlustigen met verlating
van de paden der zonde?
Ds. B.
ZEDELIJK VERVAL.
Nalalighieid deï OverfieiÖ.
De wet moet gehoorzaamd worden. Ze
mag geen doode letter worden. Minder nog
mag ze tegensttójdig ziijli of aanleiding
geven, tot tegenstrijdige practijfeèn. De wet
en de practijk moeten elkaar volkomen dek*
ken. Anders komt er groote veronachtz'a»
ming en veradhting niet alleen tegen de Wet
maar ook tegen den wetgever in het bij*
zonder en tegen de Overheid in het alge*
meen. Dat is zoo met de btegrafeniswet. De
praofijk str^jldt met geest en letter der
wet. De wet- sdhrij'ft begraven voor en
meer en meer komt de heidensdhe pradiijk
van het verbranden der dooden in zwang.
Zoo staat het ook met de edhtscheiding.
De wet schrijft voor: „Echtscheiding kan
niminerdoor onderlinge toestemming iplaats'
hebben." De practtjk is dat het wel gebeurt
en dan nog Wel op grond van een fatale
leugen. Zonder eenig nader bewïjS spreekt
de rechter dan de echtscheiding uit. En dat
laat de Overheid toe. Reeds meer dan vijftig
jaar. En dan spreekt men van Christelijke
regeeringen. Toegegeven dat deze pradtSjken',
alsmede het arrest van den Hoogen Raad
gewoonte zSjii geworden onder linksche re*
geeringen. Maar dan zou toch de eerste,
maar ook de allereerste daad van een Chrisst
telijkë regeering moeten zijn, indien het
haar ernst is met haar beginse-en, om zulke
prac'tójken en zulk een wetsuitlegging te
niet te 'doen. Zal ze aanspraak maken kun*
nen op den naam' Christeljk. Maar ook
de komende en gaan'de Christelijke regee*
ringen hebben die zaken op hun beloop
gelaten. En het is geen onbekendheid dat
mogelijk als voorwendsel zou kunnen die*
nen. Herhaaldelijk is op dezen Wantoestand
gewezen. Ja zelfs is er in 1910 een wetsont*
wet*p geweest, waarvan de inhoud was dat
slechts op bewezen feiten edhtscheiding kan
worden uitgesproken. Maar het is bij een
Wetsontwerp gebleven, het is later weer in*
getrokken. En zöo blijft de zaak voortgaan,
in toenemende mate zelfs. En todh bij' ver*
kiezingeii trekken de groote Christelijke
'partijen den boer' op en wordt hoog oipge*
gevcii van de eeuwigdurende bteginselen van
Gods Woord. Maar aan de Regeering geko*
men laat men het kWaad voortwoekeren
tot groote schade der beginselen en tot groot
verderf van het zedeljke leven des volks.
De staid der vergaderingen D'fe gf\
achte afgevaardigde en zijn beroemlde
tortelduif Het districtenstelsel en
het lijstenmafcersvak Ongenoegen' in
de lïjstenfabriek Hef gedicht vain
Boutens De Kroning^ek^rs in 1898.
Aller aandacht is in de laatste weken bij*
zonderlijk geconcentreerd geweest op 'de
Vorstelijke stad 's Gravenhage. Daar Woont
immers het Koninklj'k gezin en het ge*
liefde Landskinld, onze Prinses Juliana, die
door haar pas gesloten huwelijk een nieuwe
hoo|p ontstoken heeft in het hart van de
onderdanen. Bij duizenden en nog eens
duizenden trok nien van heinde en ver
naar de Residentie, om ooggetuige te zij'n
van de vorstelijke bbuidsstoet en om' tevens
de schitterende versiering, aldaar aangebracht
te bezien. En zonder mij een „air" te willen
geven ,mag ik toch zeggen in die stad me*
nigen voetstap te hebben liggen. Bovendien'
ik ben „van de krant" en dan behoor je
zoo overal tussdhen te zitten, nietwaar? Den
Haag is ook de stad van de vergaderingen:
Ministerraad, Raad van State, Ie en 2e
Kamer ,Provinciale Staten, Rekenkamer, ja
wat niet al vergadert daar. Op den 30en
Dec. van 't vervlogen jaar deed de Eerste
Kamer nog de Vogelwet af. Tegenover het
gevoelen van velen, dat elke vogel*in*kooi
toonbeeld van gevangenschap en wreede
kwelling is, stelden andere leden, dat menige
vogel niet van a'ijn kooi Wil scheiden. Mi*
nister Deckers sprak ook van een allerliefst
sijsje, dat telkens weer naar zïjb kooitje te*
rugkeerde. Zijne Excellentie „was toen nog
„niet op de hoogte van de kWaliteiten van
„de beroemde tortelduif van den geach*
„ten afgevaardigde den heer Blomjous,
„welke geachte afgevaardigde een tortelduif
„om btepaalde redenen uit huis verwijderd
„had, en welke tortelduif binnen 2 dagen
„weer in de kooi van den geadhten afge*
„vaardigde was weergekeerd; het dier keer*
„de tot den geachten afgevaardigde terug
„Sóó goed had die 'duif bet bliji den ge*
„achten afgevaardigde gehaid."
Ja, die afgevaardigden, zij zijn allen ge*
acht. Daar gaat niets af. Todh is die be*
naming „afgevaardigde" verouderd. Mus«*
schien komt ziij' in de Eerste Kamer nog
eenigszins tot haar reciht, gezien dat de
leden in vier districten verkozen worden.
In de Tweede Kamer is die afvaardiging
veelal z'oek in dien zin, dat onder ons
evenredig kiesrecht elk .lid door kiezers
uit heel het land verkozen Wordt. De band
tusschen kiezer en gekozene is losgerafeld,
bojna doorgeknaagd, nude vroegere dis*
trictenverkiezing is losgelaten. De politieke
partijen kunnen nog veel doen om' dien
band te laten bestaan, dodh ook bijl "de
'partijbesturen is te donstateeren, dat zij die
waardevolle relatie niet iltSjd de eereplaats
geven die haar toekomt. Zeker, wSJ leggen in
onze stem een uitspraak voor het beginsel,
dat wij liefhebben, dodh daarnaast eischen
ook streekbelangen (geen groepsbelangen)
behartiging en om met kennis van zaken
over bepaalde deelen des lands te kunnen
oordeelen, is wel gewensdht dat de gekoze*
nen er wonenof althans nauwe relaties mede
onderhouden. Dat ons kasstelsel aan dezen
gulden regel veel afb'reiik doet, is te be*
treuren. Veel komt het nu aan op het
opstellen der lijsten, waarover wij in he:
a.s. voorjaar weer nader zullen hooren.
Herinner ik miy niet daé; partijbesturen wel
eens zijin aangeduid als Colleges, die zich
in 'tbijionder op het lijstenmakersvak toe*
leggen en daarin buitengewoon bedrevea
zijn? Sommige partijen fijn al druk aan 't
oefeneii. Mij kwam reeds ter oore van een
partij<'secTetaris, die aan de afdeelingen m'oest
overbrengen, dat de voorzitter nummer één
moest staan. Per ongeluk adviseerde hij' edh*
ter, dat hij'zelf Ejstaanvoerder zou wezen.
Maar dit proefstuk werd al spoedig afge*
keurd en de heeren sloegen elkander daarop
met de stukken EjSt om d'ooren. Zoodat
de secretaris wegliep en nu met heel de Ijfe*
tenfabriek niets niemendal meer wil te
maken hebben. En dergelijke tafereelen zul*
len zich vóór den a.s. zomer nog wel meer
voordoen. Dat de een den ander uitnemen*
der zal achten dan zidhz'elf jongen dat
is een moeilijke opgave. Want wij vinden
doorgaans onszelf toch niet heelem'aal zon*
der beteekenis.
Zoo is er dan feest gevierd in heel Neder*
land, met 's Gravenhage als brandpunt. Een
wanklank is er gelukkig niet vernomen. Ook
niet uit Krabbendijke, waar de waarnemend
Burgemeester aanvankelijk geen optochten
en geen verlaat sluitingsuur voor de Cafe's
toestond. Tenslotte heeft hij de optochten
toegestaan, na zelf het programma te hebben
vastgesteld. De man heeft gelijk, dat hij de
vreugde aan perken bindt. Hij' is in mïj'n
achting gerezen. Anderen bes'potten hemjj
maar dat is 't deel van elk die tegen den
geest des tiijds op durft komen. Het is veel
gemakkelijker dien w.n. Burgemeester te
beladhen, dan in zijn plaats datzelfde te
doen. Mannen van zijtn slag houd ik voor
de beste Oranjeklanten. Zulken dansen niet
rond den vrijheidsboom der revolutie. D'aar
zit weer eens Iijii in, in zoo'n burgemeester»»
schap, ge wordt daardoor herinnerd aan het
bestaan van beginselen, aan den manhaftigen
kamlp der geesten, die om de heersdhalpipij'
strijden. Als die oude Calvinistische levens*
beschouwing weer naar boven komt dan
gordt vriend en vijand zidh aan tot vinnigen
strijd. Dat komt aan ons volkskarakter ten
goede. Hoe hevig was weleer de stembus*
worsteling om vrijheid van onderwijs, toen
de diristel'ijke school de inzet was. De
overwinning is verkregen, maar, ze heeft
ons Veel gekost. Er zat een demodratisch
kiesrecht aan vast, een paard van Troje. En
We kunnen zoo maar niet terug naar vóór
1905.
Er zou nog wel een wanklank gehoord
worden, als onze kinderen het lied van
Boutens, waarmede de Regeering hen, bene*
vens een gedenkpenning, vereerde, gingen
zingen. Gelukkig kunnen ze het niet zingen.
En zij begrijpen het óók niet. Wat is dat
voor taal, van stom bloed en blind bloed,
dat kruipt waar 't niet gaan kan? 'kHad
liever een vers uit Datheen's blerij'ming
onder die 'plaat gezien. Maar Datheen staat
niet in een goed blaadje, want.... die hield er
een gefundeerde meening op na. En die
man durfde wel eens preeken en sdhr'ijVen
wat het Hof onaangenaam in de ooren
klonk. Dat heb ik er wel van begrepen.
Toch zijn zijn psalmen schoon; tot op
den brandstapel rïj'n zij gezongen, ja zelfs
„Nova Zembla hoort de psalmen van Da*
theen." En wat alles afdoet, van die psal*
men heeft de H. Geest zidh bediend om
't volk des Heeren te verkwikken en dat
heb ik van Boutens' verzen nog nooit
vernomen.
Hadde men, als- op 6 September 1898, bij
de Kroning van de Koningin, elk kind een
emaille beker, versierd met oranjeappels,
cadeau gedaan. Weet gij 't nog? Herinnert
gij U de kindervreugde om dien mooien
beker? De jeugd was toen nog niet zoo
heel veel gewend. Men kon destijds een kin*
derhand gauw' vullen. Ja van; weet*gïj!«'t*nog
konden Wij allen de krant wel vullen. De
gaslamp was nog pas het deel der beter
gesitueerden in de steden. Wij' deden 't even
goed mét de petroleumlam'p. En dan moest
er 's winters toCh nog een uurtje geschemerd
worden, om de olie te sparen. Eerlijk gezegd,
aan dat schemeren 'hadden de kinderen toen
een hekel. Evenals thans hielden de kleintjes
van licht en niet van duister. Maar men leef*
de toen wat soberder dan nu. En toCh niet
minder gelukkig. Gaslicht brandde op straat,
ook in de kerk. Groote vleermuisvlamment,.
die zoo flikkeren konden. O, als de men*
sdhen er nu weer eens bij' m'oesten zitten,
b.v. in de Kerk, wat zouden ze 'tsleCht
hebben! Vanwege de oogen, weet U? Want
wij moeten zuinig o'p de oogen zijn. Al
vroeg beschermen wiji ze met een bril.
En vooral geen flikkerend lidht gebruiken,
dat is al héél slecht. Daar zoudt ge uit
afleiden, 'dat de mensChcn van 50 jaar ge*
leden maar derderangs oogen hebbten ge*
had, die er maar tegen moesten kunnen.
En niets is minder waar dan dat!
WAARNEMER.
1587 1937
Op 8 Januari was het juist 350 jaren ge*
leden, dat in het Noordhollandsche stadje
Hoorn geboren werd de groote gouver*
neur*generaal van Ned. Oost*Indië, Jan
Pieterszoon Coen. Al weten de meesten
onzer lezers' weinig of niets af van de In*
dische geschiedenis, de naam van Coen is
ongetwijfeld toch wel aan zeer velen bekend
als van den man, die de grondlegger is ge*
w^st in de Oost van het Nederlandscbe
gezag en van onze koloniale macht; die
door zijln ongeëvenaarde doortastendheid
en z'ijn geweldig doorzettingsvermogen, zij'n
veldheerstalent en bestuurskracht dat groote
Rijk in het verre Oosten, dat 60 maal zoo
groot is als Nederland zelf en een bevol*
king draagt van meer dan 60 millioen, aan
de Kroon van Nederland heeft gehecht en
dat sdhoone land der palmen en rijstvelden,
der bergen en oerwouden, hetwelk alle
groote mogendheden van vroeger en nu ons
benijden, dat „prachtig rijk van Insulinde,
dat zich daar slingert om den evenaar
als een gordel van smaragd," heeft gemaakt
tot een onwaardeerbaar 'bezit van ons Ne*
derlandsChe volk.
Het is noodig, dat ons volk zijn geschie*
denis kent; dat het weet van de groote
daden van ons voorgeslacht; dat het iets
kent van het leven dergenen, die door Gods
hand de makers en bouwers onzer historie
zijn geweest. Jan Pietersz. Coen is één dier
grooten uit onze vaderlandsche geschiedenis
en het loont wel de moeite een oogenblik
bij zijn leven en daden stil te staan.
Zooals gezegd, Coen werd geboren in
1587. Toen hij' 13 jaar was, werd hij' door
zijn ouders naar Rome gezonden, om op het
handelskantoor van een Vlaamsdhen bloed*
Verwant opgeleid te worden. Op z'ijn 20ste
jaar vertrok hïj' als onderkoopman naar
Indië. Na een keer in Holland terug te
zijn geweest, ging hij in 1612 opnieuw naar
dé Oost, doorliep daar snel de hoogste
rangen en werd op ruim dertigjarige leef*
tijd reeds benoemd tot gouverneur*generaaI
van Indië. Toen hij in 1619 zij'n ambt aan*
vaardde, waren de Spanjaarden en Portu*
geezen, die tot dusver de handel in ban*
den hadden gehad, reeds geheel onsdhadeMjk
gemaakt. Er Was echter een gevaarBj'ke con*
Current in de Indische Wateren verschenen,
n.l. Engeland. Coen nu zag in de verdrij*
ving der Engelschen de hoofdvoorwaarde
voor de vestiging van het Nederlandsdhe ge*
zag in de Archipel en voor de zoo begeenie
^leenhandel der in 1602 opgeridhte Oost*
Indische Compagnie. Hij was vastbesloten,
daartoe alles in het werk te stellen, dodh
de Bewindhebbers der Com'pagnie onder*
steunden hem' slecht. Zij' lieten hem met
een kleine vloot en een gering aantal man*
schappen de moeilijke strij'd voeren tegen
Engelschen en Inlanders en zij'n dringende
vertoogen om versterking hadden meestal
weinig resultaat. Zij waren bang van Enge^
land en vreesden, dat een groote oorlogs*
vloot in Indië veel geld zou kosten, zoodat
hun winsten werden verkleind en geringer
Uw Kleeding, Tafelkleeden, Hoeden,
Tapijten, Loopers, Meubelbekleeding,
Vettt kragen enz. enz.
Betrouwbaar bij kostbaarste S'tukken,
en Teerste weefsels.
Geeft aan goederen de
frissche kleuren terug.
VRAAGT UW 'WINKELIER
dividend dat toCh buitensporig hoog
was kon worden uitgekeerd. Zij waren
reeds tevreden als hun koo'pvaardijschepen
slechts handel konden drijven in
Indië, desnoods gezamenlij'k met de En*
gelschen, dodh Coen zag van meetaf, dat
dit Op een jammerlijke nederlaag voor
Nederland zou uitloopen. Hij had met zij'n
verziende blik reeds begrepen, dat het
voor het behoud van de handel noödig Was,
geheel Indië alleen in bezit te bebbfen, m'.a.
w. het te veroveren en te k'oloni*
s e e r e n. En het is dan ook de buitenge*
wone verdienste van Coen, dat hïJ onidanks
alle tegenwerking en gebrek aan mede*
werking zijner lastgevers, dit doel steeds
voor oogen heeft gehouden en daarin vóór
een aanmerkelijk deel ook is geslaagd. Wel
is in zijn tijd lang niet geheel Indië onder*
worpen, doc'h Mj legde de fundamenten,
waarop ons koloniale Indische bou'wWerk
kon verrijizen.
Pas Was Coen als gouverneur*generaal in
functie, of Javanen en Engelschen bedreig*
den de positie der Hollanders bij' JaOatra.
Door Coen's doortastend o'ptreden werd
echter de strijd gewonnen en op de puin*
hoolpen van de verwoeste stad Jacatra werd
een nieuwe stad gebouwd, die de naam
ontving van Batavia en de hoofdstad
Werd van het Indische Rijk. Met kleine
hulpmiddelen heeft Coen zoo gedurende
zijn eerste bewind als gouverneur*generaal
van 1619 tot 1623 en tijdens zij'n tw'eede
van 1627 tot 1629 groote heldendaden ver*
richt en wonderen van moed en beleid
getoond tegen madhiige 'v'ij'anden. Als wij
weten, dat de grondlegger onzer
Indische koloniale heerschappij
slechts de beschikking had over ongeveer
3 0 groote en kleine sche'pen, die
over een afstand gebruikt moesten worden
van Engeland tot in Perzië en over een
aantal kleine forten met in totaal 16 0 0
samengeraa'pte soldaten van al*
lerlei landaard, dan stijgt onze be*
wondering nog temeer voor de „Couragie"
van dezen man, die niemand en niets
ontzag tot bereiking van het doel, dat hij
in 's Lands belang meende te moeten
jiajagen,
Coen was een geboren heersdher, een or*
ganisator, een man met een ijzeren 'wil.
Streng geloovig Calvinist als hij was, duldde
hij geen zedeloosheid en andere uitSpat*
tingen. Zijn brieven getuigen van Gods*
vertrouwen en telkens is het erin te lezen,
dat hij geloofde, een taak te vervullen te
hebben, welke God hem had opgelegd. En
hij' had dit gevoel van roeping w'el noo*
dig. Hij ontleende daaraan zij'n moed en
kracht en energie. Want het Was, zooals
'prof. Blok sChriijft in zijn bekende „Ge*
schiedenis van het Nederlandsche volk":
„Die energie Was wel noodig temidden van
een maatsc'happij als de Indische dier dagen.
De volkeren der eilanden, door de toome*
looze hebzudht van Nederlanders, Engel*
schen, Portugeezen en Spanjaarden verbit*
terd, als wilde dieren gejaagd, van hun bie*
zittingen beroofd en uit hun woonplaatsen
verdreven, wteekten zich, waar zij konden,
O'p huri verdrukkers." Maar het moet eer*
lijkheidshalve gezegd, dat Coen in de mld*
delen ter bereiking van zij'n doel niet
altijd erg kieskeurig is geweest. Men moge
aanvoeren, dat het toen een ruwe tïjd
was, dat het leven van een irilander weinig
waarde had, dat het voor de Hollanders
UIT HET KIJKVENSTER: De „geachte
afgevaardigide" en zijn tortelduif.
Hoofdartikel: Jan Pieterszoon Coen her=
dacht. (1587—1937).
Driestar: Zedelijk veryal.
Officiëele Crisispublicatjes: TeeJt van aard*
appele(n, suikerbieten en vlas. (2e Blad).
Binnenland: Napraatje over het Voestelijjk
Huwelijifc. Ontrustende grie(pi--eip!i'demie in ons
lamd.
Buitenland: De gespaninen, toestand iii
Spanje. Verschillen,de berichten.