CmWEEKBy^ÖpGED-GDOnDSlAG vöÖRDËZUID-HOairiZECUWiC^^ EHAMDEn EERSTE BLAD STICHTELIJKE OVERDENKING II.V. Paul CiKai s er 9e Jaargang ZATERDAG 14 NOVEMBER 1936 No. 788 N.V. Uitgeversmaatschappij «Eilanden-nieuws Dit nummer bestaat uit 2 bladen Uit het Kijkvenster Proeft U eens WAARIN SEDERT 1 NOVEMBER 1935 OPGENOMEN HET BLAD „ONZE EILANDEN" 18e JAARGANG Voornaamste inhoud: niEuws Advertentie-prijs 20 cent per regel. Reclames 40 et.; Dienst- aanvragen en -aanbiedingen van 1 6 regels 80 et.; Boek-aan- kondiging 10 cent per regel Contracten belangrijk lager t> UITGAVE VAN Gevestigd te Middelharnis - Prins HendriXstr. 122 C."— Giro 167930 Postbox 8 Tel. 17 Abonnements-prljs 85 cent per 3 maanden bij vooruitbetaling. Verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag 2 maal per week. Afzonderlijke nummers 5 cent. Buitenland 8 gulden per jaar De arm des Heeren. Ontwaak, ontwaalt, trek sterkte aan gij arm des Heeren, ontwaak als in de verleden dagen, als in de geslachten van ouds; zijt gij het niet, die Rahab uitgehouwen hebt, die den zeedraak verwond hebt Zijt gij' het niet, die ide zee, de wa* teren des grooten afgronds hebt droog gemaakt, die de diepten der zee ge' maakt hebt tot een weg, opdat de verj> losten daar doorgingen? Jesaja 51 9, 10. De arm des Heeren wrocht heerlüjjkej daden, toen Israel in harde dienstbaarw heid bij de tichelovens in Egypte nederlag. Rahab is uit gehouwen. Rahab is een andere naam voor Egypitje en beteekent de hoogmoedige, die zichzelf verheft. Rahab, Egypte, Farao en zijii macht stel* den zich in trotschheid tegen den Heerel met het woord: „Wie is de Heere, dat wij' Zijne stem zouden gehoorzaam rfjn?" Rahab, Farao en zijn heir verhardden zich onder de roepstemmen, de plagen Gods. Maar zie, de arm des Heeren heeft Rahab uitgehouwen. De vijanden zijn omgekomen in de waterijn van de Roode Zee. De zeedraak is verwond. De vorst der duisternis wordt in Gods Woord onder allerlei beelden voorgesteld. Hiji wordt genoemd een b'riesiühende leeuw, de oude slang, de helsche draak. Hoe zocht die. zeedraak, werkende in de kinderen der ongehoorzaamheid in Egypte het volk van Israel op te slokken, te ver^^ derven door zwaren druk, bruut geweld en kindermoord. Maar zie ,de arm diss Heeren heeift den zeedraak verwond en Israel uit zijn macht verlost. De zee, de wateren des groo»i ten afgronds, zij is droogge:» maakt. Israel stond voor de Roode zee en achter hen Farao en zijn heir. Maar zie, de arm des Heeren kliefde de wateren, baande een pad door de zee, ofdat de verlosten daar door gingen. Wel mochten ide kinderen Israels aan gene zijde van de Schelfzee zingen: „O, Heere, Uw rechterhand is verheerlSjkt geworden in macht. Uw rechterhand, o Heere, heeft den Vijand verbroken." ft De arm des Heeren wrocht heil, eeuwig heil in de volheid des tijids. Gods kerk mag gewezen worden oip dien grooten krijgsheld, den Heere Jezus, door Jesaja yan verre aanschouwd in volle wa* penrusting, dragende tot pantsier de gerech*' tigheid, tot Jielm het heil, tot kleederen de wrake tegen de macht der duisternis, tot mantel den ijver voor de eere ZSjns Vaders en de zaligheid der Zij'nen. Zoo in die waipenrusting trok die Held uit de volheid des tijds en Zijn arm! wrocht heil. Die Middelaarsarmi heeft uitgehouwen het trotsche, Gode vjijan* deKjke Rahab, de wereld. „Hebt goeden moed. Ik heb de wereM overwonnen," roe|)t Christus Zijin kuddeke toe. Die Middelaarsarm heeft den zeedraak doodelijk verwond. Aan het kruis heeft Christus door Zijn dood te niet gedaan dengene, die het ge* weid des doods bad n.I. den vorst der duisternis. Die Middelaarsarm baande een pad door de (peilloos diepe wateren van Gods toom. Die Held, door al Gods deugden aan» geslpoord, is voor ZSjii volk ingedaald in de diepe wateren van Gods toorn, ontsto' ken tegen de zonde van het gansche in Adam gevallen mensoheÜjik gesladht. Alle baren en golven zïjin over het Mid* delaarshoofd heengegaan. In dien weg van KjJden en stferven heeft 's Heeren arm een pad gebaand, opdat de verlosten daarop zouden doorgaan. De arm des Heeren past in den dag van Gods heirkracht dat alles toe aan degenen, wier namen in Zajne handpal* men zijn gegraveerd. Gelijk Israel eenmaal in Egypte, zoa liggen wij' allen van nature besloten on* der de macht der zonde. Rahab in ons hart roept uit: „Wijle van mij, o God, want ik heb geen lust in de kennis Uwer wegen." Rahab is een vijand van vrije genade en zoekt zijn eigen gerechtigheid op te richten. Ons trotsche hart wil ingaan door de deur der wet. De zonde heersAt in ons sterfelijk lichaam om haar te gehoor/* zamen. 's Heeren arm weript Rahab neer, ont'' troont, verbreekt, maakt klein en wordt klein, werkt een verbroken hart en een verslagen geest. De arm des Heeren bevestigt in 's Hee* ren kerk de waarheid: de zonde zal over u niet heersdhen. De arm des Heeren rukt Gods kinderen uit de macht van den zeedraak, den vorst der duisternis. Van nature gaan wij met de doode visch stroomafwaarts en kennen nodh vreezen den zeedraak. Wanneer het Godswonder der wederx geboorte in ons verheerlijkt wordt, leeren wïjl de hellemacht kennen. De vorst der duisternis verblindt ons. Gelijk de FiHstijnen Simson de oogen hebben uitgestoken, zoo heeft de god de* zer eeuw onze zinnen verblind. Wij' han* gen aan een dunnen, teeren levensdraad boven den poel, die brandt van vuur en sulfer. Ieder oogenblik kan die teere, dunne levensdraad worden afgesneden en dan vallen wij in de handen van den levenden God, Die buiten Christus is een verterend vuur. Doch onze zinnen zijn verblind, zoodat w*ij' onzen gevaarvollen toestand niet zien. De vorst der duisternis bedriegt ons. De leugenaar van den beginne houdt den mensch onder het vreeseEjik zelfbedrog. Hij' doet den mensch de waarheid voor leugen en de leugen voor waarheid aan* merken. Zoo reist de mjensch rustig met de leugen in de rechterhand voort naar de ontzaggelijke eeuwigheid. De vorst der duisternis verderft ons. Hïjl heeft maar één doelwit, het ziele* verderf. Wanneer de levensdraad wordt afgesneden en de verblinde, bedrogen ziel valt in de bodemlooze diepte van eeuwige ramlpzabgheid, dan gaat op z'ij'n helsChe schaterlach Hoe zoekt die zeedraak, indien het mo* gelijk ware, den uitverkorene te verder* ven. Groot is de macht van den zeedraak en toch is die madht slechts schij'n. Hij is uitgehouwen op Golgdfha. De arm des Heeren doet, overhouden een arm en een ellendig volk maar ont* sluit ook een hand, waarin een Midde* laarsheidvolheid gevonden wordt. De arm des Heeren heeft in de volheid des tijds een pad gebaand door de wate' ren van Gods toorn. Ook dat heil -vyoidt toegepast aan het hart van Gods kind. Alle aan zichzelf ontdekte zielen komen te staan voor de diepe wateren van Gods toorn. Daar wordt het aan hunne züjde buiten hojpe. Daar leeren zij den Heere toe te vallen in Zijln heilig redht, dat zij verdiend heb* ben om te komen in de golven van Gods toorn. Maar aldaar leeren zijl ook vragen: Is er nog een middel om de wel verdiende straf te ontgaan? Daar worden zij bekend gemaakt aan het pad des levens door en in den Heere Jezus ontsloten. Dooi 's Heeren arm geleid leeren zïjl te wandelen in Christus. Sion bidt: ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan g'ij arm des Heeren, ontwaak als in de verleden dagen, als in de ge'' slachten van ouds. Leere de Heere ons door den Heiligen Geest dit gebed. Welgelukzalig zijn allen, die Hem' ver«= wachten. Zij< zullen niet beschaamd wor* den. Welgelukzalig zijn zij, die liggen onder de bearbeiding van des Heeren arm; die vertellen mogen wat die arm in hun ziel wrocht; die leerden belijden: Gij zijt m'ij te sterk geworden, Gij' hebt mij overmodht; die leerden hopen op dien arm; die op dien arm leunende mogen op» klimmen uit de woestijn dezer wereld; die de verzuchting kennen met de biruid: „Zet mij als een regel öp uw arm." Want die arm des Heeren zal heer» schen tot in eeuwigheid. Ds. L. Dfe tegenstelling Eneelan,dItalië. E)e tegenstellingen in de internationale verhoudingen zij'n uitertst groot. In Europa hebben we allereerst de tegen* stelling tusschen de fascistisdhe landen en de overigen.. Die tusschen Duitschland en Rus* land is al Ijïjzonder hevig. Daarbtj komt ook sedert de ItaliaanschAbessSjnsdhe oorlog die tusschen Engeland en Italië. Het is niet onze bedoeling een overzicht van de wrïj'* vingen en tegenstellingen tjasschen de ver* schillende landen te geven,'-Jel willen we de aandacht vestigen op die tr;sdhen Engeland en Italië. f^ Op deze tegenstelling valt de aandacht door de bekendmaking van ItaUaansche zijde van de groote uitbreiding van zijki vloot. Deze uitbreiding moet gezien worden als een antwoord op de uitbreiding van de Engelsche lucht* en zeemacht, die werkelijk' formidabel genoemd moet worden. Er staan vo.or Engeland blj'kbaar groote belangen op het spel. Het gaat voornamelijk om En* gelands positie in de Middëllandsche Zee. De overmacht van Engeland is daar blijlk* baar ook voor Engelsch inzicht gedudht aan* getast. Met het oog op de belangrijke scheepvaartweg van en naar Engelands ko* loniën kan Engeland daarin niet berusten. Om' aan dien voor Engeland onduldbaren toestand een einde te maken is Engeland begonnen met reusachtige versterkingen van zSjïi ^zee* en luchtmacht. De les tijldens den oorlog met Abessinië, door Engeland geleerd, komt hierop neer, dat het zich niet tegen het verjongde Italië voelde opgewas* sen. En om nu die verbindingslijn van zoo groot belang voor het Engelsche rijk beter te beschermen heeft het ziijln maatregelen van versterking genomen voor zijn vloot en luchtmadht. Mogelijk heeft Engeland te veel vertrouwd op het gemis van geldmiddelen door ItaUë. Maar in de berekening dat Italië wegens gemis aan geld zichzelf wel zou moeten remmen heeft Engeland zidh vergist. Vroe* ger heette het: „geen geld, geen oorlog." Bekend is dat een lid van de machtige ban* kiersgroep Rotschild indertijd verklaarde dat er geen oorlog zou komen, omdat haar zoons geen leeningen wilden verschaffen. Maar dat is thans naar bet schijnt ook an* ders geworden. Arme landen als Italië voe* ren oorlog en voeren de bewapening ten top. Eenzelfde beeld vertoont Diuitschland. Maar met dit al komt er in de verhouding tusschen Enigeland en Italië een zekere drei* ging. Het is niet te verwachten, dat En* geland zich door Italië de hegemonie (over* wichtl in de Middellandsdhe Zee zal laten ontnemen. Het zal trachten het overwicht terug te winnen. Vandaar zij'n ontzettende bewaipening. Italië antwoordt daarop weer met de versterking van zSjb verweermid'd&^ len. Zoodoende komt er tusschen beide landen een bewapeningswedvlucht. Uiteinde lijlfc zal Engeland er niet voor terugschrik^* ken een oorlog te riskfeeren. Dat heeft de geschiedenis overduidelïjik bewezen. De toe» stand is wel zeer gespannen. AUerwege dreunen de werven en tabtie* ken van wapens van den hamerslag om toch maar in koortsachtige haast vreese* lijfee vernielingsmiddelen Maar te maken. Het geroep van vrede, vrede en geen ge* vaar is verstonïd. We leven op: den rand van een oorlogs* vulkaan. De mensch kan niet anders dan vernielen. Laat men God los, en dat heeft de mo* derne mensch gedaan, dan is er niets dan vernieling en ellende op al zijii wegen. Dat is de sombere werkelijkheid, als ge* volg van het verlaten van God en 25ijb. geboden. Rijksbegrooting in de 2e Kamer. Plannen van den Arbeid. Bel« lamysmannen. De koellioofdige President De heidensche leer van Hegel is de grondslag van de N.S.B. Als deze regelen onder de aandacht van onze lezers komen, zal de Tweede Kamer wel begonnen iijta aan het debat over de Rijksbegrooting voor 1937. Reeds sedert men schenheugenis keert dit debat telkenjare weer Dat het liegrootingsdebat nieuwe gezichts» punten opent, zal wel niemand beweren. Behoudens een enkele aangenomen motie en een sobere verzekering van de MLinis* ters, da. zij dit of dat nog eens zullen bekijken, „overwegen" zoo zij het noemen, blijft alles vrijwel bij het oude. Sedert Sep* tember, toen deze begrooting is ingediend, is de gulden van haar goudwaarde losge* maakt. De gevolgen daarvan laten zich nog niet overzien, en zoodoende staan de bei» grootingsdjfers eenigszins op losse schroe* ven. De Minister*President, de heer CoKjn, irekt hieruit de conclusie, dat deze begroo* ting eigenlijk geen grondslag voor gedach* tenwisseling meer kan vormen. Het zal ons inziens dan het beste zijin, dat men maar eens over de beginselen spreekt. Men zou b.v. eens kunnen informeeren naar de be» ginselen, die het huidige kabinet ten grond* slag dienen. Eens vragen, hoe 't alzoo met de onderlinge samenwerking van de Minis* ters staat, of zij' het inzake die geestelijke) belangen des volks nog al eens konden wor* den, enzoovoorts. Als er toch gepraat moet worden, welnu, dan is dit egn goed onder* werp. Zelfs al zouden w'ij rfloor onze krant nog niet zijn ingelicht, dan moet het ons toch wel opvallen, dat er voor het Nederland* sche volk „zekere gebeurtenissen" op komst zijn. Er komt ontwaking bij de dommelende politieke partijen. De Soc. democraten staan als één man om hun Plan van de Arbeid,' waarmede zij hun menschen paaien. Stemt Rood, is er de sluitrede van. En' ziedaar, de Roomsche Staatspartij kondigt óók al een Arbeidsplan aan. Het is nog bij den drukker. Maar het opent reeds schoone ver* gezichten voor de werkloozen (hand* en hoofdarbeiders) en het zal niet zulke groote offers van den Staat vragen. Hoe ook de waarde van dat Roomsche plan zal wezeny zeker is het, dat het de hoofden en harïeli weer eenige maanden zal vervulleb, en wie zegt of er ooit één ernstige poging zal gedaan worden om het te verwezenlijken? Daarnaast hoort men hier en daar van Bellamymannen. Er is een vereeniging opge* richt, die zich naar Bellamy noemt en ons volk door een gelieel andere economische orde wil verlossen. Niemand minder dan Dr. IJssel de Schepper, de vroegere president van de Rotterdamscbe Rechtbank, is er lei* der van. Z. E. Achtbare zal zich 't hoofd wel koel gehouden hebben, daar Z. E. A. immer, zomer en winter, blootshoofds en in 't colbertjasje, door Rotterdam placht te wandelen. In den ergsten nood der woedeki* de elementen mocht alleen een parapluie hem vergezellen! De Bellamy*menschen wil* len alle winsten afschaffen, al het geld als ruilmiddel laten vervallen, en meer van deze ingrijpende dingen. Zij stellen zich de nieu* we maatschappij aldus voor, dat alle goe* deren worden genoteerd, alles gedeeld door het aantal inwoners, en dat een ieder voor* zien wordt van bonnen of cheques, waarop hij zijn aandeel kan afnemen. Er wordt uit* gerekend, hoeveel menschen noodig rijn om de jaarlijksche hoeveelheid producten te ver* vaardigen, en zoo wordt ook een arbeidsdag van zooveel uren ingevoerd, dat niemand meer werkloos zal behoeven te zijn. 't Klinkt te mooi om het te gelooven! Maar luie, en slechte menschen dan, zoo vraagt gij? Wel, luidt het antwoord, luie menschen bestaan er niet als een ieder met een korten, aangena* men arbeid, zijii volledig onderhoudt vindt. Armoede en misdaad zullen spoedig geheel verdwijnen. Ook de Christen, de geloovige, kan van harte aan de vereeniging mededoein. Men gelooft immers in een scheppende Kracht? Welnu, die kracht kunt gij God noemen. Er is evolutie, scheppingskracht in de dingen, van binnen uit! Zoo lees ik het in hun blad. 't Moet al een vreemde Christen zijn die het er mede eens is. He't is de oude leier; van Hegel, de groote filosoof, die de onfc= wikkeling der dingen leert, niet uit de kracht van den Scheppenden en onderhoudendein God, die Zich in Zijn woord openbaart, maai' in 3e dingen zelven, van binnen uit. Hegel leerde het blijvende, dat in alle din* gen en menschen is, het blijvende, dat zich telkens in andere vormen openbaart en zoo leiden zal naar het volmaakte. Er is in die leer geen plaats voor den Heere God als Schepper, als onze Rechter en onze Ve^* losser. De zondeval in het Paradijs wordt niet aanvaard ;dat is slechts een „wij'ze van voorstellen." Het zal den lezer niet jgelievën er nog meer van te hooren. Genoeg om te doem zoo'n groote ronde beschuit van Paul C. Kaiser! Bros en knapperig, zooals alleen de allerbeste beschuit kan zijn! Voor een heerlijk, gezond ontbijt bijna onmisbaar Haal een rol in huis! 9 stuks 9 et. Met Paula-bonl Groote ronde, heschuit V. PAUIC. KAISER, BESCHUITFABRIÉKEN - ROTTERDAM Voor Engros: K. VERMAAS en Zonen Middelharnis zien, van hoevele kanten ons volk door woord en geschrift besprongen wordt in dezen tijd van radeloosheid. Bij' een geslo* ten Bijbel moet alles ons wal raadselvol voorkomen. Met dik verheven schilden stelt de hoogmoedige mensch zich op tegen den Heere en Zijnen Gezalfde. Wij will^ ons* zelf verlossen uit alle leed, ziedaar de be* geerte, die ons al de gemaakte in* en over* spanning verklaart. De N.S.B, van den heer Mussert vaart in ditzelfde zog. De mensch kan in de samenleving zichzelf bevrijden, zoo leest ge in Brochure no^ 3, u^t zlij'n „dierlijke natuurhjkheid tot het ware, ver* geestelijkte, echt menschelijke leven." Wat zegt gij er van? Staat één woord hiervan in Uw Bijbel? Zeer stellig spreekt del N.S.B, uit, dat'alles "„zich" ontwikkelt. Na* drukkelijk „zich." Is hier plaats ingeruimd voor scheppende, onderhoudende, hersdhep* pende genade? Immers neen. Het is de aanbidding van de oude heidensche leerdeir „eeuwige idee." die zich in allerlei vorm! kan openbaren. Als ge de geschriften van Mussert legt naast den Bijbel, naast de Belij» denis en naast de Catechismus, nu, dan kan onze keus niet twijfelachtig zijn. Dat Mus* serfs optreden een bescherming voor de zui* vere leer zou zijnhet lijkt er niet op. He(t groepsbelang gaal boven alles, gaat boven het belang van den enkeling. Maar zoo is het werk Gods niet, dat is individueel, dat raakt Zijn volk hoofd voor hoofd. Wat zou men ook verwachten voor de beginselen van menschen, die alle godsdiensten op dezelfde waarde schatten? Daar komt niets van te* recht dan verdrukking van den eenigen door God geopenbaarden Dienst. Valt U in dezen nooit eens een onderscheid op? De Nat. So* ciaüsten zijn militair aangelegd, ook hierin is overspanning, want, als de Regeering het niet verbood, liep elk lid tot de tanden gewapend rond. De Gemeente des Heeren is van vleeschelijke wapenen beroofd; haar strijd wordt op andere wijze gestreden. De N.S.B, trekt duizenden achter haar vaandel. Het volk des Heeren is miaar een kïeine kudde. Al wat groot is, het massale, is haar vreemd. Maar het is zeer gelukkig, dat he|t Koninkrijk aan die kleine kudde is toebie* dacht, aldus, is het welbehagen Gods geweest. Lijdt de Kerk verdrukkingen, zoo is haar daarvoor weder toegeroepen: Ik ben melt Ulieden tot aan de voleinding der wereld. De verdrukking zal de Kerk wel niet onti< gaan. Maar wee hem, die haar deze verdruk* king toebrengt. Daarom bedenke zich een ieder onder ons wel, dat hij niet ons volk laat knechten door hen, die, den Staat ver* afgoden en de Kerk aan hem ondergeschikt maken. WAARNEMER. Uit het Kljkyenster: De Bellamyainianmen en de 'bloohhoofdstihe leider. Dtiestar: Internationale te^enisielli'ngen. Muziek: Achteruitga]^ va:n Ide Figurajaüntue ziekL Binnenland: De Storm en de Ziesidaagsdbe. Het Prinselijk Huwelijk. Eengesühenk van fde B.V.L. Buiferilani'dsilh Overzidht: Die rede van mi» nisier Ede;n. De strijd ïn Spanje. OffideeTe 'Crisisp'uMi'caties. Exiporl van uien en aaS^ppelen (2e blad). 'Ingezonden stuËken,: Loldalitelt Chr. 'School SoinniléIsldlj& Steun aan'de Xigüallen. •tïenïenigd Nieuws: 'DiooiïeRjIRe opgèruEl^en. I

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1936 | | pagina 1